Regeling vervallen per 15-06-2017

Detailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2014

Geldend van 30-07-2015 t/m 14-06-2017

Intitulé

Detailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2014

Detailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2014

mei 2014

Inleiding

De vorige Detailhandelsstructuurvisie is op 18 juni 2007 door de gemeenteraad vastgesteld. In 2008 is een detailhandelsmonitor uitgevoerd die tevens als nulmeting heeft gediend om de effecten van het project Nieuw Zaailand te kunnen meten. Mee als gevolg van ontwikkelingen in de markt, bestond behoefte aan een actualisatie van beide documenten. Daartoe heeft het college van Burgemeester en Wethouders de STEC-groep uit Arnhem opdracht gegeven. De uitkomsten van het onderzoek met bijbehorende aanbevelingen zijn vervat in het rapport “Actualisering detailhandelsmonitor en –visie Leeuwarden” van november 2012. Genoemde rapportage is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met een begeleidingsgroep van (adviseurs van) ondernemers onder voorzitterschap van de wethouder van Economische Zaken. De afvaardiging van ondernemerszijde is samengesteld in samenspraak met het Verenigd Bedrijfsleven Leeuwarden. Op 20 maart 2013 heeft over de rapportage een rondetafelgesprek plaatsgevonden tussen een delegatie van ondernemers en leden van de gemeenteraad. Op basis van de bevindingen in dit gesprek is een vertaalslag gemaakt naar het te voeren detailhandelsbeleid. Dat is vastgelegd in de concept detailhandelsstructuurvisie 2013. De conceptvisie heeft zes weken voor inspraak ter visie gelegen. Er zijn twee inspraakreacties binnen gekomen. Daarop is gereageerd in een afzonderlijke reactie- en antwoordnota. Vanwege de toevoeging van nieuw grondgebied van de voormalige gemeente Boarnsterhim per 1 januari 2014 en de daarmee samenhangende verkiezingen in november 2013 is er bewust voor gekozen om de detailhandelsstructuurvisie niet meteen ter vaststelling aan de raad aan te bieden. Op deze wijze kon ook het staande beleid voor dit nieuwe deel van de gemeente toegevoegd worden aan de geactualiseerde detailhandelsvisie en wordt deze vervolgens in zijn geheel voorgelegd aan de raad van de nieuwe gemeente Leeuwarden. Het nu voorliggende document met de geactualiseerde Detailhandelsstructuurvisie 2014 kan worden beschouwd als het eindresultaat van het gevoerde overleg- en inspraakproces waarin het detailhandelsbeleid voor Grou is geïntegreerd.

leeswijzer

In hoofdstuk 1 houden wij de uit 2007 daterende doelstellingen van beleid tegen het licht en gaan wij in op de eventuele noodzaak tot bijstelling. Gelet op het belang van de binnenstad in de winkelstructuur wordt hieraan een afzonderlijk hoofdstuk gewijd. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de verdere ontwikkeling van het winkelpark “De Centrale” complementair aan de binnenstad. In relatie met de wijkwinkelcentra komt het gemeentelijke supermarktbeleid aan de orde in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 gaat over het beleid voor perifere detailhandel. In hoofdstuk 6 is het winkelbeleid voor de dorpen uiteengezet. Het beleid voor ambulante detailhandel staat beschreven in hoofdstuk 7. Tenslotte wordt in hoofdstuk 8 ingegaan op het flankerend beleid.

afbeelding binnen de regeling

Samenvatting

Doelstelling van het detailhandelsbeleid

De volgende doelstellingen gelden voor het Leeuwarder detailhandelsbeleid:

1. Leeuwarden is en blijft de koopstad van Fryslân. Dit vertaalt zich voor wat betreft deze bovenregionale functie in de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    De binnenstad is speerpunt van het beleid als het gaat om het in stand houden en verbeteren van een attractief hoofdwinkelcentrum. Daarbij is flankerend beleid van belang om het imago van de stad te verbeteren en meer bezoekers te trekken met events.

  • 2.

    Afronding van De Centrale complementair aan de binnenstad;

  • 3.

    Leeuwarden blijft voldoende ruimte bieden aan de traditionele perifere detailhandel (woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra);

    2. Voor het lokale en sub-regionale niveau is de instandhouding van buurt- en wijkwinkels voor dagelijkse boodschappen uitgangspunt van beleid;

    3. Flankerend beleid met betrekking tot planologie, bereikbaarheid, parkeren en promotie zijn mede bepalend voor de succesvolle realisatie van de doelstellingen van het detailhandelsbeleid.

    Onderbouwing van de detailhandels(structuur)visie

    De door de STEC-groep opgestelde “Detailhandelsmonitor en –visie Leeuwarden” van november 2012 en het op 15 oktober 2013 vastgestelde rapport “Actualisatie distributieve ruimte Grou-Centrum” gelden als onderbouwing van de detailhandels(structuur)visie. De belangrijkste aanbevelingen zijn opgenomen in bijlage respectievelijk 1 en 4.

1. Herijking doelstellingen detailhandelsbeleid

In dit hoofdstuk houden we de doelstellingen van het detailhandelsbeleid uit 2007 tegen het licht met als achtergrond de ontwikkelingen in de detailhandel en de uitkomsten van de detailhandelsmonitor 2012.

In de Detailhandelsstructuurvisie 2007 zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1.

    Binnenstad is speerpunt van beleid;

  • 2.

    Afronding De Centrale complementair aan de binnenstad;

  • 3.

    Leeuwarden biedt voldoende ruimte aan traditionele perifere detailhandel;

  • 4.

    Leeuwarden-Zuid (Werpsterhoek/stadsas) behoort binnen de Friese detailhandelsverhoudingen ruimte te bieden aan een hypermarkt;

  • 5.

    Instandhouding van buurt- en wijkwinkels voor dagelijkse boodschappen is uitgangspunt van beleid.

De detailhandelsmonitor 2012 komt tot de conclusie dat de uitgangspunten van de visie van 2007 voor het overgrote deel nog steeds actueel zijn (zie bijlage 1). Alleen voor de locatie Leeuwarden-Zuid/Werpsterhoek is een fundamentele beleidswijziging nodig. Wij onderschrijven deze conclusie.

Als hoofddoelstelling voor het geactualiseerde detailhandelsbeleid hanteren wij dat Leeuwarden koopstad nr. 1 in Fryslân blijft. Dit betekent ook dat wij openstaan voor nieuwe ontwikkelingen en detailhandelsconcepten en combinaties van nieuwe functies met detailhandel die een toevoeging betekenen aan het voorzieningenniveau en de attractiviteit van Leeuwarden als koopstad. Toetsing blijft voorbehouden aan de Gemeenteraad.

Voor de komende jaren gaan wij uit van de volgende (herijkte) uitgangspunten voor het gemeentelijke detailhandelsbeleid:

1. Binnenstad speerpunt van beleid

Wij handhaven dit uitgangspunt uit 2007. Rekening houdend met de ontwikkelingen in de detailhandel en de trends in het consumentengedrag zijn de belangrijkste opgaven voor de binnenstad:

  • -

    strategisch blijven inspelen op het ‘nieuwe winkelen’

    Online shopping zal worden gefaciliteerd;

  • -

    versterken van de belevingswaarde van de binnenstad.

    De binnenstad is het podium van Leeuwarden. Projecten als Kloppend Hart dragen bij aan kwaliteitsbeleving en versterking van de binnenstadfuncties. In het flankerend beleid blijven wij inzetten op funshoppen en versterking van de recreatieve functie en promotie van Leeuwarden: marketing, evenementenbeleid (zoals Serious Request, Beste Binnenstad, Week van de smaak, Culturele Hoofdstad 2018) en koopzondagen dragen daar toe bij.

