Beleidsnota maatschappelijk en nuttig werk gemeente Leeuwarden 2014

Geldend van 16-01-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsnota maatschappelijk en nuttig werk gemeente Leeuwarden 2014

1. AANLEIDING

In de afgelopen jaren heeft in onze gemeente de nadruk gelegen op een sluitende aanpak van re-integratie. Naast arbeidsparticipatie is het van belang dat mensen de mogelijkheid hebben om op een andere manier aan de samenleving mee te doen. Daarbij gaat het niet alleen om bijstandsgerechtigden maar ook om mensen zonder werk en zonder uitkering die een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Participatie hoeft niet alleen via betaald werk te verlopen. Mensen kunnen ook op andere manieren een bijdrage leveren aan de samenleving en werken aan hun eigen groei en toekomstperspectief.

Bij de evaluatie van de pilot Maatschappelijke participatie (november 2010) is aan de raad een nota over maatschappelijk nuttig werk toegezegd. In deze nota zouden koppelingen tussen het Wmo budget en het participatiebudget concreet worden uitgewerkt.

Tegelijkertijd nam de raad bij de behandeling van de begroting 2011 een motie aan waarin het college de opdracht kreeg om begin 2011 met een “beleidsnotitie uitgangspunten vrijwilligerswerk” te komen.

Deze nota voldoet aan de twee vragen vanuit de raad.

De kaders voor deze nota zijn:

  • *

    het collegeprogramma Doorpakken in nieuwe tijden;

  • *

    de gemeentelijke participatievisie Niemand aan de kant!

 

In deze nota wordt een duidelijke visie met bijbehorende uitgangspunten neergelegd over maatschappelijk nuttig werk in de gemeente Leeuwarden. Hierbij komen aan de orde:

  • *

    de visie op maatschappelijk werk;

  • *

    het gebruik van bestaande mogelijkheden;

  • *

    de verbindingen;

  • *

    de verantwoordelijkheid en (faciliterende) rol van de gemeente.

 

Tijdens de totstandkoming van de nota zijn er bijeenkomsten geweest met de betrokken organisaties, de Wmo adviesraden en de cliëntenraad Werk en Inkomen.

 

2. ONTWIKKELINGEN

 

Er vinden op dit moment verschillende ontwikkelingen plaats die maken dat de inzet van maatschappelijk nuttig werk steeds belangrijker wordt. Ontwikkelingen zoals:

  • 1.

    De stapeling van forse bezuinigingen voor de komende jaren. Bezuinigen op het participatiebudget, maar ook op het gebied van de Wmo en de AWBZ.

  • 2.

    Decentralisatie van taken naar de gemeente (dagbesteding en begeleiding vanuit de AWBZ en regelingen over de onderkant van de arbeidsmarkt ‘Wet werk naar vermogen’).

  • 3.

    Ontwikkeling Welzijn Nieuwe Stijl/Amaryllis

  • 4.

    De eis vanuit VWS om de basisfuncties vrijwilligerswerk[1] te waarborgen binnen iedere gemeente.

  • 5.

    De theorieën op burgerschap/burgerschapsstijlen

 

Tegelijkertijd trekt de overheid zich meer terug en wordt het in plaats van ‘waar heb ik recht op’, meer ‘wat kan ik zelf bijdragen aan een oplossing’. Er wordt steeds meer een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en het eigen netwerk van mensen.

 

Burgers met een ondersteuningsbehoefte moeten meer gebruik gaan maken van hun eigen netwerk of van hun medeburgers die zich maatschappelijk nuttig voor hen inzetten.

 

Er komt hierdoor een grotere druk op maatschappelijk nuttig werk. 

 

Definitie maatschappelijk nuttig werk

Onder maatschappelijk nuttig werk verstaan we hier:

  • -

    Het ‘gewone’ vrijwilligerswerk; mensen die zich uit eigen beweging (op grond van intrinsieke motivatie) kosteloos inzetten voor een ander, een groep of de samenleving in zijn geheel.

  • -

    Mantelzorgers; mensen die vanuit een persoonlijke relatie zorg dragen voor een familielid, vriend of kennis.

  • -

    Maatschappelijk nuttige activiteiten die mensen met behoud van uitkering verrichten, soms binnen een re- integratie– of inburgeringstraject, maar ook als ze geen traject volgen.

  • -

    Activiteiten in het kader van het programma maatschappelijke participatie voor uitkeringsgerechtigden die geen arbeidsverplichting hebben, maar wel actief kunnen zijn.

  • -

    Maatschappelijke stages voor leerlingen uit het voortgezet onderwijs.

