Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening Wet inburgering gemeente Leeuwarden

Geldend van 01-11-2010 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Leeuwarden

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.  In deze verordening wordt verstaan onder:

       

    a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

    b. de wet: de Wet inburgering;

    c. kadernota: de kadernota inburgering – en integratiebeleid die op     18 december 2006 door de gemeenteraad van Leeuwarden is    vastgesteld;

    d. visiedocument: het integratiedocument ‘ Buiten de lijntjes kleuren’ die op 15 mei 2008 door de gemeenteraad van Leeuwarden is vastgesteld;

    e. inburgeraar: dit begrip omvat zowel inburgeringsplichtigen als vrijwillige inburgeraars;

    f. voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of               taalkennisvoorziening.

     

    2.  De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt, voorzover daarvan niet uitdrukkelijk is afgeweken.

     

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeraars

    • 1.

      Het college draagt er zorg voor dat de inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

    2.  Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het verstrekken van mondelinge informatie door de casemanagers van de sector Sociale Zaken tijdens huisbezoek en individuele intakegesprekken in verband met de inburgeringsvraag

    • b.

      het uitgeven van schriftelijk voorlichtingsmateriaal aan potentiële) inburgeraars en intermediairs

    c. het verspreiden van informatie in de lokale Huis-aan-Huis krant

    d. het verstrekken van informatie tijdens voorlichtings­      bijeenkomsten

    e. het geven van digitale informatie op de website van de gemeente      Leeuwarden met verwijzing naar landelijke relevante websites.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

1.

  • 1.

    Het college wijst overeenkomstig de in de kadernota en visiedocument vastgestelde uitgangspunten en ambities in aanvulling op de wet de volgende groepen inburgeraars aan waarvoor het college bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden of  vaststellen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      Inburgeraars die een uitkering ontvangen op grond van één van de sociale zekerheidswetten of één van de sociale verzekeringswetten;

    • b.

      Inburgeraars zonder eigen inkomsten uit arbeid of geen uitkering ontvangen, noch een uitkering ontvangen op grond van een van de sociale zekerheidswetten of een van de sociale verzekeringswetten;

    • c.

      Werkende inburgeraars;

    • d.

      Geestelijk bedienaren;

    • e.

      Asielmigranten die op basis van een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen;

    • f.

      Inburgeraars die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische ruimte of Zwitserland en rechtmatig in Nederland verblijft.

  • 2.

    Bij het aanwijzen van de doelgroepen zoals bedoeld in lid 1 hanteert het college de volgende voorrangscriteria. Voorrang hebben in ieder geval inburgeraars als bedoeld onder a tot en met f van het eerste lid die opvoedende taken hebben voor kinderen jonger dan 18 jaar.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

    • 1.

      Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, of de taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeraar.

    • 2.

      Indien de inburgeraar een voorziening gericht op arbeidsinschake­ling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsin­schake­ling wordt afgestemd.

    • 3.

      Een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, één of meer van de volgende onderdelen bevatten:

         a.     Duale trajecten inburgering en etnisch ondernemerschap

         b.     Duale trajecten inburgering en maatschappelijke participatie

        c. Alle voorzieningen zijn duaal en  hebben een combinatie van    taalverwerving en het opdoen van praktijkervaring.

        d. Een wijkgerichte aanpak

        e. De bevordering van de emancipatie van allochtone vrouwen

        f. Opvoedingsondersteuning

        g. Staatsexamen I en II

Artikel 5A De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in een keer betaald.

  • 2. Het innen van de eigen bijdrage vangt niet eerder aan dan drie maanden na beëindiging van het inburgeringstraject

Artikel 5B Toekenning van een premie behalen inburgeringsexamen voor inburgeringsplichtigen

  • 1.  Indien de inburgeraar minimaal 80% heeft deelgenomen aan het inburgeringstraject en het inburgeringsexamen of het staatsexamen  dat deel uitmaakt van het door het college vastgestelde inbur­ge­rings­traject heeft behaald, komt hij in aanmerking voor de premie behalen inburgeringsexamen.

    2.   De hoogte van de premie behalen inburgeringsexamen komt overeen met de hoogte van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet.

