Regeling vervallen per 31-01-2018

Beleidsregel Sociaal Medische Indicatie (SMI)

Geldend van 01-07-2014 t/m 30-01-2018

Intitulé

Beleidsregel Sociaal Medische Indicatie (SMI)

Beleidsregel Sociaal Medische Indicatie (SMI), juli 2014

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden:

Overwegende dat:

  • *

    de gemeente verantwoordelijk is voor het opstellen en uitvoeren van het beleid voor de doelgroep sociaal medische indicatie, SMI;

  • *

    in 2005 al is gestart met het beleid en de uitvoering van kinderopvang SMI in Leeuwarden;

  • *

    er nog geen wettelijke regeling voor sociaal medische indicatie is;

  • *

    het beleid, dat al wordt toegepast, vastlegging in een Beleidsregel vereist.

 

Gelet op 

  • *

    artikel 1.1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen: begripsbepalingen

  • *

    paragraaf 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen: aanspraak op kinderopvangtoeslag

 

besluit vast te stellen:

De ‘Beleidsregel Sociaal Medische Indicatie (SMI), juli 2014’

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Doelgroep Sociaal Medische Indicatie

Voor kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie komen in aanmerking:

  • 1.

    Werknemers/zelfstandigen met een chronisch zieke of gehandicapte partner en/of

  • 2.

    ouder(s) waarbij sprake is van een somatische aandoening, een psychiatrische ziekte of problemen in het psychosociaal functioneren waardoor men niet meer in staat is de praktische verzorging van een kind of kinderen op zich te nemen en/of

  • 3.

    kind/kinderen met een somatische aandoening en/of gedragsproblematiek waardoor sprake is van overbelasting van ouders.

 

Artikel 2. Vormen kinderopvang Kinderopvang waarvoor deze regeling van toepassing is betreft gastouderopvang en opvang in een kindercentrum, bestaande uit dagopvang en buitenschoolse opvang, zoals vermeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  

Hoofdstuk 2 De aanvraagprocedure

 

Artikel 3. Aanvraag en gegevens

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor kinderopvang met een SMI dient de aanvrager een schriftelijke aanvraag in te dienen bij de gemeente, sector Sociale Zaken, en hiervoor voldoende duidelijke informatie te leveren, zoals opgenomen in de werkinstructie.

  • 2.

    Indien nodig worden nadere gegevens opgevraagd, zoals opgenomen in de werkinstructie. Wanneer kan worden volstaan met een bewijsstuk van de behandelaar van de aanvrager(s), dient de aanvrager dit op te vragen en aan te leveren.

  • 3.

    Een kopie van de plaatsingsovereenkomst met een kinderopvangorganisatie is noodzakelijk. Indien er nog geen sprake is van kinderopvang kan de plaatsingsovereenkomst na het advies worden opgevraagd.

  • 4.

    In alle gevallen bepaalt de ARBO-instelling de noodzaak van SMI. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van het feit dat de ARBO-instelling hierover advies geeft.

 

Artikel 4. Advies ARBO instelling voor noodzaak SMI voor kinderopvang

  • 1.

    De sociaal-medische noodzaak voor kinderopvang moet worden bepaald. De ARBO-instelling Ausems en Kerkvliet (AenK) keurt of ouders/kinderen in aanmerking komen voor een sociaal medische indicatie. Het advies van AenK is leidend, het college neemt het besluit.

  • 2.

    In dit advies van AenK staat hoeveel uren per week en/of dagdelen per week de kinderopvang noodzakelijk is en wat de ingangs- en einddatum is.

  • 3.

    De noodzaak voor SMI kan voor maximaal een jaar worden ingeschat.

  • 4.

    ARBO-instelling AenK verzorgt de jaarlijkse ‘herkeuringen’. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het indienen van een nieuwe aanvraag voor een volgende periode.

  • 5.

