Regeling vervallen per 08-07-2010

De reclame geordend

Geldend van 31-10-2005 t/m 07-07-2010

Intitulé

De reclame geordend

Hoofdstuk 1 Aanleiding en opdracht

Het managementteam van Stadsontwikkeling heeft op 7 november 1995 besloten een werkgroep te formeren die de volgende opdrach­ten heeft meegekregen:

  • -

    Nagaan welk gemeentelijk beleid op het gebied van reclame van toepas­sing is;

  • -

    Inventariseren van knelpunten die zich voordoen tussen Stadsont­wikke­ling en Stadsbeheer, c.q. tussen de verschil­lende sectoren van beide diensten;

  • -

    Aandragen van oplossingen voor de gesignaleerde knel­punten;

  • -

    Ontwikkelen van een integraal reclamebeleid voor Leeu­warden met inachtneming van overgangs-, uitvoerings-, nalevings- en be­heersaspec­ten daarvan.

 

De directe aanleiding voor het formeren van de werkgroep, was gelegen in problemen rond de coördi­natie van en de afstem­ming bij de behandeling van verzoeken om plaat­sing van reclame-objec­ten op of aan de openbare weg, tussen verschillende gemeentelijke diensten.

Daarbij speelde de zorg over de ruimte­lijke kwaliteit afgezet tegen het economische belang, ook voor de gemeente, een steeds belangrijker rol.

 

Andere redenen het reclamebeleid eens onder de loep te nemen, waren gelegen in een toenemend aantal verzoeken van particulieren reclame-uitingen te mogen aanbrengen of plaatsen in Leeuwarden en ontwikkelingen in de recla­me­branche zelf.

 

Het hebben van een integraal beleidskader voor het beoordelen van reclame-aanvragen zou, zo was de stellige overtuiging, de duidelijk­heid en de rechts­zekerheid van alle belangheb­benden bevorderen.

 

Nadien hebben zowel burgemeester en wethouders als raadscommissies aangedrongen op het spoedig tot stand brengen van zo'n beleidskader. Ook vanuit het project Binnenstad NieuweStad wordt de behoefte daaraan steeds sterker gevoeld.

 

Uitgangspunt daarbij is, dat reclame een positieve bijdrage kan leveren aan en een positieve invloed kan hebben op de kwaliteit en de beleving van de openbare ruimte, mits op verantwoorde wijze en goed gedoseerd toegepast.

 

         

Werkgroep

De werkgroep is als volgt samengesteld:

 

Stadsontwikkeling:

F. Hofstra       directiesecretaris (tot 1 april 1997)

B. Nijholt       directiesecretaris (vanaf 1 april 1997)

G. Keuning       sector Economie en Ruimte

J. de Groot      sector Economie en Ruimte

C. Sträter       sector Ruimtelijke Inrichting

P. Jager         sector Bouwen en Wonen  (tot 1 juli 1998)

H. Helbig        sector Bouwen en Wonen (vanaf 1 juli 1998)         

 

Stadsbeheer*:

A. van Breeden   sector Beheer Openbare Ruimte (vanaf 1 maart 1998).

R. Reij          sector Beheer Openbare Ruimte (tot 1 april 1997)

S. van Hofwegen  sector Beheer Openbare Ruimte (vanaf 1 april 1997)

H. Faber         sector beheer Openbare Ruimte (vanaf 1 januari 1999)

 

 

* De sector BOR van Stadsbeheer is per 1 januari 1999 overgegaan naar Stadsontwikkeling.

 

Hoofdstuk 2 Begrippen, reikwijdte en rol gemeente

In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op de belangrijkste begrippen rond reclame, op de reikwijdte van dit beleidsplan - wat valt er wel en vooral ook wat valt er niet onder - en de twee rollen die de gemeente speelt bij het onderwerp reclame.

 

2.1 Begrippen

Volgens "Van Dale" is reclame "openbare aanprijzing en alles wat daartoe dient ter bevordering van de afzet van goederen of dien­sten".

In de gemeentelijke nota "Beleidsmatig raamwerk buitenrecla­me-objec­ten" van 1991 wordt reclame als volgt omschreven: "reclame is betaalde massacommu­ni­catie die in beginsel ten doel heeft het verstrekken van informatie, het scheppen van ver­wachtingen en het teweeg brengen van actie die de adver­teerder ten goede komt; in het algemeen de verkoop van een product of dienst".

Het begrip ideële reclame valt strikt genomen niet onder beide definities.

Te onderscheiden zijn namelijk:

 

a.  ideële of niet-commerciële reclame:

Reclame gericht op de verwezen­lijking van een idee of een ideaal. De op de verkeersveilig­heid gerichte borden langs wegen zijn hier een voorbeeld van.`

 

b.  commerciële reclame of handelsre­clame:

Zakelijke, op finan­cieel succes ge­rich­te recla­me. Iedere openbare aanprij­zing van goederen en diensten waarmee wordt beoogd een commercieel belang te dienen, valt hier onder.

 

Uit een oogpunt van ruimtelijke kwaliteit, welstand, overlast en ver­keersvei­ligheid is een onderscheid tussen beide vormen niet of nauwelijks van belang. Dat onderscheid speelt wel bij de vraag welke regelgeving daarop van toepassing is.

In de nota wordt steeds aangegeven over welke vorm het gaat. Wordt het begrip reclame gehanteerd, dan gaat het om beide vormen.

 

Een ander onderscheid kan worden gemaakt tussen de plaats waar de reclame wordt gemaakt:

 

c.  gevelreclame:

Elke vorm van reclame op of aan gevels, in goten of op daken van bouwwerken. Daaronder vallen bij­voor­beeld ook de projectie van recla­me met een laser­straal op een blinde muur, raamstickers op etalages en vlaggen beves­tigd aan gebouwen.

Dakreclame is dus een vorm van gevelreclame die is aangebracht in goten, op daken van bouwwer­ken. Beschilderingen, e.d. van dak­vlakken zelf vallen ook onder dit begrip. Foto 1 geeft voorbeelden van gevelreclame.

 

d.  buitenreclame:  

Elke vorm van reclame op, aan of zichtbaar vanaf de open­bare weg, niet zijnde gevelreclame. Daaronder vallen bijvoorbeeld ook reclame- of bedrijfsvlaggen. Het maakt daarbij niet uit of de uiting op openbare of particuliere grond is geplaatst.

Foto 2 geeft voorbeelden van buitenreclame.

 

In de wijze van presenteren van de reclame-uitingen kan nog onder­scheid worden gemaakt tussen vaste reclame, roteren­de reclame en bewegende reclame:

 

e.  vaste reclame:  

Elke vorm van reclame die voor langere of kortere tijd op dezelfde plaats in dezelfde vorm en met dezelfde uiting zichtbaar is. 

 

f.  roterende reclame:

Op zich vaste reclame die is gevat in een frame en die periodiek wordt afgewisseld door een andere vaste recla­me-uiting binnen datzelfde frame. Meestal laten de syste­men twee of drie reclame-uitingen binnen hetzelfde frame toe. Daaronder valt ook de wisselen­de reclame gevat in een frame, waarbij via een op- en afrolsys­teem de op zich vaste reclame-uiting periodiek veran­dert. Binnen dit systeem zijn meer dan drie uitingen mogelijk.

De reclame-uiting op een blinde gevel op de hoek van het Zuider­plein en de Oostergoweg is een voorbeeld van roterende reclame (zie foto 3).

 

g.  bewegende reclame:

Reclame waarbij de reclame-uiting in woord en/of beeld voortdurend verandert. Daaronder vallen ook muurkran­ten.

Voorbeelden daarvan zijn te vinden bij de Friesland­bank aan het Zaailand en de VVV aan het Stations­weg.

 

Tot slot moet het begrip semi-permanente of tijdelijke reclame nader worden gedefinieerd.

 

h.  semi-permanente of tijdelijke reclame:

Het aankondigen via borden, spandoeken, e.d. van bouw­projecten, renovaties, grondver­koop, manifes­taties, evene­menten, e.d. anders dan via korte of evenementreclame op mupi's, sandwichborden of drie­hoeksbor­den

Bij grote nieuwbouw- of renovatieprojecten staat nog al eens grote borden waarop de opdrachtgever en meewerkende bedrijven zijn vermeld (zie foto 4).

         

Verwijsborden zijn borden met uitingen die uitsluitend zijn gericht op de vindbaar­heid van objecten als musea, sportvoorzieningen, toeristische attrac­ties, stadswijken, e.d. Zolang deze verwijsborden niet zijn voorzien van reclame-uitingen (daaronder vallen overigens ook namen van spon­sors) is er geen sprake van reclame in de zin van deze nota. Is dat wel het geval, dan vallen verwijsborden onder het begrip reclame.

 

Straatmeubilair is het geheel van voorwerpen die als hoofdfunc­tie hebben het bieden van informatie ten behoeve van het verkeer of in direct verband staan met het gebruik van de openbare ruimte, zoals straatlantaarns, verkeersborden, prul­lenbakken en zitbanken, maar ook handwijzers, richtingborden, stadsinfor­matiezuilen en algemene ver­wijsborden. Voor straat­meubilair geldt hetzelfde als voor verwijsborden. Voorzien van reclame valt het onder het begrip reclame.

 

2.2. Reikwijdte                                         

Er zijn veel vormen van reclame op, aan of zichtbaar vanaf de openbare weg, vaarwegen of vanuit middelen van openbaar vervoer aanwezig of mogelijk. 

Voor­beelden van plaatsen waar reclame kan worden aange­bracht, zijn aan gevels, op daken, terrasschot­ten, parasols, bussen en sportvelden, stencils, vlugschriften, e.d., aan lichtmas­ten, op billboards, drie­hoeksborden, aan vlaggenmasten, onder bruggen, in zuilen en in wacht­hokjes voor bussen (abri's).

Voorbeelden van verschijningsvormen van reclame zijn losse letters, lichtbak­ken, borden, vlaggen, spandoeken, posters, affiches, doeken, en uithangborden.

Ook de presentatie is verschillend. Zo kan de reclame bijvoor­beeld stilstaan, roteren, bewegen, uit en aan gaan, flikkeren, voortdurend wisselen, gepresen­teerd worden via een muurkrant of door lazerstralen worden geprojecteerd. Het reclame-object kan bovendien al of niet verlicht zijn of reflecteren.