  • -

    compacter maken van het winkelgebied in de binnenstad

    Dit transformatieproces zal zich volgens onze inschatting autonoom voltrekken via marktwerking. De gemeentelijke rol is faciliterend als het gaat om stedelijke kwaliteit en functieverandering. We zetten daarbij in op een aantrekkelijk en compacter kernwinkelgebied in de binnenstad. De passantentellingen van Locatus (zie bijlage C bijlagenboek bij het onderzoek van de STEC-groep) en gebiedsprofielen van de aanloopstraten 1) geven een goed beeld van de voor de consument meest aantrekkelijke winkeldelen van de Leeuwarder binnenstad. Voor de winkeldelen waar de druktebeelden en het perspectief slechter zijn, ligt een geleidelijke transformatie naar een menging van de winkelfunctie met andere functies voor de hand. In de hoofdstukken 2 en 8 komen we hierop terug.

afbeelding binnen de regeling

2. Afronding De Centrale complementair aan de binnenstad

Ook ten aanzien van dit punt blijven de uitgangspunten uit de detailhandelsstructuurvisie 2007 gehandhaafd. In de visie van 2007 zijn op “De Centrale” alleen winkels toegestaan, die vallen binnen de mogelijkheden van het Streekplan Fryslân en die geen duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur veroorzaken. Nu volgen wij de definitie in de Verordening Romte van de provincie Fryslân waarin de detailhandel op “De Centrale” is gedefinieerd als verruimde perifere detailhandel. Voor een aantal branches die voorheen onder GDV 2) vielen, hebben wij een incidentele minimale oppervlakte van 1.000 m² wvo (= 1.350 m² bvo) omgezet in een structurele minimale oppervlakte. Wij besteden in een apart hoofdstuk aandacht aan de ontwikkeling van het winkelpark De Centrale.

1) Gebiedsprofielen van het project Binnenstad Boppe

2) GDV = Grootschalige Detailhandels Vestigingen

3. Leeuwarden biedt voldoende ruimte aan traditionele perifere detailhandel

De beleidsuitgangspunten uit 2007 voor traditionele perifere detailhandel blijven overeind. In de recent vastgestelde bestemmingsplannen voor zowel de Hemrik als de bedrijventerreinen aan de westkant van de stad zijn hierover regels op maat opgenomen. Met het oog op de trends in de detailhandel (o.a. schaalvergroting, behoefte aan ruime keuzemogelijkheden) streven wij ernaar het aanbod in perifere detailhandel op de bedrijventerreinen zoveel mogelijk te concentreren langs de hoofdwegenstructuur. Detailhandel via afzonderlijke internet-afhaalpunten (pick-up-points) op bedrijventerreinen staan wij niet toe. Hiervoor dient aansluiting te worden gezocht bij bestaande winkelvoorzieningen. Dit beleid leggen wij vast bij de actualisering van de betreffende bestemmingsplannen.

4. Leeuwarden-Zuid (Werpsterhoek/stadsas) behoort binnen de Friese detailhandelsverhoudingen ruimte te bieden aan een hypermarkt

Wij schrappen dit uitgangspunt uit detailhandelsvisie 2007. Vanwege de huidige marktsituatie verlenen wij op dit moment geen medewerking aan planvorming voor een hypermarkt of andere vormen van detailhandel op de ontwikkellocatie Werpsterhoek. Wij maken daarbij een uitzondering voor een wijkwinkelcentrum voor het verzorgingsgebied De Zuidlanden.

5. Instandhouding van buurt- en wijkwinkelcentra voor dagelijkse boodschappen is uitgangspunt van beleid

Ten aanzien van dit punt sluiten wij aan bij de visie uit 2007. Wij streven ernaar de voorzieningen voor dagelijkse boodschappen op buurt- en wijkniveau in stand te houden. Wij tekenen daarbij aan, dat dit ook sterk afhankelijk is van de markt. Veranderingen in consumentengedrag zijn uiteindelijk bepalend voor het economisch functioneren van buurt- en wijkvoorzieningen. De voortgaande schaalvergroting in de detailhandel zorgt ervoor dat de kleinere buurtvoorzieningen steeds verder onder druk komen te staan.

Wij blijven vasthouden aan de concreet geformuleerde uitgangspunten voor het vestigingsbeleid voor supermarkten. Leeuwarden heeft weliswaar in totaliteit voldoende supermarktmeters, maar de geografische spreiding daarvan over het stedelijk gebied blijkt niet optimaal te zijn. Vanuit de markt merken wij dat er behoefte bestaat aan reallocatie van supermarktmeters dan wel de introductie van bijzondere formules, zoals bijvoorbeeld een “versmarkt”. Wij zijn in principe bereid mee te werken aan nieuwe vestingen op andere locaties door verplaatsing supermarktmeters. Op basis van verkregen inspraak stellen wij voor ruimte te bieden aan de eventuele vestiging van een buurtsuper in de Vosseparkwijk en Bloemenbuurt. Daarbij gelden wel strikte voorwaarden.

In hoofdstuk 4 gaan wij nader in op het supermarktbeleid.

Overigens blijft nog steeds het staande beleid van kracht, op grond waarvan wij alle branches zonder beperkingen in de binnenstad toestaan. Het ontmoet dus geen bezwaar om een bijzondere supermarkt als een “versmarkt” in de binnenstad te vestigen. Verder werken we mee aan het behoud van de supermarkt in het centrum van Grou door de voorgenomen verplaatsing naar een betere locatie te faciliteren.

2. BINNENSTAD

De Leeuwarder binnenstad staat aan de top van de Friese winkelstructuur. Dit maakt, dat wij daarvoor in het detailhandelsbeleid blijvend prioritaire aandacht hebben. Met de oplevering van het project “Nieuw Zaailand” zijn extra winkelmeters in de Binnenstad toegevoegd. Samen met het nieuwe Fries Museum en het vernieuwde Wilhelminaplein is het winkelhart voorbereid op de toekomst. Het nieuwe winkelcomplex biedt vestigingsmogelijkheden voor grotere winkelformules. De vestiging van “Sting” is daar een geslaagd voorbeeld van. Niet alle winkelmeters in de nieuwbouw zijn tot op heden gevuld. Dit is een direct gevolg van de huidige economische crisis die al sinds 2008 voortduurt. Het terugvallen van de consumentenbestedingen en de toenemende internetverkopen hebben ook invloed op de vestigingsbereidheid van nieuwe winkelformules in de Leeuwarder binnenstad. In de meeste aanloopstraten naar het kernwinkelgebied tekent de leegstand zich al langere tijd af. Gelet op landelijke trends schatten wij in, dat deze leegstand in de meest afgelegen delen van het kernwinkelgebied ook na economisch herstel een meer structureel karakter zal houden. Dat pleit voor een compacter winkelgebied in de binnenstad.

afbeelding binnen de regeling

3. WINKELPARK DE CENTRALE

Het winkelpark De Centrale heeft zich ontwikkeld tot een belangrijk regionaal winkelcentrum voor (verruimde) perifere detailhandel, met daarbij behorende voorzieningen. Op De Centrale is tevens beperkte ruimte ontstaan voor andere ondersteunende functies dan detailhandel. Winkelpark De Centrale is een belangrijke complementaire voorziening voor de bestaande winkelcentra in Leeuwarden, inclusief de binnenstad.

3.1 Het bestemmingsplan

Het nieuwe bestemmingsplan voor het winkelpark en de directe omgeving Is gebaseerd op de Detailhandelsstructuurvisie van 2007, de Verordening Romte van de provincie en het rijksbeleid tot nu toe. Verder speelt een rol dat aanvragen voor het vergroten van de omvang van De Centrale en voor het toelaten van een grootschalige supermarkt door ons zijn afgewezen.