    3.  De premie behalen inburgeringsexamen wordt indien mogelijk verrekend met de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet.

    4.   Is het niet behalen van het examen niet verwijtbaar, dan bestaat er recht op de premie behalen inburgeringsexamen.

    5.   Is het niet behalen van het examen verwijtbaar, dan is er geen recht op de premie behalen inburgeringsexamen.

Hoofdstuk 3. Het vaststellen of aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod aan de vrijwillige inburgeraar

  • 1.

    Het eerste contact met de vrijwillige inburgeraar kan tot stand komen op uitnodiging van de gemeente, ofwel na melding door de vrijwillige inburgeraar.

  • 2.

    Het college doet een aanbod aan de vrijwillige inburgeraar, als bedoeld in artikel 24a, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de vrijwillige inburgeraar in de gemeentelijke basisadministraties is ingeschreven.

  • 3.

    Het aanbod, als bedoeld in het tweede lid, aan de vrijwillige inburgeraar wordt vergezeld van een conceptovereenkomst in tweevoud.

  • 4.

    De vrijwillige inburgeraar laat binnen twee weken na dagtekening van het aanbod mondeling of schriftelijk weten of hij het aanbod al dan niet accepteert.

  • 5.

    De vrijwillige inburgeraar die een aanbod accepteert, zendt binnen vier weken na dagtekening van het aanbod de door hem ondertekende overeenkomst terug.

Artikel 6a Vaststellen identiteit vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar als bedoeld in artikel 24a van de wet vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

1. Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking en een vrijwillige inburgeraar bij overeenkomst een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

a. het deelnemen aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

f. overige verplichtingen strekkende tot het succesvol deelnemen aan en afronden van de aangeboden inburgeringsvoorziening.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking of de overeenkomst

1.   Het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

a.     een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of   taalkennisvoorziening;

b.     een opgave van de rechten en verplichtingen van de   inburgeringsplichtige;

c.     de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen     Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

d.     de wijze van betaling van de verplichte eigen bijdrage;

e.     ingeval van een plichtige de datum waarop de termijn van   handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van  de wet, aanvangt en

f.     de voorwaarden waaronder de premie behalen inburgeringsexamen    wordt toegekend.

2.   Het bepaalde in het eerste lid onder a, b, d en f, is van overeenkoms­tige toepassing op de overeenkomst die het college met de vrijwillige inburgeraar sluit. In de overeenkomst worden daarnaast de gevolgen van niet nakoming van de overeenkomst vastgelegd voor de vrijwillige inburgeraar.

Artikel 9 Weigering aanbod vrijwillige inburgeraar

Het aanbod van de vrijwillige inburgeraar wordt geacht te zijn geweigerd indien de vrijwillige inburgeraar de conceptovereenkomst niet binnen de termijn in artikel 6, vijfde lid heeft teruggezonden.

Hoofdstuk 4 Persoonlijk inburgeringsbudget

Artikel 10 Doelgroepen en de procedure voor een persoonlijk inburgeringsbudget

Het college neemt het verzoek in behandeling van de inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget. 

1.  Het college keurt het voorstel van de inburgeraar  voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma  of taalkennisvoorziening goed, indien de inburgeraar:

a. onderdelen van het inburgeringsexamen al beheerst en met een   individueel traject sneller kan opgaan voor het inburgerings­  examen of het staatsexamen, of sneller een taalkennisvoorziening kan afronden

b.  heel specifieke wensen heeft ten aanzien van de inburgerings­  voor­ziening en niet past binnen het reguliere aanbod

c.  en het inburgeringsprogramma  wordt verzorgd door een      inburgeringsbedrijf dat voldoet aan dezelfde vereisten als de eisen die gesteld zijn in het bestek van de aanbesteding parti­ci­pa­tiediensten van de gemeente Leeuwarden (2009).

2.  Het college kan aan andere inburgeraars dan bedoeld onder a en b van het eerste lid een persoonlijk inburgeringsbudget aanbieden, indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

3. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld voor de inburgeringsplichtige of een overeenkomst heeft afgesloten met de vrijwillige inburge­raar, dan sluiten  het college en de inburgeraar tezamen een overeenkomst  met betrekking tot de inburgering met het inburgeringsbedrijf.

