Regeling vervallen per 01-11-2010

Reintegratieverordening Wet werk en bijstand 2007

Geldend van 04-06-2009 t/m 31-10-2010 met terugwerkende kracht vanaf 25-05-2009

Intitulé

Reintegratieverordening Wet werk en bijstand 2007

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

RE-INTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND

(geldig vanaf 01-04-2009)

Artikel 1

Artikel 1Begripsbepalingen

1.In deze verordening wordt verstaan onder: a. algemene bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet; b. Anw-er: persoon met nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet; c. arbeidsinschakeling: het verrichten van algemeen geaccepteerd werk, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening; d. belanghebbende: de uitkeringsgerechtigde, de niet-uitkeringsgerechtigde, de Anw-er en de persoon als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet; e. beleidsregel: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij een gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan; f. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden; g. niet-uitkeringsgerechtigde: persoon zoals bedoeld in artikel 6, onderdeel a, van de wet; h. re-integratietraject: een aaneenschakeling van voorzieningen die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling; i. ondersteuning: het geheel aan activiteiten die de gemeente biedt ter bevordering van de arbeidsinschakeling; j. uitkeringsgerechtigde: persoon die algemene bijstand ontvangt; k. voorziening: een vorm van ondersteuning die de gemeente biedt ter bevordering van de arbeidsinschakeling; l. werkacademie: een op de belanghebbende gerichte intensieve aanpak van de re-integratie gebaseerd op de uitgangspunten werk boven inkomen, de eigen verantwoordelijkheid centraal, en niemand aan de kant: een sluitende aanpak, zoals vastgesteld in het raadsbesluit van 29 januari 2007 Intensivering WWB-beleid “De Werkacademie”; m. wet: de Wet werk en bijstand. 2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2

Toepassingsbereik

Deze verordening richt zich op het herwinnen van en het streven naar uitkeringsonafhankelijkheid door middel van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen, waarbij evenwichtige aandacht is voor de verschillende groepen van belanghebbenden en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken waaronder begrepen de mantelzorg.

HOOFDSTUK 2 ONDERSTEUNING BIJ ARBEIDSINSCHAKELING EN HET AANBIEDEN VAN VOORZIENINGEN GERICHT OP ARBEIDSINSCHAKELING

Artikel 3

Opdracht aan het college

1.Het college biedt de belanghebbende ondersteuning en voorzieningen aan. 2. Bij de uitvoering van het eerste lid besteedt het college in ieder geval aandacht aan: a. de mate van diversiteit in het aanbod aan voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling; b. de mogelijk aan te bieden voorziening, waarbij een afweging wordt gemaakt of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op de arbeidsinschakeling; c. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de zorgtaken waaronder begrepen de mantelzorg. 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor de belanghebbende een ontheffing van de arbeidsverplichting geldt. 4. Het college stelt beleidsregels vast ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 4

Artikel 4 Rechten en plichten belanghebbende

1.De belanghebbende heeft recht op: a. ondersteuning bij arbeidsinschakeling; b. de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening; c. een diagnose, begeleiding en bescherming van persoonlijke integriteit. 2. De belanghebbende is verplicht: a. de aangeboden voorziening in het kader van zijn ondersteuning te aanvaarden; b. zich te houden aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden. 3. Indien de belanghebbende, die recht heeft op ondersteuning niet voldoet aan het tweede lid, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening. 4. Indien de belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het tweede lid: a. kan het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen; en b. zal ter uitvoering van onderdeel a een overeenkomst worden afgesloten met de belanghebbende. 5. Het college stelt beleidsregels vast ter uitvoering van het gestelde in dit artikel.

HOOFDSTUK 3 DE VOORZIENINGEN

Artikel 5

Artikel 5 Algemene bepalingen over de voorzieningen en instrumenten

1.Tot de voorzieningen die aan de belanghebbende in het kader van de Werkacademie worden aangeboden, behoren: het Startprogramma, het Re-integratieprogramma en het Participatieprogramma. 2. Ter uitvoering van de voorzieningen wordt gebruik gemaakt van diverse instrumenten, waaronder begrepen doch niet uitputtend: leerwerkstage met behoud van uitkering, blijversbanen, detachering, het verrichten van maatschappelijk nuttig werk, scholing, het verstrekken van loonkostensubsidie en het verstrekken van een stimuleringspremie.

