Regeling vervallen per 24-02-2011

Coffeeshopbeleid gemeente Leeuwarden

Geldend van 02-03-2001 t/m 23-02-2011

Intitulé

Coffeeshopbeleid gemeente Leeuwarden

Coffeeshopbeleid

Gemeente Leeuwarden

Sector Juridische en Veiligheidszaken

februari 2001

INHOUD

1 SAMENVATTING

2 PROBLEEMSTELLING

3 ACHTERGROND EN ONTWIKKELINGEN COFFESHOPBELEID

4 HET TOEKOMSTIGE COFFEESHOPBELEID

1 Inleiding

2 Uitgangspunten evenwichtig coffeeshopbeleid

3 De ontwikkelingen van de aantallen verkooppunten in vergelijkbare gemeenten in Nederland

4.3.1 Het beleid in omliggende gemeenten

4 Behoefte aan het aantal coffeeshops in Leeuwarden

5 De overlast van coffeeshops in relatie tot het woon- en leefklimaat

6 Bevindingen uit de evaluatie van het horeca/coffeeshopbeleid

7 Gesprekken met coffeeshopexploitanten

8 Welke vormen van beleid omtrent coffeeshops zijn mogelijk?

9 Heroriëntatie coffeeshopbeleid

10 Maximumstelsel

11 Vestigingslocaties

12 Verkoop aan 16 – 17 jarigen

13 Voorlichting

14 Sluitingstijden

5 BESTUURSBEVOEGDHEID

1 Toepassing van de bevoegdheden door gemeentebestuur en Openbaar Ministerie

2 Handhavingarrangement en toepassingsgebied van deze notitie

3 Bekendmaking beleidsregeling

Bijlage 1 Handhavingarrangement

Bijlage 2 Het flankerend coffeeshopbeleid in Leeuwarden

Bijlage 3 Definities en criteria voor een gedoogverklaring

Bijlage 4 Levering softdrugs aan coffeeshops (achterdeurproblematiek)

Bijlage 5 Gesprekken met coffeeshopexploitanten

1 SAMENVATTING

Bij de vaststelling van het coffeeshopbeleid in 1997 zag de gemeenteraad af van het vaststellen van een maximum aantal te gedogen coffeeshops.

De gemeenteraad koos voor marktwerking door een gelijkschakeling van coffeeshops met horecabedrijven in het algemeen. Wel werden aan de exploitatie van coffeeshops extra voorwaarden gesteld waaraan bij de bedrijfsvoering moest worden voldaan. In de Algemene plaatselijke verordening (Apv) werd bepaald dat de beheerder c.q. bedrijfsleider van een coffeeshop minimaal de leeftijd van 21 jaar moest hebben. Bovendien moest een coffeeshop een minimale oppervlakte hebben van 35m2.

Uit jurisprudentie blijkt dat een specifieke regeling t.b.v. coffeeshops in een gemeentelijke verordening in strijd is met de Opiumwet.

Leeuwarden kent door geen maximum aan het aantal coffeeshops te stellen een voor Nederland vrijwel unieke situatie.

Blijkens onderzoekscijfers met betrekking tot coffeeshops in andere vergelijkbare gemeenten in Nederland heeft Leeuwarden thans met 14 gedoogde coffeeshops in verhouding een groot aantal coffeeshops. Aan de andere kant heeft Leeuwarden mede door het nulbeleid van omliggende gemeenten een groot verzorgingsgebied in deze provincie.

Nu is het besef gekomen dat het huidige beleid met betrekking tot het aantal coffeeshops in de binnenstad eigenlijk geen enkele grens meer stelt aan de groei en exploitatie van coffeeshops in de gemeente Leeuwarden. Gebleken is verder dat vestiging van coffeeshops in een aantal gevallen, soms mede door te grote concentraties, een negatieve invloed heeft op het woon- en leefklimaat in de binnenstad (vgl. Kleine Kerkstraat en Breedstraat e.o.).

Voorts is de mogelijkheid tot vestiging van coffeeshops, voor zover niet in strijd met de betreffende bestemmingsplanregelingen, ongebreideld. Dit levert een zeker risico op voor de openbare orde en het leefmilieu. Daarbij moet worden bedacht dat de verkoop, het voorhanden hebben, het gebruiken van softdrugs nog steeds in strijd is met de Opiumwet.

Verder blijkt dat uit de in het voorjaar 2000 gehouden enquête onder een 1000-tal bewoners van de binnenstad in verband met de evaluatie van het horecabeleid, 50% van de bewoners vindt dat er teveel coffeeshops zijn; 25% is van mening dat er genoeg zijn.

Ten einde een meer maatschappelijk draagvlak van acceptatie van coffeeshops en een betere sturing van vestigingslocaties te bewerkstelligen, wordt voorgesteld:

vestiging van coffeeshops uitsluitend binnen de stadsgrachten toe te staan;

verkoop van softdrugs is alleen toegestaan vanuit alcoholvrije drankhorecabedrijven;

een maximumstelsel voor coffeeshops in te voeren;

in principe geen vestiging van coffeeshops in specifieke woonstraten en het winkelgebied van de binnenstad toe te staan;

vestiging van coffeeshops niet in het deconcentratiegebied van de binnenstad toe te staan;

vestiging van coffeeshops in dezelfde straten waar scholen voor voortgezet onderwijs en jongerencentra zijn gevestigd te verbieden;

vestiging van coffeeshops op locaties waardoor vermenging met andere activiteiten ontstaan, die invloed hebben op het woon– en leefklimaat, zoals bijvoorbeeld bij opvanglocaties voor dak- en thuislozen, verslaafdenzorg enz. te voorkomen.

geen vestigingslocaties voor coffeeshops aan te wijzen maar deze meer over de binnenstad te spreiden met een maximum van twee coffeeshops per straat;

geen toegang van en verkoop aan jongeren beneden de 18 jaar;

Er worden op dit moment 14 coffeeshops, waarvan 12 in de binnenstad door de burgemeester gedoogd. Het aantal van 12 coffeeshops dient gelet op de omvang van de stad, de te verwachten problematiek op gebied van openbare orde en woon- en leefmilieu als maximumaantal te worden gedoogd. Alleen in de Leeuwarder binnenstad tussen de stadsgrachten zullen die coffeeshops worden gedoogd.

Aangezien momenteel drie coffeeshops in het deconcentratiegebied (Breedstraat, Nieuweburen en Sacramentsstraat) in de binnenstad zijn gevestigd dienen deze op termijn de exploitatie te beëindigen.

Op basis van jurisprudentie is voor deze drie coffeeshops een overgangstermijn van 3 jaar vastgesteld.

Naast het maximumaantal van 12, dient de verstrekking van een gedoogverklaring voor coffeeshops een andere juridische grondslag te krijgen. Een regeling in de Algemene plaatselijke verordening (Apv) of een gemeentelijke verordening is n.l. in strijd met het verbod in de artikel 2 en 3 van de Opiumwet.

De burgemeester kan hooguit een beleid bepalen waarin zij aangeeft in welke gevallen zij niet tegen een coffeeshop zal optreden.

Zij zal het door u met dit document beoogde beleid overnemen en beschouwen als haar beleid t.a.v. het gedogen van coffeeshops in de gemeente Leeuwarden.

2 probleemstelling

Op 1 juli 1997 is de regelgeving voor het coffeeshopbeleid voor het eerst door de raad vastgesteld en toegepast. Voor de inhoud daarvan wordt verwezen naar de samenvatting in bijlage 2 van deze notitie.

Een beperkte evaluatie van het coffeeshopbeleid heeft op 20 januari 1999 in de commissie Bestuur en Middelen plaatsgevonden en heeft geen aanleiding gegeven tot principiële wijzigingen in het coffeeshopbeleid. De commissie heeft echter uitgesproken dat het vestigingsgebied voor coffeeshops beperkt dient te worden tot binnen de stadsgrachten. Dit dient te worden vertaald in beleid (zie ook bijlage 2, onder 2.4).

Verder dient zich de kernvraag aan of het aantal toe te laten coffeeshops dient te worden gemaximeerd. Leeuwarden heeft in verhouding tot de rest van de middelgrote steden in Nederland veel coffeeshops. Bovendien is het de vraag of de thans op tijdelijke basis gedoogde coffeeshops gezien de openbare orde en het woon- en leefklimaat gevestigd zijn op de juiste plaatsen. Voorts is de toelatingsleeftijd van bezoekers in discussie gekomen. Moet die leeftijd toch weer worden verlaagd naar 16 - 17 jaar?

“Laveren tussen de juridische mogelijkheden en de daagse wenselijkheden”.

Op de achtergrond speelt dat het voorhanden hebben, afleveren, gebruiken en kopen en verkopen van softdrugs nog steeds in strijd is met de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet. Dit betekent dat een regeling t.b.v. coffeeshops in een gemeentelijke verordening, zoals de Algemene plaatselijke verordening, eveneens is in strijd met de Opiumwet.

In dezen wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak d.d. 12 augustus 1999, Gemeentestem, no. 7111,4 De Afdeling stelde:

“( …) Een gemeentelijke verordening mag evenwel niet in strijd met een hogere regeling - de Opiumwet - een handelen met vergunning toestaan welk handelen in die hogere regeling expliciet is verboden. Daaraan doet niet af dat de gemeentelijke verordening een ander - aan de openbare orde ontleend - belang beoogt te beschermen dan de Opiumwet. (…)”

Dit aspect is in de uitspraak van de bestuursrechter Leeuwarden in de casus Kleine Kerkstraat 19 in februari 2000 herbevestigd. Vergunningverlening ten behoeve van coffeeshops - voor zo ver het betreft de verkoop, voorhanden hebben, etc. van softdrugs - is in strijd met de wet.

Ook is het in feite in strijd met een aantal internationale verdragen die Nederland heeft getekend, bijvoorbeeld de VN- verdragen: Enkelvoudig Verdrag van 1961 en het Illicit trafficking verdrag, alsmede de uitvoering van de bekende Schengenakkoorden. Deze verdragen verbieden het vrijlaten van softdrugs en maken een eventueel gedoogbeleid voor de Nederlandse overheid ten opzichte van deze middelen buitengewoon lastig, zonder in conflict te komen met haar internationale verdragspartners.

Dit juridische kader vergt dat er beperkingen aan gedogen van coffeeshops worden gesteld.

Daartegenover staat dat grote groepen in de Nederlandse en in de Leeuwarder samenleving pleiten voor het vrij laten van soft drugs verstrekking. Een aantal motieven ligt hieraan ten grondslag:

het gebruik van softdrugs is in ruime kring “geaccepteerd”;

het gebruik en het voorhanden zijn is zo omvangrijk, zodat het verbod niet meer te handhaven valt;

softdrugs zijn even gevaarlijk of zelfs minder gevaarlijk dan alcoholgebruik en het roken van sigaretten;

met de vrijgave van de softdrugverstrekking langs bepaalde kanalen zou het gebruik van hard drugs en de overgang tot deze drugs makkelijker te controleren zijn.

Overlast door of ten gevolge van het functioneren van coffeeshops in Leeuwarden valt op een aantal uitzonderingen na nauwelijks te traceren. Die vormen van bezoekersoverlast die worden gesignaleerd zijn: aan en afrijdende auto’s, samenscholende en lawaaierige bezoekers, de bedreigende sfeer voor de omgeving die soms van een coffeeshop uitgaat. U wordt verwezen naar het gestelde in paragraaf 4.5 van deze notitie.

Achterdeurproblematiek (de levering van softdrugs aan exploitanten).

Meerdere coffeeshopexploitanten hebben in gesprekken en ook door middel van brieven aan de burgemeester van Leeuwarden aangegeven, voorstander te zijn van legalisering van de levering van softdrugs. Over de stand zaken omtrent dit onderwerp, dat ook in de landelijke- en plaatselijke politiek veel aandacht heeft gekregen, wordt u voor een meer uitgebreide stand van zaken verwezen naar bijlage 4 van deze notitie.

Volksgezondheid

Deze notitie benadert de coffeeshops en de daarmee verband houdende problematiek uit oogpunt van openbare orde, woon- en leefklimaat en veiligheid.

Kernprobleem blijft natuurlijk de kans op verslaving aan verdovende middelen. Dit heeft gevolgen voor de openbare orde en leefbaarheid en gevolgen voor de gezondheid van gebruikers en van derden die met het gedrag van verslaafde gebruikers worden geconfronteerd. Bij de bestuursrechtelijke handhaving van de Opiumwet zal voor zo ver nodig en/of gewenst dit aspect eveneens in beschouwing worden betrokken. Om deze reden worden er ook beperkingen gelegd ten aanzien van het toelaten van jeugdigen en affichering ( reclame). Ook het aanwezig zijn van alcohol in de inrichting zal niet worden toegestaan.

De praktijk wijst uit dat volksgezondheidsaspecten op dit terrein voor een marginaal deel door het gemeentebestuur beïnvloedbaar zijn.

Dit betekent niet dat voorlichting met betrekking tot het gebruik van soft- en hard drugs niet noodzakelijk worden geacht. Met name ook vanuit de hoek van preventie. Die voorlichtingsactiviteiten voor gebruikers vinden nu reeds plaats. De Dr. Kuno van Dijkstichting speelt hier in samenwerking met de gemeente een belangrijke rol.

In de nog uit te brengen nota “brede maatschappelijke opvang” zal nadrukkelijk worden stilgestaan bij de effecten van verslaving als gevolg van soft – en/of harddrugsgebruik en de aanpak die daarvoor mogelijk is uit een oogpunt van preventie en zorg.

ACHTERGROND EN ONTWIKKELINGEN COFFEESHOPBELEID

Het gemeentelijk softdrugsbeleid in Nederland heeft haar ontstaan te danken aan het justitiële gedoogbeleid ten aanzien van de opsporing en vervolging van de, in beginsel strafbare, kleinschalige handel in softdrugs. Handhaving van de Opiumwet was tot voor kort voorbehouden aan politie en justitie en niet aan de gemeente. De burgemeester kan echter sedert ca. een jaar met het inwerking treden van artikel 13b van de Opiumwet bestuursdwang toepassen indien in horeca-inrichtingen en andere openbare inrichtingen hard - dan wel softdrugs worden verkocht, aangeboden, afgeleverd en/of voor handen zijn. Bij aantoonbare overlast ten gevolge van een coffeeshop kan de burgemeester eveneens op grond van de Gemeentewet en/of de Apv de inrichting eventueel tijdelijk sluiten. Dit kan dan op grond van een algemene overlastbepaling in de betreffende gemeentelijke verordening.