Hoofdstuk 5. De bestuurlijke boete

Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

    • 1.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste  € 250,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. 

    • 2.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

    • 3.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van 

    • artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen of het staatsexamen heeft behaald.

    • 4.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgerings­examen heeft behaald.

    • 5.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 250,00 indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen in de overeenkomst, bedoeld in artikel 8, lid 2 van deze verordening, niet nakomt.

     

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 november 2010

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Leeuwarden.

Artikel 14 Intrekking- en overgangsbepaling

De verordening wet Inburgering gemeente Leeuwarden, vastgesteld d.d. 25 mei 2009, wordt ingetrokken, gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening;

 

Bestaande rechten voortvloeiende uit de onder lid 1 ingetrokken  verordening blijven na de intrekking doorwerken, voor zover dat redelijkerwijs tot voordeel van belanghebbende strekt.     

 

Algemene toelichting

Op 18 december 2009 is een wijziging van de Wet inburgering (WI) gepubliceerd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

- De vrijwillige inburgering wordt in de wet geregeld. (inwerkingtreding 1 januari 2010)

- De mogelijkheid om op verzoek van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget wordt in de wet opgenomen. (inwerkingtreding 19 december 2009 resp. 1 januari 2010)

- De twee handhavingstermijnen die in de wet zijn opgenomen worden geharmoniseerd. Voor alle inburgeringsplichtigen geldt dezelfde termijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald. Deze termijn is drieënhalf jaar. (inwerkingtreding 19 december 2009)

- De éénmalige verlenging van de handhavingstermijn met ten hoogste tweeënhalf jaar voor inburgeringsplichtigen die een alfabetiseringcursus volgen of hebben gevolgd. (inwerkingtreding 19 december 2009)

- De mogelijkheid voor gemeenten om zelf te bepalen of (bepaalde groepen) vrijwillige inburgeraars een eigen bijdrage moeten betalen. (inwerkingtreding 1 januari 2010)

 

De wijzigingen in de verordening hebben betrekking op de onderwerpen persoonlijk inburgeringsbudget en vrijwillige inburgeraars.

De gemeente heeft regels in de verordening opgenomen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI).

Ten aanzien van de vrijwillige inburgeraars zijn de volgende regels in de verordening het volgende vastgelegd :

- regels die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan een vrijwillige inburgeraar, inclusief de mogelijkheid om deze voorzieningen aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 24a, vijfde lid, WI);

- regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar (artikel 24f WI);

- facultatief: bepalen dat voor alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage is verschuldigd of een eigen bijdrage die lager is dan het bedrag, genoemd in de wet (artikel 24e, tweede lid, WI).

 

Het vaststellingstelsel ten behoeve van inburgeringsplichtigen

Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt.. De gemeente Leeuwarden maakt gebruik van deze mogelijkheid en  het college kan dus niet een voorziening aan een inburgeringsplichtige aanbieden, waarbij deze de mogelijkheid heeft de aangeboden voorziening te weigeren. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). 

 

Het vaststellingsstelsel  geldt voor alle inburgeringsplichtigen die voor een voorziening in aanmerking komen. Het is niet mogelijk om voor bepaalde groepen te werken met het vaststellingstelsel en voor andere groepen met het aanbodstelsel. De keuze voor het vaststellingstelsel houdt dus in dat het aanbodstelsel wordt verlaten.

 

In deze verordening Wet inburgering is de regeling neergelegd waarmee de gemeenteraad het college de bevoegdheid geeft voorzieningen vast te stellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtigen wordt gedaan (het vaststellingstelsel).

 

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de wet. 

 

Het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad heeft bepaald welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren.

 

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).

De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening.

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

 

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een voorziening (artikel 19a, tweede lid, onderdeel b, WI).

-   De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

-    De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

-    De vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

-    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

 

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

 

Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars 

De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening.

Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst.

De gemeenteraad stelt in deze verordening de regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).

 

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI). 

De gemeenteraad bepaalt in deze verordening welke vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, WI). De gemeente Leeuwarden heeft ervoor gekozen de eigen bijdrage op te leggen , maar ook een premie te verstrekken als het inburgeringsexamen is behaald. (zie artikel 5a en 5b van deze verordening).