Artikel 6

Artikel 6 Specifieke bepalingen over de voorzieningen en instrumenten

1.Het college stelt ten aanzien van de in artikel 5 genoemde voorzieningen en instrumenten beleidsregels vast. 2. De beleidsregels hebben in ieder geval betrekking op: a. een omschrijving van de voorziening en het instrument; b. de voorwaarden waaronder een voorziening of instrument wordt aangeboden; c. de voorwaarden waaronder gebruik wordt gemaakt van een voorziening of instrument; d. de beschikbare budgetten voor de voorzieningen en instrumenten; e. het maximum aantal belanghebbenden dat in aanmerking komt voor de voorzieningen en instrumenten; f. de weigeringsgronden bij het verzoek om gebruik te willen maken van een voorziening of een instrument. 3. Het college kan een voorziening beëindigen: a. indien de belanghebbende die aan de voorziening deelneemt, zijn verplichting als bedoeld in artikel 4 niet nakomt; b. indien de bepalingen van deze verordening niet meer van toepassing zijn op de belanghebbende; c. indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, welke geen onderdeel is van een voorziening als bedoeld in artikel 5; d. indien naar oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling. 4. Het college kan een klachtenregeling instellen inzake verdringing en concurrentieverstoring.

Artikel 6a

1.Het college verstrekt aan belanghebbenden die onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten conform artikel 10a, zesde lid van de wet een premie waarvan de hoogte door het college wordt bepaald in paragraaf 9.2 van de Beleidsregels re-integratie Wwb en Wwik

Het recht op een premie als bedoeld in het eerste lid wordt elke zes maanden beoordeeld.

De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden.

Onverminderd het eerste lid komen ook personen als bedoeld in artikel 7, derde lid van de wet voor een premie in aanmerking indien zij aan alle voorwaarden voldoen.

Voor zover de belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Het college betrekt bij deze beoordeling:

het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;

de scholingswens van de belanghebbende.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7

Artikel 7 Uitvoering

1.Het college draagt zorg voor de uitvoering van deze verordening. 2. Het college kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen. 3. Het college kan, indien de toepassing van deze verordening in de individuele situatie tot onbillijkheid van overwegende aard leidt, afwijken van deze verordening.

Artikel 8

Artikel 8 Rapportage

Het college rapporteert jaarlijks aan de raad over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 9

Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Re-integratieverordening Wwb”.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2007.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 september 2007.

, voorzitter

,griffier  

Algemene toelichting

De re-integratieverordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werkzoekenden die horen bij de gemeentelijke doelgroep van de wet. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de wet. In de wet is de verplichting tot het opstellen van een gemeentelijke re-integratieverordening geformuleerd.

De raad dient een verordening vast te stellen waarin wordt vastgelegd welke regels gelden bij het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. De raad heeft hiermee de mogelijkheid een eigen lokale invulling te geven aan het re-integratiebeleid.

Deze verordening is een vertaling van de uitgangspunten van het meerjarenbeleidskader en de meer intensieve aanpak daarvan in het aangescherpte re-integratiebeleid van Leeuwarden “de Werkacademie”. De raad heeft op 29 januari 2007 de intensievere aanpak van het re-integratiebeleid onder noemer van “de Werkacademie” vastgesteld.

Kenmerken van deze aanpak zijn: 1. Werk boven inkomen. Burgers die in staat zijn om te werken en bij de gemeente een uitkering aanvragen hebben over het algemeen maar één echt probleem: dat is het ontbreken van werk. Alle uitkeringsgerechtigden die in aanmerking komen voor een uitkering krijgen dan ook zo snel mogelijk een aanbod voor regulier werk of een aan werk gerelateerde activiteit gericht op de terugkeer naar de arbeidsmarkt. Als dat(vooralsnog) niet mogelijk is vraagt de gemeente een maatschappelijk nuttige bijdrage in ruil voor de uitkering en ter voorkoming van isolement en maatschappelijke uitsluiting. De uitkering is daarbij primair een tijdelijke financiële ondersteuning.

  • 2.

    De eigen verantwoordelijkheid staat centraal. De gemeente spreekt mensen aan op de mogelijkheden die zij hebben op de arbeidsmarkt en biedt intensieve ondersteuning om hen te motiveren en te stimuleren de eigen weg terug naar de arbeidsmarkt te vinden. Dit betekent niet dat de gemeentelijke overheid zich terugtrekt. De vraag naar werk van de werkloze werkzoekende wordt juist serieus genomen, niet door het probleem over te nemen, maar door intensieve en gerichte aandacht.

  • 3.