Het nieuwe bestemmingsplan heeft nadrukkelijk een conserverend karakter en is inmiddels door de gemeenteraad vastgesteld. Het plan is op 24 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. Het plan is wel in werking getreden maar nog niet onherroepelijk omdat door “De Centrale b.v.” beroep aangetekend is. Het nieuwe bestemmingsplan is in de plaats gekomen van de aanbeveling uit 2007 om de raad een wijzigingsplan te laten vaststellen.

afbeelding binnen de regeling

omvang

In 2012 hebben wij een verzoek van de eigenaar het winkelpark te mogen vergroten naar 47.000 m² bvo afgewezen in verband met de gevolgen voor de bereikbaarheid en daarmee samenhangende kosten van verbetering daarvan. Er is voor ons geen aanleiding daar in het kader van deze structuurvisie anders mee om te gaan.

De omvang van alle detailhandelsactiviteiten op De Centrale samen wordt net als in het bestemmingsplan gehandhaafd op 42.000 m² bvo.

De tot dusver gerealiseerde andere dan detailhandelsactiviteiten op De Centrale zijn niet in dit getal begrepen. Het gaat daarbij om enkele bedrijven, horecavoorzieningen, een geldkiosk en een fitness centrum met een gezamenlijke oppervlakte van ruim 2.800 m² bvo. Dat brengt het totaal aan m² bvo op De Centrale te realiseren op maximaal 44.800 m² .

Dat betekent, dat in de volgende fase(n) nog ruimte is voor een kleine 10.000 m² bvo voor detailhandel.

branchering

In het nieuwe bestemmingsplan is het onderscheid tussen PDV en GDV, ook in het toe te laten aantal m² bvo per branche, los gelaten. Daarvoor in de plaats is gekomen een opdeling in drie categorieën branches onder de noemer (verruimde) perifere detailhandel (zie bijlage 2). Ter verdere ondersteuning van het winkelklimaat worden in het bestemmingsplan, via een afwijkingsprocedure, leisure voorzieningen (bijvoorbeeld een overdekte kinderspeeltuin) mogelijk gemaakt tot maximaal 1.000 m² bvo. Hierbij geldt wel de beperking dat indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, dit ten koste gaat van het totale aantal m² bvo dat voor detailhandel beschikbaar is. Het maximale aantal m² bvo op De Centrale blijft dus gelijk.

Het uitgangspunt uit 2007 de minimale oppervlakte voor GDV-winkels op aanvraag per winkel incidenteel te verlagen van 1.500 bvo naar 1.000 m² wvo (= 1.350 m² bvo) ) is voor de vergelijkbare nieuwe branches Centrale II en III omgezet in een vaste ondergrens van 1.000 m² wvo, of 1.350 m² bvo. Voor branches binnen Centrale II is onder strikte voorwaarden ter bescherming van de binnenstad en de buurt- en wijkwinkelcentra, een verlaging mogelijk tot 500 m² bvo.

Met de opdeling in drie categorieën in het nieuwe bestemmingsplan is beoogd een helder inzicht te bieden welke branches zijn toegelaten op De Centrale binnen het begrip (verruimde) perifere detailhandel. Ook is in het bestemmingsplan aangegeven welke branches niet zijn toegelaten

(zie bijlage 2).

3.2 Relatie met de binnenstad

De definitieve parkeervoorziening bij het winkelpark De Centrale dient ook een beperkte functie te krijgen voor een P+R-pendelbus met de binnenstad om zo de synergie tussen beide belangrijke winkelvoorzieningen te versterken. Randvoorwaarde is, dat eerst de uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen op dit winkelpark is gerealiseerd. We onderzoeken vooraf de mogelijkheid om de bediening en lijnvoering van de stadsdienst hierop af te stemmen en stellen dit aan de orde in het betreffende ontwikkeloverleg met de provincie.

4. SUPERMARKTBELEID

Uitgangspunt voor het detailhandelsbeleid voor supermarkten in Leeuwarden blijft dat er in elke wijk minimaal een supermarkt aanwezig zou moeten zijn. Dit is van belang voor de leefbaarheid van de woonwijken. Met het tot nu toe gevoerde detailhandelsbeleid en het daarop afgestemde planologische beleid (bestemmingsplanvoorschriften) hebben wij een redelijke spreiding over de stad van supermarktvoorzieningen c.q. buurt- en wijkwinkelcentra voor dagelijkse boodschappen in stand weten te houden. In totaliteit zijn er voldoende supermarktmeters in onze gemeente. Toch is er vanuit de markt behoefte aan reallocatie van winkels. Wij zijn in principe wel bereid onder voorwaarden ruimte te bieden voor verplaatsing van bestaand supermarktvolume als gevolg van marktontwikkelingen. Verplaatsing mag er echter niet toe leiden, dat daardoor de door ons voorgestane spreiding in gevaar komt. Met andere woorden: als door verplaatsing de bestaande woonwijken geen goed bereikbare supermarkt meer hebben of het voortbestaan van de bestaande buurt- of wijkwinkelcentra wordt bedreigd, werken wij niet mee aan verplaatsing. Wij zijn overigens van mening, dat er – los van verplaatsing – in principe ruimte is voor een reguliere buurtsupermarkt in wijken, buurten of dorpen waar geen buurtsupermarkt (meer) aanwezig is, maar die daar qua inwonertal distributieplanologisch wel voor in aanmerking zouden kunnen komen. Het gaat daarbij om wijken, buurten of dorpen met 3.000 inwoners of meer. In het (recente) verleden hebben wij meegewerkt aan een buurtsupermarkt-voorziening in Heechterp/Schieringen (Egelantierstraat) en in Oud West (Leeuwerikstraat). De Vosseparkwijk/Heliconbuurt met ruim 4.200 inwoners (2014) en Oldegalileën/Bloemenbuurt met ruim 3.200 inwoners (2014) zijn de enige twee bestaande wijken die daar wat ons betreft nu alsnog onder voorwaarden voor in aanmerking zouden kunnen komen. Het spreekt vanzelf, dat wij in de nieuwe wijk “De Zuidlanden” eveneens nieuw supermarktvolume toelaten in een wijkverzorgende functie.

Bij het restrictieve vestigingsbeleid voor supermarkten geldt als gemeentelijk uitgangspunt, dat de gemeente zich niet mengt in onderlinge concurrentieverhoudingen van supermarkten. De gemeentelijke zorg is er enkel op gericht om een supermarktvoorziening per woonwijk in stand te houden, gezien vanuit het belang van de consument. Dit specifieke detailhandelsbeleid hebben wij zoveel als mogelijk in bestemmingsplannen verankerd.

In ons bijgestelde beleid zijn wij in principe bereid onder voorwaarden mee te werken aan verplaatsing van supermarktvolume naar een nieuwe lokatie, mits sprake is van:

  • a.

    Het verlagen van hetzelfde volume (in m² bvo) aan bestaand

    supermarkt aanbod op de oude locatie.

  • b.

    Een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling op de nieuwe locatie;

  • c.

    Geen duurzame ontwrichting van het voorzieningenpatroon gezien vanuit het belang van de consument.

Bij dit alles geldt overigens nog steeds het staande beleid, op grond waarvan wij alle branches (waaronder supermarkten) zonder beperkingen in de binnenstad toestaan.

beoogde vestigingslocaties

De Detailhandelsstructuurvisie 2014 is niet het kader om uitspraken te doen over de haalbaarheid op door initiatiefnemers beoogde locaties. Eerst moet blijken of voldaan kan worden aan onze criteria, zoals weergegeven in onze visie. Mocht dat het geval zijn, dan moet vervolgens door ons nog getoetst worden of er sprake is van een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling op de beoogde locatie. Daarbij gaat het om aspecten als stedenbouw, ontsluiting en parkeren en milieu.

bijzondere winkelvoorzieningen voor levensmiddelen

Voor de volledigheid vermelden we hier nog, dat verkoopruimten bij benzineverkooppunten volgens het huidige beleid in principe maximaal 50 m² en avondwinkels maximaal 200 m² voor levensmiddelen mogen hebben. Ten aanzien van benzineverkooppunten zijn er wel afwijkingen die ofwel zijn ontstaan vanuit een vergunde situatie uit het verleden ofwel als compensatie voor de beëindiging van verkoop van lpg.