Opiumwet en landelijk beleid

De Opiumwet is een wet die primair de volksgezondheid beoogt te beschermen. Deze gedachte ligt ook ten grondslag aan een belangrijk uitgangspunt van de Nederlandse regering.

In de nota van het Kabinet van 1995 “Het Nederlandse Drugsbeleid; continuïteit en verandering” wordt nog eens benadrukt dat coffeeshops in belangrijke mate bijdragen aan de scheiding van de soft- en harddrugsmarkten. De scheiding van markten blijft dan ook het uitgangspunt van het landelijke drugsbeleid.

Het Kabinet is van mening dat met behulp van coffeeshops de verborgen handel op straat of vanuit woningen kan worden tegengegaan. Landelijk heeft in de jaren tachtig en negentig het aantal coffeeshops, volgens het Kabinet, een te grote vlucht genomen.

Om die reden werd in deze landelijk drugsnota een sanering van het aantal verkooppunten van softdrugs bepleit. Het Kabinet had daarbij beslist geen koude sanering voor ogen. Wel geeft het Kabinet aan dat gemeenten in goed overleg met de driehoek een lokaal softdrugsbeleid moeten vaststellen.

Tot 1996 was het beleid van Justitie dat jongeren vanaf 16 jaar wel toegang hadden tot coffeeshops, maar dat aan hen geen softdrugs mocht worden verkocht. Gelet op deze schijnbare tegenstrijdigheid heeft de toenmalige minister van Justitie, mevrouw Sorgdrager, het beleid inzake opsporing en vervolging gewijzigd door de leeftijdsgrens voor het bezoeken van coffeeshops te verhogen van 16 naar 18 jaar.

Veel burgemeesters hebben destijds gewezen op het gevaar dat jongeren daardoor afhankelijk worden van illegale straathandel en criminele transacties.

De verkoop van softdrugs kwam echter steeds meer in handen van commerciële uitbaters. Als gevolg hiervan werden gemeenten in de jaren tachtig en negentig geconfronteerd met een wildgroei aan softdrugverkooppunten met name in woonwijken. Met name van verkooppunten in woonwijken werd door wijkbewoners overlast ervaren die onevenredig toenam.

Regeling in de Apv ten aanzien van coffeeshops niet deugdelijk

Met name deze overlast is de directe aanleiding geweest voor het voeren van gemeentelijk gedoogbeleid.

Een van de belangrijkste regelingen die in veel gemeenten, waaronder Leeuwarden, werd toegepast was die in de Algemene plaatselijke verordening (Apv). In Leeuwarden werd middels de Apv een zoals hiervoor beschreven vrij marginale regeling in de Apv voor coffeeshops ingevoerd.

Zoals reeds hiervoor is opgemerkt zijn bepalingen in een gemeentelijke verordening, specifiek toegesneden op coffeeshops dat is alcoholvrije horeca-inrichtingen waarin softdrugs worden verkocht en voorhanden zijn etc, in een gemeentelijke verordening in strijd met de Opiumwet en wordt door de rechter buiten toepassing verklaard. Een algemene overlastbepaling met betrekking tot openbare inrichtingen (waar onder coffeeshops) in het algemeen zal kunnen.

Voor het overige vallen de coffeeshops als zijnde horeca-inrichtingen onder het exploitatievergunningregime van de Apv.

Bestuurlijke bezinning op ontwikkeling

In het vervolg op genoemde rechterlijke uitspraak (vgl. o.a. de hier genoemde casus Doetinchem), de wens van de Commissie Bestuur- en Middelen om geen coffeeshops meer te tolereren in gebieden buiten de stadsgrachten, alsmede de daardoor te verwachten nog verdere ongebreidelde groei van coffeeshops in een beperkt gebied, de Leeuwarder binnenstad is het wenselijk zich bestuurlijk te bezinnen op een verdere ontwikkeling. Met name de vraag of het wenselijk is die ontwikkeling te beheersen.

In Leeuwarden thans 14 gedoogde coffeeshops

Inmiddels worden 14 coffeeshops gedoogd in de gemeente Leeuwarden. Daarvan bevinden zich 12 binnen de stadsgrachten en 2 coffeeshops daarbuiten, aan het Vliet.

Voor een overzicht van het aantal gedoogde coffeeshops wordt u verwezen naar bijlage 2, nr. 2.5. (Zie ook kaart bijlage 6).

Elke coffeeshophouder moet anno 2000 naast een horeca-exploitatievergunning voor het exploiteren van een alcoholvrij horecabedrijf beschikken over een gedoogverklaring voor de handel in softdrugs.

Inroepen status quo

Teneinde in een verdere uitbreiding van het aantal coffeeshops in de binnenstad te voorkomen, heeft de burgemeester vanuit haar verantwoordelijkheid voor de afgifte van gedoogverklaringen voor coffeeshops (artikel 13b Opiumwet), na overleg met politie en het openbaar ministerie, besloten vanaf 10 februari 2000 geen nieuwe coffeeshops meer te gedogen.

Deze periode zal vermoedelijk tot 1 januari 2001 duren.

Concreet betekent dit dat handel in softdrugs in de huidige coffeeshops die een exploitatie vergunning met een gedoogverklaring hebben wordt gedoogd.

In de vergadering van 12 april 2000 is het voorstel voor de evaluatie van het horecabeleid en het stappenplan voor het coffeeshopbeleid ter advisering aan de leden van de raadsadviescommissie Bestuur en Middelen voorgelegd; de leden hebben toen met de aanpak daarvan ingestemd.

De uitkomsten en conclusies uit de evaluatie van het horecabeleid zijn meegenomen voor een heroriëntatie van het coffeeshopbeleid.

Achterdeurproblematiek

De levering van softdrugs aan coffeeshops (de zgn. achterdeurproblematiek) kan nog steeds niet worden toegestaan. Hoewel de burgemeester van Leeuwarden, gesteund door een meerderheid van de leden in de raadsadvies-commissie Bestuur en Middelen, met een 60-tal burgemeesters erop heeft aangedrongen de levering van softdrugs onder stringente voorwaarden toe te staan, heeft de regering nog niet het voornemen aan dit verzoek gevolg te geven (zie ook bijlage 4).

Evenwichtig coffeeshopbeleid in de toekomst

Teneinde voor de toekomst voor Leeuwarden een evenwichtig coffeeshopbeleid te formuleren worden in deze nota ter zake voorstellen gedaan, waarbij ter wille van volledigheid in bijlage 2 het huidige beleid wordt verwoord, in hoofdstuk 4 het toekomstige beleid, de consequenties van de beleidswijzigingen, de handhaving en verantwoording van het beleid.

4 HET TOEKOMSTIGE COFFEESHOPBELEID

1 Inleiding

Het gemeentelijk coffeeshopbeleid is een gedoogbeleid. De gemeente stelt daarbij regels ten aanzien van situaties – in dit geval voor coffeeshops – waartegen door het Openbaar Ministerie niet wordt opgetreden indien zij voldoen aan de criteria die door het OM worden gesteld (de zgn. AHOJG-criteria en de Opiumrichtlijn van het college van Procureurs-Generaal). Hierna zal daar verder op worden ingegaan.

2 Uitgangspunten evenwichtig coffeeshopbeleid

Om een evenwichtig coffeeshopbeleid te kunnen vaststellen dat recht doet aan de specifieke omstandigheden van de gemeente Leeuwarden, dienen op de eerste plaats een aantal gegevens in kaart te worden gebracht. Op basis van deze gegevens over de eigen gemeente, met name over het lokale softdrugsbeleid, de mate van overlast, het maatschappelijk draagvlak, het beleid van de omliggende gemeenten, de politiecapaciteit, kunnen beleidskeuzen worden gemaakt en voorgesteld.

Daarbij spelen de volgende aspecten voor het herformuleren van de doelstellingen een belangrijke rol:

De ontwikkelingen van de aantallen verkooppunten in vergelijkbare gemeenten in Nederland;

Het beleid in de omliggende regiogemeenten;

De ontwikkelingen ten aanzien van de vraag naar softdrugs;

De overlastsituatie in relatie tot het woon- en leefklimaat;

Planologische- en juridische aspecten.

3 De ontwikkelingen van de aantallen verkooppunten in vergelijkbare gemeenten in Nederland

Blijkens informatie van het Steun & Informatiepunt Drugs en Veiligheid, dat een samenwerkingsverband vormt met de VNG, wordt in veel gemeentelijke beleidsstukken een norm aangehaald die varieert van 1 coffeeshop per 15.000 tot 40.000 inwoners. Het is geen officiële norm. Als richtsnoer zal het in de ene gemeente beter toepasbaar zijn dan de andere.

In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum (WODC) van het Ministerie van Justitie heeft het onderzoeks- en adviesbureau Intraval in maart 2000 een onderzoek uitgevoerd naar aantallen verkooppunten van cannabis en gemeentelijke softdrugsbeleid in Nederland.

Uit dit onderzoek komt o.a. het volgende naar voren:

In 88% van de gemeenten in Nederland is in het lokaal driehoeksoverleg coffeeshopbeleid vastgesteld. In slechts 105 van de 538 gemeenten zijn een of meer coffeeshops te vinden. In 433 gemeenten komt geen coffeeshop voor. In 72% van deze gemeenten geldt officieel de nuloptie (er wordt geen enkele coffeeshop gedoogd). In een aantal van deze gemeenten is wel weer sprake van andere illegale verkooppunten, zoals koeriersdiensten en woonhuizen.

In de 538 gemeenten in Nederland zijn in totaal 846 coffeeshops. Van deze gemeenten heeft 80% (433) geen coffeeshops, 6% (34) één coffeeshop en 5% (29) meer dan vijf coffeeshops. Leeuwarden met 14 gedoogde coffeeshops behoort tot de 2% gemeenten die 11 coffeeshops hebben of meer.

Van alle coffeeshops in Nederland bevinden zich 88% in 11% van de Nederlandse gemeenten. Deze 59 gemeenten behoren alle tot de gemeenten met meer dan 50.000 inwoners.

Uit het hier bovengenoemde onderzoeksrapport “Coffeeshops geteld” blijkt dat Leeuwarden ten opzichte van andere grotere gemeenten hoog scoort qua aantal coffeeshops.

Aantallen coffeeshops in enkele andere gemeenten:

Amersfoort 9

Arnhem 16

Breda 15

Delft 6

Eindhoven 16

Enschede 17

Groningen 14

Haarlem 15

Leiden 12

Zwolle 4

Zaanstad 3

Voor wat betreft spreiding en dichtheid van coffeeshops in Nederland blijkt dat met name in Flevoland en Friesland zich weinig coffeeshops bevinden.

In Leeuwarden zijn momenteel 14 coffeeshops op 90.000 inwoners: dat is 1 coffeeshop op ongeveer 6.500 inwoners. Zou voor Leeuwarden de norm van het Steun & Informatiepunt worden gehanteerd dan is voor Leeuwarden een aantal van minimaal 2 en maximaal 6 coffeeshops voldoende.

4.3.1 Het beleid in omliggende gemeenten

Leeuwarden heeft met 14 gedoogde coffeeshops verhoudingsgewijs meer coffeeshops dan de andere Friese gemeenten: Harlingen 1, Smallingerland 2, Heerenveen 5, Sneek 1 (de raad heeft inmiddels ingestemd met een 2e coffeeshops), Weststellingwerf 1.

Met een Friese bevolking van ruim 600.000 inwoners telt de provincie Friesland in totaal 24 coffeeshops, waarvan Leeuwarden met een bevolking van ongeveer 90.000 inwoners, met het aantal van 14 coffeeshops 60% van de Friese coffeeshops binnen haar gemeentegrenzen telt. Of anders gezegd Leeuwarden heeft kennelijk een verzorgingsgebied voor de verkoop van softdrugs van 60% van de ruim 600.000 inwoners, namelijk van 360.000 inwoners!

Uit het vorenstaande blijkt dat Leeuwarden in de provincie Friesland verhoudingsgewijs de meeste coffeeshops binnen haar gemeentegrenzen kent en in verhouding tot gemeenten met een groter inwoneraantal (zie hiervoor bij 4) in de rest van Nederland verhoudingsgewijs aanzienlijk meer coffeeshops telt.

Binnen de regio vervullen coffeeshopexploitanten in Leeuwarden naast een lokale behoefte aan softdrugs eveneens een belangrijke regiofunctie voor wat betreft de verkoop van softdrugs. Alle omliggende gemeenten rondom de gemeente Leeuwarden hebben namelijk geen verkooppunten van softdrugs en voeren het zogenaamde nulbeleid.

4 Behoefte aan het aantal coffeeshops in Leeuwarden

Bij de invoering van het coffeeshopbeleid in Leeuwarden in 1997 is door de raad afgezien van een maximumstelsel van het aantal coffeeshops in de gemeente Leeuwarden en ook van de hantering van een afstandscriterium. Wel zijn er een aantal weigeringsgronden voor het verlenen van een exploitatievergunning voor horecabedrijven geformuleerd.

Indien een aanvrage voor een coffeeshop voldoet aan de criteria die in het plan van aanpak voor het coffeeshopbeleid voor de vestiging van coffeeshops zijn geformuleerd, dient een vergunning op basis van het geformuleerde beginsel van behoorlijk bestuur gehanteerde uitgangspunt “gelijke monniken, gelijke kappen” te worden ingewilligd.

Bij de vraag of er meer of minder coffeeshops in Leeuwarden moeten komen, speelt ook de vraag naar de mate van behoefte aan softdrugs. Leeuwarden heeft nu vanaf 1997 ervaring met een geformaliseerd coffeeshopbeleid en vanaf 1 januari 2000 met 14 verkooppunten, waarvan 2 aan het Zuidvliet, welke met een gedoogverklaring officieel zijn toegestaan.