    In een aantal gevallen is het niet nodig om een adviesaanvraag bij AenK te doen. Dit is het geval wanneer de aanvrager in dagbehandeling is voor therapie. Als er dan sprake is van een partner die werkt, is het duidelijk dat er niemand beschikbaar is voor de zorg van het kind. In zo’n geval kan worden volstaan met een bewijsstuk van bijvoorbeeld de therapeut waarin staat hoeveel uren per week de therapie wordt gevolgd en voor welke duur. Het aantal dagdelen van de SMI kan dan aansluiten bij de uren van de therapie.

  • Als de aanvrager meer uren kinderopvang wil aanvragen dan de uren voor de therapie, dan moet er wel een advies van AenK worden opgevraagd.

 

Artikel 5. Besluit

Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

 

Hoofdstuk 3 Bekostiging

 

Artikel 6 Hoogte van de vergoeding

  • 1.

    Indien ouders aanspraak kunnen maken op een kinderopvangtoeslag van het Rijk, dan behoren de ouders hiervan gebruik te maken. Hiervoor is paragraaf 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van toepassing.

  • 2.

    Indien ouders niet in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag van het Rijk, dan bekostigt de gemeente het resterende deel van de kosten voor kinderopvang.

  • 3.

    Ouders betalen een eigen bijdrage, die inkomensafhankelijk is. Deze ouderbijdrage wordt vastgesteld op basis van de kinderopvangtoeslagtabel van het Besluit kinderopvangtoeslag. Deze tabel wordt jaarlijks vastgesteld. Jaarlijks wordt er een adviesprijs gegeven voor het uurtarief van de kinderopvang, die door de kinderopvangorganisaties wordt toegepast voor de facturering.

  • 4.

    De werkwijze hiervoor is dat de kinderopvangorganisatie op basis van beschikking bepaalt hoe hoog de ouderbijdrage van de klant is. De kinderopvangorganisatie stuurt per maand een factuur voor de ouderbijdrage naar de klant. En tevens per maand een factuur naar de gemeente voor het resterende bedrag voor de kinderopvang SMI.

 

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 7. Specifieke mogelijkheden en maatwerkIn de gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college 

Artikel 8. CiteertitelDeze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel Sociaal Medische Indicatie (SMI)”, juli 2014’

Artikel 9.  InwerkingtredingDeze beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2014.

Toelichting

 

Algemene toelichting

 

Beleid en uitvoering SMIDe gemeente is verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van het beleid voor de doelgroep sociaal medische indicatie, SMI. Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang in werking getreden. In deze wet zou een regeling voor sociaal medische indicatie worden vastgelegd. Dit heeft nog niet geleid tot een bepaling in een wettelijke regeling.   Gemeenten kunnen zelf bepalen op welke wijze zij richtlijnen en besluiten voor kinderopvang voor SMI vastleggen.

In 2005 is al gestart met het beleid en de uitvoering van kinderopvang SMI in Leeuwarden. Wij kiezen er nu voor om dit vast te leggen in een Beleidsregel.

Er wordt jaarlijks een gemeentelijk budget kinderopvang SMI in de begroting opgenomen. Daarnaast zijn er in individuele gevallen nog mogelijkheden om de bijzondere bijstand als vangnet te gebruiken.

Beleidsregel

In deze beleidsregel wordt het beleid voor kinderopvang SMI vastgelegd. Hiermee is er ook een mogelijkheid voor toetsing aan de regelgeving, wanneer er vragen of bezwaren binnenkomen van aanvragers en/of andere betrokkenen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Doelgroep Sociaal Medische IndicatieGemeenten kunnen zelf een keuze maken voor de gemeentelijke doelgroep Kinderopvang SMI.

