Regeling vervallen per 19-05-2010

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad (2010)

Geldend van 19-05-2010 t/m 18-05-2010

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

(Rb. 26-04-2010, nr. 7637)

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of raadscommissie, of diens vervanger;

  • 2.

    vice-voorzitter: plaatsvervanger van de voorzitter.

  • 3.

    commissielid: raadslid of plaatsvervangend lid van een raadscommissie;

  • 4.

    griffier: adviseur van de raad en leidinggevende van de griffie;

  • 5.

    adjunct-griffier: plaatsvervanger van de griffier;

  • 6.

    commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie;

  • 7.

    vergadering: vergadering van de raad of van een raadscommissie;

  • 8.

    amendement: voorstel tot wijziging van een concept­verordening of conceptbeslissing,

  • 9.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, waarop het betrekking heeft;

  • 10.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek door de raad wordt uitgesproken;

  • 11

    motie buiten de orde: een motie over een onderwerp dat niet op de agenda staat.

  • 12

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • 13

    initiatiefvoorstel: een voorstel van een of meerdere raadsleden of een of meerdere fracties voor een verordening of een ander voorstel.

Artikel 2 De voorzitter

1. De voorzitter van de raad en de commissie is belast met:

a. het leiden van de vergadering;

b. het handhaven van de orde;

c. het doen naleven van het reglement van orde;

d. en hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

 

2. de raad benoemt bij de aanvang van een nieuwe termijn:

  • a.

    een eerste en een tweede vice-voorzitter van de raad,

b. een voorzitter en een vice-voorzitter van de commissies.

Artikel 3 De (adjunct)griffier

  •  

    • 1.

      De raad benoemt de griffier en adjunct-griffier.

    • 2.

      De griffier is bij elke vergadering van de raad aanwezig;

    • 3.

      Bij zijn verhindering wordt de griffier vervangen door de adjunct-griffier of een commissiegriffier.

    • 4.

      Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen deelnemen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 4 De commissiegriffier

 

1.      De ondersteuning van iedere raadscommissie wordt door de griffier of door een door hem aangewezen commissiegriffier verleend.

2.      In iedere vergadering is een commissiegriffier aanwezig.

3.      De griffier en adjunct-griffier kunnen bij iedere vergadering aanwezig zijn.

HOOFDSTUK II Toelating van fracties, nieuwe leden

Artikel 5 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

    • 1.

      Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De voorzitter van het hoofdstembureau laat schriftelijk weten dat het te benoemen raadslid voor benoeming in aanmerking komt. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

    • 2.

      De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt zonodig ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

    • 3.

      Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

    • 4.

      Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

    • 5.

      In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

     

Artikel 6 Fractie

 

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden, alsmede de namen van de fractiesecretaris, fractiepenningmeester worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter en de griffier.

4.  a. Indien:

      1.  één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      2.  twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

      3.  één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

    wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    b. Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

HOOFDSTUK IIII Instellen en werkwijze presidium, agendacommissie en commissies

Artikel 7 Het presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Het presidium bestaat uit de vicevoorzitter van de raad (tevens voorzitter van het presidium), de fractievoorzitters en de burgemeester (als adviserend lid). De griffier of diens vervanger is bij elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 3.

    De tweede vice-voorzitter van de raad is plaatsvervangend voorzitter van het presidium.

  • 4.

    De voorzitter of het presidium kan voorstellen de gemeentesecretaris uit te nodigen voor de vergadering van het presidium.

  • 5.

    Elke fractievoorzitter kan zich bij verhindering laten vervangen door een fractielid.

  • 6.

    Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium.

  • 7.

    Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 8.

    In spoedeisende en/of bijzondere gevallen kunnen de voorzitter en de griffier of hun plaatsvervangers onderwerpen aan de agenda toevoegen.

Artikel 7a Taak van het presidium

Het presidium vormt het dagelijks bestuur van de gemeenteraad.

  • 2.

    Het presidium is belast met alle procedurele en organisatorische zaken die de raad aangaan, waaronder wordt begrepen: vaststellen jaarlijks vergaderschema, spreektijdenschema en lijst voor hoofdelijke stemming.

  • 3.

    Het presidium kan door de burgemeester worden geraadpleegd over andere aangelegenheden de gemeente betreffende.

  • 4.

    Het presidium benoemt een agendacommissie en een werkgeverscommissie.