5 De overlast van coffeeshops in relatie tot het woon- en leefklimaat

In de binnenstad van Leeuwarden – het gebied dat zich uitstrekt tussen de stadsgrachten – waar momenteel 12 van de 14 gedoogde coffeeshops zijn gevestigd bestaat een spanningsveld tussen de overlast die onder meer horeca- en coffeeshopvoorzieningen met zich meebrengen en de door het gemeentebestuur nagestreefde verbetering van het woon- en leefklimaat van de binnenstad. Het is van belang de balans te vinden tussen enerzijds de stedelijke functies die de binnenstad vervult op onder meer op het terrein van horeca en coffeeshops en opnieuw wordt afgewogen op basis van de evaluatie van het horecabeleid.

Uit een rapportage van politie district Midden Friesland blijkt dat in 1999 23 controles zijn uitgevoerd op coffeeshops, waarbij tweemaal proces-verbaal ter zake van overtreding van de Opiumwet is opgemaakt (1x geen exploitatievergunning en 1 x minderjarige aangetroffen).

Naar aanleiding van de controles werden drie ondernemers schriftelijk door de burgemeester gewaarschuwd.

In het begin van 1999 werd enige malen geklaagd over een coffeeshop in verband met minderjarigen. Na een gesprek met de ondernemer nam deze maatregelen.

Bewoners op het Vliet klaagden in de zomer van 1999 over bezoekers van de coffeeshops aan het Zuidvliet.

6 Bevindingen uit de evaluatie van het horeca/coffeeshopbeleid

Uit de door Eysink Smeets & Etman in opdracht van het gemeentebestuur van Leeuwarden uitgevoerde evaluatie van het horeca/coffeeshopbeleid in Leeuwarden komt o.a. het volgende naar voren:

Dat de helft van de bewoners van de binnenstad van oordeel is dat er teveel coffeeshops zijn in Leeuwarden, een kwart is van mening dat er genoeg coffeeshops zijn.

Van de bezoekers van horecagelegenheden vindt eenderde dat er teveel coffeeshops zijn.

Van de horecaondernemers vindt eenderde dat het aantal coffeeshops voldoende is, de helft vindt dat er teveel zijn.

Overigens wil geen van de horecaondernemers dat er een maximumaantal coffeeshops wordt vastgelegd. Zij willen overigens wel dat overlast, locaties en (in mindere mate) afstandscriteria geregeld moeten worden.

7 Gesprekken met coffeeshopexploitanten

Als onderdeel van de heroriëntatie van het coffeeshopbeleid in Leeuwarden zijn in de maand juli individuele gesprekken gevoerd met 13 van 14 gedoogde coffeeshopexploitanten. Een uitgebreid verslag van deze gesprekken is verwoord in bijlage 5. Op relevante onderdelen zijn de opvattingen van de exploitanten ten behoeve van de oordeelsvorming ingebracht.

Een meerderheid van de coffeeshopexploitanten geeft aan het huidige aantal van 14 coffeeshops voldoende te achten. Een ruime meerderheid van de exploitanten is ook voor invoering van een maximumstelsel voor coffeeshops. Een beperkt aantal wil marktwerking.

Een meerderheid vindt vestiging van coffeeshops alleen binnen de stadsgrachten toelaatbaar. Een grote minderheid acht vestiging buiten de stadsgrachten mogelijk.

Een ruime meerderheid van de exploitanten is tegen toelating van 16-17 jarigen in coffeeshops. Hiervoor worden verschillende argumenten voor aangevoerd.

Alle exploitanten vinden dat de huidige - verschillend gehanteerde - sluitingstijden gehandhaafd moeten blijven.

Alle exploitanten vinden de maximum voorraad van 500 gram een probleem in verband met het bevoorraden (sommige exploitanten doen dit meerdere keren per dag).

8 Welke vormen van beleid omtrent coffeeshops zijn mogelijk?

Als uitgangspunt voor het beleid omtrent coffeeshops binnen Leeuwarden zijn diverse vormen mogelijk:

Nulbeleid: er zijn geen coffeeshops in de gemeente en coffeeshops worden ook niet toegelaten;

Maximumstelsel: het aantal coffeeshops die worden toegelaten is aan een bepaalde limiet gebonden. Wanneer gekeken wordt naar het aantal coffeeshops dat aanwezig is in de gemeente en het aantal dat wordt toegestaan, dan heeft het maximumstelsel drie varianten:

het aantal coffeeshops is hoger dat het aantal dat is toegestaan (er moeten dus coffeeshops verdwijnen);

het aantal coffeeshops is gelijk aan het aantal dat is toegestaan;

het aantal aanwezige coffeeshops is lager dan het aantal dat is toegestaan (er mogen nog coffeeshops bij);

Verminderingsbeleid: het aantal coffeeshops dient te verminderen, maar de gemeente heeft nog geen maximumstelsel vastgesteld;

Uitsterfbeleid: het aantal coffeeshops dient, al dan niet door een actief beleid, op termijn te worden teruggedrongen. Op een uitsterfbeleid volgt veelal een nulbeleid of een maximumbeleid;

Ontmoedigingsbeleid: de gemeente probeert door het stellen van voorwaarden de ongebreidelde vestiging van nieuwe coffeeshops tegen te gaan en het aantal bestaande coffeeshops terug te dringen;

“Bussumse model”:er zijn één of meerdere gecontroleerde verkooppunten van cannabis, ondergebracht in een daartoe aangewezen stichting;

Een combinatie van voorgaande vormen: bijvoorbeeld het hanteren van een maximumstelsel, het voeren van een uitsterfbeleid en het aanwijzen van locatiegebieden.

Zoals reeds eerder gezegd heeft Leeuwarden in 1997 geen maximumstelsel voor het aantal gedoogde coffeeshops vastgesteld. Wel is bij de vaststelling van het beleid in 1997 bepaald dat het verkooppunt in het kernwinkelgebied in de Kleine Kerkstraat vòòr 1 januari 2000 de verkoop van softdrugs moest beëindigen.

9 Heroriëntatie coffeeshopbeleid

De vraag is nu of het gemeentebestuur van Leeuwarden een ongelimiteerd aantal coffeeshops in de binnenstad kan blijven gedogen, of dat een beperking van het huidige aantal coffeeshops in de gemeente moet worden nagestreefd en dat regulering van de vestigingslocaties in verband met het nagestreefde woon- en leefklimaat in de binnenstad wenselijk wordt geacht.

Ook dient de vraag te worden beantwoord of het huidige aantal van tot op heden 14 gedoogde coffeeshops voldoende is om de verkoop van softdrugs voor het toeleveringsgebied dat tot ver buiten de gemeentegrenzen zich uitstrekt voldoende is. Of dat het aantal van 14 verkooppunten teveel is.

Belangrijke afweging voor het in te nemen standpunt om te komen tot een maximumstelsel voor coffeeshops zijn ook de resultaten en uitkomsten uit de evaluatie van het horecabeleid en de aanbevelingen daaruit.

10 Maximumstelsel

De factoren die pleiten voor een maximumstelsel voor coffeeshops

Er zijn drie factoren die een rol spelen:

bezoekers van coffeeshops leveren door hun gedrag in een aantal gevallen een risico op voor de orde en rust in de omgeving c.q. buurt van een coffeeshops. Uitdrukkelijk wil daarbij gezegd zijn dat niet alle coffeeshops kunnen worden beschouwd als bron van overlast of dat deze in potentie een risico vormen. Daarbij speelt verder een rol dat bewoners en neringdoenden zich in een omgeving bedreigd voelen door dergelijke bezoekers. Dit leidt tot onrust en onvrede in dergelijke buurten. De beheersbaarheid van de overlast staat vanuit gemeentelijk perspectief voorop;

voorkomen moet worden - dit kan mede het gevolg zijn van een bedrijfseconomisch onrendabele exploitatie - dat coffeeshopexploitanten overgaan tot verkoop en verstrekking van harddrugs en aanverwante verdovende middelen. Dit levert niet alleen gezondheidsproblemen op, maar heeft ongetwijfeld negatieve effecten op de openbare orde. Vgl. het rondhangen van mensen, verpaupering, licht -criminele activiteiten. Vervaging van de scheiding van de markten voor softdrugs en voor harddrugs dient met een coffeeshopbeleid voorkomen te worden;

verkoop en het voorhanden hebben van softdrugs is nog steeds in strijd met de wet en met de internationale rechtsorde. De gemeente en met haar bestuursorganen zijn hieraan onderworpen.

Dit vergt vanuit bestuurlijke optiek een betere beheersbaarheid dan tot nu toe. Eén van de elementen om tot een betere bestuurlijke beheersing te komen is dat er een maximum wordt gesteld aan het aantal te gedogen coffeeshops in de gemeente. Alle coffeeshops die daar boven uitkomen dienen onherroepelijk te verdwijnen. Kortom duidelijkheid en helderheid omtrent de vestiging van de oude bestaande en de nieuwe.

Maximumstelsel

Mede op basis van de uitkomsten van de evaluatie horecabeleid met betrekking tot het coffeeshopbeleid zoals dat in 1997 is geformuleerd, namelijk om van marktwerking bij de vestiging van coffeeshops uit te gaan, dient dit beleid te worden gewijzigd. De burgemeester beoogt dan ook een maximaal aantal coffeeshops in de stad Leeuwarden te gedogen. Buiten de binnenstad, gelet op het woon - en leefklimaat, is het niet wenselijk om daar coffeeshops te gedogen. Op een nadere precisering van het gebied wordt in het vervolg van deze notitie nog teruggekomen.

Maximumaantal: 12

In vergelijking tot andere Nederlandse steden kent Leeuwarden in verhouding tot de bevolking een grote hoeveelheid aan door de burgemeester gedoogde coffeeshops. Het zijn er nu 14 waarvan 2 aan het Zuidvliet.

Uit oogpunt van de handhaving van de openbare orde heeft dit tot nu toe niet tot noemenswaardige problemen geleid. Er zijn hier en daar wat overlastproblemen geconstateerd bij individuele coffeeshops, doch deze zijn middels waarschuwingen weer ongedaan gemaakt. Een groter aantal dan 12 coffeeshops in de binnenstad lijkt onwenselijk. Vestiging van nog meerdere coffeeshops kan leiden tot concentraties of individuele vestiging, die gelet op de sociale en maatschappelijke omgeving ongewenst dan wel niet verantwoord zijn. De geografische ruimte in Leeuwarden is voor een groter aantal coffeeshops vanuit openbare orde en leefmilieu- optiek te klein. De effectiviteit van de beheersing door de overheid komt bij een groter aantal gedoogde coffeeshops in gevaar.

Maximaal 12 te gedogen coffeeshops alleen binnen de stadsgrachten.

Bij de evaluatie van het coffeeshopbeleid in januari 1999 is door de meerderheid van de raad uitgesproken dat de vestiging van coffeeshops uitsluitend binnen de stadsgrachten van Leeuwarden zou mogen plaatsvinden. Als consequentie daarvan is besloten dat in de nog 2 aanwezige coffeeshops aan het Zuidvliet geen handel in softdrugs door een andere exploitant meer mag worden voortgezet, indien de huidige exploitant de exploitatie zou beëindigen.

De 12 gedoogde c.q. te gedogen coffeeshops zullen derhalve met het vaststellen van deze notitie alleen in de binnenstad binnen de stadsgrachten van de stad Leeuwarden worden gedoogd. Daarbuiten zullen die coffeeshops niet gedoogd worden.

11 Vestigingslocaties

Huidige locatie en naam coffeeshop

Bijzonderheden

Breedstr. 61 Koffiehuis “ De Zone”

Pand valt in het deconcentratiegebied.

Grote Hoogstr. 34 Koffiehuis “Utoop”

Pand valt in het concentratiegebied

Grote Hoogstr. 44 “Repelsteeltje”

Pand valt in het concentratiegebied

Korfmakersstr. 2 Koffieshop “De Os”

Pand valt in het winkelgebied

Korfmakersstr. 5 Coffeeshop “Miami”

Pand valt in het consolidatiegebied

Nieuweburen 118a Coffeeshop “Africa”

Pand valt in het deconcentratiegebied.

Nieuwesteeg 4 Coffeeshop “American”

Pand valt in het consolidatiegebied

Ruiterskwartier 59 Flower Power B.V.

Pand valt in het concentratiegebied

Sacramentsstr. 26 Theehuis Sacramento

Pand valt in het deconcentratiegebied.

Tuinen 33 Coffeeshop “Relax”

Pand valt in het consolidatiegebied

Weaze 30 Coffeeshop “De Kikker”

Pand valt in het consolidatiegebied.

Is vanaf 1 oktober 2000 gesitueerd in het

Concentratiegebied voor seksinrichtingen

Weaze Westzijde.

Wortelhaven 85 Koffiebar

“Down Town”

Pand valt in het consolidatiegebied

Zuidvliet 44 “De Vriendschap”

Pand valt buiten de stadsgrachten.

Hiervoor is in 1999 het besluit genomen dat de bij beëindiging van de exploitatie geen nieuwe gedoogverklaring voor een coffeeshop wordt verstrekt

Zuidvliet 46 “Start-Art”

Pand valt buiten de stadsgrachten.

Hiervoor is in 1999 het besluit genomen dat de bij beëindiging van de exploitatie geen nieuwe gedoogverklaring voor een coffeeshop wordt verstrekt

Zoals reeds eerder is aangegeven is de exploitatie van coffeeshops in woonomgevingen en winkelgebieden uit oogpunt van de risico’s voor de openbare orde en het leefmilieu ongewenst. In mindere mate geldt dit ook voor horecagebieden. Met name in gebieden waar zich horeca bevindt die zich richt op jeugdigen. Daarbij zal verder moeten worden voorkomen dat te grote concentraties van coffeeshops ontstaan. Teneinde concentratie van coffeeshops te voorkomen wordt voorgesteld voortaan uit te gaan van maximaal twee coffeeshops per straat. Ook moet worden voorkomen dat er een coffeeshop wordt gevestigd in dezelfde straat als een inrichting die in overwegende mate wordt bezocht door jongeren of waarin in overwegende mate jongeren verblijven. Het gaat om jongeren in de leeftijd van 17 jaar en jonger.

Aangetekend wordt dat het door de gemeente vastgestelde ruimtelijk beleid repercussies heeft voor de interpretatie van de begrippen “openbare orde en woon- en leefklimaat”. Immers in een woon- of winkelgebied is het leefmilieu gevoeliger voor overlast ten gevolge van gedragingen van mensen in de vorm van lawaai, baldadigheid, rondhangen, komende en gaande auto’s e.d. dan in gebieden waarin zich inrichtingen met een vermaak- en of recreatiefunctie bevindt.