 

Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

 

Het persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.

Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering).  De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.

 

De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.

In deze verordening zijn de regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI).

 

De procedure van het vaststellen van een voorziening

Het vaststellen van een voorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:

1.  In de intake blijkt dat het college aan de inburgeringsplichtige geen voorziening wil verstrekken (bijvoorbeeld omdat betrokkene niet tot de prioritaire groepen behoort). Het college stelt geen     voorziening vast en kan een handhavingsbeschikking nemen (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer);

  • 1.

    De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. De gemeente neemt een beschikking;

  • 2.

    De inburgeringsplichtige vindt de voorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het college stemt hiermee in en neemt alleen een    handhavingsbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer);

  • 3.

    Het college acht een voorziening geschikt maar de inburgerings­plich­tige wil deze voorziening niet. 

     Het college heeft de mogelijkheid om de voorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

 

Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.

Artikelsgewijze toelichting 

 

NB: In de Wet inburgering is het begrip “inburgeringsvoorziening” uitgebreid met “taalkennisvoorziening”. In de hieronder staande toelichting worden beide begrippen waar mogelijk afzonderlijk genoemd. In een enkel geval wordt uit overweging van leesbaarheid het woord “voorziening” gehanteerd, waarmee zowel inburgeringsvoorziening als taalkennisvoorziening wordt aangeduid.

 

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

 

Artikel 1  Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

 

Artikel 2  De informatieverstrekking aan inburgeraars

De gemeente heeft als taak de inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeraars wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeraars, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoor­zieningen.

 

Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

 

Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeraars. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.

De informatievoorziening aan inburgeraars kan op allerlei manieren worden vormgegeven.

 

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

 

Artikel 3  Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een inburge­ringsvoorziening of taalkennisvoorziening vaststellen.

Het college kan een aanbod doen aan de vrijwillige inburgeraar voor een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening op grond van artikelen 19, eerste lid en 24a, eerste lid van de Wet inburgering).

 

 

 

Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen ten aanzien van welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden vastgesteld.  Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen.

Dit artikel regelt dat voor de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening vast te stellen voor inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een voorziening, bepaalt dit artikel dat het college voor de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan vaststellen.

 

Bij het aanwijzen van de doelgroepen zoals bedoeld in lid 1 hanteert het college de volgende voorrangscriteria. Voorrang hebben in ieder geval inburgeraars als bedoeld onder a tot en met f van het eerste lid die opvoedende taken hebben voor kinderen jonger dan 18 jaar.

Ook gelden de criteria op basis waarvan het college doelgroepen, worden ontleend aan andere beleidsterreinen, zoals de wijkgerichte benadering en het visiedocument ‘Buiten de lijntjes kleuren’. Daarmee kan de uitvoering van de WI een onderdeel vormen van een integrale aanpak van sociaal beleid.

 

Artikel 4  De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

- De kennis van de inburgeraar van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

- De maatschappelijke rol die de inburgeraar vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

- De persoonlijke situatie van de inburgeraar. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeraar moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

 

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeraars die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een inburgeringsvoorziening ten behoeve van een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (participatievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld voor een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI) dan wel aan een vrijwillige inburgeraar wordt aangeboden. Het college is verantwoordelijk voor het vaststellen van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de participatievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of  overheidswerkgevers (artikel 21 en 24c, WI).

 

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid en artikel 24a, derde lid, WI).  

 

Voor asielgerechtigde inburgeraars (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI).

 

Artikel 5 A De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeraar door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

Een vrijwillige inburgeraar die op last van het college, dan wel het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de desbetreffende eigenrisicodrager of de desbetreffende overheidswerkgever een gecombineerde inburgeringsvoorziening dient te volgen, is geen eigen bijdrage verschuldigd in de zin van artikelen 23 tweede lid en 24e eerste lid van de wet verschuldigd.

 

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeraar het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening.

 In het 1e en 2e lid is geregeld dat de inning van de eigen bijdrage niet eerder dan drie maanden na beëindiging van het inburgeringstraject, maar dat de eigen bijdrage dan in beginsel in een keer moet worden voldaan.  De inburgeraar heeft dan al minimaal een jaar de tijd gehad te kunnen reserveren.