 

vormen van reclame buiten beschouwing

De volgende vormen van reclame blijven buiten beschouwing in deze nota:

a.   opschriften, aankondigingen en naamborden, kleiner dan 0.35 m2 (art. 7.4.2. lid 2.c. APV);

b.   in de lucht via vliegtuigjes of luchtballonnen;

c.   via geluiddragers vanaf de openbare weg of in en door inrichtingen (deze vormen zijn geregeld via de APV, de Wet Milieubeheer en andere beleidsvelden;

d.   via stencils, vlugschriften, folders, e.d.;

e.   op bussen of andere rijdende voertuigen, met uitzonde­ring van voer­tuigen die kennelijk  rondrijden met de bedoeling uitsluitend reclame te maken;

f.   via promotie-artikelen, e.d.;

g.   op perrons van de NS;

h.   als opschriften bij bouwwerken (art. 4.7.2. lid 2.d. APV);

j.   als opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, korter dan 9 weken (art. 4.7.2. lid 2.f. APV);

l.   binnen openbare gebouwen.

 

Daarnaast gaat de nota niet in op de aard van de reclame, dat wil zeggen op de inhoud van reclame­boodschap­pen.

 

bebouwde kom

Waar in het beleidsplan de bebouwde kom wordt genoemd, heeft dat voor de stad betrekking op het gebied binnen de plaatsnaambor­den. Uitbreidingen daarop zijn de Vondelingweg in zijn geheel, de Groningerstraatweg tussen het plaatsnaambord van Leeuwarden en de Vondelingweg en de Drachtsterweg en de Overijsselseweg tussen de plaatsnaamborden van Leeuwarden en het hart van de bruggen over het Van Harinxmakanaal. Bij de dorpen geldt de plaats van het plaatsnaambord als grens van de bebouwde kom.

 

wijkontsluitingswegen

Tenzij anders aangegeven, worden onder de wijkontsluitingswe­gen ook verstaan de binnen de bebouwde kommen gelegen ontslui­tingswegen van Goutum (Wergeas­terdyk, Buorren en Tearnser­dyk), Wirdum (Legedyk en Greate Buorren), Wytgaard (Buor­ren) en Lekkum (Buorren).

 

2.3 Rol gemeente

De gemeente speelt op het gebied van reclame twee rollen: een publiek­rechtelijke en een privaatrechtelijke.

 

Publiekrechtelijk draagt de gemeente de zorg voor regulering op grond van o.a. ruimtelijke kwaliteit, welstand, overlast en ver­keersvei­ligheid. Instrumen­ten waarvan zij zich daarbij bedient, zijn de Woningwet, de bouwverordening, de Monumentenwet, het bestemmingsplan en de Algemene Plaatselijke Veror­dening (APV). Aanvragen worden getoetst aan het vastge­stelde beleid en kunnen o.a. worden voorge­legd aan Hûs en Hiem als deskun­dige op het gebied van welstand en monumentenzorg. 

 

Privaatrechtelijk kan de gemeente de eigen (openbare) ruimte en gebouwen exploiteren door het toelaten, aanbrengen en onderhouden van reclame-objecten waarmee geld is te verdie­nen of waar een op geld waardeer­bare prestatie tegenover kan staan. Soms wordt dat laatste gecombineerd met het aanbren­gen van voor de weggebruiker nuttige informatie in de vorm van (binnen)stads­plattegronden of andere verwij­zingen naar binnen de gemeente belang­rijke objecten (ideële doe­len). Via de privaatrechtelijke weg kan de gemeente invloed uitoefenen op de aard, de hoeveelheid en de vorm van reclame.

Hoofdstuk 3 Huidige beleid

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het beleid, zoals dat binnen de gemeente tot voor kort op het gebied van reclame werd gevoerd of nog wordt gevoerd, op het beschikbare juridische instrumentarium en op jurisprudentie rond het begrip reclame.

3.1 Beleidsmatig raamwerk buitenreclame-objecten, gemeen te Leeuwar den, 1991

Een eerste aanzet om te komen tot beleid inzake reclame in Leeuwarden, is gegeven in de nota "Beleidsmatig raamwerk buitenreclame-objecten". De nota is op 24 juni 1991 door de gemeenteraad vastgesteld. Zoals de titel al aangeeft, is de nota vrijwel uitsluitend gericht op buitenreclame. In de nota is een kader gegeven waarbinnen de gemeente bepaalt in welke mate buitenreclame aanvaardbaar is. De nota schept een toetsingskader voor het aangaan van overeenkomsten met derden en heeft met name betrekking op de privaatrechtelijke, procedurele, financiële, kwantitatieve aspecten van, locaties voor en controle op de naleving van de

volgende reclamevormen:

  • -

    korte of evenementreclame;

  • -

    billboards;

  • -

    affichezuilen;

  • -

    lichtbakken aan lichtmasten;

  • -

    klokzuilen;

  • -

    reclamedoeken onder bruggen;

  • -

    reclamepanelen bij abri's;

Onderkend wordt de relatie tussen reclame en de (stedenbouwkundige) situatie waarin de uiting wordt geplaatst. Onderscheid wordt gemaakt tussen o.a. de historische binnenstad, winkelcentra daarbuiten en bedrijventerreinen.

Samengevat bevat de nota uit 1991 de volgende kwalitatieve criteria:

algemeen

-Er is een qua aantallen objecten maximumstelsel nodig om te voorkomen, dat onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het visuele milieu;

binnenstad (voorzover gelegen binnen de stadsbuitengrachten)

  • -

    Geen toestemming wordt gegeven voor het aanbrengen van andere dan lokale reclame boven, aan, op of in gemeente-eigendommen;

  • -

    Een uitzondering daarop vormen de grote parkeerterreinen. Daar mag ook landelijke reclame worden geplaatst;

  • -

    Het reclame-element mag hoogstens een bescheiden toevoeging zijn;

  • -

    Het plaatsen van losse reclameborden op de trottoirs zou in een aantal straten moeten worden beperkt tot bepaalde zones;

winkelcentra buiten de binnenstad

  • -

    Reclames vormen een herkenningselement in het totale stedenbouwkundige concept;

  • -

    In de kleinere winkelcentra zal voor de plaatsing van reclame-objecten en met name reclame-objecten waar meerdere plaatselijke bedrijven bij zijn betrokken, waar mogelijk, vergunning worden verleend;

o ntsluitingswegen (in nieuwere delen van de stad)

-Reclames vormen een herkenningselement in het totale stedenbouwkundige concept;

bedrijventerreinen

  • -

    Aan de individuele reclamebehoeften op eigen terrein zal voorzover mogelijk tegemoet worden gekomen;

  • -

    Voor reclame-aanvragen langs de openbare wegen zal een soepeler beleid dan elders worden gevoerd;

waterwegen

-Voor reclame-objecten op vaartuigen is regelgeving noodzakelijk, omdat met name de in de stad en de dorpen gelegen wateren in grote mate beeldbepalend zijn;

spandoeken

-Spandoeken mogen uit een oogpunt van veiligheid alleen worden aangebracht boven groenstroken of voetgangers- en rijwielzones;

bewegende reclame

-Bewegende reclame of delen daarvan op statische reclameborden op locaties in de nabijheid van verkeerswegen dienen te worden vermeden. Ze zijn in hoge mate aandachttrekkend, waardoor de verkeersveiligheid in het gedrang komt.

3.2 Structuurschets "Leeuwarden, open stad"

In de Structuurschets "Leeuwarden, open stad" van november 1995 geven burgemeester en wethouders aan, dat zij wil voorkomen, dat het monumentale erfgoed wordt bedolven onder alledaagse, nivellerende excessen. Het beheer van het openbare gebied (inrichting, straatmeubilair en verlichting) verdient in hun ogen nadrukkelijk aandacht. In samenhang met de zorg voor openbare orde en veiligheid en de verbetering van de economische, sociale en culturele condities wordt dan ook gekozen voor een geintegreerde aanpak. Dit heeft o.a. geleid tot het besluit een samenhangende visie voor de hele binnenstad op te stellen.

3.3. Project "Binnenstad Nieu­we­Stad"

In december 1995 hebben burgemeester en wethouders in het kader van het project "Binnenstad NieuweStad" het Bureau B + B stedenbouw en landschapsar­chi­tectuur bv uit Amsterdam opdracht gegeven voor het opstellen van een master­plan voor de herinrichting van de openbare ruimte van de binnen­stad. Het uiteindelij­ke doel daarvan is de leefbaarheid en de aantrek­kelijkheid van de binnen­stad als werk-, verblijfs-, en woongebied te waarbor­gen en te optima­liseren, het bereik­baar houden van de binnen­stad en het terugdrin­gen van de automo­biliteit. 

De visie van het bureau die in nauwe samenwerking tot stand is gekomen met de gemeente, ondernemers en bewoners van de binnenstad, is begin 1997 gepresenteerd als commentaarstuk voor politiek en inspraak.

De belangrijkste doelstelling van het masterplan is het versterken van de binnenstad als geheel en daarbinnen het benadrukken van de karakteristieken van de verschillende delen.

Over reclame en uitstallingen wordt o.a. opgemerkt, dat een goed beleid ten aanzien van reclame moet worden geformuleerd, dat rekening houdt met de sfeer en het karakter van de gebieden.

Puntsgewijs worden de volgende aanbevelingen gedaan:

a.   Het historische beeld van de binnenstad mag niet worden         verstoord door reclame;

b.   In modernere delen van de stad kunnen reclame-uitingen juist een welkome aanvulling vormen op het straatbeeld;

c.   In vrijwel alle gevallen geldt, dat reclame zelf mooi moet zijn;

d.   Met name lichtreclame kan een positieve aanvulling op het       straatbeeld vormen;

e.   De vormgeving van lichtreclames of uithangborden kan per straat of gebied op elkaar worden afgestemd, waardoor de sfeer van een straat of gebied kan worden versterkt;

f.   In stegen kunnen uithangborden over meer verdiepingen met een beperk­te breedte de hoogte van de stegen benadrukken;

g.   Vlaggen worden beperkt; het is óf een uithangbord óf een vlag;

h.   Harde luifels moeten worden vervangen door oprolbare zonnescher­men met bescheiden reclame op de volant.

 

3.4 Regeling "Uitstallingen en losse reclameborden bij winkels".

Op 9 mei 1995 heeft de raad de regeling "Uitstallingen en losse reclameborden bij winkels" vastgesteld. Deze regeling is op 1 juli 1995 in werking getreden. Voor uitstallingen en losse reclameborden is een vergunning vereist.

De regeling is opgesteld om problemen op te lossen, c.q. te voorko­men over het plaatsen van handel en reclameborden op het trottoir, waar­door voor de voetgangers nauwelijks of geen ruimte overblijft en veelvuldig uitgeweken moet worden naar de rijweg om hun weg te vervol­gen. De regeling heeft met name betrekking op de branche, het karak­ter, de plaats, de afmetingen, de uitvoering, de netheid, e.d. en slechts in geringe mate op ruimtelijk kwalitatie­ve aspecten. Voor het reclamebeleid is de wijze waarop en de mate waarin via uitstallingen en losse borden reclame wordt gemaakt, c.q. via deze regeling kan worden voorkomen, van belang.