  • -

    Onbetaalde inzet door mensen met een beperking.

  • -

    Onbetaalde inzet in het kader van Maatschappelijk verantwoord ondernemen.

  

3. VISIE EN DOELSTELLING

 

We werken in Leeuwarden samen aan een veilige, duurzame en ongedeelde gemeente waarin respectvol met elkaar omgaan centraal staat. Een gemeente die kansen biedt aan iedereen en waar ook ieders inspanning nodig is om dit waar te kunnen maken. Een gemeente die staat voor de mensen die dat echt nodig hebben, en die een beroep doet op de inzet van mensen die de stad iets te bieden hebben. Voor diegenen die (nog) niet mee kunnen doen, bieden wij een vangnet gericht op activeren en zoveel mogelijk vergroten van zelfredzaamheid.

 

We dagen iedereen uit om naar vermogen een maatschappelijke bijdrage te leveren. Jong (maatschappelijke stages), ouder (zilveren kracht), mensen met een beperking en/of een uitkering, kortom: iedereen doet mee naar vermogen. Voor uitkeringsgerechtigden geldt dat wanneer zij geen betaald werk kunnen doen, zij gestimuleerd worden om vrijwilligerswerk te doen. We willen ook mensen die in isolatie leven proberen te verleiden vrijwilligerswerk te doen, door bijvoorbeeld hen te wijzen op de mogelijkheden. WMO-contactmomenten (bijvoorbeeld aanvraag scootmobiel) kunnen daarvoor worden benut.

 

Bereidheid tot participatie.

Overigens levert volgens de burgerschapstheorie van Evelien Tonkens maatschappelijk nuttige inzet burgers ook iets op, zoals sociale contacten, vaardigheden, zelfontplooiing en verantwoordelijkheidsgevoel. Dit draagt bij aan een actief burgerschap.

Leeuwarden participeert in het onderzoek van Evelien Tonkens naar burgerschap. Uit de eerste resultaten blijk dat de bereidheid tot participatie groter is dan wel wordt gedacht.

 

Deze nota is geen omslag in beleid. Hij brengt in beeld op welke terreinen maatschappelijk nuttig werk een rol speelt. Het nieuwe is dat we de verschillende terreinen beter met elkaar willen verbinden waardoor de doelstelling om meer mensen te laten participeren kan worden bereikt.

            

4. RESULTATEN

 

Hoe kan beter gebruik worden gemaakt van de bestaande mogelijkheden, hoe verbindingen beter worden gelegd en wat is de (faciliterende) rol van de gemeente hierin.

 

De visie en uitgangspunten moeten tot de onderstaande resultaten leiden:

 

a. Zoveel mogelijk burgers doen mee en stromen door op de participatieladder.

 

De gemeente voert een actief beleid om zoveel mogelijk mensen via werk in hun inkomen te laten voorzien of wanneer dat niet mogelijk is in ieder geval actief te laten participeren in de maatschappij. Daarbij is het motto werken is het doel, participeren is de norm. Deze doelstelling vraagt een actieve aanpak van de groep burgers die gebruik maakt van een gemeentelijke uitkering. Dit is de opdracht van het (gemeentelijke) Werkplein. Bij dit participatiebeleid werken we met de participatieladder om de mate van participatie maar ook de groei te meten. De ladder heeft zes treden van participatie:

afbeelding binnen de regeling

   

Maatschappelijk nuttig werk is een manier om te groeien op de ladder. Mensen doen weer mee, krijgen arbeidsvaardigheden, komen weer in een ritme en doen sociale contacten op.  Dit instrument willen we meer aan inzetten voor mensen zonder actueel perspectief op betaald werk.

Niet alleen kunnen burgers op deze manier zelf participeren, maar zij maken het ook mogelijk dat de mensen, voor wie zij zich inzetten, mee kunnen doen.

 

b. Meer beroep op de eigen verantwoordelijkheid van burgers.

 

Er wordt fors bezuinigd. Op de Wmo maar ook op de AWBZ en het Participatiebudget. Steeds meer zorg wordt vanuit de AWBZ overgeheveld naar de Wmo (bijvoorbeeld begeleiding en dagbesteding). Dit vraagt om betere verbindingen en een efficiëntere inzet van middelen.

 

Burgers moeten meer worden gestimuleerd een eigen verantwoordelijkheid te nemen en zelf oplossingen te zoeken. Niet daar heb ik recht op, maar wat kan ik zelf bijdragen aan een oplossing. Er wordt een beroep gedaan op het actief burgerschap en zelfredzaamheid.