    Niemand aan de kant; een sluitende werkaanpak. Werk en perspectief op werk staat voor iedereen centraal. Er wordt niemand afgeschreven. Natuurlijk wordt onderkend dat niet iedereen vanwege medische, sociale of leeftijdsgebonden kenmerken in staat is om te werken. Er zal op individuele grond worden beoordeeld of werk haalbaar is en waarbij op individuele gronden tot ontheffing van de arbeidsplicht kan worden overgegaan. Gestreefd wordt naar een sluitende aanpak voor iedereen die kan werken: “Werk boven inkomen” in combinatie met individueel maatwerk.

De Werkacademie staat voor een nieuwe op het individu gerichte re-integratieaanpak met een krachtige focus op werk, vooral gericht op de (her-) intrede in de reguliere arbeidsmarkt. Daarbij wordt aandacht gegeven aan de reële mogelijkheden die de persoon in kwestie op de arbeidsmarkt heeft. Van daaruit wordt de zoektocht naar algemeen geaccepteerde arbeid intensief ondersteund. Dit in de verwachting dat werk in het verschiet ligt en door betrokkene zelf al werkende weg binnen handbereik kan worden gebracht.

In deze aanpak worden instrumenten meer intensief en gericht ingezet om zo betere effecten te verkrijgen. Door een meer intensieve begeleiding van uitkeringsgerechtigden bij het vinden van werk en een nauwere samenwerking met het CWI en de werkgevers kunnen meer personen (ook meteen na hun aanvraag) weer aan werk geholpen worden. Door vaker gebruik te maken van een breed scala aan werkactiviteiten binnen de re-integratie dienstverlening kunnen meer uitkeringsgerechtigden waardevolle oriëntatie op werk, werkritme en werkervaring opdoen en in contact komen met werkgevers, zodat ze hun kansen op het vinden van een passende baan kunnen vergroten.   Er is voor gekozen in de verordening geen uitgebreide invulling te geven aan de in te zetten voorzieningen en instrumenten. Dit biedt de gemeente de mogelijkheid om op flexibele wijze en in meerdere jaren nadere invulling te geven aan een adequate inzet van voorzieningen en instrumenten ten behoeve van arbeidsinschakeling. Voor de nadere uitwerking wordt in de betreffende artikelen verwezen naar de beleidsregels welke door het college worden vastgesteld. In de beleidsregels worden bijvoorbeeld de criteria voor de ontheffing van de arbeidsplicht en de inhoud van de aan te bieden voorzieningen en instrumenten en de voorwaarden waaronder de voorzieningen en instrumenten worden aangeboden, nader uitgewerkt.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen.

In dit artikel worden de begrippen die in deze verordening voorkomen gedefinieerd. En voor zover begrippen niet worden omschreven, wordt aansluiting gezocht bij gelijkluidende omschrijvingen in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

sub d. belanghebbende. Ook personen zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet behoren tot de doelgroep van deze verordening. Dit artikel van de wet heeft tot gevolg dat ook andere groepen belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning en een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Daarbij kan gedacht worden aan werknemers in gesubsidieerde arbeid of aan personen voor wie een voorliggende voorziening niet in voldoende mate kan bijdragen aan zijn re-integratie. Een voorliggende voorziening is bijvoorbeeld de AWBZ (mensen met een verslavings-, dak/thuisloosheids-  of sociaalpsychische problematiek) of de Wet studiefinanciering.

sub g. niet-uitkeringsgerechtigde. Dit begrip wordt uiteraard in dezelfde betekenis gebruikt als in de wet. Onder de niet-uitkeringsgerechtigde wordt het volgende verstaan: de persoon, jonger dan 65 jaar, die als werkloze werkzoekende staat geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen en die geen recht heeft op een uitkering op grond van de wet of de Werkloosheidswet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Toeslagenwet, de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria, de Algemene nabestaandenwet dan wel op grond van een regeling, die met deze wetten naar aard en strekking overeenstemt.

Artikel 2 Toepassingsbereik.

In dit artikel wordt omschreven wat de raad wil bewerkstelligen met deze verordening. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting.

Artikel 3 Opdracht aan het college.