  • 5.

    Het presidium komt tenminste drie keer per jaar en zo vaak als nodig bijeen.

  • 6.

    De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar.

  • 7.

    Het verslag wordt na vaststelling in de volgende vergadering, gepubliceerd;

Artikel 8 De agendacommissie

  • 1.

    Het presidium benoemt een agendacommissie.

  • 2.

    De agendacommissie bestaat uit vertegenwoordigers van het presidium en bestaat uit vier leden: twee van de coalitiefracties en twee uit fracties van de oppositie.

  • 3.

    De voorzitter van het presidium is tevens voorzitter van de agendacommissie.

De agendacommissie komt tweemaal per maand bijeen. Bij een gering aantal punten of tussentijdse punten kan door de griffier een digitale raadpleging worden gehouden.

Artikel 8a Taak van de agendacommissie

 

  • 1.

    De agendacommissie heeft als taak de voorbereiding van de agenda van de gemeenteraad, raadscommissies en de planning van de activiteiten van de raad en commissies , zoals bijvoorbeeld werkbezoeken.

  • 2.

    Alle agendaverzoeken lopen via de agendacommissie. Bij een agenderingsverzoek door een fractie of een lid van de raad wordt een korte schriftelijke toelichting gevraagd.

  • 3.

    Er worden in beginsel geen vergaderingen gepland op zon- en landelijk erkende feestdagen en op de eerste werkdag na een vakantie.

  • 4.

    Voordat de oproep wordt verzonden, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 5.

    In spoedeisende gevallen echter kan de agendacommissie na de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 6.

    De agendacommissie doet ook een voorstel over de wijze van behandeling van een voorstel in de commissie en/of raad. Hierbij heeft de agendacommissie drie mogelijkheden, te weten agenderen als hamerstuk, bespreekpunt of ter kennisname.

  • 7.

    De vergaderingen van de agendacommissie zijn niet openbaar. De vergaderstukken worden na vaststelling gepubliceerd.

 

Artikel 9 Raadscommissies ex art. 82 Gemeentewet

 

1.       De raad stelt één of meer raadscommissies in.

2.       De raad beslist over het aantal commissies en de onderwerpen waarover zij adviseren en/of overleggen.

3.       De raad kent op het moment van vaststellen van dit reglement de volgende commissies:

de raadscommissie stadsontwikkeling;

de raadscommissie bestuur en middelen;

de raadscommissie welzijn.

4. Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, bepaalt de agendacommissie dat het voorstel wordt besproken in de raadscommissie welke het onderwerp het meest aangaat. Zonodig kan de agendacommissie voorstel doen tot een gezamenlijke vergadering van meerdere commissies.

  • 5.

    Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult in principe de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

 

  

Artikel 9a Commissies ex art. 83 en 84 Gemeentewet

 

  • 1.

    De raad kan daarnaast een of meerdere commissies instellen ex art. 83 en 84 van de Gemeentewet.

Artikel 10 Taken raadscommissie ex art. 82 Gemeentewet

 

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

  • 1.

    Het voorbereiden van de besluitvorming van de raad met betrekking tot:

  • 2.

    een voorstel van het college;

  • 3.

    een initiatiefvoorstel;

  • 4.

    een burgerinitiatief.

Het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;

Artikel 11 Samenstelling en werkwijze raadcommissie

 

1.       Een raadscommissie bestaat uit minimaal 1 afgevaardigde per fractie. Een raadslid kan zich te allen tijde laten vervangen door een fractiegenoot.

2.       In de vergadering van de commissie vindt geen besluitvorming plaats.

3.       De voorzitter kan op grond van het aantal zetels van een partij komen tot een voorlopig oordeel van de fractie over een onderwerp.

4.       Ieder commissielid brengt een gewogen stem uit. De commissieleden tellen daarbij maximaal voor het aantal zetels van de eigen fractie in de raad. Een woordvoerder kan ook aangeven, dat een of meerdere fractiegenoten tegen zijn.

5.       Het vragen van een voorlopig oordeel kan nodig zijn bij het vragen van de gevoelens van de raad in een commissie.

  • 6.

    De weging van de meningen van de fracties worden in het verslag door de griffie vastgelegd. Op basis hiervan kan de wethouder een goede inschatting maken hoe een mogelijke noodzakelijke bespreking van het voorstel in de raad zal uitpakken.

    • 7.