Eerst kijken of een hulpvraag binnen het eigen netwerk geheel of gedeeltelijk kan worden opgelost en/of door de inzet van maatschappelijk nuttig werk kan worden gedaan. Pas hierna wordt professionele zorg ingeschakeld.

 

c. Efficiëntere inzet plaats vindt van gemeentelijke budgetten.

 

Er zijn verschillende budgetten binnen de gemeente die worden gebruikt om maatschappelijke inzet te faciliteren.  Enerzijds in de vorm van subsidies aan organisaties zoals het Vrijwilligersservicepunt (Wmo budget), anderzijds in de vorm van begeleidingskosten voor mensen die dat nodig hebben om actief te worden (Participatiebudget).

Door deze budgetten waar mogelijk te koppelen en gezamenlijk in te zetten kan efficiencywinst worden behaald in het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van maatschappelijke inzet.

Dit betekent dat de focus meer komt te liggen op rendement van de inzet van middelen.

 

Bovenstaande  resultaten leiden gezamenlijk tot winst voor het individu (meer zelfredzaamheid, doorstromen op de participatieladder etc.) en de samenleving als geheel (meer mensen doen mee, besparingen op duurdere individuele voorzieningen/uitkeringen).

 

Ook al kennen we nog niet de precieze omvang van de (financiële) gevolgen waarmee we de komende jaren zullen worden geconfronteerd als gevolg van de forse bezuinigingen door het Rijk, het is goed om nu al te werken aan een infrastructuur met goede randvoorwaarden. Dit stelt ons in staat om straks beter in te spelen op de gevolgen van de krimp en de groter wordende vraag naar- en aanbod van maatschappelijk nuttig werk. We hebben de infrastructuur met heldere korte lijnen straks hard nodig. Nu niets doen levert het risico op dat we straks achter de feiten aanlopen.

 

5. ORGANISATIE EN AANPAK

 

Om resultaten, genoemd in paragraaf 4, te bereiken zet de gemeente in op de volgende onderdelen:

 

  • 1.

    een heldere infrastructuur met duidelijke verbindingen

  • 2.

    een faciliteringsbudget

  • 3.

    het bieden van begeleiding

 

5.1. Infrastructuur

 

Er is een duidelijke infrastructuur nodig, die burgers (mensen die wel en die geen gebruik maken van gemeentelijke voorzieningen) uitnodigt om zich maatschappelijk in te zetten en die snel verbindingen kan maken tussen de ondersteuningsvragen die er zijn en het aanbod van vrijwilligers.

De infrastructuur sluit aan bij Welzijn Nieuwe Stijl/Amaryllis. Zoveel mogelijk wijk/buurtgericht, erop af, uitgaan van de eigen kracht van mensen.

 

Dit betekent ook dat het Vrijwilligersservicepunt vanaf 1 januari 2012 opgaat in de nieuwe welzijnsorganisatie samen met Welzijn Leeuwarden en Sinne Welzijn.

 

Deze welzijnsorganisatie krijgt van de gemeente de opdracht deze infrastructuur te bewerkstelligen. Uitgangspunt daarbij is een scherpe opdrachtformulering.

 

De infrastructuur bestaat uit:

 

Sociaal wijkteam/buurtservicepunt:

*Informatie en advies

* Makelen waar het kan

* Erop af  

A. Sociaal wijkteam/Buurtservicepunt (3 voor 8 aandachtswijken)

De sociale werkers komen bij mensen thuis. Kijken naar ondersteuningsvragen, maar ook naar talenten en nodigen mensen uit om zich maatschappelijk nuttig in te zetten. Ook proberen ze zelf te makelen waar dit kan tussen het aanbod van vrijwilligers en de ondersteuningsvragen.

 

De sociale werker komt verschillende soorten cliënten tegen namelijk:

 

  • -

    de vragende cliënt: heeft een incidentele of structurele hulpvraag

  • -

    de aanbiedende cliënt: heeft bepaalde talenten waardoor hij/zij beschikbaar is voor  maatschappelijk nuttig werk.

  • -

    De vragende en aanbiedende cliënten: hebben een hulpvraag, maar zijn daarnaast ook beschikbaar voor maatschappelijk nuttig werk.

 

Onderdeel van het sociaal wijkteam is het buurtservicepunt. Daar werken zoveel mogelijk vrijwilligers die buurtbewoners informatie en advies kunnen geven op het brede terrein van welzijn, dus ook over vrijwilligerswerk. Burgers kunnen zich daar ook aanmelden als vrijwilliger.