 

Als de inburgeraar een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

 

Artikel 5B Toekennen van een premie behalen inburgeringsexamen voor inburgeraars

Teneinde deelname aan een inburgeringstraject zoveel mogelijk te stimuleren wordt een premie behalen inburgeringsexamen ingesteld. De  inburgeraar aan het inburgeringstraject heeft recht op een premie  indien (nadat) hij heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen dat deel uitmaakt van het door het college vastgestelde inburgeringstraject. Om voor een premie in aanmerking te komen hoeft men niet geslaagd te zijn voor het examen.  Als voorwaarde geldt dat men voor 80% aan het inburgeringsprogramma heeft deelgenomen en alle van toepassing zijnde documenten zijn ondertekend.

De premie behalen inburgeringsexamen heeft dezelfde hoogte als de te betalen eigen bijdrage. Omdat de premie met de nog te betalen eigen bijdrage – zo mogelijk – wordt verrekend (derde lid) is het effect daarvan dat in dat geval feitelijk geen eigen bijdrage meer hoeft te worden betaald.

Inburgeraars die geen eigen bijdrage verschuldigd zijn komen niet in aanmerking voor een premie omdat zij dan bevoordeeld zouden worden ten opzichte van andere inburgeraars (artikel 5a).

 

Is het niet behalen van het examen niet verwijtbaar, dan bestaat er recht op de premie behalen inburgeringsexamen. Is het niet behalen van het examen verwijtbaar, dan is er geen recht op de premie behalen inburgeringsexamen. Verwijtbaarheid is aan de orde als de inburgeraar de verplichtingen niet of in onvoldoende mate nakomt.

 

Hoofdstuk 3. Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

 

Artikel 6 De procedure tot het doen van een aanbod

Het contact met de vrijwillige inburgeraar kan op twee manieren tot stand komen: doordat de vrijwillige inburgeraar zichzelf meldt ten behoeve van een inburgeringsvoorziening, of doordat het college de vrijwillige inburgeraar uitnodigt voor een intakegesprek.

 

Het aanbod aan de vrijwillige inburgeraar zal vergezeld moeten gaan van de conceptovereenkomst in tweevoud (derde lid). Door terugzending van de ondertekende overeenkomst geeft de vrijwillige inburgeraar te kennen het aanbod te accepteren en komt de overeenkomst tot stand (achtste lid).

 

Artikel 6a Vaststellen identiteit vrijwillige inburgeraar

Artikel 24f Wi bepaalt dat bij verordening regels worden gesteld over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Aansluiting is gezocht bij artikel 27 Wi, waarin de wijze is geregeld waarop de identiteit van de inburgeringsplichtige wordt vastgesteld.

 

Artikel  7  Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeraar voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeraars in het kader van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening deze verplichtingen vast.

 

Artikel 8  De inhoud van de beschikking of de overeenkomst

Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een  beschikking. Dit betekent dat de inburgeraar de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

 

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeraar nauwkeurig moeten worden vermeld (eerste lid, onderdelen a en b). De inburgeraar is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

 

De termijn waarbinnen een inburgeraar het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de 

wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden

gemaakt (eerste lid, onderdeel c).

 

Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat in beschikking  op welke wijze de betaling van de eigen bijdrage plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

 

Onderdeel e van het eerste lid heeft betrekking op beschikkingen voor plichtigen. Indien het college een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende inburgeringsplichtigen het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.

Onderdeel f heeft betrekking op de voorwaarden waaronder de premie behalen inburgeringsexamen wordt toegekend.

 

De vrijwillige inburgeraar ontvangt geen beschikking, maar een conceptovereenkomst. De overeenkomst bevat in ieder geval een beschrijving van de voorziening en de rechten en plichten van de vrijwillige inburgeraar (tweede lid). Ook wordt in de conceptovereenkomst opgenomen wat de gevolgen zijn van het niet nakomen van de overeenkomst: er kan een boete worden opgelegd ter hoogte van maximaal  250,00. Door ondertekening en terugzending van de conceptovereenkomst komt de overeenkomst tot stand en is de vrijwillige inburgeraar gehouden aan de verplichtingen die in de overeenkomst zijn opgenomen.