Op grond van planologische redenen is een vestiging van een coffeeshop (een alcoholvrije horeca-inrichting waarin softdrugs worden verkocht) in een winkelgebied niet wenselijk. Dit geldt in sterkere mate ook voor de vestiging in een zgn. deconcentratiegebied. Vanuit planologische optiek is de vestiging van een coffeeshop in een concentratiegebied, in een ontwikkelingsgebied en in een consolidatiegebied acceptabel. Met name hier zit een frictie met de gewenste stedenbouwkundige mogelijkheden.

Vanuit oogpunt van de openbare orde is de vestiging van coffeeshops in omgevingen waarin zich een grote horecaconcentraties, met daarbinnen horeca die zich op jongeren richt, niet wenselijk. Nieuwe coffeeshops worden in dergelijke gebieden niet gedoogd.

Alvorens een verdere uitspraak te doen wordt onderstaand een overzicht gegeven van de huidige coffeeshopvestigingen, waarbij wordt aangegeven in welk soort horecagebied de coffeeshop is gevestigd, winkelgebied, ontwikkelingsgebied, concentratiegebied, consolidatiegebied of deconcentratiegebied (zie overigens voor de volledige betekenis van deze termen bijlage 2, paragraaf 2.2).

Geen coffeeshops in winkelgebieden

Op basis van reeds in 1997 geformuleerd beleid is het niet de bedoeling dat coffeeshops worden gedoogd in winkelgebieden. Hierbij moet worden gedacht aan straten als de Nieuwestad, Wirdumerdijk, Sint Jacobstraat, Voorstreek en de Kleine Kerkstraat . Een lokatie in die winkelstraten is bovendien voor het publiek te nadrukkelijk zichtbaar. Eventueel in deze hiervoor met name genoemde straten gevestigde alcoholvrije horecainrichtingen waarin soft drugs voor handen zijn, worden bereid en /of verkocht zullen zonder meer niet (meer) worden gedoogd. Hiervoor zal ook geen specifieke overgangstermijn gelden.

Gelet op de functie van die straten, wonen en (een zich verder ontwikkelende) winkelvoorziening, is vestiging van een coffeeshop vanuit openbare orde - en leefmilieuoptiek niet gewenst.. De daar eventueel nog bestaande coffeeshops zullen dan op zo kort mogelijke termijn na de vaststelling van deze notitie daadwerkelijk moeten verdwijnen.

Geen coffeeshop in deconcentratiegebieden

De drie coffeeshops in de Breedstraat, Nieuweburen en Sacramentsstraat , vallen in het zogenaamde deconcentratie-gebied van de horeca.

Door een concentratie van een aantal horeca-activiteiten in de Breedstraat e.o. , waaronder de vestiging van het muziekcentrum Zalen Schaaf, diverse horecabedrijven en een drietal coffeeshops, wordt door deze overconcentratie het woon- en leefklimaat van bewoners in de Breedstraat e.o. aangetast.

Deze concentratie is op grond van de openbare orde niet meer gewenst. Gestreefd wordt naar een afbouwperiode van 3 jaar.

Aan de exploitanten van deze horeca-inrichtingen wordt na vaststelling en afkondiging van het beleid mededeling gedaan dat na 15 maart 2004 geen gedoogverklaring voor de handel in softdrugs meer wordt verstrekt op deze locaties.

Op basis van een uitspraak van de bestuursrechter van Den Haag is een periode van 3 jaar voor het doen beëindigen van exploitatie van een coffeeshop acceptabel.

12 Verkoop aan 16 – 17 jarigen

Belangrijk discussiepunt bij de eventuele toegankelijkheid tot coffeeshops vormt de groep 16 – 17 jarigen. Vanuit diverse geledingen, o.a. door burgemeesters, is bepleit de leeftijdsgrens voor toegang tot coffeeshops te verlagen van nu 18 naar 16 jaar. De burgemeesters beoogden hiermee te voorkomen dat met name deze jongeren via een crimineel c.q. illegaal circuit hun middelen zouden verkrijgen. Gelet op de leeftijd is deze categorie jongeren extra kwetsbaar.

Recente cijfers van het Trimbos instituut dat onderzoek uitvoerde ten behoeve van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Cultuur laten zien dat 55,5 % hasj van vrienden koopt, ca. 33,3 % bij een coffeeshop koopt en 10% van een dealer en ca. 2% zelf teelt.

De vraag is thans of wij in het kader van gemeentelijk toelatingsbeleid de leeftijdsgrens van 18 naar 16 jaar kunnen of mogen verlagen.

Uit gesprekken met coffeeshopexploitanten blijkt dat een ruime meerderheid van hen op grond van diverse argumenten tegen toelating van deze groep van 16–17 jarigen tot coffeeshops is (zie voor overzicht van deze argumenten bijlage 5).

Indien wij bovendien zouden besluiten de leeftijdsgrens te verlagen, komt het gemeentelijke beleid daarmee op gespannen voet met de landelijk geldende opsporings- en vervolgingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie. De landelijke richtlijnen van het Openbaar Ministerie laten ook geen ruimte voor het voeren van afwijkend lokaal beleid op dit onderdeel.

Het huidige toelatingsbeleid zal daarom worden gecontinueerd.

13 Voorlichting

Coffeeshopexploitanten hebben op het terrein van volksgezondheid een verantwoordelijkheid bij de verstrekking van cannabisproducten aan gebruikers. Hiervoor is reeds aangegeven dat volksgezondheid geen onderwerp is in deze notitie.

Bovendien wijst de praktijk uit dat volksgezondheidsaspecten slechts marginaal door het gemeentebestuur beïnvloedbaar zijn.

Toch moeten exploitanten en beheerders verantwoorde voorlichting geven omtrent het gebruik van softdrugs, waarbij het aanwezige voorlichtingsmateriaal van de Dr. Kuno van Dijkstichting ondersteunend kan zijn.

In de voorwaarden voor de gedoogverklaring wordt daarom een bepaling opgenomen dat voorlichtingsmateriaal in de vorm van brochures zichtbaar voor de klanten in de coffeeshops aanwezig dient te zijn..

14 Sluitingstijden

In verband met de differentiatie van gebiedsindeling van de horecabedrijven in de binnenstad zijn de sluitingstijden van coffeeshops gerelateerd aan het gebied waaronder de coffeeshop valt. Hierdoor hebben exploitanten de mogelijkheid aan te sluiten bij de sluitingstijden van andere horecabedrijven in het betreffende gebied.

Uit gesprekken met de coffeeshopexploitanten blijkt dat een aantal van hen daar gebruik van maakt. De meesten sluiten echter rond 23.00 uur hun bedrijf.

Dat betekent dat de sluitingstijden van de coffeeshops een zeer wisselend beeld laten zien.

Exploitanten hebben in de gesprekken aangegeven dat zij een voorkeur hebben voor de sluitingstijden zoals zij deze thans hanteren.

Bij de bewonersenquête van de evaluatie van het horecabeleid is specifiek gevraagd naar de sluitingstijd voor coffeeshops. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de meerderheid van de bewoners geen wijziging van de sluitingstijden voor de coffeeshops nodig acht.

Praktijk wijst uit dat de huidige sluitingstijden van de coffeeshops geen specifieke problemen opleveren, met uitzondering van de coffeeshops op het Ruiterskwartier en de Nieuwesteeg.

In verband met plaats van vestiging van deze coffeeshops in gebieden met veel horecavestigingen bestaat de mogelijkheid dat deze tot 3.00 uur open mogen zijn. Het gevaar is dat bezoekers van discotheken en horeca waar alcoholische dranken worden geschonken tot uiterlijk dit tijdstip softdrugs kunnen kopen en deze al dan niet in combinatie met alcohol in de betreffende horecavestiging gebruiken.

Het blijkt dat klanten in het horecagebied na het kopen van cannabisproducten vanuit coffeeshops naar horecavestigingen gaan om aldaar te blowen in combinatie met het gebruik van alcohol. E.e.a. wordt in de evaluatie van het horecabeleid door horeca-ondernemers bevestigd en ook aangegeven dat door het gebruik van (soft)drugs onveiligheidsgevoelens in de horecavestigingen en op straat toenemen. Deze praktijk wordt ook door politiemensen op straat waargenomen.

Onderstaand overzicht laat zien welke openingstijden door de huidige coffeeshops wordt gehanteerd en welke tijden mogelijk zijn.

Locatie en naam coffeeshop

Openingstijd

Toegestaan

Bijzonderheden

Breedstr 61, Koffiehuis “ De Zone”

00 - 23.00 uur

00 – 23.00uur

Grote Hoogstr 34, Koffiehuis “Utoop”

00 - 23.00 uur

Tot 03.00 uur

Grote Hoogstr 44, “Repelsteeltje”

00 - 23.00 uur

Tot 03.00 uur

Korfmakersstr 2, Koffieshop “De Os”

00 - 22.00 uur

Tot 01.00 uur

Korfmakersstr 5, Coffeeshop “Miami”

00 - 02.00 uur

Tot 03.00 uur

Nieuweburen 118a, Coffeeshop “Africa”

00 - 23.00 uur

00 – 23.00 uur

Nieuwesteeg 4, Coffeeshop “American”

00 - 03.00 uur

Tot 03.00 uur

Ruiterskwartier 59, Flower Power B.V.

00 - 02.00 uur

Tot 03.00 uur

Do,Vrij,Za tot 03.00 uur

Sacramentsstr 26, Theehuis Sacramento

00 - 23.00 uur

00 – 01.00 uur

Tuinen 33, Coffeeshop “Relax”

00 - 24.00 uur

Tot 03.00 uur

Vrij, Za tot 01.00 uur

Weaze 30, Coffeeshop “De Kikker”

00 - 00.30 uur

Tot 03.00 uur

Zo 12.30 – 23.30 uur

Wortelhaven 85, Koffiebar “Down Town”

00 - 24.00 uur

Tot 03.00 uur

Zuidvliet 44, “De Vriendschap”

10.00 - 24.00 uur

06.00 – 01.00 uur

Zuidvliet 46, “Start-Art”

30 - 24.00 uur

00 – 01.00 uur

Vrij,Za tot 01.00 uur

In het voorstel “herorientatie coffeeshopbeleid“ was uitgegaan van een sluitingstijd voor alle coffeeshops van 23.00 uur. Het argument hiervoor was om te komen tot een betere scheiding der markten tussen het gebruik van cannabis en alcohol.

De meerderheid van de leden van de raadsadviescommissie Bestuur en Middelen achtte het voorstel echter om voor alle coffeeshops een sluitingstijd van 23.00 uur op te leggen te ver gaan, of vond de argumentatie voor dit voorstel onvoldoende onderbouwd.

Ook werd in het kader van openbare orde en veiligheid differentiatie in openingstijden voor coffeeshops wenselijk geacht.

Door een aantal exploitanten is eveneens zowel mondeling als schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de beperking van de openingstijden voor de coffeehops, namelijk een uniforme sluitingstijd voor alle coffeeshops vanaf 23.00 uur.

Uit gesprekken met exploitanten is gebleken dat exploitanten geen cannabis aan klanten verstrekken waarvan door hen wordt vastgesteld dat die in kennelijke staat verkeren door alcohol gebruik.

Voorts lijkt het, zo is nu gebleken, niet denkbeeldig dat na 23.00 uur weer softdrugs worden gekocht bij niet te controleren handelaren. Het gevaar bestaat namelijk dat deze handelaren, zonder dat hierop een effectieve controle mogelijk is, beschikken over zwaardere drugs in hun assortiment. Het risico van vermenging van handel is niet denkbeeldig.

Aangezien ons voorstel van 23.00 uur als te vergaand wordt beschouwd kunnen wij ons thans vinden in het handhaven van de huidige openingstijden voor de coffeeshops.

Om echter te voorkomen dat er alternatieve handelscircuits ontstaan zal navenant toezicht op de afwezigheid van drugs worden gehouden op straat en bij de andere openbare inrichtingen.

5 BESTUURSBEVOEGDHEID

1 Toepassing van de bevoegdheden door gemeentebestuur en Openbaar Ministerie

Het openbaar ministerie, de gemeente en de politie zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de handhaving van de Opiumwet, voorzover het openbare inrichtingen betreft.

Gemeentewet

Artikel 172 van de Gemeentewet kent de burgemeesterspecifieke verantwoordelijkheden toe inzake handhaving van de openbare orde. Voorts is de burgemeester op grond van artikel 174 van de Gemeentewet belast met het toezicht op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. De burgemeester is daarbij bevoegd de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.

Dit betekent dat het beleid ten aanzien van coffeeshops binnen de gemeente primair tot de taak en de bevoegdheid van de burgemeester hoort.

Uiteraard valt het bestuurlijk optreden van de burgemeester onder verantwoordingsplicht aan de gemeenteraad.

De bevoegdheden van de burgemeester met betrekking tot het coffeeshopbeleid waren beperkt tot toezicht en handhaving voor zo ver de openbare orde, de veiligheid of de gezondheid in het gedrang kwamen.

Wijziging van de Gemeentewet en de Opiumwet hebben de bevoegdheden van de burgemeester met betrekking tot drugsoverlast uit besloten en met name voor het publiek toegankelijke locaties verruimd (vgl. artikel 174a van de Gemeentewet en artikel 13b van de Opiumwet).

Artikel 174a van de Gemeentewet geeft de burgemeester sedert ca. 2 jaar de bevoegdheid woningen te sluiten in het geval er bijvoorbeeld sprake is van zeer ernstige overlast, waardoor de veiligheid en gezondheid van omwonenden in het geding zijn. De oorzaak van die overlast kan drugsgebruik of drugshandel zijn. Inmiddels zijn in Leeuwarden op basis van dit artikel 2 woningen door een burgemeesterssluiting voor bepaalde periode gesloten verklaard.

Het beleid met betrekking tot preventie en zorg uit oogpunt van volksgezondheid is een taak van het college van burgemeester en wethouders. Wij gaan hier verder niet op in. Dit aspect komt in deze notitie niet integraal aan de orde.

Opiumwet

Burgemeester

In artikel 13b van de Opiumwet staat de bevoegdheid van de burgemeester beschreven.

