Regeling vervallen per 01-01-2017

Richtlijnen voor de renteberekening en inflatie Leeuwarden 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Richtlijnen voor de renteberekening en inflatie Leeuwarden 2016

gelet op het bepaalde in artikel 27 van de financiële verordening te uitvoering van artikel 212 Gemeentewet,

BESLUITEN:

vast te stellen:

Richtlijnen voor de renteberekening en inflatie

Artikel 1 Systeem van rente-omslag

  • a.

    De bij de begroting te verdelen rentekosten bestaan uit het saldo van:

    • -

      te betalen rente van reeds aangegane geldleningen;

    • -

      bespaarde rente over reserves en voorzieningen;

    • -

      geraamde rente over het verwachte financieringstekort (deels kort, deels lang);

    • -

      te ontvangen rente.

  • b.

    Aan de boekwaarde van de in Coda gedefinieerde elementen ‘INV’, ’PRO’ en ‘LUG’ wordt de rente toegerekend op basis van een voorcalculatorisch bepaald rente-omslagpercentage.

  • c.

    Aan de boekwaarde van de in Coda gedefinieerde elementen ‘GR’ (bouwgronden in exploitatie) wordt rente toegerekend op basis van een vast rentepercentage. Dit vaste rentepercentage is met ingang van het dienstjaar 2015 initieel vastgesteld op 2,75%.

  • d.

    Het in lid c genoemde initieel vastgestelde rentepercentage van de grondexploitatie wordt jaarlijks in jaar ‘t’ herrekend op basis van de werkelijke gegevens uit het jaar ‘t-1’. Deze herrekening vindt plaats op basis van de formule:

    Gewogen gemiddelde rentepercentage x Vreemd vermogen Totaal vermogen

    Deze formule wordt berekend op basis van de werkelijke balansstand en leningportefeuille per primo van het jaar ‘t’.

  • e.

    Als het conform lid d herrekende rentepercentage minder dan 0,25% naar boven of beneden afwijkt van het initieel vastgestelde rentepercentage, dan wordt het initieel vastgestelde percentage ook voor het jaar ‘t+1’ gehanteerd. In geval de afwijking meer dan 0,25% is, wordt voor het jaar ‘t+1’ bij de grondexploitatie met het nieuwe herrekende percentage gewerkt. Dit is dan het nieuwe initieel vastgestelde rentepercentage.

  • f.

    Jaarlijks bij het vaststellen van de actualisering van de grondexploitaties wordt de onder lid e beschreven bijstelling van het te hanteren rentepercentage door de gemeenteraad vastgesteld.

  • g.

    Bij annuïtair af te schrijven investeringen wordt ook een vast rentepercentage toegepast. Dit rentepercentage is gelijk aan het omslagpercentage, zoals dat wordt toegepast ten tijde van de eerste geraamde afschrijving.

  • h.

    Het hoofd F&A kan in samenspraak met de concerncontroller gemotiveerd besluiten dat in afwijking van het in lid b. genoemde (variabele) omslagpercentage, bij een specifiek activum een vast rentepercentage wordt toegepast.

Artikel 2 Moment van rentetoerekening

Aan de in artikel 1 genoemde – daarvoor in aanmerking komende - activa wordt maandelijks rente toegerekend over de boekwaarde per primo van de maand.

Artikel 3 Bandbreedte rente-omslagpercentage

  • a.

    Het voorcalculatorisch rente-omslagpercentage voor het jaar t+1 wordt alleen aangepast, indien dit percentage 0,25% of meer naar boven of naar beneden afwijkt van het toegepaste omslagpercentage voor het jaar t. Bij overschrijding van de bandbreedte wordt het voorcalculatorische rente-omslagpercentage aangepast met 0,25% naar boven of naar beneden.

  • b.

    Er wordt geen nacalculatie toegepast bij de jaarrekening.

Artikel 4 Renteresultaat

Een renteresultaat wordt via Programma 15 “Algemene dekkingsmiddelen” verrekend met de algemene middelen.

Artikel 5 Activering rente

Alleen bij de elementen ‘GR’ en INV’s voor strategische verwervingen, wordt de rente geactiveerd. Bij alle overige elementen is activering van rente niet toegestaan.

Artikel 6 Onderuitputting

  • a.