 

Artikel 9 Weigering aanbod vrijwillige inburgeraar

Het aanbod van de vrijwillige inburgeraar wordt geacht te zijn geweigerd indien de vrijwillige inburgeraar de conceptovereenkomst niet binnen de termijn in artikel 6, vijfde lid heeft teruggezonden.

 

Hoofdstuk 4 Persoonlijk inburgeringsbudget

 

Artikel 10 Doelgroepen en procedure persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid, WI kan het college de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget  (PIB) als de inburgeraar daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een PIB en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een PIB.

 

Het PIB wordt gezien als een geschikt instrument om invulling te geven aan meer maatwerk en meer eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar bij de vormgeving en invulling van de inburgeringsvoorzieningen. Meer maatwerk draagt bij aan een verhoging van het rendement van de inburgeringsvoorzieningen. De inburgeraar krijgt zelf geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.

 

Het inburgeringsprogramma moet passend zijn voor de inburgeraar om voor te bereiden op en toe te eiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De taalkennisvoor­ziening dient gericht te zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (MBO 1 en 2).

Gemeenten zijn vrij in hun keuze van de doelgroep van PIBers. Het Rijk stelt hieraan geen eisen. De raad heeft ervoor gekozen doegroepen te benoemen die in aanmerking komen voor een PIB.

Het college keurt het voorstel van de inburgeraar  voor het volgen van een (duaal)inburgeringsprogramma  of taalkennisvoorziening  goed,  indien de inburgeraar:

- onderdelen van het inburgeringsexamen al beheerst en met een individueel traject sneller kan opgaan voor het inburgeringsexamen of het staatsexamen, of sneller een taalkennisvoorziening kan afronden. Als aan deze voorwaarden is voldaan, kan het efficiënter zijn de voorziening in de vorm van een PIB aan te bieden. Daarnaast heeft het college de bevoegdheid desgevraagd een PIB toe te kennen aan inburgeraars die niet tot de doelgroepen onder lid 1, a en b behoren.

Voor een PIB geldt dat het inburgeringsprogramma wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan dezelfde vereisten als de eisen die gesteld zijn in het bestek van de aanbesteding participatiediensten van de gemeente Leeuwarden (2009). De termijn voor het vinden van een inburgeringsbedrijf is maximaal twee maanden.

 

Als het college de voorziening in de vorm van een PIB heeft vastgesteld voor de inburgeringsplichtige of een overeenkomst heeft afgesloten met de vrijwillige inburgeraar, dan sluiten het college en de inburgeraar tezamen een overeenkomst  met betrekking tot de inburgering met het inburgeringsbedrijf.

De inburgeraar gaat in beginsel eerst zelf op zoek naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan aanbieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. De gemeente kan de inburgeraar hierbij behulpzaam zijn. De gemeente beoordeelt het uiteindelijke inburgeringsprogramma.

 

Hoofdstuk 5 De bestuurlijke boete

 

Artikel 11  De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.

 

De gemeenteraad heeft bij gelegenheid van de vaststelling van de kadernota besloten om de hoogte van het boetebedrag voor de diverse overtredingen te bepalen op maximaal € 250,00 ook in geval van recidive.

De leden 1 tot en met 3 van artikel 9 behoeven geen verdere toelichting.

De boete die vermeld staat in het vierde lid heeft betrekking op de situatie waarin aan de inburgeringsplichtige na (herhaalde) verlenging met twee jaren van de termijn voor het behalen van het inburgeringsexamen opnieuw een boete wordt opgelegd indien het examen dan nog niet is behaald.

De boetebedragen die in de verordening zijn opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

 

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde participatie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 24f Wi bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de niet nakoming van de overeenkomst. In het vijfde lid van artikel 11 is dit geregeld: als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 8, lid 2 niet nakomt, kan een boete worden opgelegd ten hoogste van  € 250,00.  Voor de hoogte van het bedrag is aansluiting gezocht bij de hoogte van de boete voor soortgelijke overtredingen door inburgeringsplichtigen.

 

Artikel  12  Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 13   Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 14   Intrekking en overgangsbepaling

Dit artikel spreekt voor zich.