De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven hard- dan wel soft drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Dit stelt de burgemeester in staat om coffeeshops en andere voor het publiek toegankelijke lokalen die in strijd handelen met de gestelde voorwaarden te sluiten dan wel hier een dwangsom op te leggen, zonder dat er sprake hoeft te zijn van feitelijke overlast.

De burgemeester zal deze bevoegdheid onverkort toepassen ten aanzien van dergelijke lokalen, voor zo ver zij niet expliciet een verklaring heeft gegeven dat zij het voorhanden hebben, het handelen, leveren, aanmaken dan wel het gebruik van soft drugs zal gedogen.

Bestuursdwang bij toepassing artikel 13b Opiumwet

In het algemeen moet worden uitgegaan dat de burgemeester de betreffende inrichting c.q. lokaliteiten voor minimaal twee weken, bij minimale overtredingen, tot maximaal een jaar, bij ernstige overtredingen, zal sluiten. Onder ernstige overtredingen zal sowieso worden begrepen het aanwezig zijn in het lokaal en/of op het daarbij behorende erf van hard drugs, ongeacht in welke hoeveelheid, en/of het aanwezig zijn van soft drugs d.i. uitsluitend cannabisproducten in een hoeveelheid groter dan 500 gram.

Gaat het om overtredingen genoemd in het onder bijlage 1 genoemde handhavingsarrangement dan geldt het gestelde in dit arrangement.

Openbaar ministerie/ de Officier van Justitie

Het Openbaar Ministerieis in eerste instantie verantwoordelijk voor de vervolging met betrekking tot de overtreding van alle bepalingen van de Opiumwet.

Het Openbaar Ministerie heeft die verantwoordelijkheid uitgewerkt middels de “Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet” vanwege het College van Procureurs generaal dd.10 september 1996 en gepubliceerd in de Stcrten d.d. 10 september 1996 en d.d. 27 september 1996.

Bij overtreding van de criteria ten behoeve van het gedogen van coffeeshops, zoals verwoord in genoemde richtlijnen gaat het Openbaar Ministerie in beginsel over tot strafrechtelijk optreden, maar de burgemeester kan in dat geval nu ook middels bestuursdwang handhaven als de omstandigheden dat wenselijk maken. In de landelijke drugsnota (Het Nederlandse Drugsbeleid; continuïteit en verandering") en de genoemde Richtlijnen wordt met nadruk gewezen op de rol van het lokale driehoeksoverleg. Een goed softdrugsbeleid kan alleen in goed overleg tussen gemeente, Openbaar Ministerie en politie tot stand komen. De gemeente heeft een taak ter bescherming van de openbare orde en voorkoming van overlast.

De politie zal de naleving moeten controleren en daartoe de nodige opsporings- en toezichttaken moeten doen. Daarnaast heeft zij in verband met artikel 13b van de Opiumwet een taak als toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 en volgende van de Algemene wet bestuursrecht

Softdrugs en coffeeshops zijn dan ook periodiek onderwerp van gesprek in het driehoeksoverleg.

2 Handhavingarrangement en toepassingsgebied van deze notitie

Handhavingarrangement

In verband met de handhaving is op dezelfde wijze zoals dat met het prostitutiebeleid is gedaan, een handhavingarrangement opgesteld waarbij een integrale samenwerking tussen het Openbaar Ministerie arrondissement Leeuwarden, politie district Midden Friesland en de burgemeester van Leeuwarden op dit terrein wordt vastgelegd.

Met behulp van dit arrangement kan een eenduidig, consistent en adequaat handhavingsbeleid worden gevoerd.

In essentie gaat het daarbij om de volgende vragen: wie doet wat, wanneer en op basis van welke informatie. Het gemeentebestuur, het Openbaar ministerie en de politie moeten deze vragen met elkaar in beleidsmatige zin beantwoorden.

De gemaakte afspraken in dit handhavingarrangement zijn opgenomen in bijlage 1. Deze bijlage dient te worden beschouwd en te worden gelezen als integraal onderdeel van dit beleidsdocument en wordt dan ook geacht deel uit te maken van het beleid van de burgemeester ten aanzien van coffeeshops.

3 Bekendmaking beleidsregeling

Ingevolge artikel 4:81 van Algemene Wet Bestuursrecht is deze notitie een beleidsregel, vastgesteld door de burgemeester van Leeuwarden ter uitvoering van het coffeeshopbeleid. De bevoegdheid daartoe ontleent de burgemeester aan de artikelen 172 en 174 van de Gemeentewet en artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester heeft het standpunt van de gemeenteraad gevraagd. Deze heeft ingestemd met het in dit document de daarbij behorende bijlagen weergegeven beleid. Deze beleidsregel wordt openbaar bekend gemaakt. Zij is met ingang van haar bekendmaking van kracht.

Leeuwarden, 23 februari 2001.

L.B.M. van Maaren–van Balen,

burgemeester van Leeuwarden.

Handhavingsarrangement

Coffeeshopbeleid gemeente Leeuwarden

Partners:

Gemeente Leeuwarden (burgemeester, burgemeester en wethouders).

Openbaar Ministerie, arrondissement Leeuwarden.

Politie district Midden Friesland

Vastgesteld in het driehoeksoverleg van 23 februari 2001.

Doel van het handhavingsarrangement

Op 12 februari 2001 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden ingestemd met het door de burgemeester vastgestelde coffeeshopbeleid. Dit coffeeshopbeleid houdt in dat er maximaal twaalf coffeeshops, uitsluitend in de binnenstad van Leeuwarden (binnen de stadsgrachten), zullen worden gedoogd. De gedoogde coffeeshops dienen te voldoen aan de in het beleid vastgestelde voorwaarden.

De bestuurlijke keuze om maximaal twaalf coffeeshops te gedogen is gekoppeld aan de eis, dat dit gebeurt onder een handhavingsregime, waarin zeer strikt wordt opgetreden bij overtredingen van de gestelde gedoogvoorwaarden. Dit handhavingsarrangement geeft vorm aan dit handhavingsregime. Per overtreding is vastgelegd wat het sanctiebeleid is en hoe de verschillende partners hun bevoegdheden en instrumenten zullen aanwenden.

Het handhavingsarrangement is een richtlijn. In ernstige of spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken.

Taakverdeling bij de handhaving

Taak politie: - opsporing

controle

constateren overtreding

opmaken proces-verbaal indien noodzakelijk

eventueel verrichten van aanhoudingen of in beslag nemen

informeren van de burgemeester (schriftelijk).

Taak openbaar ministerie: - opsporing

vervolgen in geval van proces-

verbaal

executie van de straf

Taken burgemeester: - al dan niet gedogen van coffeeshops

verlenen van de gedoogverklaring

toezicht (door de politie)

toepassen bestuursdwang

toepassen dwangsom.

interne afstemming met handhaving andere wetgeving

Taken burgemeester en wethouders: - interne afstemming met handhaving andere wetgeving

bestuursrechtelijk toezicht

Toezicht en Controle

Gemeente en politie zullen toezicht en controles ( hierna: controle c.q. controles ) doen uitvoeren dan wel uitvoeren om te controleren of coffeeshops de aan hen gestelde eisen naleven. Deze toezicht en controle kan gezamenlijk plaatsvinden of individueel. De controles vinden onregelmatig en onaangekondigd plaats. Gemeente en politie maken afspraken over het aantal en de aard van de controles. Minimaal vier keer per jaar vindt in elke coffeeshop een onaangekondigde controle plaats.

Daarnaast hebben politie en gemeentelijke diensten een signalerende functie in het kader van de uitoefening van hun reguliere taken.

Vervolg

Na een geconstateerde overtreding vindt altijd een vervolgactie plaats. Deze bestaat ofwel uit waarschuwingen, intrekking gedoogverklaring, bestuursdwang of dwangsom ofwel uit strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie, ofwel uit beide, afhankelijk van de aard van de overtreding. Incidenteel kan ook worden volstaan met een transactie.

Algemene wet bestuursrecht

Bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom gebeurt altijd conform het gestelde in de Algemene wet Bestuursrecht. Dit betekent dat, voorafgaande aan het toepassen van de bevoegdheid tot bestuursdwang of dwangsom, een schriftelijke waarschuwing wordt gegeven. Alleen in ernstige en/of dringende gevallen kan direct tot het toepassen van bestuursdwang worden overgegaan.

Daarbij dient het Handboek Handhaving dd. Maart 2000 van de Gemeente Leeuwarden als leidraad.

Capaciteit

Gemeente, politie en Openbaar Ministerie maken voldoende capaciteit vrij om aan het arrangement uitvoering te kunnen geven.

Toe te passen wetgeving

In het kader van de handhaving van het coffeeshopbeleid wordt met name gebruik gemaakt van de volgende wetsartikelen:

Opiumwet (burgemeester: artikel 13b; politie en openbaar ministerie;

Gemeentewet (artikel 174a).

APV artikel 2.3.1.4. (sluiting van de horecainrichting)

Verder zal indien passend, eveneens de volgende wetgeving worden gehanteerd:

Algemene wet bestuursrecht.

Drank- en Horecawet.

Wetboek van Strafrecht

Wet Wapens en Munitie

Wet op de Kansspelen.

Wet milieuheer.

Woningwet

Artikel 1.6 van de Apv.

Pluk-ze

Politie en justitie zullen bovendien, indien hiervoor voldoende aanknopingspunten zijn optreden in het kader van de Pluk-ze wetgeving. (Ontnemingsvordering wederrechtelijk verkregen voordeel).

HANDHAVING TEN AANZIEN VAN COFFEESHOPS

Definitie

Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid. Het is een horecainrichting waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvind. De coffeeshop moet dus tevens voldoen aan de eisen die gesteld worden ten aanzien van "reguliere" horecabedrijven.

Er is sprake van een gedoogde coffeeshop indien de exploitant in het bezit is van een gedoogverklaring van de burgemeester voor het exploiteren van een coffeeshop. De gedoogverklaring wordt voor maximaal één jaar verleend. Wil een exploitant de coffeeshop verder exploiteren zal zij/hij telkens opnieuw een aanvraag moeten doen. Aan de gedoogverklaring zijn voorschriften verbonden. Bij overtreding van deze voorwaarden wordt bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk gehandhaafd.

A.1 Overtreding alcoholverbod

Toelichting: in de inrichting mag geen alcohol worden verstrekt.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer waarschuwing

2e keer: intrekking gedoogverklaring

Strafrechtelijke sanctie

2e keer: In beslagname drank en drugs, proces-verbaal (politie)en vervolging (OM)

Constatering door: politie als bestuursrechtelijk toezichthouder.

Handhaver: burgemeester en/of burgemeester en wethouders, Openbaar Ministerie.

Wettelijke basis: Artikel 13b. Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3 van de Drank- en Horecawet

A.2 Affichering

Toelichting: in, dan wel vanuit de inrichting mag geen reclame worden gemaakt voor de verkoop van softdrugs; aan de buitenkant van de inrichting is, naast de naam van de inrichting, enkel de aanduiding 'coffeeshop' toegestaan, waarvan de afmetingen het formaat 1 m x 0,50 m niet mag overschrijden verder mag niet op enigerlei wijze wervend worden opgetreden om daarmee de aandacht op de inrichting te vestigen, bijvoorbeeld door middel van het plaatsen van advertenties, sponsoring van evenementen of het verspreiden van foldermateriaal.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: waarschuwen

2e keer: intrekking gedoogverklaring

Strafrechtelijke sanctie:

1e keer: Proces-verbaal, inbeslagname drugs en vervolgen

2e keer: Proces-verbaal, inbeslagname drugs en vervolgen

Constatering door: politie

Handhaver: burgemeester en Openbaar Ministerie.

Wettelijke basis: Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht.

A.3 Overlast door de coffeeshop

Toelichting: de coffeeshop mag geen overlast veroorzaken voor de omgeving. Overlast kan bijvoorbeeld bestaan uit lawaai, (fout) geparkeerde auto's en/of fietsen van klanten, zwerfvuil afkomstig uit de inrichting etc.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: een waarschuwing

2e keer: intrekking van de gedoogverklaring

Bij zeer ernstige overlast, d.i. dreigen met wapens, mishandeling e.d., kan onmiddellijk en zonder uitstel overgegaan worden tot sluiting voor maximaal een jaar en intrekking van de gedoogverklaring.

Zie ook A 10 Criminele activiteiten -

Strafrechtelijke sanctie

Bij lichte vormen van overlast

1e keer mutatierapport (politie)

2e keer proces-verbaal, inbeslagname drugs en vervolgen

Bij zeer ernstige overlast:

1e keer: proces-verbaal, inbeslagname drugs en vervolgen

Constatering door: politie.

Handhaver: burgemeester en openbaar ministerie .

Wettelijke basis: Artikel 13b. Opiumwet, Opiumwet,

Algemene wet bestuursrecht, Wetboek van Strafrecht.

Apv artikel 2.3.1.4. , Gemeentewet artikel 174

A.4. Toegang voor minderjarigen

Toelichting: een coffeeshop is alleen toegankelijk voor personen van 18 jaar of ouder.

A.4.1 . Overtreding begaan door het verkopen, verstrekken aan minderjarigen en de aanwezigheid van minderjarigen beneden 16 jaar:

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer : intrekking gedoogverklaring + sluiting

Strafrechtelijke sanctie

1e keer proces-verbaal, inbeslagname drugs alsmede vervolging

A 4.2. Overtreding begaan door het toelaten van minderjarigen van 16 en 17 jaar:

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer Waarschuwing

2e keer Intrekking gedoogverklaring gedurende 1 maand

3e keer Definitieve intrekking

Strafrechtelijke sanctie

1e keer proces-verbaal, inbeslagname drugs en vervolging

2e keer proces-verbaal, inbeslagname drugs en vervolging

3e keer proces-verbaal, inbeslagname drugs en vervolging

Constatering door: politie.

Handhaver: burgemeester, politie + openbaar ministerie.

Wettelijke basis: Artikel 13b. Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3 van de Opiumwet.

A.5 Overschrijding maximale hoeveelheid per transactie

Toelichting: er geldt een maximum van 5 gram per transactie. Er mag slechts één transactie per persoon per dag plaatsvinden.

Bestuursrechtelijke sanctie

Geen actie

Strafrechtelijke sanctie

1e keer proces-verbaal, inbeslagname drugs en vervolging

Constatering door: politie.