Het college draagt een algemene zorg voor de re-integratie van de belanghebbende als bedoeld in dit artikel. In het artikel wordt aangegeven waar het college rekening mee moet houden bij het geven van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen. Behalve dat het college op grond van de wet altijd verplicht is om iedere ondersteuning en aanbod van voorziening af te stemmen op de belanghebbende wordt een en ander door middel van de in dit artikel opgenomen criteria nogmaals gewaarborgd. In de artikelen 2 en 3 wordt aandacht besteed aan de aanwezigheid van zorgtaken. Dit is zo’n aspect waarvan de wetgever expliciet aangeeft dat daar rekening mee moet worden gehouden. Het gaat daarbij niet alleen om de zorgtaken die betrekking hebben op de zorg voor kinderen. Ook de aanwezigheid van zorgtaken voor huisgenoten, familieleden of andere personen, de zogenaamde mantelzorg, kan ertoe leiden dat personen soms niet of in mindere mate beschikbaar zijn voor het verrichten van arbeid. Daarom dient bij het bieden van ondersteuning en voorzieningen gericht op de re-integratie rekening te worden gehouden met de beschikbaarheid en de belastbaarheid van personen die mantelzorg verrichten. Tot slot is ook een essentieel onderdeel van dit artikel dat het college voor de uitvoering beleidsregels zal vaststellen.

Artikel 4 Rechten en plichten belanghebbende.

Tegenover de plicht om deel te nemen aan de aangewezen voorziening bestaat er ook een recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling.

Deelname aan re-integratie en het gebruik maken van voorzieningen voor arbeidsinschakeling is niet vrijblijvend. Uitkeringsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Indien een uitkeringsgerechtigde niet aan zijn/haar verplichtingen voldoet, bijvoorbeeld door het stelselmatig niet verschijnen op afspraken, kan het college door een maatregel (conform de Maatregelenverordening) de uitkering met een bepaald percentage verlagen. Indien een niet-uitkeringsgerechtigde niet aan de verplichtingen voldoet heeft het college de mogelijkheid de kosten die gemaakt zijn geheel of gedeeltelijk op hem te verhalen. Daarnaast heeft het college de mogelijkheid om wanneer verplichtingen niet worden nagekomen een traject af te breken of de gevraagde ondersteuning te weigeren. Naast de verplichtingen is het van belang ook een aantal rechten voor uitkeringsgerechtigden expliciet te maken. Ook ten aanzien van dit artikel zal het college de nadere uitwerking dan wel invulling ervan neerleggen in beleidsregels.

Artikel 5  Algemene bepalingen over de voorzieningen en Artikel 6 Specifieke bepalingen over de voorzieningen.

  De voorzieningen in het kader van de Werkacademie zijn:

Het Startprogramma. Met de persoon aan wie een uitkering toegekend is wordt gestart met een intensief programma. In dit startprogramma ligt de nadruk op begeleid solliciteren, training en diagnose. Gedurende het startprogramma draait alles om het snel vinden van regulier werk. De deelnemers worden bij hun banenjacht intensief en groepsgewijs begeleid. Daarnaast vinden verschillende diagnostische gesprekken en testen plaats. Er wordt waar nodig gefaciliteerd in kinderopvang, schuldhulpverlening, extra training etc. Na afloop van het startprogramma zijn de (relatief) gemakkelijk plaatsbare personen aan het werk. Van de overgeblevenen is nu een duidelijk beeld ontstaan, zodat ze gericht aan het re-integratieprogramma kunnen gaan beginnen. In het geval dat de uitkeringsgerechtigde nog langere tijd niet bemiddelbaar is, zal hij/zij doorverwezen worden naar het participatieprogramma.

Het Re-integratieprogramma. In het re-integratieprogramma worden betaalde of onbetaalde werkactiviteiten gecombineerd met re-integratieactiviteiten (actieve bemiddeling, begeleid solliciteren, jobhunting, training, scholing, etc.). De dienstverlening is vraaggericht georganiseerd. Het re-integratiebedrijf heeft een werkgeversnetwerk dat zich richt op een of twee kernsectoren op de arbeidsmarkt, die veel mogelijkheden biedt voor WWB klanten. Daarnaast heeft het re-integratiebedrijf door middel van een werkgeversnetwerk voldoende mogelijkheden om meer aanbodgericht te zoeken naar plaatsingsmogelijkheden op basis van wensen en mogelijkheden van de klant. De uitkeringsgerechtigden worden door middel van een “warme overdracht” en een ondertekend trajectplan aangemeld en direct na aanmelding aan een werkactiviteit gezet. De dienstverlening wordt uitgezet in een werkplan, dat door de deelnemer wordt getekend en overgelegd aan de casemanager van de gemeente. De RIB’s dienen een breed scala aan plaatsingsmogelijkheden te creëren, zodat ze de deelnemers ook echt iets kunnen bieden. Zoveel mogelijk uitkeringsgerechtigden moeten naar reguliere banen worden bemiddeld, eventueel met behulp van een loonkostensubsidie of detachering. Voor wie dat niet gelijk mogelijk is, wordt een werkervaringsplaats in de vorm van een onbetaalde werkstage (met behoud van uitkering) aangeboden. Ook hier wordt de deelnemer intensief begeleid en ligt de nadruk op passende en zinvolle werkervaring, die de persoon in kwestie verder helpt. Wanneer plaatsing op werk nog niet haalbaar is kan er een voorbereidende periode in een trainingssituatie ingezet worden om deelnemers werkritme op te laten doen, zich te laten oriënteren op “wat wil ik, wat kan ik” en zich voldoende te laten voorbereiden op wat er van hem als werknemer wordt gevraagd.