  

B. Stedelijk servicepunt

Het buurtservicepunt heeft korte lijnen met het stedelijk servicepunt. Het stedelijk servicepunt is voor die wijken waar geen sociaal wijkteam actief is.

Stedelijk servicepunt:

* Informatie en advies

*Makelaarsfunctie

*Versterken vrijwilligerswerk

* Verankeren vrijwilligerswerk

* Deskundigheids bevordering

* Uitvoeren maatschappelijke stages  

 

Multichannel bereikbaar

     

Burgers kunnen hier ook terecht voor informatie en advies. Ook voert het stedelijk servicepunt de makelaarsfunctie voor de maatschappelijke stage uit, aanvullend op wat in het buurtservicepunt geregeld kan worden. Daarnaast zorgt het stedelijk servicepunt voor snelle verbindingen tussen het aanbod van maatschappelijk nuttig werk en de ondersteuningsvragen die er zijn.  

De ondersteuningsvragen kunnen structureel zijn zoals ondersteuning bij de financiën, een maatje voor iemand zijn, maar ook ondersteuning bij de huishoudelijke hulp. Bij incidentele hulpvragen gaat het meer om het opknappen van een kamer, het begeleiden naar het ziekenhuis, het ondersteunen van de mantelzorger, boodschappen doen enzovoort.

 

Het stedelijk servicepunt maakt concrete afspraken met de volgende organisaties:

 

  • -

    Platform vrijwillige thuishulp (Zonnebloem/Rode Kruis/St. Present, Humanitas, Aanzet, Unie van Vrijwilligers, Vrijwillige Palliatieve Thuiszorg).

  • -

    Werkplein (team inburgering, jongerenloket, werkzoekendenteams, maatschappelijke participatie)

  • -

    Scholen, in verband met maatschappelijke stages.

  • -

    Bedrijven in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

  • -

    UWV, Caparis, MEE voor mensen uit de WSW en Wajongers (nog op te zetten buurtonderneming).

  • -

    BV Sport.

  • -

    Culturele instellingen.

  • -

    Buurtonderneming (samenwerking met Caparis, waarbij medewerkers van Caparis ingezet kunnen worden bij ondersteuning in en rond huis).

 

De afspraken gaan over:

  • *

    Het aanbod van mensen dat ze kunnen bieden die ingezet kunnen worden.

  • *

    Voor welke activiteiten/ondersteuningsvragen deze doelgroepen ingezet kunnen worden.

  • *

    Wanneer deze mensen ingezet kunnen worden en hoe lang (structureel/incidenteel)en op welke termijn.

  • *

    Mate van begeleiding of andere faciliteiten.

 

Binnen de geschetste infrastructuur worden ook de initiatieven vanuit de gemeenteraad zoals de voorstellen Schone stad en Maak werk van werk meegenomen.

Dit zijn meer of minder concreet uitgewerkte ideeën over de inzet van mensen die (nog) niet deelnemen aan het arbeidsproces ten behoeve van de samenleving.

We hebben het dan vooral over de mensen die tot de doelgroep van de participatieverordening horen, en meer specifiek bijstandsgerechtigden zonder ontheffing van de arbeidsplicht die in staat zijn hun bijdrage aan de samenleving te leveren.

Te denken valt aan het opruimen van (zwerf)afval, verzorgen rondleidingen Oldehove etc. Bij deze initiatieven is het doel vaak tweeledig: enerzijds een positief effect op de samenleving bereiken(wegnemen van ergernissen), anderzijds op het individu (doet weer mee, ontwikkelt zich). Dat past naadloos binnen het principe van wederkerigheid.

Ook initiatieven zoals de Buurtonderneming die Caparis samen met de gemeente ontwikkelt passen binnen deze infrastructuur.

 

Beide servicepunten zijn achterliggende functies. Daar waar mensen met een hulpvraag zelf een organisatie kunnen vinden voor hulp of waar ze zelf hun aanbod van maatschappelijk nuttig werk kunnen matchen met een organisatie die van dat aanbod gebruik wil maken spelen de servicepunten geen rol. Organisaties zoals St. Present, Humanitas etc. blijven zelfstandige organisaties die zelf hun vrijwilligers kunnen inzetten, maar die samen kunnen werken met het stedelijk servicepunt, zodat vrijwilligers sneller ingezet kunnen worden op plekken waar ze nodig zijn.