      De fractie kan voor iedere raadscommissie tenminste een plaatsvervangend lid per fractie, niet zijnde een raadslid, aanwijzen, die zitting in een raadscommissie heeft.

    • 8.

      Het plaatsvervangend lid, niet zijnde raadslid, heeft geen stemrecht. Het plaatsvervangend lid dient als fractieassistent ingeschreven te staan bij de griffie.

    • 9.

      De artikelen 10,11,12,13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raads­commissie.

Artikel 12 Zittingsduur en vacatures leden raadscommissie

 

1.       De zittingsperiode van de voorzitter en zijn plaats­vervanger eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

2.       Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in art. 11, lid 7 en 8 gestelde eisen.

3.       De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger van zijn functie ontheffen.

4.       De voorzitter en zijn plaatsvervanger kunnen te allen tijde hun werkzaamheden neerleggen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

5.       Indien er een vacature van voorzitter of zijn plaatsvervanger ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van art. 2, lid 2.

6.       Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

HOOFDSTUK IV Vergaderingen

Artikel 45 Raadscommissie(s)

  • 1. De raad kan een of meerdere raadscommissies voor overleg en voorbereiding instellen.

  • 2. Instelling, taak, bevoegdheden en werkwijze worden geregeld in het reglement van orde voor de vergadering van de raadscommissies.

Artikel 46 Tijdelijke commissies

  • 1. De raad kan besluiten tijdelijke commissies in te stellen ter voorbereiding van de besluitvorming over specifieke onderwerpen.

  • 2. In deze commissies zijn in beginsel alle fracties vertegenwoordigd.

  • 3. De raad kan besluiten dat ten hoogste vier niet-raadsleden deel uitmaken van de commissie, waaronder de voorzitter.

  • 4. Per geval regelt de raad instelling, taak, samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van een commissie.

HOOFDSTUK VII Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 47 Verslag, verantwoording

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 41 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 42, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

HOOFDSTUK VIII Besloten vergadering

Artikel 48 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 49 Notulen

  • 1. De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffie.

  • 2. Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 50 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 51 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK IX Toehoorders en pers

Artikel 52

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers moeten zich op betamelijke wijze gedragen. De voorzitter zorgt voor handhaving van dit voorschrift.

Artikel 53 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 54 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

HOOFDSTUK X Slotbepalingen

Artikel 55 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 55A Experimenteerartikel

  • 1. De raad kan op voorstel van het presidium besluiten tot afwijking van het bepaalde in dit reglement met als doel te experimenteren met een andere wijze van werken voor een periode van maximaal 1 jaar.

  • 2. De raad besluit na afloop van het experiment of eerder over structurele invoering van het experiment.

Artikel 56 In werking treden

  • 1. Dit reglement treedt in werking op 26 september 2005.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 augustus 2002.

BIJLAGE 1 Toelichting op het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

Algemene bepalingen

Na evaluatie van de invoering van het dualisme in de gemeente Leeuwarden heeft de raad in september 2005 besloten tot een aantal wijzigingen van zijn werkwijze en die van de raadsadviescommissies. Belangrijkste wijziging is het vervallen van de commissie van de rekening, zie hiervoor het Reglement van orde van de Raadsadviescommissies. Het Reglement van orde van de gemeenteraad is aangepast aan de eerste jaren van praktijkervaring met de nieuwe bestuurlijke vernieuwing. Het betreffen geen ingrijpende veranderingen van het bestaande reglement.

HOOFDSTUK I

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In het gewijzigde artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Van deze gelegenheid is door de raad van de gemeente Leeuwarden gebruik gemaakt in de vergadering d.d. 14 maart 2002. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester.

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3 De griffier

De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

Artikel 4 De secretaris

De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.

Artikel 5 en 5 a Het presidium

De raad zorgt voor zijn eigen agenda. Voor een goed verloop van de raads(- en commissie) vergaderingen is het gewenst een presidium in te stellen die zorgt draagt voor de voorbereiding van de vergaderingen. Deze taak wordt uitgevoerd door de voorzitter en de fractievoorzitters. De griffier is daarbij aanwezig; de aanwezigheid van de secretaris is praktisch met het oog op de door de ambtelijke organisatie te verrichten taken ten behoeve van de raad.

Overigens is het de raad zelf die uiteindelijke beslist over de agenda (zie artikel 10, lid 3).