3.5 Hûs en Hiem

De commissie voor welstandsadvisering en monumentenzorg, Hûs en Hiem, heeft haar visie op het wel-staan of de ruimtelijke kwaliteit van bouwkundige objecten in relatie tot de omgeving in een serie folders neerge­legd. Ten aanzien van reclame wordt naar de volgende aspecten gekeken.

reclame op zich:   

  • Er moet worden gelet op de vormgeving van de reclame;

  • De reclame moet een functionele relatie hebben met het gebouw waarbij deze wordt aangebracht;

reclame in relatie tot de omgeving:  

  • In woongebieden is reclame strijdig met de woonfunctie. Beschei­den naams- of beroepsaanduideligen zijn wel toegestaan;

  • In winkelcentra zijn reclames binnen bepaalde afmetingen, beves­tigd aan luifel  en gevel bij uitstek op hun plaats. Goede afspraken tussen winkeliers en gemeente kunnen tot gunsti­ge resultaten leiden;

  • Reclames kunnen het historische karakter van een oude binnenstad ernstig verstoren. Daarom is het van belang om terughoudend te zijn met de afmetingen en het aantal reclamebakken of -borden en ook om grote aandacht  te besteden aan plaatsing en vormgeving. Dat geldt natuurlijk ook voor vlaggen, markiezen of zonnescher­men, rolluiken of rolhekken. "Losse letters" op een gevel zijn veelal wat beter inpasbaar dan bakken of borden;

  • De grootschaligheid van een bedrijventerrein staat veelal een grotere mate van reclames toe. Dit geldt in mindere mate voor de (eerder zichtbare) buitenranden  van het gebied;

  • In parken en in landelijk gebied is in principe geen reclame toege­staan;

  • Op sportterreinen kan, vanaf de openbare weg niet zichtbare reclame worden aangebracht.

 

  3.6 Algemene plaatselijke verordening (APV)

De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Leeuwarden verbiedt in principe zonder vergunning van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan (artikel 2.1.5.1).

Dit "kapstokartikel" wordt in artikel 4.7.2 nader uitgewerkt voor wat betreft maatregelen tegen ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclame, e.d. Zo is er een vergunningplicht voor alle vormen van handelsrecla­me, met uitzonde­ring van o.a. naambor­den kleiner dan 0.35 m2. 

Een vergunning kan volgens het 4de lid van datzelfde artikel worden gewei­gerd:

  • Indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omge­ving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

  • In het belang van de verkeersveiligheid;

  • In het belang van de voorkoming of beperking van over­last voor gebrui­kers van  de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

 

Volgens artikel 5.1.6 is het verboden een voertuig dat is voor­zien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken. Burgemeester en wethouders kunnen van dit verbod ontheffing verlenen.

 

3.7 Andere publiekrechtelijke wetten, verordeningen en regelingen.

De Woningwet geeft aan dat het verboden is te bouwen zonder of in afwij­king van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethou­ders (artikel 40). Geen bouwver­gunning is o.a. vereist voor het plaatsen van straatmeubilair. De wet is eveneens van toepassing wanneer de reclame-uiting integraal onderdeel uitmaakt van een ver­bouw- of nieuw­bouwplan. 

In de toelichting op de Bouwverordening van de gemeente Leeuwarden is o.a. aangege­ven, dat in de verorde­ning nog niet zijn opgenomen welstandscriteria in relatie tot nog op te stellen beeldkwaliteitplannen. Het lag in de bedoeling deze bepalingen t.z.t. aan de raad voor te leggen en aan de verorde­ning toe te voegen. Tot nu toe is het daarvan niet gekomen.

Uiteraard worden aan de hand van de verordening de bouwkundige en estheti­sche aspecten van een aanvraag om vergunning, getoetst.

In onderdeel 3.5 van dit hoofdstuk is het huidige welstandsbeleid bespro­ken. Bij de beoorde­ling wordt gelet op de volgende aspecten:

  • De aanvaardbaarheid van het bouwwerk in relatie tot de karakte­ristiek van de reeds aanwe­zige bebou­wing, de open­bare ruimte, het land­schap, dan wel de stedenbouwkundige context;

  • Massa, structuur, maat en schaal, detaillering, materiaalkeuze en kleur­stelling;

  • Samenhang in het bouwwerk of de bouwwerken voor wat betreft de onderlinge relatie tussen de samenstellende delen daarvan.

 

Ingevolge artikel 11 van de Monumentenwet is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders een beschermd monument te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen. Er is al sprake van in enig opzicht wijzigen van een monu­ment bij het plaatsen van een reclame-uiting. Daarvoor is een monumen­tenvergunning noodzakelijk. In dat kader zal moeten worden beoordeeld, of het reclame-object al dan niet storend is voor het monumentale karakter.

 

De binnenstad van Leeuwarden is sinds 11 maart 1983 beschermd stadsge­zicht. Doel van de aanwijzing is geweest de karakteristieke, met historische ontwik­ke­lingen samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaar belang bij de verdere ontwikkelingen binnen dat gebied. Ook andere delen van de stad staan op de nominatie beschermd stadsgezicht te worden.

 

De meeste bestemmingsplannen, ook die voor de binnenstad, bevat­ten geen specifieke regels en eisen ten aanzien van het aanbrengen van reclame-uitingen aan gevels, op daken, e.d. Wel moeten de uitingen voldoen aan de bepalin­gen voor het bouwen. Ook qua gebruik moet worden voldaan aan - voor zover aanwezig - de gebruiksbe­palingen.

 

De Wet Milieubeheer speelt een rol als het gaat om de visuele hinder van reclame bij inrichtingen die milieuvergunningplichtig zijn. Gedacht kan daarbij worden aan reclame via laserstralen en de lichtsterkte. De eisen te stellen via deze wet gaan boven de APV.    

 

3.8 Jurisprudentie

In de loop der jaren is jurisprudentie ontstaan rond het aspect reclame en daar binnen met name rond gevelreclame en buitenreclame.

Daaruit komen in zijn algemeenheid en samengevat o.a. de volgende aspecten naar voren:

  • Een mobiel voertuig met daarop of daaraan reclame, dat permanent op dezelfde plaats aanwezig is, heeft daardoor een plaatsgebon­den karakter. Daarbij is sprake van een gebruik van een (bouw­vergunning­plichtige) roerende zaak;

  • Een welstandscommissie moet worden aangemerkt als een op het gebied van welstandkundige instantie;

  • Bij de beoordeling van aanvragen dienen de volgende aspecten een belangrijke rol te spelen:

  • redelijkheid: zijn er mogelijkheden van alterna­tieven (bijvoor­beeld verwijsborden) waarmee hetzelfde doel kan worden bereikt;

  • gelijkheidsbeginsel: is er in vergelijkbare situaties anders gehan­deld;

  • verbod op willekeur: is er sprake van een consistent beleid, ook bij het verlenen van ontheffingen;

  • motiveringsbeginsel: zijn alle relevante aspecten in de afwe­ging betrokken;

  • vrijheid van meningsuiting: geen inbreuk op de aard van vrijheid van

       meningsuiting;

  • hardheidsclausule: in (zeer) bijzondere gevallen moeten afwijkin­gen mogelijk zijn;

  • de situatie ter plekke moet in de beschouwing worden betrok­ken;

  • Opschriften en reclames zijn op zichzelf niet onderworpen aan de Hin­derwet (thans: wet Milieubeheer);

  • De projectie van reclame met een krachtige laserstraal is wel te beschou­wen als een andere wijze van aanbrengen dan aanplakken van een afbeelding of aanduiding als bedoeld in de APV;

  • Borden die dienen toeschouwers opmerkzaam te maken op sportwed­strijden of  andere bijzondere evenementen en die ook zijn voor­zien van (een) sponsornaam/namen, moeten worden beschouwd als reclameborden;

  • Het jaren ongemoeid laten van een op zichzelf illegale reclame is geen feit dat leidt tot rechtens te honoreren ver­wachtingen, zeker als voor het oprichten geen toestemming is gevraagd, respectievelijk bouwver­gunning is aangevraagd;

  • Opvattingen over welstand kunnen aan verandering onderhevig zijn;

  • Zuilen of borden kunnen alleen als vergunningvrij bouwwerk worden aangemerkt, indien hun hoofdfunctie is gelegen in het bieden van infor­matie ten behoeve van het verkeer.

Hoofdstuk 4 Knelpunten en ontwikkelingen

I n dit hoofdstuk passeert een aantal knelpunten en ontwikkelingen, zoals die zijn gesignaleerd of worden ervaren over reclame in Leeuwarden, de revue.

  4.1 Samenhangende visie

In de praktijk is de huidige regelgeving op het gebied van reclame onvoldoen­de concreet om daaraan een goed houvast te hebben om te kunnen beoordelen waar wat kan en mag. De criteria genoemd in de APV en de Bouwver­orde­ning en de richtlijnen van Hûs en Hiem bieden daartoe onvol­doende hou­vast. Dat geldt niet alleen voor het toetsen, maar evenzeer voor belanghebben­den (aanvragers, exploitanten, producenten, burgers). In veel gevallen is min of meer noodgedwongen sprake van een ad-hoc beoorde­ling. Gebrek aan duidelijke(r) richtlij­nen en regelgeving leidt tot meer beroepsprocedures en werkt het illegaal plaatsen in de hand. Gebrek aan een samenhangende en openbaar gemaakte visie op reclame wreekt zich steeds vaker bij beroepsprocedures (rechter, commissie voor de beroeps- en de bezwaarschriften).

 

Het is soms moeilijk duidelijk te maken, c.q. staande te houden, dat nabij een bepaald kruispunt wel een billboard mag staan, maar niet een soortgelijk reclame-uiting op particulier terrein voor derden. Ook het beleid rond dakreclame heeft vraagtekens opgeroepen. Onduidelijk is, waarom deze vorm op de ene plaats wel en op een andere plaats niet is toegestaan. Bovendien is duidelijkheid gewenst rond het thema roterende en bewe­gende reclame. Deze vormen doen in toenemende mate hun entree in Leeuwarden.

 

4 .2 Interne coördinatie

In de afgelopen jaren zijn door de gemeente als eigenaresse van de openbare buitenruimte overeen­komsten afgesloten met uiteenlopende reclame-exploi­tanten voor het plaatsen van reclame-objecten en verwijsborden voorzien van o.a. reclame. Binnen de gemeente houden verschillende disciplines zich rond het onderwerp reclame op één of andere wijze bezig met verkoop, beoor­deling, plaatsing, vergunning­verle­ning, beheer en handha­ving. In ondersteunende zin speelt ook de politie een rol. Gebrek aan afstemming tussen diensten en/of disciplines als gevolg van gescheiden verantwoordelijkheden en niet altijd parallel lopende belangen en prioriteiten heeft in het recente verleden enkele keren geleid tot weinig samenhangende beslissingen.