De keuze voor de doelgroep SMI is als volgt:

Voor kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie komen in aanmerking:

1.werknemers met een chronisch zieke of gehandicapte partner

2. ouder(s) waarbij sprake is van een somatische aandoening, een psychiatrische ziekte of problemen in het psychosociaal functioneren waardoor men niet meer in staat is de praktische verzorging van een kind of kinderen op zich te nemen

3.kind/kinderen met een somatische aandoening en/of gedragsproblematiek waardoor sprake is van overbelasting van ouders.

Het betreft situaties die betrekking hebben op de ouders en/of de kinderen.

Artikel 2.Vormen kinderopvang

Bij toepassing van deze regeling voor SMI kan gebruik worden gemaakt van een kindercentrum (dagopvang en buitenschoolse opvang) en gastouderopvang. Hiermee is er keuze voor een bepaalde vorm van kinderopvang en is er een ruime gebruiksmogelijkheid, die passend is bij de gezinssituatie.

Het betreft vormen kinderopvang, zoals vermeld in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De omschrijvingen hiervan staan in de begripsbepalingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze beleidsregel. De Wet kinderopvang, die in 2005 in werking trad, is nu onderdeel van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

 

Artikel 3. Aanvraag en gegevens

Het is belangrijk dat de aanvrager voldoende en juiste informatie levert voor het maken van een goede keuze en beslissing voor het gebruik van kinderopvang en de bekostiging als SMI-doelgroep.  Ook moet duidelijk zijn met welke kinderopvangorganisatie er een plaatsingsovereenkomst is. Er is een aanvraagformulier beschikbaar bij de Sector Sociale Zaken

  

Artikel 4. Advies ARBO instelling voor noodzaak SMI voor kinderopvang

Er is voor gekozen dat de ARBO-instelling Ausems Kerkvliet (AenK ) de keuringen voor de sociaal-medische noodzaak voor kinderopvang verricht. Dit advies is bepalend. Ieder jaar opnieuw keurt AenK of ouders/kinderen in aanmerking komen voor een sociaal medische indicatie. Het advies van AenK betreft een toekenning vanaf 2 maanden tot maximaal een jaar.

Bij een vervolg van het gebruik in een volgend jaar moeten ouders zelf zorgen voor een nieuwe aanvraag. De hoeveelheid uren kinderopvang per week wordt ook bepaald door AenK.

 

In lid 5 wordt een uitzondering genoemd, waarbij het advies van AenK niet nodig is, namelijk wanneer de aanvrager in dagbehandeling is voor therapie.

 

Artikel 5. Besluit

Hierbij wordt aangesloten bij de Awb, die van toepassing is op het nemen van een beschikking.

 

Artikel 6. Hoogte van de vergoedingWanneer ouders in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag van het Rijk via de Belastingdienst, dan is dit de wijze voor bekostiging. Voor overige situaties voor de SMI doelgroep zorgt de gemeente voor de aanvullende bekostiging. Hierbij wordt ook aangesloten bij de systematiek voor bekostiging van de peuteropvang (2,5 en 4 jaar) en de VVE doelgroep.

Ouders betalen een eigen bijdrage, die inkomensafhankelijk is. Deze ouderbijdrage wordt vastgesteld op basis van de kinderopvangtoeslagtabel van het jaarlijks Besluit kinderopvangtoeslag van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij het berekenen van de ouderbijdragen moet dus worden gekeken naar de bedragen die worden genoemd in de jaarlijkse kinderopvangtoeslagtabellen. Ook is de jaarlijkse adviesprijs voor het uurtarief van de kinderopvang van toepassing voor de berekening van de uurprijs kinderopvang en bekostiging door de gemeente.

Er is sprake van drie verschillende tabellen: een tabel voor dagopvang, een tabel voor buitenschoolse opvang en een tabel voor gastouderopvang. En tevens is er sprake van een lagere ouderbijdrage per uur voor een tweede kind en volgende kinderen.

De kinderopvangorganisatie dient ook uit te gaan van de landelijke adviestabel voor de kostprijs per uur en de tabellen van de kinderopvangtoeslag, vastgelegd in het jaarlijks Besluit kinderopvangtoeslag.