In bijlage 3 hebben wij het hiervoor aangegeven beleid nader geconcretiseerd.

Samengevat geldt de volgende regeling voor supermarkten waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar hiërarchie in verzorgingsfuncties met de volgende categorieën:

  • *

    buurtniveau: tot 1.000 m² wvo (1.350 m² bvo);

  • *

    wijkniveau: tot 1.500 m² wvo (2.000 m² bvo);

  • *

    wijkcentra met stadsdeelfunctie: maximaal 3.500 m² wvo (4.700 m² bvo) voor het totale winkelcentrum;

  • *

    stedelijk/regionaal: maatwerk, waarbij in principe maximaal 2.500 m² wvo (3.400 m² bvo) per winkellocatie wordt toegelaten. Incidenteel kan gemotiveerd medewerking worden verleend aan een winkelgrootte boven de 2.500 m² wvo, mits er sprake van een regionale functie.

Op de beoogde locatie moet sprake zijn van een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling, wil aan een eventuele uitbreiding binnen de hiervoor genoemde regeling meegewerkt kunnen worden. Daarbij gaat het om aspecten als stedenbouw, ontsluiting, parkeren en milieu.

5. PERIFERE DETAILHANDEL

5.1 Detailhandel op bedrijventerreinen

Op bedrijventerreinen geldt in principe een detailhandelsverbod. Door het aangeven van specifieke zones op bedrijventerreinen dan wel het verlenen van afwijkingen van de verbodsbepaling in bestemmingsplannen geven wij medewerking aan de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen, c.q. productie gebonden detailhandel. Voorbeelden hiervan zijn bouwmarkten en winkels in de woninginrichtingsbranche. Tot nu toe hebben wij geen meubelzaken toegelaten op De Hemrik. Gelet op de voortschrijdende branchevervaging hechten wij minder belang aan dit beleidsuitgangspunt, daar waar ook bouwmarkten woninginrichtingsartikelen, zoals, meubels, ledikanten, kasten en verlichtingsartikelen verkopen. Indien wenselijk verlenen wij medewerking aan wijziging van het bestemmingsplan op dit punt.

incidentele detailhandelsactiviteiten (fairs)

Uit jurisprudentie is gebleken, dat voor incidentele detailhandelsactiviteiten op bedrijventerreinen in afwijking van de gebruiksbepalingen van een bestemmingsplan, zoals fairs, geen ontheffing nodig is van dat bestemmingsplan als die maximaal twee keer per jaar en per keer maximaal één dag plaats vinden en geen nadelige planologische gevolgen hebben. Dat laatste wil zeggen dat de activiteiten geen onomkeerbare aantasting van de bestemming met zich mee mogen brengen. Wel kunnen eventueel nadere eisen worden gesteld aan de brandveiligheid, kan een APV-vergunning nodig zijn en moet worden getoetst aan de Drank en Horecawet.

Indien incidentele detailhandel op een bepaalde locatie een meer structureel karakter krijgt zal hiervoor een planologische procedure moeten worden doorlopen indien dat gebruik op de betreffende locatie aanvaardbaar is.

5.2 Uitwerking beleid perifere detailhandel westelijk Leeuwarden (De Zwette) en De Hemrik

Met de vaststelling van een zone voor perifere detailhandel in westelijk Leeuwarden (De Zwette) is het beleid van ons college voor vestigingen van perifere detailhandel transparant gemaakt. Hierdoor hebben zich nieuwe zaken in het Businesspark kunnen vestigen in de woninginrichtingssfeer. De grondpercelen, die in de zone vallen zijn expliciet in het betreffende bestemmingsplan benoemd. Een eventuele uitbreiding van de zone voor perifere detailhandel langs de Slauerhoffweg aan de achterzijde van WTC-Expo wordt hiermee in principe ook mogelijk indien dit gewenst wordt geacht in het kader van de planvorming rond het WTC/Expogebied. Medewerking aan winkels beperken wij ook in dit gebied tot de traditionele branches voor perifere detailhandel. Dit hebben wij vertaald in een structuurbeeld. Een dergelijke zonering langs de hoofdwegenstructuur hebben wij ook opgenomen in het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein “De Hemrik”. Dit bestemmingsplan is in september 2013 vastgesteld.

De kaarten 2 en 3 bij dit rapport geven aan om welke zones het gaat in beide gebieden.

5.3. Beleid rond pick-up-points bij internetverkoop

Door de toenemende verkoop van goederen via webwinkels ontstaat er behoefte aan afhaalpunten. Aangezien de klant de goederen zelf komt afhalen, stellen wij deze afhaalpunten gelijk met winkels. Om oneigenlijke sluikverkopen op deze punten en uitholling van bestaande winkelcentra te voorkomen achten wij het wenselijk om de afhaalpunten op een natuurlijke manier te laten koppelen aan reguliere winkelcentra en geen medewerking te verlenen aan solitaire afhaalvestigingen op bedrijventerreinen.

6. WINKELS IN DORPEN

afbeelding binnen de regeling

Met uitzondering van het dorp Grou bestaat er geen behoefte aan een specifiek geformuleerd winkelbeleid voor de dorpen in de gemeente Leeuwarden. Een bescheiden winkelvestiging in een dorp met een lokaal verzorgende functie is in principe altijd mogelijk. Afweging vindt dan plaats op het niveau van het betreffende bestemmingsplan met toetsing aan het Streekplan Fryslân (Verordening Romte). Het spreekt vanzelf dat voor de leefbaarheid van een dorp winkels van belang zijn, maar het consumentengedrag bepaalt uiteindelijk of een winkel rendabel is. Hier en daar zijn nog enkele van oudsher gevestigde (levensmiddelen-)winkels aanwezig met een lokaal verzorgende functie voor het dorp. Dit is bijvoorbeeld in Wergea nog het geval. De winkelfunctie in dorpen staat echter onder druk. Zo heeft Wirdum nog wel een eigen supermarktvoorziening weten te behouden, mede dank zij de inzet van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Zij krijgen op maat gesneden leerwerktrajecten of zinvolle dagbesteding in een normale werkomgeving aangeboden. Dankzij deze aanpak kunnen dorpsbewoners voor hun dagelijkse boodschappen nog steeds in eigen dorp terecht.

geactualiseerde detailhandelsvisie voor Grou

De gemeenteraad van Boarnsterhim heeft op 15 oktober 2013 het rapport “Actualisatie distributieve ruimte Grou-Centrum” vastgesteld. Hiermee is de distributieve ruimte in de Detailhandelsstructuurvisie Grou uit 2010 geactualiseerd. Beide rapporten dienen als onderlegger voor het te voeren detailhandelsbeleid voor het dorp Grou.

Grou is met 5765 inwoners (peildatum 1 januari 2014) het grootste dorp van de gemeente Leeuwarden.

Naast een verzorgingsfunctie voor het eigen dorp en het omliggende platteland heeft Grou ook een belangrijke toeristische en recreatieve functie als watersportdorp. Grou kent daardoor een bijpassend voorzieningenniveau op het gebied van winkels en horeca.

De winkelvoorzieningen in Grou zijn ook van belang voor de inwoners van andere dorpen in de omgeving zoals Jirnsum en Reduzum met respectievelijk 1300 en 1085 inwoners (peildatum 1 januari 2014). Voor een beschrijving van het winkelgebied van Grou verwijzen wij naar bijlage 4.

Voor de detailhandel in Grou gelden de volgende uitgangspunten:

- ontwikkelingen richten op het versterken van het bestaande centrumgebied

- geen detailhandel op de Minne Finne

- vanwege de directe aansluiting op centrum is om kwalitatieve redenen een verplaatsing naar en uitbreiding van de Poiesz-supermarkt op de locatie voormalige PTT-locatie tot 850 m² mogelijk.