Voor een deel is dat begrijpelijk, omdat de belangen nogal uiteen kunnen lopen. Zo levert het sluiten van een contract met reclame-exploitanten voor het plaatsen van reclame op gemeentegrond geld op. Dat streven kan op gespannen voet staan met het belang van ruimtelijke kwaliteit, welstand en verkeersveiligheid. Sindsdien is mede onder invloed van de totstandkoming van dit beleidsplan, het besef gegroeid, dat een betere onderlinge afstemming en een integrale belangenafwe­ging van publieke en private gemeentelijke belangen noodzakelijk is.

4.3 Ruimtelijke kwaliteit

Met name in het beschermde stads­gezicht van Leeuwarden kan het onge­breideld toelaten van reclame-uitingen en straatmeubilair gemakkelijk afbreuk doen aan de te beschermen waarden in dat gebied en het visuele milieu en dat kan weer­stand oproepen. Dat is niet in het belang van de aantrekkelijkheid van de binnen­stad. Maar ook elders in de stad, in de dorpen of in het buiten­gebied kunnen situaties ont­staan, waardoor een overdaad aan reclame, een ondoor­dachte vorm, kleur­toepas­sing of situering een aanslag doet op de kwaliteit van het visuele milieu. In feite moet worden geconsta­teerd, dat die ontwikkeling zich her en der reeds voordoet (foto

5 geeft een voorbeeld waar ruimtelijke kwaliteit in het geding is). Juist het aspect van gewenste ruimtelijke kwali­teit is tot nu toe in de beoorde­ling nogal eens achter gebleven. De behoefte daaraan is - zeker voor de kwetsbare gebieden - één van de drijfveren achter het opstellen van dit beleidsplan.

 

Voorbeelden zijn vooral in de binnenstad te vinden en dan met name daar waar veel commerciële activiteiten zijn en veel mensen (voorbij) komen, zoals de winkelstraten. Het alsmaar toenemende aantal reclame-uitingen die elkaar ook nog eens lijken te willen overtreffen in aandacht, kan verstikkend werken op de andere kwaliteiten van de binnenstad. Daarbuiten kunnen de entrees van de stad worden genoemd, waar om uiteenlo­pende redenen naast de doorgaans vele ver­keerstekens de overgang van buiten naar binnen wordt gemarkeerd door allerlei vormen van reclame en aankondi­gingen en die een rommelige (eerste) indruk geven. Dat zelfde verschijnsel valt waar te nemen langs de belangrijkste wegen, zoals de rondweg. Ook het buitengebied is uit een oogpunt van ruimtelij­ke kwaliteit een kwetsbaar gebied.

 

4.4 Illegale reclame en naleving

Het handhaven van het beleid en het realiseren van het streven de gewenste kwaliteit te behalen, valt en staat niet alleen met voldoende kwaliteitsbesef (draagvlak), aandacht, (tijd)ruimte, maar ook met voldoende mogelijkheden voor het opsporen van illegale reclame en het (doen) verwijderen van die reclame.

Het beleid voor het opsporen en verwijderen van reclame op gemeentegrond, is redelijk effectief gebleken, maar vraagt wel voortdurend onder­houd.

Het verwijderen heeft bij de politie overigens geen prioriteit. Probleem is ook, dat reclamemakers steeds vindingrijker worden in de keuze van tijdsduur, plaats en vorm van de objecten.

Ondanks dat is er gebrek aan mens­kracht en ontbreken deels ook de financiën voor het voeren van deze soms zeer lange en tijdrovende procedures.

 

Bij Stadsontwikkeling, verantwoordelijk voor het afgeven van vergun­ningen voor gevelreclame, bestaat onvoldoende inzicht in het aantal illegale gevelrecla­mes. De indruk bestaat, dat met name kleine reclame-uitingen nogal eens zonder toestemming worden aangebracht. De ambtelijke aandacht gaat dan ook vrijwel uitsluitend uit naar in het oog springende ontsierende uitingen die een eerste toets der kritiek niet kunnen doorstaan (excessen). Met name in het beschermd stadsgezicht verschijnen regelmatig op deze wijze reclame-uitingen die zichtbaar afbreuk doen aan de historische kwaliteit van het betreffende pand, de panden of het stadsdeel. Soms komen meldingen binnen via burgers (zgn. piepsysteem).

Er is sprake van een ad hoc beleid. Naast de hiervoor genoemde aspecten van menskracht en financiën, speelt daarbij bovendien bij minder extreme gevallen het ontbreken van richt­lijnen over wat wel en niet aanvaard­baar is die geba­seerd zijn op een heldere visie van de kant van de gemeen­te en een stringen­te toepassing van het beleid een rol. Nu is veelal de enige deskun­dige toets die in feite gemaakt wordt, die van Hûs en Hiem.

Als in de strijd tegen zonder toestemming aangebrachte ontsierende uitingen aanschrijven niet helpt, zal uiteinde­lijk be­stuursdwang moeten worden toegepast. Voor het toepassen van bestuursdwang is niet alleen die heldere visie en een stringent beleid nodig, maar bovendien van belang, dat zorgvul­dig moet worden afgewogen of de belangen die met dit bestuursinstru­ment worden gediend een aanzienlijk groter gewicht toekomt, dan de handhaving van het object als zodanig.  

  

4.5 Voorbeeldfunctie

De gemeente heeft zelf een belangrijke rol als het gaat om het geven van het goede voorbeeld bij de plaatsing van buitenreclame op gemeentegrond en bijvoor­beeld bij het plaatsen van (reclame)borden ten behoeve van tijdelijke werk­zaamheden. Met name het gebrek aan afstemming tussen de situering van de verschillende vormen van buiten­reclame geeft nogal eens een rommelige aanblik. Dat kan het best worden geïllustreerd aan de hand van een paar voorbeelden.

Zo varieert lichtmastreclame nogal eens in hoogte en plaats aan de lichtmas­ten en  is ze nu eens naar de weg gekeerd, dan weer naar buiten gekeerd. Soms staan ze op een kluitje, dan weer ver uit el­kaar. Het beeld dat daardoor ontstaat, is voor verbetering vatbaar. Voor de wijze waarop en de plaats waar korte en evenementsreclame in de vorm van sandwichborden en drie­hoeks­borden wordt geplaatst, geldt dat evenzeer. Ook het plaatsen van borden voor politieke reclame valt daar bijvoorbeeld onder (zie foto 6).

De gemeente speelt tevens een rol bij het tijdig (laten) verwijderen van tijdelijke reclame. Al te vaak staan er nog borden, terwijl de activiteit al (lang) voorbij is.

  

4.6 Wild plakken

Een doorn in het oog van menig binnenstadsbezoeker, is het willekeurig beplak­ken en overplakken van allerlei voorwerpen, zoals meterkasten, glascon­tainers, verkeerslichten, prullenbakken, die daar uitdrukke­lijk niet voor bedoeld zijn, met de meest uiteenlopende reclame-uitdrukkin­gen (zie foto 7). Ook daar buiten komt het fenomeen veelvuldig voor. Voor veel organisatoren is het de goedkoopste manier om ergens bekendheid aan te geven. Deze ongeregelde aanplakmogelijk­heden voorzien weliswaar in een behoefte, maar schaden anderszins op veel plaatsen het stadsbeeld. In de afgelopen jaren is duidelijk geworden, dat de gemeen­te­lijke aanplakbor­den onvoldoende zijn, om in de behoefte te voorzien, kwalita­tief onder de maat zijn, in aantal te beperkt zijn en ook niet altijd op de goede plaatsen staan. Het aantal is inmiddels uitgebreid.

In de praktijk is gebleken, dat het erg lastig is, greep te krijgen op dit fenomeen. Gesteund door positieve ervaringen elders zijn inmiddels de eerste stappen gezet daarin verandering te brengen door een proefproject.

4.7 Ontwikkelingen in de branche

De ontwikkelingen in de reclamebranche staan niet stil. Exploitanten van (buiten)reclame zoeken voortdurend naar kwalitatief betere en indringender en dynamischer vormen en reclame-strategisch de beste locaties. De ontwikke­lin­gen maken het tevens mogelijk op één drager meer reclames te laten zien (roterend of rollend). De aantrekkingskracht en de uitstraling wordt er door vergroot. De vraag daarbij is, of er voldoende geschikte locaties in Leeuwar­den voorhanden zijn, waar deze doorgaans grootschalige uitingen tot hun recht komen, zonder dat de ruimtelijke en esthetische kwaliteit daar onder te lijden heeft.

Een andere ontwikkeling heeft betrekking op reclame-exploitanten die de lokale markt afzoeken naar potentiële locaties (doorgaans op particulier terrein of aan of op gebouwen) voor het plaatsen van niet functiegebonden reclame. Ook deze ontwikkeling vraagt een alert reageren via een duidelijk en consis­tent beleid van de gemeente.

Om de attentiewaarde te verhogen, worden reclame-uitingen indringender. Grenzen van wat nog wel of niet kan worden gezocht of overschreden. Of daarmee ethische of andere grenzen worden overschreden, is in dit beleidsplan niet aan de orde. Wel kan deze ontwikkeling in samenhang met de hiervoor geschetste in de reclamebranche van invloed zijn op een aspect als verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 5 Toekomstige beleid; gemeentelijke visie op reclame

In dit hoofdstuk wordt in algemene zin ingegaan op de voor- en nadelen van reclame en wordt na een kort historisch overzicht het hoofduitgangspunt van de gemeentelijke visie weergegeven.

 

5.1. Reclame algemeen

Reclame is van alle tijden en is een vast onderdeel geworden in het stads- of dorpsbeeld, daar waar economische activitei­ten zijn of waar veel mensen bijeen of voorbij komen. Reclame is doorge­drongen in alle sectoren van het maat­schap­pelijke leven en is als communica­tiemiddel ook niet meer uit weg te denken uit de moderne westerse maatschappij. Reclame is overal: in kranten en tijdschriften, in en op de bus of de trein, op de radio en televisie, rond sport­velden, aan gevels, op straat, in de bioscoop, in de lucht, op draagtas­sen, op kleding en noem maar op. Vele vormen en uitdrukkingsmidde­len zijn breed geaccepteerd. Toch neemt in een aantal situaties de aversie toe: vooral daar waar reclame concurreert met andere kwaliteiten schaadt overdaad kennelijk. Dosering en kwaliteitsafspraken zijn dan gewenst, ook in het belang van de reclame­makers zelf.