Met de uitbreiding van de taakomschrijving van het presidium in art 5.1 is de bestaande praktijk vastgelegd. In deze taakomschrijving is aangesloten bij de tekst uit de handreiking dualisme van de gemeente Leeuwarden.

HOOFDSTUK II Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad is komen te vervallen als gevolg van inwerking treden van de Wet Dualisering gemeentebestuur.

Artikel 7 Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning).

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.

HOOFDSTUK III Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Tijd en plaats van vergaderen

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Artikel 9 Oproep

Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd.

Artikel 10 Agenda

Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.

Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via hun fractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen.

Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Aan lid 3 is een passage toegevoegd met als doel te voorzien in problemen met de spreekltijd indien de door de raad toegevoegde agendapunten het aantal van vijf bespreekpunten overschrijdt.

Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt.

Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.

Artikel 11 De wethouder

Artikel 11 is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). De toevoeging in lid 1 “en door het presidium nader te bepalen plaatsen” maakt het mogelijk dat de stukken ook op andere lokaties dan het stadskantoor, zoals bijvoorbeeld buurt- en wijkcentra, ter inzage kunnen worden gelegd.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.

Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de plaatsing op het internet toegevoegd.

Artikel 14 Spreekrecht burgers

Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

Het spreekrecht in de raadsvergaderingen wordt beperkt tot onderwerpen die niet geagendeerd staan, omdat burgers bij een raadsadviescommissie in de gelegenheid worden gesteld een doeltreffende bijdrage te leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie.

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen – de belangen van – kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.

De burgers die wensen in te spreken moeten zich ten minste voor 12 uur op de dag van de vergadering melden bij de griffie. Dit om eventueel de portefeuillehouder uit te nodigen voor de vergadering.

De spreektijd is teruggebracht van 5 tot 3 minuten. De drie minuten spreektijd is al een geruime tijd een goed functionerende norm. Op basis van artikel 19, eerste lid, wordt het verslag (ontwerp-notulen) toegezonden aan de burgers die hebben ingesproken.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

Artikel 17 Opening vergadering

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming

Aangezien hoofdelijke stemming zelden voorkomt, wordt de volgorde van stemmen bepaald op het moment van hoofdelijke stemming; deze volgorde geldt dan ook voor eventuele andere hoofdelijke stemmingen in dezelfde vergadering, ook na een eventuele schorsing.

Artikel 19 Notulen

Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).

Artikel 20 Ingekomen stukken; mededelingen

Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

Artikel 22 Volgorde sprekers

Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 25).

Artikel 23 Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 24 Spreektijd

De raad werkt al met een spreektijdenschema voor de raadsvergadering. Deze werkwijze is nu in het reglement vastgelegd.

Artikel 25 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 25 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 53 van dit reglement.

Artikel 26 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 23).

Artikel 27 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht.

Artikel 28 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 29 Beslissing

Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 18.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 35 en 36 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement.

Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 32 Stemming over personen

De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.

In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.

Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Hoofdstuk IV Rechten van leden

Artikel 35 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 23).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 31. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 36 Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 38 geregelde initiatiefvoorstellen.

Artikel 37 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 38).

Artikel 38 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.

Artikel 39 Collegevoorstel

Artikel 39 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan het presidium overlaten.

Artikel 40 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig. Het interpellatieverzoek wordt ingediend bij de griffier.

Artikel 41Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Hoofdstuk V Begroting en rekening

Artikel 43 Procedure begroting

Artikel 44 Procedure jaarstukken

Deze artikelen behoeven geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.

Hoofdstuk VI Commissies

Artikel 45 Vaste raadscommissie

Dit artikel bepaalt dat er naast de vergaderingen van de raad een of meer commissies zijn. De taakverdeling tussen de raad en de commissie is als volgt. De politieke stellingname en het politieke debat vindt plaats in de raadsvergadering, alsook uiteraard de besluitvorming. Een commissie heeft tot taak de besluitvorming voor te bereiden. Onderdeel daarvan kan zijn het verkrijgen van informatie die nodig is voor een gedegen discussie en een weloverwogen besluitvorming in de raadsvergadering. Daartoe kan een commissie overleg plegen met leden van het college, de burgemeester, ambtenaren en derden (burgers, vertegenwoordigers van organisaties etc.).