7. AMBULANTE DETAILHANDEL

Hierna gaan wij in op een aantal aspecten van ambulante detailhandel.

weekmarkten en standplaatsen

De markten en de verkoopstandplaatsen nemen binnen het detailhandelsbeleid een bijzondere plaats in.

In 2012 is het vernieuwde marktbeleid vastgesteld. De vrijdagmarkt is een belangrijke aanvulling op het aanbod van de bestaande detailhandel. Het is een aantrekkelijke markt, die vele bezoekers uit de regio trekt. De consument stelt groot belang in de aanwezigheid van de markt vanwege het zeer gevarieerde aanbod. Behalve dit grote aanbod waardeert de consument ook de sfeer op de markt. Dit komt mede door het mooie nieuwe plein, de indeling en het foodcourt. Veel eetstalletjes zijn samen gegroepeerd op het foodcourt en dit trekt wekelijks veel bezoekers. De vergrote parkeergarage onder het Wilhelminaplein biedt voor bezoekers volop mogelijkheden om de vrijdagmarkt te bezoeken en te winkelen in de binnenstad. Het commercieel beheer van de markt is uitbesteed met het oogmerk het kwaliteitsniveau van de markt te verbeteren. De Marktadviescommissie adviseert over de indeling, diversiteit en uitstraling van de markt. Dit werkt goed en versterkt de klantgerichtheid van de markt. De markt functioneert meer als een totaalconcept. Landelijk staat de warenmarkt onder druk. Desondanks is er vanuit de ambulante handelaren momenteel veel vraag naar een plaats op de vrijdagmarkt in Leeuwarden. Kortom: de vrijdagmarkt is belangrijk voor de binnenstad. De ambitie is binnen enkele jaren weer bij de top 5 van Nederland te behoren. Verder draait de zaterdagmarkt erg goed en zijn er nog enkele wijkmarkten.

bijzondere markten

Op Koningsdag vindt traditiegetrouw de vrijmarkt in het centrum plaats. Op Hemelvaartsdag is na jarenlange uitwijk naar de Lange marktstraat / Tesselschadestraat vanaf 2013 de Bloemenmarkt in combinatie met een jaarmarkt teruggekeerd in de binnenstad. Deze markt alleen al trekt duizenden bezoekers. In september wordt al meerdere jaren een aantrekkelijke jaarmarkt gehouden in het centrum.

verkoopstandplaatsen

De beleidsregel Verkoopstandplaatsen is in 2012 vastgesteld. In 2014 zal deze regeling in het kader van de harmonisatie van het beleid met Boarnsterhim geactualiseerd en aangepast worden. Voor de aangewezen standplaatsen in de binnenstad is veel belangstelling. Sinds 2012 is het mogelijk om deze plaatsen voor meerdere jaren te huren. Dat geeft voor de ondernemer meer zekerheid op termijn.

braderieën

Voor het houden van braderieën gelden beleidsregels, die zijn opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening. In de binnenstad worden braderieën veelal gehouden in combinatie met de koopzondag op de laatste zondag van de maand.

afbeelding binnen de regeling

8. FLANKEREND BELEID

8.1 Winkeltijden

Het gemeentelijke beleid voor koopzondagen is begin september 2013 vastgesteld. Daarbij is rekening gehouden met nieuwe wetgeving.

Dit heeft geleid tot de vaststelling van een nieuwe verordening Winkeltijden Leeuwarden 2013, waarin ook de beleidsregels voor het avondwinkelbeleid zijn verwerkt. Voor het koopzondagenbeleid in het stedelijk gebied is vooralsnog ingestoken op een groeimodel, dat eerst uitgaat van een algemene zondagsopenstelling voor supermarkten met een beperking voor de overige winkels tot ongeveer 20 koopzondagen per jaar. Dit aantal gaat uit van een vast patroon op elke laatste zondag van de maand en alle zondagen in november en december. Daarnaast zijn er ook nog winkelopeningen op 2e paasdag, hemelvaartsdag, 2e pinksterdag en 2e kerstdag mogelijk. Voor het dorp Grou geldt nog steeds de oude Verordening Winkeltijden Boarnsterhim 2013. Op basis hiervan hebben wij voor het jaar 2014 een lijst met koopzondagen voor Grou vastgesteld. Deze is vanwege het toeristische watersportseizoen traditiegetrouw gebaseerd op alle zondagen in de maanden juni, juli en augustus en een enkele datum voor de opening van het watersportseizoen in april en één zondag vlak voor Kerstmis. Ook rond de viering van Sint Pieter wordt in Grou een koopzondag gehouden. De thans geldende verordeningen winkeltijden moeten binnen twee jaar geharmoniseerd zijn. Wij zijn voornemens hiertoe tijdig een voorstel aan de gemeenteraad voor te leggen waarbij ook de ervaringen met het groeimodel worden meegenomen.

8.2 Parkeren + bereikbaarheid

Uit onderzoek blijkt dat de parkeervoorzieningen in het centrum goed worden gewaardeerd. De parkeercapaciteit is met de oplevering van de vernieuwde parkeergarage onder het Wilhelminaplein weer goed op orde. Bij de Nieuwe Oosterstraat komt nog een parkeergarage ten behoeve van het provinciehuis. Deze garage is buiten kantoortijden ook toegankelijk voor winkelend publiek op zaterdagen en koopavonden. Het parkeren en de bereikbaarheid van de binnenstad houdt volop onze aandacht door onder andere jaarlijks verkeerstellingen uit te voeren. We monitoren de bezettingsgraad van de parkeergarages. Ook vindt er ieder jaar een parkeeronderzoek plaats naar de bezettingsgraad (gebruik) van de betaalde parkeerplaatsen op het maaiveld. Wij blijven zo scherp de focus houden op het parkeren en de bereikbaarheid van de binnenstad en laten hiervoor het benodigde onderzoek doen. Bereikbaarheid en parkeren zijn immers essentieel zijn voor het economisch functioneren van de binnenstad. Bijzondere aandacht gaat uit naar de aansluiting van het centrum op de westelijke invalsweg vanaf de “Haak om Leeuwarden”.

8.3 Organiserend vermogen winkeliers(verenigingen).

Met de komst van het Leeuwarder Ondernemersfonds (LOF) en de oprichting van de Stichting Binnenstadsmanagement Leeuwarden is het organiserend vermogen van ondernemers sterk verbeterd. Wij hebben regelmatig contact met deze organisaties. Daarnaast voeren wij periodiek overleg met het Verenigd Bedrijfsleven Leeuwarden (VBL). Daarin zijn de Leeuwarder Ondernemers Club (LOC), de Commerciële Club Leeuwarden en de bedrijventerreinen “De Zwette” (inclusief Businesspark) en “De Hemrik” vertegenwoordigd.

8.4 Project “Het Nieuwe Winkelen”

De STEC-groep adviseert bij de actualisering van de detailhandelsstructuurvisie: “Blijf vol inzetten op het ‘nieuwe winkelen’. Onder aanvoering van het project “Binnenstad Boppe” is Leeuwarden één van de koplopers in Nederland op dit gebied en moet ze dat blijven. De komende jaren wordt het ‘nieuwe winkelen’ nog belangrijker voor de aantrekkingskracht van winkels en winkelgebieden”.