 

Met de ontwikkeling van de technische mogelijkheden neemt het aantal  reclame-uitingen aan gevels drastisch toe. Ook de vormgeving en presentatie passen zich in de loop der jaren aan de eisen van de tijd aan. Neonreclame, bewe­gende reclame, driehoeksreclames op hoge zuilen en nog weer later roterende reclame en reclame met behulp van laserstralen, doen hun intrede.

De druk (algemene) reclame te mogen maken in de buitenruimte, neemt toe. Waar buitenreclame in sommige landen om ons heen al veel langer tot het straatbeeld horen (België, Frankrijk), komt de ontwikkeling eerst aarzelend op gang, maar neemt ze later explosieve vormen aan. Dat wordt in de hand gewerkt doordat de opbrengsten uit buitenreclame voor gemeenten een welkome geldbron betekenen. Tot een echte wild­groei heeft dat overigens niet geleid. 

 

voor- en nadelen

Reclame vraagt vanuit zijn doelstelling aandacht en bepaalt daardoor in hoge mate mee de belevingswaarde van gebouwen en ruimte.

Samengevat volgt hierna een aantal voor- en nadelen van reclame.

Daartegen pleiten:

  • -

    Reclame neemt in bepaalde gebieden een onevenredig groot deel van de openbare ruimte in beslag;

  • -

    Bij het ontbreken van een duidelijke visie kan reclame gemakke­lijk leiden tot  wildgroei en die weer tot een aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte;

  • -

    Reclames hebben de neiging elkaar in attentiewaarde te overtref­fen, waardoor het positieve effect verandert in zijn tegendeel;

  • -

    Onzorgvuldige plaatsing ten opzichte van elkaar kan leiden tot een rommelig geheel;

  • -

    Gebrek aan kwaliteit in gebieden waar hoge kwaliteit gewenst is, doet afbreuk aan dat streven;

  • -

    De steeds grotere greep die de commercie lijkt te krijgen op het openba­re leven, werkt een gevoel van onbehagen en vervlakking in de hand;

  • -

    Reclame leidt niet tot geestelijke verrijking;

  • -

    Economische belangen geven meestal de doorslag in het toelaten van reclame;

  • -

    Te grote en te veel reclameborden blokkeren het zicht op de schoon­heid van de (binnen)stad;

 

Daarvoor pleiten:

  • -

    Reclame is als communicatiemiddel niet meer weg te denken uit de  moderne  westerse maatschappij;

  • -

    Reclame werkt omzetverhogend. Dat is gunstig voor het bedrijfsleven en de middenstand en bevordert de werkgelegenheid;

  • -

    Reclame kan een wezenlijke bijdrage leveren aan de eigenheid van een bepaald gebied, bepaalde plek of functie;

  • -

    Mits goed geplaatst, goed doordacht en van goede kwaliteit, kan (bui­ten)reclame het stads­beeld verle­vendigen en een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit;

  • -

    Reclame kan een positieve invloed hebben door zijn veelkleurig­heid en variatie.

       

5.2. Reclame in Leeuwarden

Ook in Leeuwarden en in mindere mate in de dorpen is reclame decennia lang een bekend fenomeen. Van oudsher waren de winkelstraten, de plaatsen waar veel publiek passeerde of kwam, bedrijven en logementen geliefde plaatsen om reclame te maken. Destijds waren de technische middelen beperkt. Wie foto's van oud Leeuwarden bekijkt, zal vooral aan gebouwen geschilderde reclames ontwaren op etalageruiten, op kroonlijsten, op het geveldeel tussen de begane grondlaag en de eerste verdieping, op uithangborden, op blinde muren, op zonneschermen en een enkele keer al op daken of in de dakgoot. Een bekend voorbeeld van al tientallen jaren aanwezige en in de loop der jaren enigszins gemoder­niseerde, maar sinds kort verwijderde dakreclame was "Flottow" op de hoek van de Peperstraat en de Sint Jacobs­straat. Ook op het pand op de hoek van de Sint Jacobsstraat en de Nieuwestad stond jarenlang lichtreclame. Schut­tingen waren eveneens geliefde plekken. Later ver­schenen emaille borden aan gevels. Iets van de sfeer van toen, is terug te vinden in het museum­winkeltje in de Nieuwesteeg, bij "Auke Rauwer­da" aan de Westerplantage en op een blinde gevel aan de Ooster­straat waar een muurreclame in ere is hersteld.

 

Voor het maken van straatreclame werd gebruik gemaakt van ronde betonnen reclamezuilen. De laatste zuil, op de Oosterkade, is in 1970 gesloopt. Later verschenen afficheborden in het stadsbeeld. Mondjes­maat verschenen reclame­borden aan lichtmasten, het eerst op de Nieuwe­stad. Leeuwarden voerde jaren lang ten aanzien van reclame op haar eigen grond een zeer terughoudend beleid. Eén van de opmerkelijkste vormen van reclame was enige tijd de tot Edammer kaas gepromoveerde gasbolhouder op het westelijke industrieterrein.

 

Leeuwarden bleef op den duur niet achter bij de landelijke ontwikke­lingen. Eerst werden de mogelijkheden van lichtmastreclame verruimd. Later volgden de contracten voor billboards, reclame in bushokjes, evenementreclame aan de belangrijkste wegen, e.d. Een welhaast typisch Leeuwarder fenomeen vormde de reclame onder bruggen. Terwijl in de winkelgebieden sommige gevels vol liepen met allerlei vormen van reclame en portieken met uitstallin­gen en losse recla­me-objecten, vielen aan de rand van de stad de groot­schalige reclames op hoge woongebouwen op, eerst aan het Europa­plein, later ook aan de zuidelij­ke en oostelijke invals­weg.

 

Ook de nieuwste ontwikkelingen hielden geen halt bij de gemeentegrens. Zo ver­scheen onlangs aan één van de gevels van de Frieslandbank aan het Zaailand een opvallende bijna gevel vullende muurkrant, werd een blinde gevel op de hoek van de Oostergoweg en het Zuiderplein getooid met een roterende reclame en wordt één van de flats aan het Europaplein

- bij wijze van experiment - voorzien van een roterende reclame-uiting. Ook de verlichte reclamezuilen langs wegen (mupi's) deden hun intrede, evenals de nieuwste generatie billboards, de vitrines (zie foto 19).

 

Steeds vaker worden verzoeken ingediend voor het plaatsen van grootschalige reclame-objecten binnen en buiten de stad. De meeste daarvan worden afgewezen, maar maken de noodzaak te beschikken over een adequaat reclamebeleid des te groter.

 

 5 .3. Bewegwijzering en straatmeubilair

Tot voor kort was een goede bewegwijzering naar belangrijke objecten in met name de binnenstad van Leeuwarden een bron van zorg. De toeristische plattegronden op basis van een contract met de gemeente voorzagen daar maar in beperkte mate in. In hoofdstuk 9  BUITENRECLAME, onderdeel 9.7, wordt op deze vorm nader inge­gaan. Deze plattegronden zijn voorzien van reclame-uitingen.

In februari 1997 zijn toeristische wegwijzers ge­plaatst, waarmee de zorg grotendeels is wegge­nomen. Deze wegwijzers zijn niet van reclame voorzien.

 

Zoals eerder aangegeven wordt in deze nota geen aandacht gegeven aan straatmeubilair zonder reclame. Reclamedragers die net als straat­meubilair een plek moeten hebben op of direct grenzend aan de openba­re, vrij toegankelijke ruimte zullen zich tevens moeten voegen naar de inrichtingsmogelijkheden van die gebieden. Daarbij spelen doorgaans de volgende criteria een rol:

  • onderhoudsvriendelijk, duurzaam;

  • hoogwaardige kwaliteit;

  • herkenbare, eigentijdse uitstraling (geen waan van de dag, geen "Anton Pieck);

  • zorgvuldige, verfijnde detaillering;

  • creativiteit.

 

De in de binnenstad nog toe te laten buitenreclame zal zich moeten voegen naar het beleid en de uitwerking daarvan in het kader van het integrale masterplan De NieuweStad. Elders kunnen beeldkwaliteitplannen het toet­singskader vormen.

Alle aanvragen/aanvullingen voor het plaatsen van straatmeubilair en reclame-uitingen horen in dat verband beoordeeld te worden onder regie van de voor het ontwerp van dat gebied verantwoordelijke sector of afdeling. Alleen dan en in samenhang met een beheerplan voor technisch onderhoud kan er sprake zijn van een optimale beleving van de openbare ruimte.

5.4. Algemene uitgangspunt

Er is in principe niets tegen op (het maken van) reclame. De genoemde nadelen zijn grotendeels te onder­vangen door het doorvoeren van een samenhangend en stringent beleid, waarin de beoogde kwaliteit van de ruimte voorop staat en waarvoor een draagvlak aanwezig is bij alle belanghebbenden.

 

Samengevat luidt het algemene uitgangspunt voor het reclamebeleid dan ook als volgt:

Het in samenhang en als onderdeel van de totale ruimte bevorde­ren van de kwali­teit, het doseren van de hoeveelheid en een juiste situering van reclame en vormgeving van de reclame-uitingen zelf.

 

Dit algemene uitgangspunt wordt in de volgende hoofdstukken per (verschijnings)vorm en per deel van de gemeente afhankelijk van de specifieke kenmer­ken daarvan, nader uitgewerkt en vertaald in criteria die moeten worden gehanteerd bij het beoor­delen van aanvragen voor reclame-uitingen.

6 VORMGEVING VAN RECLAME

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de kwaliteit van de reclame-uiting zelf en de drager waarin die reclame doorgaans is vervat en wordt het instellen van een reclameprijs reclame bepleit.

In het streven naar een zo hoog mogelijke esthetische en ruimtelijke kwaliteit speelt de kwaliteit van de reclame-uiting en het object waar die reclame-uiting op aan gebracht is (de drager) op zich en de relatie tot de omgeving, een belangrijke rol. Deze richtlijnen gelden in principe overal. In het beschermd stadsgezicht zijn specifieker richtlijnen nodig. Op bedrijventerreinen is een mate van soepelheid mogelijk. De specifieke eisen waaraan reclame-uitingen op zich moeten voldoen en eventueel de grotere speelruimte, staan in de volgende hoofdstukken genoemd. In algemene zin moeten reclame-uitingen aan de volgende richtlijnen voldoen:

RICHTLIJNEN:

  • 1.

    De reclame moet optimaal worden afgestemd op de architectuur van het gebouw waaraan het wordt aangebracht en passen in het straat- of stads- of dorpsbeeld;

  • 2.