Handhaver: openbaar ministerie.

Wettelijke basis: Artikel 3 Opiumwet.

A.6 Overschrijding maximaal toegestane handelsvoorraad

Toelichting: de inrichting mag niet meer dan 500 gram softdrugs in voorraad hebben.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer waarschuwing

2e keer intrekking gedoogverklaring

Strafrechtelijke sanctie

1e keer in beslagname van de aanwezige drugs,

proces- verbaal en vervolging

2e keer in beslagname van de aanwezige drugs,

proces- verbaal en vervolging

Constatering door: politie.

Handhaver: openbaar ministerie, burgemeester.

Wettelijke basis: Artikel 3 Opiumwet.

Artikel 13b. Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht.

A.7 Verkoop harddrugs

Toelichting: het verkopen en of aanwezig zijn van harddrugs in de inrichting is ten strengste verboden.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: sluiting van de inrichting tot maximaal 1 jaar + intrekking gedoogverklaring

Strafrechtelijke sanctie

1e keer: proces-verbaal, in beslag name van de aanwezige drugs, en vervolging

Constatering door: politie.

Handhaver: politie + openbaar ministerie, burgemeester.

Wettelijke basis: Artikel 2 Opiumwet.

Artikel 13b. Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht.

Apv artikel 2.3.1.4

A.8 Exploitatie van een terras

Toelichting: de inrichting waarvoor een gedoogverklaring is dan wel zal worden afgegeven mag geen terras exploiteren of anderszins buiten op straat of op het open erf c.q. aanhorigheid, direct gelegen aan de weg, als bedoeld in artikel 1.1. van de Apv, zit- en of verblijfmogelijkheden bieden.

Bestuursrechtelijke sanctie

Sanctie: 1e keer: waarschuwing

2e keer intrekking gedoogverklaring

Strafrechtelijke sanctie

Geen actie uitsluitend gericht op het aanwezig zijn van een terras

Handhaver: Burgemeester.

Wettelijke basis: Artikel 13b. Opiumwet.

A.9 Overtreden sluitingstijden

Toelichting: De coffeeshops hebben dezelfde sluitingstijden als andere horeca-inrichtingen in Leeuwarden. De sluitingstijden voor de horeca zijn geregeld in artikel 2.3.1.2 van de Apv.

Deze openings- en sluitingstijden worden op een door de gemeente te verstrekken kaart, die van buitenaf duidelijk zichtbaar aan of op de inrichting is bevestigd, aangegeven.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer een waarschuwing

2e keer intrekking van de gedoogverklaring

Strafrechtelijke sanctie

1e keer een transactie (politie)

2e keer proces-verbaal + vervolging

Constatering door: politie

Handhaver: burgemeester, Openbaar Ministerie

Wettelijke basis: Artikel 13b. Opiumwet

A.10 Criminele activiteiten

Toelichting: de aanwezigheid van bijvoorbeeld wapens en/of gestolen goederen / heling van die gestolen goederen in de inrichting geldt als criminele activiteit.

Bestuursrechtelijke sanctie

Sanctie:

1e keer: zonder voorafgaande waarschuwing sluiting van de inrichting voor 1 jaar intrekking exploitatievergunning.

Strafrechtelijke sanctie

1e keer: proces-verbaal en vervolging

Constatering door: politie.

Handhaver: burgemeester, openbaar ministerie

Wettelijke basis: Artikel 2 en/of 3 van de Opiumwet, Wetboek van Strafrecht, Wet wapens en Munitie.

Artikel 13b. Opiumwet Artikel 2.3.1.4 Apv

B. HANDHAVING TEN AANZIEN VAN OVERIGE VERKOOPPUNTEN

B.1 Verkoop vanuit voor publiek toegankelijke inrichtingen

Hieronder vallen alle andere openbare inrichtingen die niet in het bezit zijn van een gedoogverklaring voor het exploiteren van een coffeeshop. Onder deze omschrijving vallen: horecainrichtingen en andere inrichtingen zoals winkels, wachtlokalen, ruimten waarin zich automaten bevinden, en andere voor het publiek toegankelijke lokalen en al dan niet geheel omwande ruimten.

B.1.1 In het geval van softdrugs

B.1.1.2 Indien het gaat om de aanwezigheid van 50 gram of minder aan soft drugs

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer uitnodigen zienswijze gesprek op korte termijn alsmede dwangsom aanschrijving van .f. 2500,-- per overtreding tot maximaal. f. 5.000,--

2e keer: verbeuren van dwangsom

3e keer: verbeuren van dwangsom

4e keer: bij een horecainrichting intrekking exploitatievergunning voor een half jaar

4e keer: bij een andere inrichting of lokaliteit c.q. ruimte sluiting voor een half jaar

Strafrechtelijke sanctie

1e keer en andere keren

in beslagname van de aanwezige voorraad, proces-verbaal en vervolging

B.1.1.3 Indien het gaat om de aanwezigheid van meer dan 50 gram aan soft drugs

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer sluiting voor minimaal 1 maand tot maximaal 12 maanden. Bij een horecainrichting wordt eveneens de exploitatievergunning ingetrokken.

Strafrechtelijke sanctie

1e keer en volgende keren in beslagname van de aanwezige drugs, proces-verbaal en vervolging

Constatering door: politie.

Handhaver: openbaar ministerie burgemeester.

Wettelijke basis: Artikel 3 Opiumwet.

Artikel 13b. Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht.

Apv artikel 2.3.1.4

B.1.2 In het geval van harddrugs

Bestuursrechtelijke sanctie:

1e keer: onmiddellijke sluiting + ( bij horecainrichtingen:) intrekking exploitatievergunning

Strafrechtelijke sanctie

1e keer: in beslagname van de aanwezige drugs, proces-verbaal en vervolging

Constatering door: politie.

Handhaver: politie + openbaar ministerie burgemeester.

Wettelijke basis: Artikel 2 Opiumwet.

Artikel 13b. Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht.

B.2 verkoop vanuit woningen

B.2.1 In het geval van soft en hard drugs

Toelichting: vanuit een woning mag geen handel in drugs plaatsvinden.

Het betreffende beleid is weergegeven in de Handleiding voor de aanpak van drugsoverlast uit woningen, versie 10 december 1998 van de Gemeente Leeuwarden. Deze werd op geaccordeerd door het driehoeksoverleg Leeuwarden op 16 december 1998.

De deelnemers aan dit arrangement conformeren zich aan het gestelde in deze Handleiding.

B.3 Straathandel

Toelichting: de straathandel in zowel softdrugs als in harddrugs is verboden.

Bestuursrechtelijke sanctie :

Geen optreden op grond van het bestuursrecht

Strafrechtelijke Sanctie:

1e keer : in beslag name van de aanwezige voorraad proces-verbaal + aanhouding + vervolging.

Constatering door: politie.

Handhaver: politie en openbaar ministerie.

Wettelijke basis: Opiumwet of artikel 2.8.2. van de Apv

Toelichting bij dit handhavingsarrangement

Toepassen sanctie.

Het begrip bestuursrechtelijke sanctie betekent, voor de uitvoering van dit handhavingsarrangement, niet dat het hier gaat om een punitieve sanctie, zoals een bestuurlijke boete. Het bestuurlijk optreden dient uitsluitend te worden gezien als corrigerend optreden, dan wel optreden met het oog op herstel van een situatie of handelen overeenkomstig de wettelijke regels.

Indien van toepassing: wordt beoogd een terugkeer naar de door het bestuursorgaan bij het gedogen van een coffeeshop beoogde situatie.

Opvoeren handhavingsmiddelen

Het inzetten van handhavingsmiddelen wordt bij herhaling opgevoerd. Dit opvoeren is gerelateerd aan een periode van een jaar. Die periode begint bij de constatering van de eerste overtreding.

M.a.w: is er een bepaalde overtreding geconstateerd dan wordt eerst gewaarschuwd.

Volgen er binnen een jaar nieuwe overtredingen dan zullen de sanctiemiddelen ingrijpender zijn. De waarschuwingen dienen schriftelijk plaats te vinden.

Ingang en geldigheidsduur van dit arrangement

Dit arrangement geldt van 1 januari 2001 tot 1 januari 2004 en wordt telkens voor een jaar stilzwijgend verlengd.

Dit arrangement kan door elk der partijen tussentijds worden opgezegd .

Redenen tot opzegging kunnen zijn: buiten werkingtreding van de betreffende wetgeving, wijziging van die wetgeving, wijziging Europese regelgeving en/of beleidswijziging door de rijks- of gemeentelijke overheid en/of jurisprudentie.

Partijen stellen elkaar hiervan tijdig in kennis

Het flankerend (coffeeshop)beleid in Leeuwarden

Het huidige coffeeshopbeleid in de gemeente Leeuwarden heeft een duidelijke relatie met de regelgeving van de Drank en Horecawet. Daarnaast zijn de Opiumwet, de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en het plan van aanpak dat in het lokale driehoeksoverleg tussen de burgemeester van Leeuwarden, de districtschef politie Midden Friesland en de hoofdofficier van justitie in het arrondissementsparket Leeuwarden is vastgesteld, van belang. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op aspecten die het bestaande coffeeshopbeleid in Leeuwarden hebben vorm geven.

1 De richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingbeleid

De richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet dateren van 1976.

In oktober 1994 zijn zij aangevuld met nadere richtlijnen van “coffeeshops”.

Wat wordt in deze richtlijnen onder coffeeshops verstaan? “Coffeeshops” zijn alcoholvrije horeca gelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt. Deze gelegenheden kunnen ook andere namen voeren, zoals reggaebar, koffiehuis, theehuis, shoarmahuis, sappenbar, en dergelijke. In deze richtlijnen is gekozen voor de verzamelnaam coffeeshop, omdat die het meest is ingeburgerd.

Het Openbaar Ministerie (OM) werkt bij de totstandkoming en handhaving van lokaal coffeeshopbeleid samen met de lokale autoriteiten. In het kader van een in de lokale driehoek gezamenlijk uit te werken integraal beleid ten aanzien van coffeeshops, dient tot een evenwichtige inzet van de verschillende beheersinstrumenten te worden gekomen.

Een actieve rol vanuit het OM geeft het signaal dat justitie het belang van de aanpak onderschrijft, de bestuurlijke aanpak strafrechtelijk ondersteunt en haar eigen verantwoordelijkheid daarin neemt.

Bij de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop – een bij de Opiumwet verboden situatie- strafrechtelijk opgetreden dient te worden, gelden de volgende criteria:

A: geen affichering: dit betekent geen reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

H: geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshop, geluidshinder, vervuiling en/of voor nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang aan jeugdigen tot een coffeeshop: Gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar;

G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (=5 gram).

Onder “transactie” wordt begrepen alle koop en verkoop in 1 coffeeshop op een zelfde dag met betrekking tot een zelfde koper.

Deze verboden richten zich tot de coffeeshophouder. Dit geldt ook voor het verbod om minderjarigen toe te laten tot de coffeeshops. In het kader van huisregels kan hij eisen dat men zich legitimeert bij toetreding tot de coffeeshop.

De Wet op de Identificatieplicht voorziet niet in een verplichting voor aanwezigen in een coffeeshop om zich jegens een opsporingsambtenaar te legitimeren. Er is evenwel geen bezwaar tegen een verzoek om (vrijwillige) identificatie. Bovendien kan minderjarigheid uit andere hoofde blijken c.q. worden aangetoond.

Onder bovenstaande voorwaarden zal in beginsel tegen coffeeshops die op grond van het lokaal driehoeksoverleg worden gedoogd, niet strafrechtelijk worden opgetreden.

Dit geldt, vanuit een oogpunt van beheersbaarheid en controleerbaarheid, nadrukkelijk niet voor verkoop van softdrugs in bijvoorbeeld cafés, winkels of afhaalcentra, via een koeriers- of taxibedrijf, een 06-nummer, postorderbedrijf of anderszins. Voor zover dergelijke situaties in het verleden wel zijn getolereerd of gedoogd, dient het beleid te zijn gericht op beëindiging daarvan.

Als de driehoek heeft gekozen voor de zogenaamde nuloptie kan ook zonder overschrijding van bovenstaande criteria strafrechtelijk worden opgetreden tegen coffeeshops die zich toch in de gemeente vestigen. Het sluiten van een coffeeshop is voorbehouden aan het lokale bestuur.

Tegen een handelsvoorraad onder het maximum wordt in beginsel niet opgetreden. De voorraad zal in elk geval de 500 gram niet boven gaan.

Bij overtreding van een der criteria door een gedoogde coffeeshop blijft overigens het voorhanden hebben van handelsvoorraden voor risico van de coffeeshopexploitant en de coffeeshopeigenaar.

Verder wordt nog gewezen op de mogelijkheid van het toepassen van artikel 3b van de Opiumwet bij openbaarmakingen die gericht zijn op verkoop, aflevering of verstrekking van cannabisproducten bijvoorbeeld in de vorm van advertenties in tijdschriften en tijden manifestaties.

Drugsbeleid van het openbaar ministerie arrondissementsparket Leeuwarden

Op 1 oktober 1996 zijn de nieuwe richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet in werking getreden. Deze richtlijnen zijn uitgangspunt voor het drugsbeleid van het OM Leeuwarden.

Door middel van het onder strikte voorwaarden gedogen van een relatief laagdrempelig aanbod van gebruikershoeveelheden softdrugs in coffeeshops wordt beoogd de consumentenmarkten van soft- en harddrugs van elkaar gescheiden te houden, zodat een sociale drempel wordt opgeworpen voor de overgang van het gebruik van softdrugs op dat van harddrugs. Dit gedoogbeleid berust niet op een meer toegeeflijke, laat staan positieve houding ten aanzien van het gebruik van softdrugs. De grondslag ervan is de overweging dat door het onder duidelijke voorwaarden gedogen van de kleine verkoop van softdrugs het gebruik door jongeren van gevaarlijke drugs wordt tegen gegaan.

Softdrugs

De aanwezigheid van softdrugs is verboden krachtens de Opiumwet.

Het OM gedoogt de aanwezigheid van softdrugs niet. Hoeveelheden van meer dan 30 gram worden door het OM vervolgt. Ten aanzien van de aanwezigheid van hoeveelheden softdrugs tot 30 gram vindt geen gerichte opsporing plaats.