De moderne consument maakt bij zijn koopbeslissingen steeds vaker gebruik van mobiele online-informatie via internet. Wil de binnenstad interessant blijven voor deze groep consumenten dan is ontsluiting van de binnenstad via een Wi-Fi-netwerk noodzakelijk om concurrerend te blijven. De ondernemers in de binnenstad kunnen zo gezamenlijk als het ware zich als één groot warenhuis aan het kooppubliek presenteren. Onder de vlag van het project “Binnenstad Boppe” is samen met een voorhoedegroep van ondernemers het project “Het Nieuwe Winkelen” gestart. De initiatieffase is vanuit de gemeente gefinancierd. Inmiddels is er vanuit ondernemers een beheerstichting opgericht en een landingspagina op internet gelanceerd op www.in.leeuwarden.nl, waar alle winkels in de binnenstad vindbaar zijn. Met subsidie van provincie en gemeente is ook de financiering voor de aanleg van een eigen Wi-Fi-netwerk rond. Genoemde stichting staat voor de opgave om voldoende participatie te organiseren en de winkelinformatie up tot date te houden. Aangezien Leeuwarden hiermee landelijk voorop loopt dienen in deze pioniersfase ook de “kinderziekten” te worden overwonnen. Dit vraagt om doorzettingsvermogen en slagkracht bij ondernemers. Daar waar mogelijk biedt de gemeente ondersteuning in het ontwikkeltraject.

8.5 Deelname aan landelijke verkiezing Beste Binnenstad

De binnenstad vormt speerpunt van het beleid en fungeert als boegbeeld en visitekaartje voor de hele stad. De kwaliteit van de binnenstad wordt niet alleen bepaald door gemeentelijk beleid. Kwalitatieve uitstraling van winkelpanden en goed gastheerschap van ondernemers zijn minstens zo belangrijk. Samen met een initiatiefgroep en een stuurgroep wordt gezamenlijk met ondernemers gewerkt aan een traject om dit doel te bereiken conform de wens van de gemeenteraad bij initiatiefvoorstel “Versterking aanbod door diversiteit” uit 2008. De ambitie en het samenwerkingsproces werken motiverend om de kwaliteit van binnenstad op een hoger niveau te brengen. In dat kader past de uitverkiezing tot Culturele Hoofdstad van Europa 2018 uitstekend.

8.6 Samenhang met beleid op het gebied van cultuur, horeca, evenementen, toerisme en marketing.

De beleveniseconomie van de binnenstad vraagt steeds meer om een goede afstemming van het detailhandelsbeleid met andere beleidsterreinen. Bezoek aan een binnenstad wordt steeds meer gezien als een dagje uit. Veelal is er sprake van recreatief winkelen en dito verblijf. Daarbij is winkel-ondersteunende horeca van wezenlijk belang. Er ontstaan nieuwe winkelconcepten gebaseerd op een combinatie van horeca en detailhandel. Regelgeving moet dan niet belemmerend werken op eventuele vestiging van dergelijke concepten. In het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan binnenstad is hier onder meer op ingespeeld door het opnemen van een regeling voor ondergeschikte horeca bij detailhandel en door het bij afwijking mogelijk maken van ‘daghoreca’ in winkelgebieden. Ook zoekt de consument graag nog ander vertier op. Zo is het organiseren van doelgroepgerichte evenementen ook voor de winkelfunctie van belang. Daarnaast biedt het nieuwe Fries Museum in het winkelhart een kans om de aantrekkingskracht van Leeuwarden als winkelstad te versterken met meer bovenregionaal bezoek. Randvoorwaarde hierbij is, dat er spraakmakende tentoonstellingen worden georganiseerd, die landelijke interesse weten op te wekken. In de context van deze paragraaf moet de uitwerking van beleid worden gezocht voor wat betreft het hierna geciteerde advies van de STEC-groep. “Versterk het toeristisch recreatief profiel van de binnenstad. Beleving en bezoekers van buiten worden steeds belangrijker voor het functioneren van binnensteden”. Evenementen als Fries Straatfestival, Koningsdag, Bloemenjaarmarkt, Serious Request, Beste Binnenstad, Week van de Smaak en Culturele Hoofdstad Europa 2018 leveren hieraan een belangrijke bijdrage.

8.7 Samenhang met beleid op het gebied van ruimtelijke kwaliteit

Een belangrijke factor voor het succes van de binnenstad als kernwinkelgebied is de aantrekkelijkheid vanwege de historische structuur, fraaie monumenten en zorgvuldige inrichting. Bestemmingsplan en Welsstandsnota zien er op toe dat de maat en schaal van de binnenstad behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt. Het reclamebeleid zorgt voor samenhang in reclame-uitingen en een goede afstemming op de cultuur-historische waarde van de binnenstad.

Ook voor de wijkwinkelcentra en bedrijventerreinen gelden regels voor welstand en reclame om verrommeling te voorkomen. Daarnaast zijn ook samenwerkingsprojecten op gebied van veiligheid als Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) voor de binnenstad en parkmanagement voor bedrijventerreinen van belang voor de aantrekkingskracht op de consument.

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE 1

Belangrijkste aanbevelingen uit onderzoeksrapport STEC-groep

Op basis van de resultaten van de detailhandelsmonitor, ontwikkelingen in de detailhandel en de voorgenomen actualisering van de detailhandelsvisie zijn in de rapportage van de STEC-groep de volgende concrete aanbevelingen voor de detailhandel in Leeuwarden gedaan:

  • *

    Actualiseer de detailhandelsstructuurvisie (2007) alleen voor wat betreft, de planvorming voor de locatie Werpsterhoek/De Zuidlanden. Vanwege de actuele marktsituatie wordt geadviseerd op Werpsterhoek geen hypermarkt of andere vormen van detailhandel te ontwikkelen met uitzondering van een ondersteunend wijkwinkelcentrum in De Zuidlanden. Pas wanneer de marktsituatie verandert en de markt weer aantrekt, kan dit uitgangspunt opnieuw worden bezien. Dan komen detailhandels-concepten in beeld met toegevoegde waarde voor Leeuwarden en Fryslân. Deze concepten worden dan getoetst op criteria als de effecten op de detailhandelsstructuur en het verkeer en andere ruimtelijk relevante criteria. Hetzelfde geldt ook voor andere potentiële ontwikkellocaties in Leeuwarden (o.a. WTC).

  • *

    Maak het winkelgebied van de binnenstad compacter. Maak op basis van passantentellingen en gebiedsprofielen een actieplan voor locaties, die in aanmerking komen voor transformatie van winkelvastgoed.

  • *

    Versterk het toeristisch recreatief profiel van de binnenstad. Beleving en bezoekers van buiten worden steeds belangrijker voor het functioneren van binnensteden.

  • *

    Blijf vol inzetten op het ‘nieuwe winkelen’. Onder aanvoering van het project “Binnenstad Boppe” is Leeuwarden één van de koplopers in Nederland op dit gebied en moet dat blijven. De komende jaren wordt het ‘nieuwe winkelen’ nog belangrijker voor de aantrekkingskracht van winkels en winkelgebieden.

  • *

    Focus op versterking van goed functionerende wijkwinkelcentra met perspectief en wijkcentra die belangrijk zijn in de verzorgingsstructuur (geen ander boodschappencentrum dichtbij).

  • *

    Cluster de perifere detailhandel op bedrijventerreinen.

  • *

    Rond De Centrale af binnen de mogelijkheden van het huidige (inmiddels verouderde) bestemmingsplan en blijf zorgen voor voldoende onderscheidend vermogen ten opzichte van de binnenstad.