    Bij verbouw of nieuwbouw verdient het aanbeveling reclame als onderdeel daarvan daarin zoveel mogelijk te integreren;

  • 3.

    Reclame-uitingen moeten op zichzelf een eigen kwaliteit hebben. Aanvragen worden getoetst op vormgeving, maatvoering, kleurstelling, wijze van plaatsen (drager) en materiaalgebruik;

  • 4.

    De reclame-uiting behoort in principe pand- en functiegebonden te zijn. Dat houdt in, dat er een directe relatie moet zijn tussen de functie(s) die in dat pand wordt/worden uitgeoefend en die uiting. De uitzonderingen blijken uit de richtlijnen en de uitwerking daarvan voor de verschillende gebieden, zoals genoemd in de hoofdstukken 10 tot en met 15;

  • 5.

    Om hinder voor aangrenzende bewoners/gebruikers te voorkomen kunnen nadere eisen worden gesteld aan de lichtsterkte en de tijdsduur bij lichtreclames;

UITWERKING:

  • a.

    In verband met de verkeersveiligheid worden knipperende, bewegende, flikkerende en reflecterende reclame-uitingen en muurkranten niet toegestaan; roterende wel;

  • b.

    Reclame-uitingen aan de binnenzijde van etalages of ramen, die zich richten op de openbare weg, worden behandeld als zijnde normale reclame-uitingen;

  • c.

    Reclame op daken is niet toegestaan, tenzij de ruimtelijke omgeving dit aanvaardbaar maakt en/of er sprake is van naamsaanduidingen en/of logo's op grote in de regel vrijstaande gebouwen (kantoren, hotels, e.d.);

  • d.

    Projectie van reclame via laserstralen, dia's e.d. is, met uitzondering bij kortdurende evenementen, niet toegestaan;

  • e.

    Het schilderen van panden in huisstijlkleuren is niet zonder meer toegestaan.

Uitsluitend als er in de ogen van de deskundigen beargumenteerd sprake is van een aantoonbare meerwaarde en er ook anderszins geen bedenkingen zijn (over- last, verkeersveiligheid, e.d.) kan van de algemene en specifieke criteria worden afgeweken.

kwaliteitsprijs reclame

De vormgeving van reclame in Leeuwarden kan in positieve zin worden beïnvloed door het instellen van een kwaliteitsprijs reclame. Het kan daarbij zowel gaan om gedurfde, eigentijdse reclame, als om aan de architectuur of monumentaliteit van een gebouw aangepaste reclame. In alle gevallen zal sprake moeten zijn van een aantoonbare meerwaarde. Gedacht wordt aan een twee jaarlijkse prijs, waaraan naast een feestelijke uitreiking een geldbedrag is verbonden. Uiteraard zal één en ander nader moeten worden uitgewerkt, evenals de financiële consequenties daarvan.

voorstel 1

Een kwaliteitsprijs reclame instellen en de criteria daarvoor nader uitwerken.

7 RECLAME EN VERKEERS VEILIG HEID

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de relatie tussen reclame(dragers) en verkeersveiligheid.

In de nota "Beleidsmatig raamwerk buitenreclame-objecten" staat o.a. aangegeven, dat bewegende reclame of delen daarvan op statische reclameborden op locaties in de nabijheid van verkeerswegen dienen te worden vermeden. Ze zouden in hoge mate aandachttrekkend zijn, waardoor de verkeersveiligheid in het gedrang komt.

In de APV is opgenomen, dat een reclamevergunning kan worden geweigerd in het belang van de

verkeersveiligheid.

Naast het al of niet afleiden van het verkeer door reclame op zich, spelen uiteraard de situering en de afmetingen een rol (o.a. uitzichtbelemmering).

Uit een literatuurstudie uit 1987 van het Instituut voor Zintuigfysiologie TNO in opdracht van Rijkswaterstaat is het volgende gebleken:

  • -

    Het afleidende effect van reclame behoeft niet al te zwaar te worden ingeschat. Een uitzondering moet wellicht worden gemaakt voor boodschappen die van dynamische displays gebruik maken (bewegende reclame);

  • -

    Teneinde verwarring tussen reclame en voor het verkeer relevante informatiedragers te voorkomen, moet een duidelijk onderscheid worden gehandhaafd, met name in excentriciteit en in kleurstelling;

  • -

    Er is geen verband aangetoond tussen reclame langs de weg en ongevallen.

Ook is uit ander onderzoek bekend, dat zolang een uiting in één keer kan worden herkend, de verkeersveiligheid niet wordt beïnvloed.

Vaste reclame, mits goed gesitueerd, doet dan ook geen afbreuk aan de verkeersveiligheid. Ook roterende reclame, mits de boodschap in zeer korte tijd verandert, doet dat niet. Anders is het met bewegende reclame. Omdat daarbij sprake is van voortdurende en snelle wisseling van beeld en/of tekst, vraagt deze vorm meer aandacht. Deze vorm kan met name langs de verkeerswegen de verkeersveiligheid negatief beїnvloeden. Anders ligt dat uiteraard bijvoorbeeld in voetgangersgebieden. Buiten de specifieke verkeerswegen, zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld, in hoeverre bewegende reclame in die situatie afbreuk doet aan de verkeersveiligheid.

Uiteraard mogen reclame-objecten of dragers daarvan geen obstakels vormen waardoor een ongehinderde doorgang voor (invalide) weggebruikers wordt belemmerd of anderszins hinder of gevaar (niet hoog genoeg) kan ontstaan.

In de overeenkomsten van de gemeente met derden zijn daarover tot dusverre geen nadere afspraken gemaakt. Wel bevat de regeling "Uitstallingen en losse reclameborden bij winkels" concrete voorwaarden waaraan uitstallingen en reclameborden uit een oogpunt van verkeersveiligheid moeten voldoen.

Het plaatsen van reclameborden en uitstallingen bij winkels leidt in de praktijk toch nog regelmatig tot problemen. Een gegarandeerde en onbelemmerde vrije doorloopruimte draagt doorgaans meer bij tot een aangenaam verblijfsklimaat, dan het plaatsen van borden. Het primaat zal ook bij de herinrichting van de binnenstad liggen bij een aangenaam verblijfsklimaat. Eén en ander kan inhouden, dat de maatvoering in de regeling uitstallingen moet worden aangepast.

Reclame-objecten mogen op geen enkele wijze het uitzicht belemmeren voor welke verkeersdeelnemer dan ook. Dit speelt natuurlijk vooral bij kruispunten. Aan de hand van uitzichtdriehoeken die per situatie verschillend kunnen zijn, moet worden beoordeeld in hoeverre een voorgenomen plaatsing het uitzicht belemmert. Datzelfde geldt voor verkeerstekens. Borden, lichten, e.d. mogen niet zodanig worden afgeschermd, dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht.

Uit vorenstaande vloeien de volgende richtlijnen voort.

RICHTLIJNEN:

  • 1.

    Reclame-objecten mogen het uitzicht op de weg en op verkeers te kens niet belemmeren;

  • 2.

    Bewegende reclame langs verkeerswegen is niet toegestaan; bewegende reclame op andere plaatsen moet te allen tijde worden beoordeeld op verkeersveiligheid;

  • 3.

    Er mag door situering en kleurstelling geen verwarring ontstaan tussen objecten die tot het verkeerssysteem (bijvoorbeeld verkeerstekens en ANWB-borden) behoren en reclame-objecten;

  • 4.

    Reclameborden bij winkels op stoepen en/of trottoirs zijn alleen toegestaan als er voldoende vrije doorloopruimte voor voetgangers overblijft.

Voor een vlotte hanteerbaarheid bij het toetsen van concrete aanvragen zijn de richtlijnen verder uitgewerkt. Daarbij is tevens rekening gehouden met technische eisen van o.a. nutsbedrijven.

UITWERKING:

  • a.

    De afstand tussen objecten die tot het verkeerssysteem behoren en reclame-objecten als billboards, vitrines en mupi's bedraagt minimaal 10 meter;

  • b.

    Bij grootschalige reclame-objecten langs wegen bedraagt de vrije hoogte tussen het maaiveld en het object minimaal 2.25 meter;

  • c.

    De afstand van een reclame-object breder dan 2.00 meter en/of hoger dan 1.50 meter tot de zijkant van de rijbaan of parallelweg bedraagt minimaal 1.50 meter en tot een fietspad minimaal 50 cm;

  • d.

    De afstand van de overige reclame-objecten tot de zijkant van de rijbaan, of parallelweg, bedraagt minimaal 60 cm en die tot een fietspad minimaal 50 cm;

  • e.

    Een uitzondering geldt voor driehoeks- en sandwichborden, waarvan de afstand tot de zijkant van de rijbaan minimaal 30 cm mag bedragen;

  • f.

    De onderkant van reclame aan lichtmasten ligt bij wegen minimaal 4.50 meter en bij fietspaden minimaal 3.00 meter boven het maaiveld;

  • g.

    De onderkant van uithangborden ligt minimaal 2.20 meter boven het trottoir;

8 BIJZONDERE RECLAME VOR MEN

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan een aantal bijzondere vormen van reclame. Het gaat daarbij om:

  • -

    tijdelijke reclame;

  • -

    huisstijl reclame;

  • -

    reclame op het water;

  • -

    reclamemasten;

  • -

    roterende reclame;

  • -

    ideële reclame.

8.1 Tijdelijke reclame

In dit onderdeel gaat het over borden die informatie geven over bijvoorbeeld bouwprojecten, bouwkavels, e.d. en in die zin een tijdelijk karakter hebben en niet over de korte of evenementreclame. Die draagt ook tijdelijk een bepaalde boodschap uit, maar heeft als vorm (drager) een permanent karakter. Meestal gaat het om grote borden, waarop ook vermeldingen voorkomen die als reclame moeten worden beschouwd: opdrachtgevers, firmanamen, overheidsinstellingen, e.d. (zie foto 4).

Voor zover de maatvoering een oppervlakte van 0.35 m2 niet overschrijdt, is er niets aan de hand. Anders wordt het bij grotere objecten. Alle te plaatsen borden, voor zover ze niet langer staan dan 9 weken, dienen te worden gemeld en in ieder geval te worden getoetst op ruimtelijke kwaliteit, welstand, overlast en verkeersveiligheid. Staan ze langer dan 9 weken, dan moeten ze worden beschouwd als normale aanvragen en is een bouwvergunning nodig plus de daarvoor gebruikelijke procedure.

Reclame voor politieke doeleinden voor verkiezingen is ook een vorm van tijdelijke reclame. Daarop wordt nader ingegaan in onderdeel 8.6.

RICHTLIJNEN:

  • 1.

    Voor tijdelijke reclame, anders dan korte of evenementreclame die niet bouwvergunningplichtig is en korter staat dan 9 weken, geldt een meldingsplicht;

  • 2.