Voor de bekostiging door de gemeente wordt er jaarlijks een gemeentelijk budget kinderopvang SMI in de begroting opgenomen.

Artikel 7. Specifieke mogelijkheden en maatwerk

Voor bepaalde situaties die niet precies vallen onder de bepalingen van deze beleidsregel is er de mogelijkheid van nader individueel onderzoek en kan maatwerk worden toegepast.

Artikel 8. Citeertitel Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9.  InwerkingtredingVanaf 1 juli 2014 zal deze beleidsregel in werking treden.

 

Voor de uitvoering van het SMI beleid is er een “Werkinstructie Sociaal Medische Indicatie (SMI)”.

Toelichting gebruik SMI en gegevens voor het opstellen van de beschikkingen SMI

  • 1.

    De aanvraag afhandelen

  • Bij een toekenning is het van belang om op het volgende te letten:

  • -

    Begin- en einddatum van de toekenning

  • De begin- en einddatum van de kinderopvang is afhankelijk van het advies van Ausems en Kerkvliet (AenK). De SMI kan voor maximaal een jaar worden toegekend. Klanten zijn zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van een verlenging van de SMI (dit wordt ook aangegeven in de beschikking). AenK geeft soms een advies voor een langere periode. Ook in dit geval is de klant zelf verantwoordelijk voor het doen van een aanvraag als er een jaar voorbij is. Bij het onderzoek hoeft er dan geen advies meer te worden opgevraagd, maar richt het onderzoek zich op de overige voorwaarden waaraan klanten moeten voldoen.

  • -

    Aantal uren kinderopvang per week

  • Dit wordt overgenomen van het advies van AenK. In de beschikking wordt dan genoemd hoeveel uren per week wordt toegekend en wat het bedrag van de ouderbijdrage per uur is. Er worden geen totale maandbedragen van de eigen bijdrage genoemd in de beschikking, omdat de uren per week kunnen variëren. Bij sommige kinderopvangorganisaties werkt het handiger om het aantal dagdelen aan te geven, gebaseerd op een aantal uren.

  • Soms wil een klant gebruik maken van minder dagdelen dan de indicatie. Dit kan, maar moet tijdig worden doorgegeven aan de kinderopvang, zodat dit niet in rekening wordt gebracht. De kinderopvangorganisatie houdt twee maanden opzegtermijn aan. Klanten weten vaak van tevoren niet dat er minder opvang nodig is in de toekomst. In een dergelijk geval wordt er rekening gehouden met de opzegtermijn van de kinderopvang (vaak twee maanden).

  • -

    Voor wie is de kinderopvang bestemd

  • -

    Bij welke kinderopvang zit het kind

  • Een kopie van de beschikking gaat naar de kinderopvangorganisatie. Zie plaatsingsovereenkomst.

  • -

    De eigen bijdrage

  • De eigen bijdrage wordt bepaald aan de hand van de landelijke tabel kinderopvangtoeslag. De kinderopvangorganisatie berekent aan het eind van de maand het aantal uren maal de eigen bijdrage per uur. De factuur voor de kosten van de eigen bijdrage wordt verstuurd naar de klant zelf. De factuur van de overige kosten wordt verstuurd naar de gemeente.

  • Om de eigen bijdrage te kunnen bepalen moet dus duidelijk zijn wat het gezamenlijk toetsingsinkomen van het gezin is. Dit wordt bepaald aan de hand van de (bruto) gegevens in SUWI-net of als dit niet mogelijk is, door het opvragen van inkomstengegevens van klant. Indien het inkomen van klanten niet gelijkmatig is, wordt het jaarinkomen aangenomen op basis van een schatting van de klant. Als het inkomen van klanten wijzigt, moeten ze dit doorgeven. Klanten dienen hierop te worden gewezen in de beschikking.