 

5.2 Faciliteringsbudget

 

De druk op organisaties om vrijwilligers te leveren wordt groter. Naast de structurele subsidie aan de nieuwe welzijnsorganisatie, stellen we daarom ook een faciliteringsbudget beschikbaar. Dit budget is onder andere bedoeld voor vrijwilligersorganisaties die kosten maken als het gaat om onkosten, kosten verklaring omtrent gedrag, reiskosten, coördinatiekosten en dergelijke.

 

Het budget wordt, onder scherpe voorwaarden, beheerd door het stedelijk servicepunt.

Het stedelijk servicepunt kan, uit dit budget, ook trainingen aanbieden waar alle vrijwilligers van diverse organisaties gebruik van kunnen maken. Het kan bijvoorbeeld gaan om een cursus voor het werven van fondsen of een voorzitterscursus. Maar ook cursussen om vaardigheden op te doen die nodig zijn voor het uitoefenen van onbetaald maatschappelijk nuttig werk.

 

Het faciliteringsbudget is te vergelijken met het Stipejild zoals dat beschikbaar is voor mensen die een participatie of re-integratietraject volgen. Kenmerk van een dergelijk budget is dat zonder bureaucratische rompslomp snel en effectief de kleine financiële belemmeringen worden weggenomen zoals die hierboven zijn genoemd.

 

Concreet  betekent dit dat we als gemeente geen vrijwilligersorganisaties apart meer financieren. Zij kunnen gebruik maken van de diensten die via het buurt en/of stedelijk servicepunt worden aangeboden en daarnaast ook gebruik maken van het faciliteringsbudget

 

Tot slot is dit budget is aanvullend op faciliterende instrumenten die we al hebben zoals de collectieve vrijwilligersverzekering[2], activeringspremies en vrijlatingen.[3]

 

5.3 Begeleiding

 

De ‘gewone’ vrijwilliger heeft geen begeleiding nodig. Echter burgers die maatschappelijk nuttig werk doen met behoud van uitkering en/of in het kader van re-integratie of inburgeringstrajecten, mensen met een beperking of leerlingen die een maatschappelijke stage volgen, hebben meestal wel begeleiding nodig.

Begeleiding die zorgt voor de continuïteit van het onbetaalde maatschappelijk nuttig werk. En die mensen de mogelijkheid biedt om de benodigde vaardigheden te leren.

 

Mensen worden zoveel mogelijk begeleid vanuit de organisaties waar ze aan verbonden zijn. Organisaties zoals bijvoorbeeld MEE voor mensen met een verstandelijke en lichamelijke beperking en St. Aanzet voor mensen met een psychisch beperking, Caparis voor mensen in de Wsw. En in het kader van het programma maatschappelijke participatie, voor uitkeringsgerechtigden met ontheffing, door de organisaties waar zij hun activiteiten verrichten.

  

6 . VERVOLG

 

Als vervolg op het vaststellen van deze nota zullen we onderstaande acties ondernemen:

   

▪ Formulering van  een scherpe opdracht voor de welzijnsorganisatie waarin de volgende zaken worden opgenomen:

  • -

    Verder uitwerken van de infrastructuur en het beschikbare budget[4].

  • -

    Concrete afspraken maken tussen het stedelijk servicepunt met alle genoemde organisaties.

  • -

    Voorwaarden rondom het beheer van het faciliteringsbudget en het beschikbare budget.

▪ Afspraken opstellen met de sociale wijkteams/buurtservicepunten over de taken op het gebied van maatschappelijk nuttig werk.

▪ Afspraken opstellen met het Werkplein, Carparis, MEE en st. Aanzet over de versterking van verbindingen tussen deze organisaties om de begeleiding van mensen optimaal op elkaar af te stemmen.

                          

[1] De Basisfuncties zijn: het vertalen van maatschappelijke ontwikkelingen, het verbinden en makelen, het verstrekken, uitbreiden en verankeren van vrijwilligerswerk.

[2] De gemeente heeft sinds 1 januari 2009 een collectieve vrijwilligersverzekering afgesloten. Hierdoor zijn alle vrijwilligers die vrijwilligerswerk doen in Leeuwarden of elders, maar voor een organisatie vanuit Leeuwarden, verzekerd.

[3] op grond van de beleidsregels participatie kan een activeringspremie worden toegekend aan mensen die met behoud van uitkering maatschappelijk nuttig werk doen. Vergoedingen die vrijwilligers voor hun inzet ontvangen worden tot en bepaald bedrag niet op de uitkering gekort.

[4] Er wordt voor de financiering van de verschillende onderdelen (infrastructuur, faciliteringsbudget en begeleiding) uitgegaan van de bestaande budgetten uit de begroting.