Artikel 46 Tijdelijke commissies

Om besluitvorming rond belangrijke beleidsontwikkelingen goed voor te bereiden kan de raad tijdelijke commissies instellen. Per geval wordt de samenstelling geregeld. Om interactieve beleidsvorming te realiseren wordt het mogelijk gemaakt dat in deze commissies niet-raadsleden zitting hebben, waaronder de voorzitter. Dit kunnen burgers zijn of vertegenwoordigers van bepaalde doelgroepen.

Hoofdstuk VII Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 47 Verslag; verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 41.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.

Hoofdstuk VIII Besloten vergadering

Artikel 48 Algemeen

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 49 Notulen

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 50 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.

Artikel 51 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet perse aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan een raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Artikel 55A Experimenteerartikel

Invoering van bestuurlijke vernieuwing betekent een geleidelijke ontwikkeling van structuur en met name cultuur van de gemeente. Door toevoeging van dit artikel wordt recht gedaan aan de gewenste flexibiliteit in die ontwikkelperiode binnen de grenzen van de zekerheid van het reglement.

BIJLAGE 2 Relevante artikelen uit de gemeentewet

De raad vertegenwoordigt de gehele bevolking van de gemeente

Artikel 7

Artikel 8

  • a.

    De raad bestaat uit:

    9 leden in een gemeente beneden de 3 001 inwoners;

    11 leden in een gemeente van 3 001- 6 000 inwoners;

    13 leden in een gemeente van 6 001- 10 000 inwoners;

    15 leden in een gemeente van 10 001- 15 000 inwoners;

    17 leden in een gemeente van 15 001- 20 000 inwoners;

    19 leden in een gemeente van 20 001- 25 000 inwoners;

    21 leden in een gemeente van 25 001- 30 000 inwoners;

    23 leden in een gemeente van 30 001- 35 000 inwoners;

    25 leden in een gemeente van 35 001- 40 000 inwoners;

    27 leden in een gemeente van 40 001- 45 000 inwoners;

    29 leden in een gemeente van 45 001- 50 000 inwoners;

    31 leden in een gemeente van 50 001- 60 000 inwoners;

    33 leden in een gemeente van 60 001- 70 000 inwoners;

    35 leden in een gemeente van 70 001- 80 000 inwoners;

    37 leden in een gemeente van 80 001-100 000 inwoners;

    39 leden in een gemeente van 100 001-200 000 inwoners;

    45 leden in een gemeente boven de 200 000 inwoners.

  • b.

    Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de raad, voortvloeiende uit wijziging van het aantal inwoners van de gemeente, treedt eerst in bij de eerstvolgende periodieke verkiezing van de raad.

De burgemeester is voorzitter van de raad

Artikel 9

Artikel 10

  • 1.

    Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

  • 2.

    Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:

    • 1.

      zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een overeenkomst tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en

    • 2.

      zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3.

    Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Artikel 11

Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van de raad hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van de raad wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van de raad is vervallen verklaard.

Artikel 12

  • 1.

    De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.

  • 2.

    Openbaarmaking geschiedt door ter inzage legging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.

Artikel 13

  • 1.

    Een lid van de raad is niet tevens:

    • a.

      minister;

    • b.

      staatssecretaris;

    • c.

      lid van de Raad van State;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      Nationale ombudsman;

    • f.

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    • g.

      commissaris van de Koning;

    • h.

      lid van gedeputeerde staten;

    • i.

      griffier der Staten;

    • j.

      burgemeester;

    • k.

      wethouder;

    • l.

      lid van de rekenkamer;

    • m.

      lid van een deelraad;

    • n.

      lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

    • o.

      ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder k, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

    • a.

      aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

    • b.

      aanvangt op de dag van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op de dag waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder o, kan een lid van de raad tevens zijn:

    • a.

      ambtenaar van de burgerlijke stand;

    • b.

      vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

    • c.

      ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 14

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof ) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"

(“Dat verklaar en beloof ik!")

Artikel 15

  • 1.

    Een lid van de raad mag niet:

    • a.

      als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • b.

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • c.

      als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

      • 01

        1e overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

      • 02

        2e overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

        d.rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      • 01

        het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

      • 02

        het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

      • 03

        het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

      • 04

        het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

      • 05

        het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

      • 06

        het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      • 07

        het onderhands huren of pachten van de gemeente.

  • 2.

    Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

  • 3.

    De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Artikel 16

De raad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 17

  • 1.

    De raad vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten.

  • 2.