Het Participatieprogramma. Een deel van de uitkeringsgerechtigden zal vanwege ernstige belemmeringen niet aan het re-integratieprogramma kunnen deelnemen. De afstand tot de arbeidsmarkt is te groot vanwege motivatie of diverse problemen. Voor deze groep wordt een alternatief programma ontwikkeld waarin de belemmeringen scherp in beeld worden gebracht en alle mogelijkheden worden onderzocht om de negatieve effecten van deze belemmeringen op te heffen of te beperken. De participatie kan bestaan uit trainingen en verschillende vormen van diagnostiek. Ook kunnen kortdurende werkactiviteiten worden ingezet ter ondersteuning van de diagnostiek. Sommige deelnemers zullen aansluitend alsnog aan het re-integratieprogramma kunnen beginnen, de meeste zullen doorstromen in het programma, waar ze verder worden begeleid en waarin ze via participatiebanen maatschappelijk nuttig werk verrichten. Het participatieprogramma moet worden beschouwd als een wezenlijk onderdeel van de Werkacademie, omdat ook uitkeringsgerechtigden die voorlopig nog niet bemiddelbaar zijn zeer veel baat kunnen hebben bij passende werkactiviteiten.

Het college stelt in beleidsregels de inhoud van de voorzieningen, de voorwaarden waaronder de voorzieningen en instrumenten worden aangeboden en de weigeringsgronden bij het verzoek om gebruik te willen maken van voorzieningen en instrumenten vast. De gemeente ontvangt voor haar re-integratietaak een ongedifferentieerd en vrij besteedbaar re-integratiebudget. Om te voorkomen dat de re-integratie- taak een openeindfinanciering wordt en om de financiële risico’s te beheersen, kan het college een verdeling maken van de in te zetten middelen over de verschillende voorzieningen en instrumenten.

Tot slot heeft het college de mogelijkheid om ten behoeve van de arbeidsinschakeling en inzet van instrumenten waar werkgevers gebruik van maken een klachtenregeling inzake verdringing en concurrentieverstoring vast te stellen. Mochten er klachten op het terrein van verdringing en concurrentieverstoring worden ingediend dan zullen wij een ad hoc commissie van interne en externe deskundigen instellen voor de advisering aan ons over afhandeling van de klacht.

Artikel 7 Uitvoering.

De uitvoering van deze verordening berust uiteraard bij het college. Indien noodzakelijk kunnen daarvoor nadere regels worden opgesteld. Het gestelde in het derde lid heeft betrekking op de zogenaamde “hardheidsclausule”. Een dergelijke bepaling wordt in de verordening opgenomen om het college enige vrijheid te geven bij het toepassen van de bepalingen. Of een dergelijke bepaling daadwerkelijk van toepassing zal zijn, is mede gelet op het individualiseringsbeginsel in de Wet nog onduidelijk. Immers het college is verplicht om op basis van dit beginsel de toepassing van de Wet te allen tijde op de belanghebbende af te stemmen. Ondanks voorgaande constatering wordt de clausule toch in de verordening opgenomen. De eventuele toepassing van deze hardheidsclausule dient echter wel tot het uiterste beperkt te worden. Bij het regelmatig toepassen van deze clausule dient aanpassing van de verordening te worden overwogen.

Artikel 8 Rapportage.

De raad kan slechts zijn controlerende functie op goede wijze vormgeven indien beschikt wordt over de van belang zijnde gegevens. Het college zal de raad jaarlijks voorzien van informatie over de stand van zaken  met betrekking tot de uitvoering van deze verordening en dus de uitvoering van het re-integratiebeleid. Tevens zal, indien noodzakelijk, worden gerapporteerd of het college gebruik heeft gemaakt van de zogenaamde “hardheidsclausule”.

Artikelen 9 en 10.

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.