In het lokale driehoeksoverleg wordt het beleid vastgesteld met betrekking tot het al dan niet gedogen van de kleinhandel in softdrugs.

Uitgangspunt is dat handel in softdrugs door het OM niet wordt gedoogd. Uitzondering hierop kan worden gevormd door coffeeshops. In het locale driehoeksoverleg kan worden beslist of er dan niet strafrechtelijk wordt opgetreden tegen personen die zich bezig houden met de verkoop van softdrugs in een coffeeshop. Voorwaarde is wel dat ze zich houden aan de zogenaamde AHOJ-G criteria.

Voor het OM is het hebben van een goed gemeentelijk vestigingsbeleid tevens voorwaarde voor een eventueel gedoogbeleid.

Een coffeeshop mag een maximale handelsvoorraad hebben van 500 gram. In het driehoeksoverleg kan worden beslist dat de voorraad kleiner zal zijn. Het OM gedoogt de aanvoer van softdrugs naar de coffeeshops (in hoeveelheden van meer dan 5 gram in eens) niet. Het algemene uitgangspunt dat het aanwezig hebben van softdrugs niet worden gedoogd is onverkort van toepassing. Het lokale softdrugsbeleid kent meerdere varianten. Gemeenten dienen zich te wapenen tegen drugsoverlast. Het primaat voor het opstellen van lokaal drugsbeleid binnen de kaders van de nieuwe richtlijn ligt bij het bestuur, het OM is in beginsel volgend in de beleidskeuze van het bestuur. Het bestuur wordt gestimuleerd tot het voeren van een ontmoedigingsbeleid druggebruik. Onderdeel van lokaal drugbeleid is een evenwichtig handhavingsbeleid, waarbij niet alleen politie en OM handhaven maar ook het bestuur. Bestuurlijk- en strafrechtelijke handhaving dienen op elkaar te zijn afgestemd.

Actiepunten bij het drugsbeleid van het arrondissementsparket Leeuwarden

Softdrugs/coffeeshops:

beëindiging verkoop softdrugs in alcohol schenkende cafés;

5 grams criterium;

vervolgens coffeeshops die zich toeleggen op verkoop van handels- of gebruiksvoorraden voor export;

gedogen vastgestelde maximale handelsvoorraad cannabis voor coffeeshops;

geen gerichte opsporing als coffeeshops zich aan de gemeentelijke en strafrechtelijke voorwaarden houden.

Regulering coffeeshops:

geen alcohol en gokkasten in coffeeshops;

lokaal coffeeshopbeleid afspreken in lokale driehoek;

geen coffeeshops in de nabijheid van scholen;

terugdringing rol criminele organisaties;

scherpere preventieve toetsing via eisen exploitanten;

stringentere controle AHOJG-criteria;

daadwerkelijk optreden tegen verkoop van softdrugs buiten coffeeshops.

2 Horecanota van februari 1998

Problemen in de horecasector.

Onder andere doen zich knelpunten/problemen voor als gevolg van de aanwezigheid van horecavestigingen in en rondom:

Breedstraat, waar met name Zalen Schaaf en de aanwezigheid van coffeeshops voor overlast zorgt;

De aard van de overlast in en rondom deze locatie varieert van geluidhinder vanuit de horeca-inrichting, via geluidhinder op straat. Een verder probleem is de parkeeroverlast (auto’s en fietsen) door bezoekers. Wat de geluidhinder op straat betreft moet met name worden gedacht aan startende auto’s, brommers, schreeuwen, claxonneren etc.

Deze vormen van overlast worden soms nog versterkt door het gebruik van alcohol en/of drugs, terwijl het tijdstip waarop de overlast plaatsvindt soms ook van invloed is.

Horeca locatiebeleid Binnenstad.

Bij het gebiedsgericht beleid voor de horeca in de binnenstad wordt een onderscheid gemaakt naar vijf typen gebieden met een eigen karakteristiek op het gebied van horeca.

Winkelgebied

Gebied in de binnenstad, bestaande uit het kernwinkelgebied en de belangrijkste aanlooproutes, waar het winkelaanbod is geconcentreerd en waar de openbare ruimte hierop ingericht is.

De horeca moet in het winkelgebied vooral een winkelondersteunende functie vervullen en dient bij te dragen aan het multifunctionele karakter van dit gebied.

Concentratiegebied

Gebied waar beleid gericht is op concentratie van horecavestigingen, hetzij in mengvorm (dag-, avond- en nachthoreca), hetzij meer toegespitst op een bepaalde vorm van horeca.

Ontwikkelingsgebied

Gebied waar ruimte geboden wordt voor nieuwe horecavestigingen die de gewenste horecastructuur van de binnenstad versterken.

Consolidatiegebied

Gebied waar beleid gericht is op instandhouding van het huidige horeca aanbod. Geen uitbreiding van horeca wenselijk (kwantitatieve beperking); wel eventueel wisseling tussen de verschillende horeca categorieën.

Deconcentratiegebied

Gebied waar beleid gericht is op afname van het aanwezige horeca aanbod via natuurlijk verloop.

3 Plan van aanpak “Coffeeshops”

In dit plan, in december 1996 vastgesteld in het lokale driehoeksoverleg, wordt uitsluitend ingegaan op de handhaving van de regelgeving rond coffeeshops.

Handhaving

De verantwoordelijkheid voor de opsporing en het strafrechtelijk toezicht m.b.t. de regelgeving berust bij de Politie. De politie van het district Midden Friesland is eveneens bestuursrechtelijk toezichthouder m.b.t. de horeca. De burgemeester besluit tot bestuursrechtelijke handhaving.

Periodiek (4x per jaar) controleert de politie “de coffeeshops”, gericht op alle relevante regelgeving.

Sanctiebeleid

Indien wordt geconstateerd dat in een coffeeshop handel in gebruik van harddrugs plaatsvindt, wordt proces-verbaal opgemaakt en volgt sluiting van het desbetreffende horecabedrijf.

Indien wordt geconstateerd dat in een coffeeshop verkoop aan jeugdigen plaatsvindt, wordt proces-verbaal opgemaakt. Betreft het 16 t/m 17 jarigen dan volgt eveneens een waarschuwing van de burgemeester. Betreft het 15 jarigen of jonger dan volgt sluiting van de coffeeshop voor bepaalde tijd.

Bij overtreding van de overige voorschriften (AHOJG- criteria):

bij eerste overtreding ontvangt men een waarschuwingsbrief van de burgemeester;

bij de tweede overtreding binnen een jaar na de waarschuwingsbrief volgt intrekking van de vergunning gedurende 1 maand;

bij de derde overtreding binnen een jaar volgt de definitieve intrekking van de vergunning.

Indien het sluitingstijdstip niet worden nageleefd, dan wordt proces-verbaal opgemaakt en ontvangt de ondernemer een waarschuwingsbrief(eerste).

Bij aantreffen van een voorraad soft drugs groter dan 500 gram in een coffeeshop dan is toegestaan, wordt proces-verbaal opgemaakt en volgt een “eerste” waarschuwing.

Bij de invoering van het coffeeshopbeleid is in 1997 door de raad afgezien van het invoeren van een maximumstelsel voor het aantal coffeeshops en ook van de hantering van een afstandscriterium. In feite had Leeuwarden daarmee een open-einde regeling m.b.t. het aantal coffeeshops gecreëerd Voor de vestiging van coffeeshops werden wel scherpere eisen inzake de inrichting, openingstijden en exploitatie van deze inrichtingen in de Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden (Apv) opgenomen. Deze eisen waren strenger dan voor de reguliere horecabedrijven.

4 Evaluatie coffeeshopbeleid januari 1999

In het raadsvoorstel tot invoering van exploitatie vergunningenstelsel is gesteld dat vestiging van een coffeeshop in het woon- en (kern)winkelgebied niet is toegestaan vanwege het woon- en leefklimaat in die gebieden.

Uit de evaluatie komen onder andere de volgende conclusies naar voren:

Het aantal coffeeshops is de afgelopen jaren niet minder geworden. De illegale verkooppunten zijn verdwenen.

De Horecanota beperkt zich in feite tot de binnenstad van Leeuwarden. In dat gedeelte zijn grote delen aangewezen als woon- en winkelgebied. Vestiging van coffeeshops zijn in deze gebieden niet toegestaan. Geconcludeerd moet worden dat, in sommige gevallen, het gebied in de gemeente, gelegen buiten de stadsgrachten in feite gerekend moet worden te behoren tot het “woongebied”, ten einde te voorkomen, dat het woon- en leefklimaat c.q. de openbare orde in die straten of wijken op ontoelaatbare wijze nadelig zal worden beïnvloed door de aanwezigheid van een coffeeshop.

In januari 1999 besloot het college van burgemeester en wethouders: “het gebied in de gemeente, gelegen buiten de stadsgrachten van Leeuwarden in principe te beschouwen als "”woongebied"”en derhalve uit te sluiten als vestigingsplaats voor coffeeshops”.

5 Huidige coffeeshops en locaties

Breedstraat 61 Koffiehuis “ De Zone”

Grote Hoogstraat 34 Koffiehuis “U-toop”

Grote Hoogstraat 44 “Repelsteeltje”

Korfmakersstraat 2 Koffieshop “De Os”

Korfmakersstraat 5 Coffeeshop “Miami”

Nieuweburen 118a Coffeeshop “Africa”

Nieuwesteeg 4 Coffeeshop “American”

Ruiterskwartier 59 Flower Power B.V.

Sacramentsstraat 26 Theehuis Sacramento

Tuinen 33 Coffeeshop “Relax”

Weaze 30 Coffeeshop “De Kikker”

Wortelhaven 85 Koffiebar “Down Town”

Buiten de stadsgrachten:

Zuidvliet 44 “De Vriendschap”

Zuidvliet 46 “Start-Art”

2.6 Consolidatie vergunningverstrekking coffeeshops

Na overleg met politie en het OM heeft de Burgemeester besloten om vanaf 10 februari 2000 nieuwe coffeeshops niet meer te gedogen. Deze periode zal vermoedelijk tot 1 januari 2001 duren in ieder geval totdat het nieuwe beleid voor de horeca definitief is vastgesteld.

Concreet betekent dit dat handel in softdrugs in de huidige coffeeshops die een vergunning hebben wordt gedoogd. Aanvragen voor handel in nieuwe locaties worden opgeschort. Mocht er desalniettemin sprake zijn van nieuwe coffeeshops dan zal waar mogelijk bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijk handhaving tegen worden opgetreden

Definities en criteria voor een gedoogverklaring:

Bij de beoordeling van een aanvraag voor een gedoogverklaring gelden de volgende definities en criteria:

Definitie coffeeshop:

Een coffeeshop is een alcoholvrije horeca-inrichting waar handel in en gebruik van cannabisproducten plaatsvindt en de exploitant in het bezit is van een gedoogverklaring;

Definitie cannabisproducten:

Producten als vermeldt in lijst II onderdeel B behorende bij artikel 3 van de Opiumwet (zgn. softdrugs). Cannabisproducten zijn hasj (hars van een hennepplant) en marihuana (verkruimelde bladen van de hennepplant). De producten worden ook wel aangeduid als (neder-) weed, wiet, stickie, joint, e.d. Spacecake valt ook onder de definitie omdat daarin cannabis is verwerkt.

Definitie gedoogverklaring:

Besluit met voorschriften van de burgemeester waardoor indien aan de voorschriften wordt voldaan tegen het exploiteren van een coffeeshop niet wordt opgetreden.

De beschikking wordt op naam van de exploitant verleend en wordt verleend voor slechts één locatie; de beschikking is niet overdraagbaar.

Verkoop van drugs:

De handel in of het voorhanden hebben van harddrugs wordt niet getolereerd.

Maximale transactie:

De exploitant mag maximaal 5 gram cannabisproducten per dag aan dezelfde klant verkopen.

Maximale handelsvoorraad:

In de coffeeshop mag niet meer dan 500 gram cannabisproducten als handelsvoorraad aanwezig zijn.

Alleen verkoop tegen contante betaling:

De cannabisproducten mogen niet gratis verstrekt worden en moeten direct afgerekend worden. Een prijslijst moet duidelijk zichtbaar in de zaak aanwezig zijn.

Geen affichering:

Coffeeshops mogen geen reclame maken anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit. Reclame in huis-aan-huisbladen, kabelkrant e.d. is niet toegestaan. Reclame is strafbaar op grond van artikel 3b van de Opiumwet.

Geen toegang van en verkoop aan personen onder de leeftijd van 18 jaar:

De exploitant van de coffeeshop is strafbaar indien personen beneden de 18 jaar in de coffeeshop worden aangetroffen. De coffeeshophouder kan dit voorkomen door een legitimatieplicht voor bezoekers in te stellen.

Toepassing Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden:

Op coffeeshops is de Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden van toepassing. Een coffeeshop is een vergunningsplichtige alcoholvrije horeca-inrichting. De Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden, ook wel afgekort als Apv, geeft de gemeente een instrument om sturend op te treden. Door het vergunningstelsel is het mogelijk om, voorafgaande aan de vestiging van een alcoholvrij bedrijf, bij de beslissing op een aanvraag een aantal overwegingen te betrekken. Dit betekent dat eisen worden gesteld t.a.v. de inrichting van de coffeeshop, de persoon van de exploitant, de mogelijke aantasting van het woon- en leefklimaat, alsmede nadere vestigingsregels.

Geen overlast:

Coffeeshops mogen geen overlast veroorzaken. Hiervoor is al aangegeven wat onder overlast wordt verstaan. Uiteraard zal niet iedere klacht over overlast leiden tot onmiddellijke sluiting van een coffeeshop. Veel hangt af van de aard, frequentie en ernst van de overlast. De hinder rond een coffeeshop, met name van komende en gaande bezoekers, mag niet meer of anders zijn dan bij een gemiddeld horecabedrijf. Zolang dat het geval is, is er geen sprake van overlast en dus ook niet van overtreding van dit criterium.

Maximumstelsel:

Bij het bepalen van het maximum aantal coffeeshops staat enerzijds de beheersbaarheid van de (cumulatieve) overlast voorop. Anderzijds dient de criminalisering, verschuiving en de vervaging van de scheiding van de markten voor softdrugs en voor harddrugs voorkomen te worden. Bij het maximumstelsel is impliciet begrepen dat ieder nieuw vestigende coffeeshop niet is toegestaan en door de vestiging overlast oplevert waardoor het woon- en leefklimaat wordt aangetast. Door toepassing van deze constructie is al snel een sluiting te bewerkstelligen van zich illegaal vestigende verkooppunten in voor publiek toegankelijke inrichtingen.