BIJLAGE 2

Perifere detailhandel op De Centrale volgens bestemmingsplan

Het loslaten van het onderscheid in PDV en GDV houdt in, dat wij in het vervolg geen onderscheid meer maken in een verdeling in vloeroppervlakte tussen beide vormen binnen de toegestane 42.000 m² bvo voor detailhandel. Daarvoor in de plaats is gekomen een onderscheid in op De Centrale toegelaten branches onder de noemer (verruimde) perifere detailhandel. Die hebben wij in het nieuwe bestemmingsplan Centrale I, Centrale II en Centrale III genoemd. Een samenvatting van de vestings(-on-)mogelijkheden treft u hierbij aan.

definitie perifere detailhandel:

Detailhandel die qua volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen: detailhandel in woninginrichting, tenten, keukens en sanitair, meubelen, bouwmaterialen en fietsen en auto-accessoires.

definitie verruimde perifere detailhandel:

Detailhandel buiten of aansluitend op bestaande winkelcentra met een aanbod van niet-dagelijkse goederen waaronder naast de onder perifere detailhandel genoemde branches worden verstaan de hoofdbranches huishoudelijke en luxe artikelen, sport en spel, speelgoed, hobby, media tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, bruin- en witgoed, evenals overige detailhandel niet eerder genoemd (restpartijen), met uitzondering van de hoofdbranches warenhuizen, kleding en mode, schoenen en lederwaren, juwelier en optiek;

(verruimde) perifere detailhandel Centrale I:

Detailhandelsvestigingen in relatie tot het thema wonen, waaronder:

  • *

    kampeerartikelen met uitzondering van caravans;

  • *

    keukens en sanitair;

  • *

    bouwmaterialen en aanverwante doe-het-zelf artikelen in de vorm van een bouwmarkt;

  • *

    woninginrichtingsartikelen, zoals meubelen, vloerbedekking en woningtextiel.

(verruimde) perifere detailhandel Centrale II:

Detailhandelsvestigingen waaronder worden verstaan de hoofdbranches:

  • *

    tuincentra;

  • *

    plant- en dierbenodigdheden;

  • *

    fietsen;

  • *

    auto-accessoires.

(verruimde) perifere detailhandel Centrale III:

Detailhandelsvestigingen waaronder worden verstaan de hoofdbranches:

  • *

    huishoudelijke en luxe artikelen;

  • *

    sport en spel;

  • *

    speelgoed;

  • *

    hobby;

  • *

    media;

  • *

    bruin- en witgoed;

  • *

    restpartijen.

branches die niet zijn toegestaan

Twee groepen van branches zijn niet toegestaan op grond van het gemeentelijke beleid. Deze branches doen te veel afbreuk aan de verzorgingsfunctie en de recreatieve winkelfunctie van het kernwinkelgebied en/of van de wijk- en buurtwinkelcentra van Leeuwarden. Het betreft de dagelijks benodigde goederen en de niet dagelijks benodigde goederen recreatief.

Hieronder vallen:

  • *

    voeding- en genotmiddelen en supermarkten; grootschalige food/non-food vestigingen;

  • *

    persoonlijke verzorging (waaronder drogisterij, parfumerie);

  • *

    warenhuizen;

  • *

    kleding en mode;

  • *

    juwelier;

  • *

    optiek;

  • *

    schoenen en lederwaren.

Daarnaast blijven uitgesloten:

  • *

    auto’s, boten en caravans;

  • *

    grove bouwmaterialen;

  • *

    brandbare en explosieve stoffen;

  • *

    landbouwwerktuigen.

Deze branches horen thuis op de bedrijventerreinen.

De al op De Centrale aanwezige bedrijfsactiviteiten zijn bij recht opgenomen.

BIJLAGE 3

1. Omvang supermarkten

In de supermarkthiërarchie valt globaal volgens landelijke indelingen op basis van het winkelvloeroppervlak (wvo) het volgende onderscheid te maken):

  • 1.

    Kleinschalige supers (tot 800 m² wvo): met een buurtverzorgende functie voor de kleinschalige dagelijkse boodschappen;

  • 2.

    Middelgrote supermarkten (van 800 tot 2.500 m² wvo) met een verzorgende functie voor wijk, stadsdeel of woonplaats;

  • 3.

    Grote supermarkten (circa 2.500 tot 4.000 m² wvo) met een functie voor de hele stad en directe regio;

  • 4.

    Specifieke supermarkten zoals gemakswinkels (bijvoorbeeld in stations), discountsupers (veelal beperkt assortiment, gering comfort en laag prijsniveau) en verkoop van levensmiddelen bij bijvoorbeeld benzineverkooppunten en in avondwinkels.

Vanuit het detailhandelsbeleid is het wenselijk voor nieuwe bestemmingsplannen en voor de beoordeling van afwijkingsverzoeken concrete afspraken te maken over de toelaatbare omvang van supermarkten.

Wij sluiten daartoe aan bij voornoemde landelijke indeling van supermarkten en laten voor alle woonwijken een middelgrote supermarkt toe waarbij de toegelaten omvang afhankelijk wordt gesteld van de historische situatie.

Omwille van de duidelijkheid hebben wij als beleidsregel vastgelegd, dat een full servicesupermarkt met een wijkverzorgende functie onder voorwaarden tussen de 800 en 2.500 m² winkelvloeroppervlakte (wvo) mag omvatten. In geval van bestemmingsplanwijzigingen of afwijkingsverzoeken achten wij vanuit het detailhandelsbeleid bij de kleinere supermarkten op buurtniveau een uitbreiding tot maximaal 1.000 m² wvo toelaatbaar. Voor wijkverzorgende supers geldt een maximumnorm van 1.500 m² wvo. Voor deze afwijkingen geldt de verplichting tot distributieplanologische onderbouwing van de marktruimte niet. Voor bestaande supermarkten, die al groter zijn dan 1.500 m² wvo, staan wij normatief een uitbreiding van maximaal 10% toe, voor zover het maximum van 2.500 m² wvo niet wordt overschreden. In aanvulling hierop geldt voor wijkcentra met een stadsdeel- c.q. regiofunctie als randvoorwaarde een maximaal totaaloppervlakte voor de supermarkten samen van 3.500 m² wvo voor de levensmiddelenbranche in betreffend wijkcentrum (Bilgaard en Cambuurplein). Gelet op de omvang van de wijk Camminghaburen geldt voor dat wijkwinkelcentrum een maximum van 3.000 m² wvo voor het totale volume in de levensmiddelenbranche. Voor de solitair gelegen supermarkten geldt eveneens een maximumoppervlakte als er sprake is van een bijzondere, autonome bovenwijkse, stedelijke of regionale positie. Dit vraagt maatwerk per locatie.

normatieve omrekenfactor bvo/wvo

Wij hanteren een normatieve omrekenverhouding tussen de begrippen bvo en wvo. De omrekening van wvo naar bvo kan worden verkregen door het aantal m² wvo te verhogen met 35%. Terugrekenen van bvo naar wvo kan plaatsvinden door een percentage van 75% toe te passen. De omrekening is van belang, omdat in bestemmingsplannen doorgaans het begrip bvo en in onderzoeken de term winkelvloeroppervlak of verkoopvloeroppervlak (wvo of vvo) wordt gehanteerd.

2. Voorwaarden verplaatsing bestaand supermarktvolume

In principe is verplaatsing van supermarktvolume naar een nieuwe locatie mogelijk, mits sprake is van:

  • a.

    het verlagen van hetzelfde volume (in m² bvo) aan bestaand

    supermarktaanbod op de oude locatie.

  • b.

    een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling op de nieuwe locatie.

  • c.

    geen duurzame ontwrichting van het voorzieningenpatroon gezien vanuit het belang van de consument.

    Concreet betekent een en ander:

  • a.

    Er kan alleen sprake zijn van publiekrechtelijke medewerking door de gemeente als de eigena(a)r(en) van de oude locatie aantoonbaar en vrijwillig bereid is/zijn mee te werken aan een herziening van het daar geldende bestemmingsplan;

  • b.

    Alle kosten (van gemeente en eigenaar) die betrekking hebben op de oude locatie, waaronder ambtelijke kosten, kosten van een bestemmingsplanaanpassing en kosten van eventuele planschade, komen voor rekening van de initiatiefnemer(s);

  • c.

    Alle kosten (van gemeentewege) die betrekking hebben op de nieuwe locatie, komen voor rekening van de initiatiefnemer(s);

  • d.