    Voorts vergadert de raad indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit de raad bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

Artikel 18

De raad vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van de raad in oude samenstelling aftreden.

Artikel 19

  • 1.

    De burgemeester roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 2.

    Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Artikel 20

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 21

  • 1.

    De burgemeester heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2.

    Een wethouder kan al dan niet op zijn verzoek door de raad worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

Artikel 22

De leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 191, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de raad hebben gezegd of aan de raad schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 23

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist.

Artikel 24

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • d.

    de toelating van nieuw benoemde leden;

  • e.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • f.

    de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke belastingen, en

  • g.

    de benoeming en het ontslag van wethouders.

Artikel 25

  • 1.

    De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Artikel 26

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2.

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3.

    Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 27

De leden van de raad stemmen zonder last.

Artikel 28

  • 1.

    Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij de beslissing betreffende de geloofsbrieven van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 29

  • 1.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b.

      in een vergadering als bedoeld in artikel 20, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 20, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 30

  • 1.

    Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 31

  • 1.

    De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 2.

    Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

  • 3.

    Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

Artikel 32

  • 1.

    De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

  • 2.

    Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.

  • 3.

    Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

  • 4.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 5.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 6.

    Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

Artikel 33

  • 1.

    De raad en elk van zijn leden hebben recht op ambtelijke bijstand.

  • 2.

    De in de raad vertegenwoordigde groeperingen hebben recht op ondersteuning.

  • 3.

    De raad stelt met betrekking tot de ambtelijke bijstand en de ondersteuning van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen een verordening vast.

Artikel 55

  • 1.

    Het college kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het college worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het college haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 3.

    Indien het college zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

Artikel 60

  • 1.

    De raad kan regelen van welke besluiten van het college aan de leden van de raad kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan de raad de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.

  • 2.

    Het college laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 74

  • 1.

    Alle aan de raad of aan het college gerichte stukken worden door of namens de burgemeester geopend.

  • 2.

    Van de ontvangst van aan de raad gerichte stukken die niet terstond in de vergadering van de raad aan de orde worden gesteld, doet hij in de eerstvolgende vergadering van de raad mededeling.

Artikel 75

  • 1.

    De stukken die van de raad uitgaan, worden door de burgemeester ondertekend.

  • 2.

    De stukken die van het college uitgaan, worden door de burgemeester ondertekend. Het college kan hem toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van het college, aan de secretaris of aan een of meer andere gemeenteambtenaren.

Artikel 81

  • 1.

    De raad kan regelen van welke besluiten van de burgemeester aan de leden van de raad kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan de raad de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.

  • 2.

    De burgemeester laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 107a

  • 1.

    De griffier staat de raad en de door de raad ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2.

    De raad stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de griffier.

Artikel 107b

De griffier is in de vergadering van de raad aanwezig.

Artikel 107c

De stukken die van de raad uitgaan, worden door de griffier meeondertekend.

Artikel 147a

  • 1.

    Een lid van de raad kan een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad indienen.

  • 2.

    De raad regelt op welke wijze een voorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld.

  • 3.

    De raad regelt op welke wijze en onder welke voorwaarden een ander voorstel wordt ingediend en behandeld.

Artikel 147b

  • 1.

    Een lid van de raad kan een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van de raad geagendeerde ontwerpverordening of ontwerpbeslissing indienen.

  • 2.

    Het tweede lid van artikel 147a is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 155

  • 1.

    Een lid van de raad kan het college of de burgemeester mondeling of schriftelijk vragen stellen.

  • 2.

    Een lid van de raad kan de raad verlof vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda, bedoeld in artikel 19, tweede lid, om het college of de burgemeester hierover inlichtingen te vragen. De raad stelt hierover nadere regels.

Artikel 169

  • 1.

    Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter zake ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

Artikel 180

  • 1.

    De burgemeester is aan de raad verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.

  • 2.

    Hij geeft de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Hij geeft de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 190

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks, tijdig voor de in artikel 191, eerste lid, bedoelde vaststelling, de raad een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de gemeente en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2.

    De ontwerpbegroting en de overige in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de raad zijn aangeboden, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven.

  • 3.

    De raad beraadslaagt over de ontwerpbegroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Artikel 197

  • 1.

    Het college legt aan de raad over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2.

    Het college voegt daarbij de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid, het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid, en de verslagen, bedoeld in artikel 213a, tweede lid.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de raad zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. De raad beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.