Het maximum aantal te gedogen verkooppunten van softdrugs in coffeeshops is door het driehoeksoverleg op 23 februari 2001 bepaald op 12.

Het feitelijk aantal in Leeuwarden is nu 14.

Binnen de regio vervullen coffeeshopexploitanten in Leeuwarden naast de lokale behoefte aan softdrugs eveneens een belangrijke regiofunctie voor wat betreft de verkoop van softdrugs. Alle omliggende gemeenten rondom de gemeente Leeuwarden hebben namelijke geen verkoopppunten van softdrugs en voeren het zogenaamde nulbeleid met betrekking tot het gedogen van coffeeshops.

Dit aantal voorkomt dat het maximumstelsel te krap is voor de behoefte waardoor een vlucht in de illegaliteit met alle overlast vandien, kan ontstaan.

Vrije toegankelijkheid:

Een coffeeshop dient vrij toegankelijkheid te zijn.

Controlerende en toezichthoudende taken worden daardoor vergemakkelijkt. Ten einde ongewenste klanten te weren en teneinde de leeftijd van de klanten te controleren kan de exploitant, net als bij horecabedrijven, een portier aanstellen.

Eisen exploitant en beheerder:

De eisen die aan de exploitant en beheerders worden gesteld zijn gelijk aan de eisen op grond van artikel 5 van de Drank – en horecawet. De criteria zijn vermeld in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet. Dit houdt in dat aan de hand van justitiële documentatie wordt bezien of een exploitant/ beheerder de laatste 5 jaar een veroordeling heeft gehad verband houdende o.a. met de Drank- en Horecawet, Opiumwet, Wet op de Kansspelen, en delicten als heling, rijden onder invloed, openlijke geweldpleging, discriminatie etc.

Geen alcohol:

In coffeeshops mag geen alcohol worden verkocht. De coffeeshops hebben dan ook uitsluitend vergunning voor de verkoop van niet-alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse.

Geen kansspelautomaten

Coffeeshops worden aangemerkt als zgn. laagdrempelige inrichtingen. De Wet op de Kansspelen bepaalt dat in dergelijke inrichtingen geen kansspelautomaten zijn toegestaan, maar uitsluitend behendigheidsautomaten.

Sluitingstijd:

De coffeeshops in onze gemeente hebben een sluitingstijd die aansluit bij de sluitingstijden, zoals die zijn aangegeven voor horecavestigingen in artikel 2.3.1.2 van de Apv.

De burgemeester is bevoegd om in het belang van de openbare orde en zedelijkheid een vroeger sluitingsuur vast te stellen.

Vestiging in dezelfde straat van onderwijsinstellingen of jongerencentrum:

Aanvragen voor vestiging van coffeeshops in de nabijheid van onderwijsinstellingen of jongerencentrum heeft de burgemeester de bevoegdheid te bepalen dat vestiging van een coffeeshop in de nabijheid van onderwijsinstellingen of jongerencentrum niet wordt toegestaan.

Geen terras:

Bij coffeeshops wordt geen terras toegestaan. Dit om te voorkomen dat publiek ongewild in aanraking komt met softdrugs en om te voorkomen dat de drempel te laag wordt.

Het bestemmingsplan:

Een pand waarin een coffeeshop is gevestigd dient een bestemming te hebben waarin drankhoreca gelegenheden zijn toegestaan.

Termijn gedoogverklaring:

De gedoogverklaring wordt voor een jaar verleend. Daarmee wordt aangesloten bij de systematiek van de horeca-exploitatievergunning op grond van de Apv.

Voorlichtingsmateriaal:

De exploitant is verplicht het door de Dr. Kuno van Dijkstichting opgestelde voorlichtingsmateriaal omtrent het gebruik van cannabisproducten in de coffeeshop voor iedere klant zichtbaar ter beschikking te stellen en daarover informatie te verstrekken

Indien de exploitantondernemer wijziging aanbrengt in de persoon van de beheerder of in de persoon van de exploitant van de inrichting, moet er een nieuwe gedoogverklaring worden aangevraagd. Uiteraard moet er in dat geval ook een nieuwe horecavergunning bij de burgemeester worden aangevraagd. Indien een coffeeshop of de exploitant niet meer aan de voorschriften voldoet, kan de gedoogverklaring worden ingetrokken.

Levering softdrugs aan coffeeshops (achterdeurproblematiek):

Bij de evaluatie van het coffeeshopbeleid in januari 1999 is door een meerderheid van de raadsadviescommissie Bestuur en Middelen van de gemeente Leeuwarden besloten om samen met andere gemeenten een gesprek aan te gaan met de Minister van Justitie om een eerste aanzet te geven tot het regelen van de achterdeurproblematiek.

De burgemeester van Leeuwarden heeft vervolgens naar aanleiding van dit besluit in april 1999 aan de Minister van Justitie de aanbeveling gedaan om samen met de VNG en andere betrokkenen een symposium te houden omtrent de voor- en nadelen van de regulering van de achterdeurproblematiek.

Op 13 januari 2000 is vervolgens onder leiding van het steun- en informatiepunt Drugs en Veiligheid dat een samenwerkingsverband vormt met het VNG een (besloten) symposium gehouden waarbij ongeveer 50 personen aanwezig waren, vertegen-woordigers van gemeenten, de burgemeesters van de 17 gemeenten, waaronder Leeuwarden, die de kwestie van de achterdeurlevering bij de Minister van Justitie onder de aandacht hadden gebracht, medewerkers van de zijde van de ministeries Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie, van de VNG, Politie en het OM.

Doel van het symposium was helder in kaart te brengen welke problemen er zijn m.b.t. de achterdeur, welke belangen met een oplossing worden gediend, welke oplossingen mogelijk zijn enz. Het symposium beoogde voorts om materiaal aan te leveren voor de notitie van Justitie over achterdeurproblematiek door middel van probleemverkenning en fact finding. Onderwerpen die hierbij aan bod kwamen waren:

de (inter)nationale juridische (on)mogelijkheden;

de criminaliteit rond de achterdeur en de coffeeshop;

de huidige handhaving bij coffeeshops en de handhaving bij eventuele experimenten;

de problemen die gemeenten ondervinden rondom de achterdeur.

Van het symposium is een verslag gemaakt “symposium (on)mogelijkheden experimenten achterdeur” dat aan de Minister van Justitie is aangeboden.

Geconstateerd is o.a. dat regulering het merendeel van de problemen niet oplost. Het is de vraag of de oplossing die vaak wordt genoemd (regulering van de achterdeur) niet meer problemen (handhavingcapaciteit internationale aspecten, vlucht in het grijze circuit/illegaliteit) oproept dan het oplost.

Een werkgroep van de gemeente Tilburg, onder leiding van burgemeester J. Stekelenburg heeft een plan opgesteld “Aan de achterdeur wordt niet gekocht!”. Dit plan is gericht op het terugdringen van criminaliteit en overlast, het beperken van gezondheidsrisico’s en het terugdringen van problematische gebruik. In het plan is een aantal maatregelen opgenomen dat betrekking heeft op de productie en levering van cannabis het ontwikkelen van een controle- en handhavingsysteem en een preventieprogramma.

Burgemeester en wethouders van Tilburg hebben het plan op 8 februari 2000 aangeboden aan de Minister van Justitie met de suggestie dit te gebruiken voor het concipiëren van de aan de Tweede Kamer beloofde notitie over dit onderwerp.

Op 7 april 2000 heeft de regering de nota “Het pad naar de achterdeur”gepubliceerd.

De hoofdpunten uit deze drugsnotitie zijn de volgende:

experimenten met legale, door de overheid gecontroleerde wietteelt worden afgewezen. Het kabinet handhaaft eveneens het bestaande gedoogbeleid voor softdrugs. Dit houdt in dat de verkoop in coffeeshops onder bepaalde voorwaarden is toegestaan; de bevoorrading van coffeeshops (aan de “achterdeur”) blijft illegaal;

de leeftijdsgrens voor de verkoop in coffeeshops blijft 18 jaar. Het kabinet wil het toenemend gebruik van softdrugs onder jongeren, die zijn aangewezen op de illegale handel, aanpakken door voorlichting;

verdere daling van het aantal coffeeshops (het aantal daalde van 1200 in 1995 naar circa 840 in 1999) is ongewenst, als dit leidt tot verdere groei van de illegale verkoop;

het kabinet wil de illegale huisteelt van wiet, de aanvoer van buitenlandse cannabis en de illegale verkooppunten aanpakken door middel van “gerichte en selectieve” handhavingsacties door Openbaar Ministerie en politie;

de illegale handel moet behalve strafrechtelijk ook bestuursrechtelijk worden aangepakt. Het laatste komt neer op het sluiten van drugspanden, waartoe de burgemeester gerechtigd is op grond van de “Wet Damocles”;

de grenzen van het Nederlandse drugsbeleid worden in hoge mate bepaald door opvattingen in omringende landen. Het kabinet wenst een intensiever gesprek met onze buurlanden over het meest wenselijke beleid”.

De burgemeesters die hebben gepleit voor verruiming van het gedoogbeleid van softdrugs hebben inmiddels verontwaardigd gereageerd bij monde van o.a. burgemeester J. Stekelenburg van Tilburg: “het kabinet kiest voor een defensieve opstelling en legt de gevolgen bij de handhavers en de gemeenten”.

De kabinetsnota zal ook door de VNG worden becommentarieerd en deze reactie zal naar de Tweede Kamer en de minister van Justitie worden gestuurd. Daarna volgt nog parlementaire behandeling van de nota.

Inmiddels is op 27 juni jl. in de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin van het kabinet wordt gevraagd om aan de wens van nu al 60 burgemeesters tegemoet te komen, om de levering van softdrugs onder stringente voorwaarden te regelen.

De regering heeft bij monde van de minister-president laten weten dat het kabinet geen gevolg geeft aan de uitvoering van deze motie en dat er derhalve geen regeling voor de levering van softdrugs zal komen. Wel heeft de minister-president aangegeven met de betrokken burgemeesters in overleg te willen treden.

De regering heeft het voornemen om in het najaar van 2000 in een notitie het standpunt van de regering te verwoorden en daarover met de Tweede Kamer in debat te treden.

Gesprekken met coffeeshopexploitanten

In de maand juli 2000 zijn in aanwezigheid van vertegenwoordigers van bijzondere wetten van politie Midden Friesland en van de sector Juridische en Veiligheidszaken van de gemeente Leeuwarden individuele gesprekken gevoerd met 13 van de 14 coffeeshopexploitanten.

Deze gesprekken zijn gevoerd om van de beroepsgroep/branche zelf meningen en ideeën te horen omtrent een nadere invulling c.q. heroriëntatie van het coffeeshopbeleid van Leeuwarden.

Uit de gesprekken kunnen de volgende conclusies worden getrokken uit de diverse bespreekpunten:

Maximumstelsel: Een ruime meerderheid van de exploitanten (9) is voor invoering van een maximumstelsel van het aantal coffeeshops. Een beperkt aantal van de exploitanten wil marktwerking voor coffeeshops.

Aantallen coffeeshops: een meerderheid (7) van de exploitanten vindt het huidige aantal van 14 coffeeshops voldoende. Twee vinden het huidige aantal teveel. Belangrijkste motivatie is dat de markt verzadigd is en dat bij meer dan 14 aanleiding geeft tot verkoop aan minderjarigen.

Plaats van vestiging: een meerderheid van de exploitanten binnen de stadsgrachten vindt vestiging van coffeeshops alleen binnen de stadsgrachten toelaatbaar. Een minderheid acht vestiging buiten de stadsgrachten mogelijk.

Toegankelijkheid 16-17 jarigen in coffeeshops: een ruime meerderheid van de exploitanten is tegen toelating van 16-17 jarigen in coffeeshops. Hiervoor worden verschillende argumenten voor aangevoerd:

deze groep moet je niet stimuleren;

16-17 jarigen zijn nog niet volwassen;

als de leeftijd omlaag gaat blijven andere klanten weg;

de sfeer in de coffeeshop wijzigt daardoor;

16-17 jarigen behoor je op te vangen in een jongerencentrum;

ouders hebben de verantwoordelijkheid over deze groep, die moet je hun niet ontnemen;

16-17 jarigen moet je begeleiden;

er wordt nu door 16-17 jarigen op straat gehandeld;

toegangscontrole op 16-17 jarigen is moeilijk;

Sluitingstijden: Alle exploitanten vinden dat de huidige – overigens verschillend gehanteerde - sluitingstijden gehandhaafd moeten blijven.

Achterdeur: Een ruime meerderheid van de exploitanten is voor een regeling van de achterdeur. Een meerderheid van de exploitanten vindt het plan Tilburg niet goed.

Controles op coffeeshops: Een meerderheid van de exploitanten vindt de controles redelijk tot goed. Een aantal vindt dat er meer gecontroleerd moet worden.

Voorraden in de coffeeshops: Alle exploitanten vinden de maximum voorraad van 500 gram een probleem in verband met het bevoorraden (sommige exploitanten doen dit meerdere keren per dag.

Algemene opmerkingen:

Waar mogelijk zouden coffeeshops een terras willen hebben.

In de exploitatievergunning is het voorschrift opgenomen dat de deur niet open mag staan. Aan dit voorschrift is bij warmte moeilijk te voldoen.

Alle paddo’s verbieden. Is nml. groot risico voor de volksgezondheid en er wordt mee geëxperimenteerd.

Een kwaliteitsstandaard voor alle coffeeshops invoeren.

Alle panden van coffeeshops dienen aan de veiligheidseisen te voldoen.

De belastingdienst heeft goed “grip” op de coffeeshops.

De meeste coffeeshops hebben volgens de exploitanten een eigen klantenkring, hun eigen sfeer, cultuur, en sociale functie.

Deze vorm van overleg met individuele exploitant is goed. Nu wordt ook de mening gehoord van andere exploitanten, die anders misschien zouden worden overstemd door het PCN.

Over en weer is het overleg goed ontvangen. Er is een genuanceerd beeld over de exploitatie en werkwijze van de coffeeshophouders.