    Bij vermindering van het volume (in m² bvo) op de oude locatie, zal publiekrechtelijk moeten worden geregeld, dat er op die locatie geen groter volume voor een (andere) supermarkt ontstaat, dan het verschil tussen de omvang die de bestaande supermarkt mag hebben op grond van het gemeentelijke detailhandelsbeleid en het te verplaatsen volume.

  • e.

    De vermindering of opheffing van het volume voor supermarkt(en) op de oude locatie moet minimaal gelijktijdig (onherroepelijk) zijn geregeld, met het toelaten van dat volume op de nieuwe locatie.

  • f.

    Het verplaatsen van supermarktvolume mag er niet toe leiden, dat er geen bestaansrecht meer is voor minimaal één (buurt)supermarkt in de bestaande buurt- en wijkwinkelcentra.

  • g.

    Bij een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling gaat het om aspecten als stedenbouw, ontsluiting, parkeren en milieu.

BIJLAGE 4.

1. Beschrijving van het winkelgebied van Grou

Het centrum van Grou is historisch gezien het belangrijkste winkelgebied van het dorp. Het heeft de status van beschermd dorpsgezicht. De Hoofdstraat is een belangrijke winkelstraat en is deels als voetgangersgebied ingericht. Daarnaast zijn diverse winkels aan het Halbertsmaplein/Raadhuisstraat en de Gedempte Haven te vinden. Trekkers zijn een winkel van Blokker en de sinds kort in Grou aanwezige HEMA. De supermarkt van Poiesz grenst direct aan het centrumgebied. Deze supermarkt is op dit moment met 375 m² wvo te klein om een volledig assortiment te bieden. Er is een manifeste wens om te vergroten. De eerder voorgenomen verplaatsing naar “Minne Finne” gaat niet door. De focus is inmiddels verlegd naar het voormalige postkantoor aan de Parkstraat. In samenspraak met de gemeente wordt onderzocht om hier een verbeterde supermarkt van ongeveer 850 m² bvo (circa 650 m² wvo) te realiseren. Deze locatie ligt voor de eigen bewoners centraler en is eenvoudiger te bereiken dan “Minne Finne”. Ook voor de toeristische functie is het van belang deze supermarkt blijvend in het centrum van Grou te accommoderen.

De parkeermogelijkheden in en rondom het centrumgebied zijn de afgelopen jaren verbeterd. Toch geeft het parkeren vooral in het watersportseizoen nogal eens problemen. Daarom zullen ook de komende tijd nog extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Een tweede, recenter gerealiseerd winkelgebied is te vinden aan de Stationsweg. Hier zijn de supermarkten van Jumbo (recent vergroot met 200 m² naar 1.217 m² wvo) en Lidl (996 m² wvo) te vinden, met verder vestigingen van Mitra en Kruidvat. Bij deze winkelconcentratie is eigen parkeergelegenheid aanwezig.

Langs de Stationsweg en Parkstraat zijn nog een paar winkels gevestigd uit de doelgerichte branches, zoals Fixet (doe-het-zelf). Verder bevinden deze branches zich vooral op bedrijventerreinen ten noorden van de kern, zoals een fietsenwinkel, een speciaalzaak voor babybenodigdheden aan de Oedsmawei en een keukenzaak op Biensma. Daarnaast is nog watergebonden perifere detailhandel te vinden op de bedrijventerreinen.

Planontwikkeling voor winkels in Grou.

Voor de Volmaweg is momenteel een bestemmingsplan in voorbereiding. Het gaat om woningbouw met in het kopgebouw 200 m² detailhandel. Deze detailhandel is een vervanging van de aanwezige detailhandel in dit gebied op het moment van vaststelling van de Detailhandelsstructuurvisie Grou in 2010. Verder is een plan in voorbereiding om aan de Hellinghaven (noordelijk van “Minne Finne”) enkele appartementen te realiseren, waarbij op de begane grond ook ruimte kan worden geboden aan onder meer detailhandel of horeca (ongeveer 280 m² bvo). In het rapport “Actualisatie distributieve ruimte Grou-Centrum” wordt echter geconcludeerd dat er niet veel ruimte voor uitbreiding bestaat, maar dat er naast een kwantitatieve afweging ook kwalitatieve argumenten een rol kunnen spelen om toch tot een bepaalde ontwikkeling te komen.

Met het op 15 oktober 2013 vastgestelde rapport “Actualisatie distributieve ruimte Grou-Centrum” van Broekhuis Rijs Advisering is de distributieve ruimte geactualiseerd van de in 2010 vastgestelde Detailhandelsstructuurvisie Grou .

2. Conclusies en aanbevelingen uit het rapport “Actualisatie distributieve ruimte Grou-Centrum” van Broekhuis Rijs Advisering.

* Het primaire verzorgingsgebied voor detailhandel in Grou is de kern Grou, met ongeveer 5.750 inwoners. Daarnaast ligt rondom Grou een aantal dorpen, dat voor hun boodschappen grotendeels op Grou is georiënteerd; dit zijn met name Jirnsum en Reduzum. Daarnaast zullen ook uit de rest van de gemeente nog mensen naar Grou komen, zoals uit Akkrum en Nes.

* Grou ligt aan het Pikmeer. Het toerisme maakt daardoor een wezenlijk onderdeel uit van de detailhandelsomzet in Grou, en zorgt voor extra koopkracht.

* Het detailhandelsaanbod in Grou is redelijk afgestemd op de vraag; dan gaat het om de inwoners van Grou, de inwoners van het buitengebied en om de toeristen samen. Kwantitatief gezien is er geen distributieve ruimte in de markt voor grote uitbreidingen. De vloerproductiviteit ligt momenteel al aan de onderkant van wat gangbaar is in kernen van deze omvang.

* De locatie voor een commerciële ontwikkeling aan de Minne Finne ligt buiten het huidige centrumgebied, direct aan het water. Op kwalitatieve gronden is er onvoldoende reden voor de realisatie van winkelruimte op deze plek. Vooral het niet kunnen bijdragen aan het versterken van het centrumgebied is hierin een belangrijke factor.

* De mogelijke ontwikkeling van de Minne Finne tot winkelgebied heeft in onze ogen een aanzienlijk risico op bouwen voor leegstand, of tot een ontwikkeling die solitair gaat functioneren op een te grote afstand van het centrumgebied. De structuur van het centrum wordt door een dergelijke ontwikkeling eerder uit elkaar getrokken dan versterkt.

* Kwantitatief gezien is er ook in de dagelijkse sector geen ruimte in de markt aanwezig voor uitbreiding van het aanbod. Een vergroting van de Poiesz naar 700 m2 wvo is rekenkundig gezien lastig.

* Op kwalitatieve gronden kunnen we een vergroting en verplaatsing van Poiesz naar de voormalige PTT-locatie ondersteunen. Wanneer de supermarkt de kans niet krijgt tot een beperkte schaalvergroting, worden de bestaansmogelijkheden sterk ingedamd. Een eventueel vertrek uit het centrum van Poiesz zal voor het overige (niet-dagelijkse) aanbod in het centrum zeker gevolgen hebben. De aantrekkelijkheid van het centrum als koopgebied zal afnemen.

* De genoemde locatie voor een nieuwe Poiesz kan een bijdrage leveren aan een sterker centrum, dat bovendien compact blijft. Wel zal op deze locatie voldoende aandacht besteedt moeten worden aan de inpassing in het centrum bij de entree van het centrumgebied.

* Voor een verplaatsing en vergroting van de supermarkt van Poiesz naar 850 m2 bvo zullen ongeveer 30 à 35 parkeerplaatsen vereist zijn.

Kaartbeeld 1. Indeling centrumgebieden in het bestemmingsplan Binnenstad

afbeelding binnen de regeling

Kaartbeeld 2. PDV-zone "De Zwette"

afbeelding binnen de regeling

Kaartbeeld 3. PDV-zone "De Hemrik"

afbeelding binnen de regeling