    Bij het ramen van de kapitaallasten van de lopende of voorgenomen investeringen wordt de begrote onderuitputting intracomptabel verwerkt.

  • b.

    De in lid a genoemde onderuitputting van de onrendabele sectoren komt ten gunste van de algemene middelen.

Artikel 7 Bespaarde rente

  • a.

    De bespaarde rente wordt berekend over alle reserves en voorzieningen tegen het omslagrentepercentage en komt in eerste instantie centraal ten gunste van de exploitatie.

  • b.

    Elke reserve wordt gecompenseerd voor inflatie door bijschrijving van het inflatiedeel van de bespaarde rente; het rentesurplus (= het verschil tussen omslagrente en de inflatie) komt ten gunste van de algemene reserve.

  • c.

    De rente van voorzieningen komt volledig ten gunste van de exploitatie. Daar staat tegenover dat de diensten indien noodzakelijk de koopkracht van hun voorzieningen op peil kunnen houden door de geraamde dotaties aan voorzieningen jaarlijks te compenseren voor loon- en prijsstijging.

  • d.

    De uitzonderingen op bovenstaande algemene regels zijn:

    • 1.

      De bespaarde rente over de volgende reserves en komt volledig ten gunste van de exploitatie:

      - Reserve budgetoverheveling (RES005);

      - Reserve afschrijving (RES031);

      - Revolving fund monumenten (RES045);

      - Reserve saldo rekening baten en lasten (RES099).

  • 2.

    Rentebijschrijving van reserves waarvan het rentesurplus niet ten gunste van de algemene reserve komt, maar ten gunste van de reserves zelf, zijnde:

    • -

      Algemene Reserve (RES001);

    • -

      Grondexploitatie (RES015);

    • -

      Parkeren (RES016);

    • -

      Stadsvernieuwing (RES020);

    • -

      Bijdrage subsidie Filmhuis (RES052) (4,5% vast);

    • -

      Economische participatie (RES053);

    • -

      Reserve duurzaamheidslening (RES054).

  • e.

    Het bijschrijven van rente aan reserves is gemeentebreed gemaximeerd met een ‘ijzeren voorraad’. Als de werkelijke rentebijschrijving na afloop van het jaar groter is dan de geraamde rentebijschrijving op grond van de ‘ijzeren voorraad’ dan wordt de werkelijke rentebijschrijving naar rato van de geraamde rentebijschrijvingen gecorrigeerd tot precies de omvang van het gemaximeerde bedrag van de ijzeren voorraad.

Artikel 8 Bijschrijven rente Reserve economische participatie (RES053)

Uit de reserve economische participatie worden leningen verstrekt aan ondernemers. In sommige gevallen is de rentevergoeding die voor deze leningen aan de gemeente betaald wordt hoger dan de rente die op grond van het bepaalde in artikel 7 lid d sub 3 bijgeschreven wordt bij de reserve economische participatie. In dat geval mag ter afdekking van het risico het verschil in rente alsnog bijgeschreven worden in de reserve economische participatie.

Artikel 9 Methode inflatieberekening begroting

  • a.

    In de begroting van het jaar t+1 worden de budgetten van het jaar t – voor zover van toepassing – met inflatie aangepast.

  • b.

    Bij de aanpassingen van de inflatie wordt onderscheid gemaakt in inflatie voor lonen, prijzen en subsidies. Bij subsidies wordt uitgegaan van 70% loongevoeligheid en 30% prijsgevoeligheid.

  • c.

    Per onder b genoemde categorie wordt het inflatiepercentage voor het jaar t+1 als volgt berekend: (Werkelijke inflatie in het jaar t-1 maal herberekende inflatie in het jaar t maal veronderstelde inflatie in het jaar t+1) gedeeld door(werkelijke inflatie in het jaar t-2 maal inflatie in het begrotingsjaar t-1 maal inflatie in begroting jaar t).

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met terugwerkende kracht per 1 januari 2016.

Artikel 11 Citeertitel

Deze richtlijnen kunnen worden aangehaald als “Richtlijnen renteberekening en inflatie Leeuwarden 2016”.

Leeuwarden, 24 mei 2016

Burgemeester en wethouders voornoemd,

burgemeester,

secretaris.