    Tijdelijke reclame die korter staat dan 9 weken wordt getoetst aan verkeersveiligheid, welstand en ruimtelijke kwaliteit;

  • 3.

    Tijdelijke reclame die langer staat dan 9 weken, wordt als normale reclame beschouwd en als zodanig behandeld.

8.2 Huisstijlreclame

Huisstijlreclame (zie foto 8) en/of gestandaardiseerde reclames, zoals bijvoorbeeld van benzinemaatschappijen en hotel-, horeca- en winkelketens, is niet reclame die op voorhand moet worden aanvaard als een gegeven. Deze vorm van reclame moet evenzeer optimaal worden afgestemd op de afmetingen, schaal en maat en architectuur en op de aard van het gebouw en de omgeving. Uit jurisprudentie is gebleken, dat ook in dit soort gevallen de reclame-uiting zal moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand en overigens ook een redelijke afweging moet worden gemaakt van andere relevante belangen, ook die van ruimtelijke kwaliteit, welstand, verkeersveiligheid en mogelijke overlast voor derden.

RICHTLIJN:

1.Huisstijlreclame wordt op dezelfde wijze behandeld als andere vormen van reclame.

8.3 Reclame op het water

Onder reclame op het water (zie foto 10) wordt niet zozeer verstaan de reclame die passerende boten voeren door kleine vlaggetjes in de mast, e.d. Het gaat hierbij vooral om reclame die op vaartuigen is aangebracht en die uitsluitend is bedoeld is als blikvanger vanaf het water of de openbare weg.

Op deze wijze aangebrachte reclame moet op dezelfde wijze worden behandeld dan andere reclame op of zichtbaar vanaf de openbare weg. Dat betekent bijvoorbeeld, dat niet functionele reclame niet is toegestaan en dat functionele reclame (bijvoorbeeld bij horecaschepen) wordt onderworpen aan dezelfde criteria als voor reclame op of aan gebouwen.

RICHTLIJNEN:

  • 1.

    Niet-functionele reclame op vaartuigen die uitsluitend is aangebracht als blikvanger, is niet toegestaan;

  • 2.

    Functionele reclame (bijvoorbeeld bij horecaschepen) moet voldoen aan dezelfde eisen als voor reclame op of aan gebouwen.

8.4 Reclamemasten

Onder een reclamemast wordt in dit kader verstaan een zuil waaraan op enige hoogte en doorgaans aan meer zijden, reclame-uitingen zijn aangebracht van zodanige afmetingen dat zij van grote afstand zichtbaar zijn. De hoogte van dergelijke masten kan afhankelijk van het doel en de locatie, sterk variëren. Met name nabij grote stedelijke centra staat op goed zichtbare locaties langs doorgaande auto(snel)wegen een toenemend aantal grootschalige reclamemasten met een hoogte van 15.00 meter of meer die aan meer zijden zijn voorzien van (al of niet roterende) reclame. Ook in Friesland heeft deze vorm zijn intrede gedaan (A7-Drachten, N32-Heerenveen).

In Leeuwarden beperken de reclamemasten zich tot nu toe tot enkele bij bedrijven op de bedrijfsterreinen (zie foto 9) en bij een enkele instelling (NHL). Ze zijn met een hoogte van zo'n 6.00 meter relatief bescheiden van afmetingen. Op deze masten is alleen reclame aangebracht voor het betreffende bedrijf of de betreffende instelling. Ze zijn doorgaans geplaatst met de bedoeling van veraf te worden gezien. Nabij de entree van de Hemrik is onlangs met medewerking van de gemeente een bedrijfsverzamelmast geplaatst.

grootschalige reclamemasten

Voor grootschalige reclamemasten voorzien van algemene reclame en met een grote hoogte (8.00 meter en meer) is in Leeuwarden geen plaats. Daarvoor ontbreken de geschikte locaties qua schaal, maat en uitstraling. Dat kan wellicht veranderen als er nieuwe dynamische zichtlocaties zijn ontstaan aan de zuid- en of westkant van de stad gecombineerd met de uitbouw van het (rijks)wegennet tot volwaardige autosnelwegen (Harlingen-Leeuwarden-Drachten en Heerenveen-Leeuwarden).

reclamemasten met een beperkte hoogte

De toelaatbaarheid van reclamemasten met bescheidener afmetingen hangt samen met de dynamiek van zones of gebieden in de stad en met het doel van reclamemasten.

Zo is het aanvaardbaar, dat op een beperkt aantal uit reclame-oogpunt aantrekkelijke locaties de mogelijkheid wordt geboden van het plaatsen van één reclamemast per locatie. Dat geldt voor de in hoofdstuk 11 RECLAME IN BIJZONDERE GEBIEDEN onderscheiden dynamische zones en locaties met grootschalige functies. Deze masten mogen in ieder geval geen grotere hoogte hebben dan 6.00 meter, moeten voldoen aan de esthetische, ruimtelijke en verkeerskundige eisen en mogen geen overlast veroorzaken. Bij locaties met een grootschalige niet-commerciële functie gaat het daarbij met name om de herkenbaarheid te vergroten en dus om functiegebonden reclame. In de dynamische zones en op locaties met een grootschalige commerciële functie is functiegebonden en algemene reclame mogelijk. In alle gevallen moet sprake zijn van situering aan een weg die onderdeel uitmaakt van het hoofdwegennet van Leeuwarden.

Voorkomen moet worden, dat er op de bedrijfsterreinen een wildgroei van afzonderlijke reclamemasten ontstaat. Aanzetten in die richting zijn waar te nemen bij de Hemrik en op de westelijke bedrijventerreinen. Om bedrijven toch de gelegenheid te geven zich te afficheren, zijn reclameverzamelmasten bij de entrees van de terreinen een goed alternatief. Bij de entree tot de Hemrik is inmiddels een dergelijke mast met medewerking van de gemeente geplaatst. Daarop kunnen namen worden aangebracht van bedrijven die op dat terrein zijn gevestigd. De hoogte daarvan mag maximaal 8.00 meter bedragen. Hierop is alleen reclame toegestaan van op het betreffende terrein gevestigde bedrijven en instellingen.

Deze vorm is uitgewerkt in hoofdstuk 13 RECLAME IN BEDRIJFSGEBIEDEN.

De reclamemasten die op dit moment in Leeuwarden staan en niet voldoen aan de richtlijnen, kunnen vooralsnog blijven (be)staan, maar mogen niet worden vervangen.

RICHTLIJNEN:

  • 1.

    In Leeuwarden is pas ruimte voor grootschalige reclamemasten als er dynamische zichtlocaties zijn ontstaan aan de zuid- en of westkant van de stad gecombineerd met de uitbouw van het rijkswegennet tot volwaardige autosnelwegen;

  • 2.

    De dynamische zones en locaties met grootschalige functies komen in aanmerking voor een reclamemast van bescheiden afmetingen;

  • 3.

    De entrees van bedrijventerreinen komen in aanmerking voor een reclameverzamelmast;

  • 4.

    Bestaande reclamemasten die niet aan de richtlijnen en de uitwerking daarvan voldoen, mogen niet worden vervangen.

UITWERKING:

a. Per dynamische zone en locatie met een grootschalige commercië le functie is één reclamemast toegestaan. Deze mag geen grotere hoogte hebben dan 6.00 meter. Toegestaan daarop is functiegebonden en algemene reclame;

b. Per locatie met een grootschalige niet-commerciële functie is één reclamemast toegestaan. Deze mag geen grotere hoogte hebben dan 6.00 meter. Toegestaan daarop is alleen functiegebonden reclame;

c. Per entree van een bedrijventerrein is één reclameverzamel mast toegestaan. Deze mag geen grotere hoogte hebben dan 8.00 meter. Toegestaan is reclame voor op het terrein gevestigde bedrijven en instellingen;

d.Reclamemasten mogen alleen worden gesitueerd aan wegen die onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet van Leeuwarden.

8.5 Roterende reclame

Het roteren van reclame, het periodiek volledig veranderen van het beeld,

o.a. door het omklappen van lamellen of door een rolconstructie, maakt het mogelijk, dat in hetzelfde reclame-object meer dan één reclameboodschap kan worden getoond. Dat is commercieel uiteraard zeer aantrekkelijk. Het fenomeen is bekend van de voetbalstadions, maar heeft inmiddels zijn intrede gedaan in de stad. Voorbeelden zijn te vinden op de hoek van het Zuiderplein en de Oostergoweg (zie foto 3) en op een flat aan het Europaplein.

Roterende reclame heeft, mits de boodschap in zeer korte tijd verandert, niet of nauwelijks invloed op de verkeersveiligheid. Het heeft als voordeel, dat meer boodschappen op dezelfde plaats kunnen worden getoond, waardoor het aantal locaties voor het maken van reclame, kan worden beperkt.

Dit aspect speelt bijvoorbeeld bij het vervangen van een deel van de billboards door vitrines met roterende reclame. Daardoor kan, met behoud van dezelfde of wellicht zelfs grotere commerciële aantrekkelijkheid en uitstraling, het aantal locaties in de stad worden beperkt. Daarmee kan overdaad worden voorkomen. Op deze vorm van reclame wordt nader ingegaan in hoofdstuk 9 BUITENRECLAME.

Speciale aandacht vraagt het frame waarin roterende reclame is vervat (object). Dat frame moet samen met de reclame-uitingen voldoen aan redelijke eisen van welstand, aan de gewenste ruimtelijke kwaliteit en aan eisen van verkeersveiligheid en dus aan de criteria, zoals in deze nota zijn vervat.

Waar bijvoorbeeld bij dakreclame de voorkeur wordt gegeven aan losse, open belettering of beeldmerken, doet het vatten van reclame-uitingen in een vast frame, zeker in kwetsbare gebieden, gemakkelijk afbreuk aan dit door esthetica en ruimtelijke kwaliteit ingegeven streven. Grote terughoudendheid vanwege de verschijningsvorm bij het meewerken aan roterende reclame op daken is dan ook op zijn plaats. Tegen de achtergrond van bijvoorbeeld een blinde gevel speelt dat aspect een minder belangrijke rol.

RICHTLIJNEN:

1. Het roteren van reclame beïnvloedt de verkeersveiligheid niet en kan bijdragen tot het beperken van het aantal locaties voor reclame-objecten in de stad;

2. Het geheel van frame en uiting(en) moet voldoen aan de eisen die aan reclame worden gesteld.

8.6 Ideële reclame

In hoofdstuk 2 BEGRIPPEN, REIKWIJDTE EN ROL GEMEENTE, is aangegeven, dat uit een oogpunt van ruimtelijke kwaliteit, esthetica, overlast en verkeersveiligheid het onderscheid tussen ideële en commerciële reclame in wezen niet van belang is.

borden langs wegen

Onder ideële reclame vallen o.a. ook opschriften langs wegen die tot doel hebben de verkeersveiligheid te bevorderen. Er is dan sprake van functiegebonden reclame. Het aantal en de situering van deze borden dienen in goed overleg tussen de gemeente en de wegbeheerder te worden bepaald. Met het oog op het handhaven van het karakter en de schoonheid van het landschap dient terughoudend met het aantal locaties te worden omgegaan. Vorm en inhoud van de objecten zullen moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand. Daarom worden aanvragen tevens aan Hûs en Hiem voorgelegd.

politieke reclame (verkiezingsborden)

Ook reclame voor politieke doeleinden op verkiezingsborden (zie foto 6), valt onder dit begrip. Het huidige beleid gaat ervan uit, dat politieke partijen vanaf een maand voor de betreffende verkiezingsdatum op van gemeentewege aangewezen plaatsen in de binnenstad borden met daarop affiches mogen aanbrengen. Deze borden zijn doorgaans geplaatst op de pijpen in het meest beschermde deel van de binnenstad. Uit een oogpunt van stedenschoon en het geven van het goede voorbeeld is er - zeker in het beschermd stadsgezicht van Leeuwarden - geen plaats voor verkiezingsborden, ook al gaat het doorgaans om een relatief korte periode. De ervaringen rond de verkiezingen in 1998 en 1999 versterken dit beeld alleen maar.

RICHTLIJNEN:

1. Uit een oogpunt van ruimtelijke kwaliteit, welstand, overlast en verkeersveiligheid, wordt geen onderscheid gemaakt tussen ideële en com mer ciële reclame;

2. Het aantal locaties voor ideële reclame ter bevordering van de verkeersveiligheid langs wegen dient tot een minimum te wor den beperkt.

De locaties worden in overleg tussen de wegbeheerder en de gemeente bepaald.

Vorm en inhoud moeten voldoen aan redelijke eisen van wel stand;

2.In het beschermd stadsgezicht van de binnenstad wordt geen gelegenheid geboden voor het plaatsen van verkiezingsborden.

8.7 Reclame via voertuigen

Het gaat hierbij om het maken van reclame via voertuigen die in de stad rondrijden of op strategische plaatsen stilstaan, met de bedoeling reclame te maken voor (een) bepaald(e) product(en). Op grond van de APV is het verboden auto's te parkeren met de kennelijke bedoeling reclame te maken. Van het verbod kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen. Het past binnen het kader van dit beleidsplan aan te geven daarvoor richtlijnen te geven. Waar het streven erop is gericht het beeld zo weinig mogelijk te belasten met elementen die afbreuk doen aan de te beschermen waarden, is reclame via rijdende dan wel stilstaande voertuigen in het beschermd stadsgezicht niet toegestaan. Eventueel kan een uitzondering worden gemaakt voor het zuidelijke deel van zone C, ten zuiden van de Nieuwestad. Met het oog op het creëren van een zo aangenaam mogelijk verblijfsklimaat in de binnenstad worden ontheffingen alleen verleend voor ideële reclame op voertuigen die kort (dat wil zeggen korter dan een uur) in of nabij winkelcentra buiten de binnenstad en bij het FEC. Voor grote evenementen elders in de stad moet eveneens een uitzondering kunnen worden gemaakt.

Rijdende voertuigen met reclame mogen alleen gebruik maken van de wegen die onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet.

RICHTLIJNEN

1. Reclame via stilstaande voertuigen is niet toegestaan. Ontheffing kan worden verleend voor deze vorm van reclame bij winkelcentra buiten de binnenstad, bij het FEC, bij grote evenementen elders in de gemeente en voor ideële reclame in het zuidelijke deel van zone C in het beschermd stadsgezicht;

2. Rijdende voertuigen met ideële reclame mogen alleen gebruik maken van de wegen die onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet.

`

9 BUITENRECLAME

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op van vanaf de openbare weg zichtbare vormen van buitenreclame. Ze passeren kort de revue. Vervolgens wordt ingegaan op de meer algemene betekenis en de gevolgen van reclame in de (openbare) buitenruimte en worden richtlijnen gegeven hoe met deze uitingen moet worden omgegaan. De specifieke vormen en hun toepassingsmoge lijkheden in Leeuwarden komen aan de orde in de hoofdstukken 16 tot en met 20.

9.1 Belang gemeente bij buitenreclame

De gemeente Leeuwarden heeft met een aantal firma's op verschillende momenten en met uiteenlopende doelen overeenkomsten afgesloten voor het aanbrengen van buitenreclame op gemeentegrond. De gemeentelijke belangen daarbij zijn (in willekeurige volgorde) met name:

  • -

    het verwerven van inkomsten;

  • -

    het voorzien in de behoefte aan stadsplattegronden, toeristische bewegwijzering, overdekte bushokjes (abri's) en om evenementen te kunnen aankondigen.

Daarnaast staat de gemeentelijke zorg voor een goede ruimtelijke en esthetische kwaliteit van gebouwen, wegen, pleinen, voetgangersgebieden, parken, plantsoenen, e.d.

De meeste overeenkomsten zijn in 1997 of 1998 of worden in 1999 vernieuwd en hebben doorgaans een looptijd van 10 jaar. Dat betekent, dat voor de komende jaren het beeld duidelijk is van de aard en de omvang van en de locaties voor reclame-uitingen op gemeentegrond. Bij de afweging zijn de ruimtelijke en esthetische aspecten nadrukkelijk meegenomen en is als het ware vooruit gelopen op het vaststellen van het reclamebeleid.

9.2 Vormen van buitenreclame op gemeentegrond

De verschillende vormen van buitenreclame op gemeentegrond zijn in hoofdstuk 3 HUIDIGE BELEID genoemd. In dit onderdeel volgt daarvan een korte beschrijving.

billboards en vitrines

Billboards (zie foto 19) zijn grootschalige rechthoekige borden die gevat zijn in een staalconstructie waarin grootformaat affiches zijn aangebracht. De affiches hebben betrekking op landelijke reclame. Ze staan doorgaans op goed zichtbare plekken langs of op de hoofdinvalswegen, doorgaande routes, in het centrum of bij winkelcentra. De afmetingen van de reclamevlakken zijn 350 x 250 cm. Meestal is aan beide zijden landelijke reclame aangebracht. In Leeuwarden stonden begin 1998 ruim 50 billboards van verschillende types, met in totaal 55 reclamevlakken.

Begin 1998 is de gemeente een nieuw contract aangegaan met de exploitant van deze vorm van reclame. Dit contract voorziet in 22 locaties, waarvan op 17 de nieuwste generatie billboards, vitrines geheten, wordt geplaatst. Op vitrines kunnen via een rotatiesysteem meer reclamevlakken worden aangebracht en getoond. Het contract voorziet er bovendien in, dat bij de invalswegen op de vitrines evenementen in de gemeente kunnen worden aangekondigd. De invloed van de nieuwste generatie reclame-objecten op de omgeving is door de zakelijker vormgeving, de in- of externe verlichting en de mogelijkheid van wisselende uitingen, groter dan die van de standaard billboards. Billboards en vitrines worden geplaatst op wegen die deel uitmaken van het hoofdwegennet van Leeuwarden.

mupi's

Mupi's (zie foto 20) zijn luxe uitgevoerde vlakke reclamekasten op een voet die standaard zijn voorzien van verlichting en waarin aan twee zijden affiches zijn aangebracht voor landelijke reclamedoeleinden, aankondigingen van informatieve aard of stadsplattegronden. De mupi's zijn 1.27 meter breed en 2.58 meter hoog. De in 1997 afgesloten overeenkomst met Publex gaat uit van 64 mupi's. Het belang van de gemeente bij het plaatsen van de mupi's is gelegen in het hebben van een mogelijkheid voor stadsplattegronden op een aantal strategische locaties in de stad en in een financiele vergoeding.

reclame op abri's

Reclame op abri's (zie foto 21) komt voor in de vorm van affiches van maximaal 120 bij 175 cm en wordt aangebracht op beide zijden van een verlicht zijpaneel van een abri en/of beide zijden van een verlicht achterpaneel van elke abri.

De 86 locaties zijn te vinden langs de lijnen van openbaar vervoer. Er is sprake van landelijke reclame. Het belang van de gemeente is het hebben van een aantal wachtgelegenheden voor buspassagiers bij bushaltes van de stadsdienst. Eind 1997 is het overleg gestart over een nieuw contract.

lichtmastreclame

Lichtmastreclame (zie foto 23) heeft betrekking op reclame via verlichte bakken of onverlichte borden met vaste afmetingen van 1.00 meter bij 1.20 meter aan lichtmasten. De in 1998 afgesloten overeenkomst met NPB gaat uit van maximaal 225 al dan niet verlichte reclame-objecten aan lichtmasten binnen het stedelijk gebied van Leeuwarden. Lichtmastreclame is met name aanwezig langs het hoofdwegennet, wijkontsluitingswegen en bij winkelcentra. Lichtmastreclame wordt voornamelijk benut om de vindbaarheid van lokale bedrijven, winkels, instellingen, e.d. te vergroten. Lichtmastreclame voorkomt illegale bewegwijzering en zorgt voor uniformiteit daarin. Daarnaast geldt voor de gemeente een financieel belang.

korte of evenementreclame

Korte of evenementreclame is aanwezig in twee vormen. De driehoeksborden (zie foto 22) bestaan uit driezijdige stalen frames, waarin wisselende lokale reclame is vervat. Zij staan op de grond om een lichtmast heen. Het maximale aantal dat in de stad mag worden geplaatst, bedraagt 200. De driehoeksframes zijn primair bedoeld voor het aankondigen van lokale (culturele) evenementen.

Maximaal 250 locaties zijn beschikbaar voor sandwichborden (zie foto 22). Dat zijn kartonnen borden waarop lokale handelsreclame kan worden aangebracht. De aanvragers zijn zelf verantwoordelijk voor het plaatsen en verwijderen. De plaatsen waar sandwichborden mogen worden aangebracht, zijn gefixeerd door aan lichtmasten aangebrachte klembeugels op enige hoogte. De locaties bevinden zich hoofdzakelijk langs de wegen die onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet.

De mogelijkheid van korte of evenementreclame voorziet in een behoefte, beperkt het wild plakken en levert de gemeente geld op.

brugreclame

Onder de Eebrug, de Noorderbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de Verlaatsbrug en de Hermesbrug mag reclame worden aangebracht. Daarvoor is een overeenkomst afgesloten met een plaatselijk reclamebureau. Deze vorm van reclame levert de gemeente geld op.

klokzuilreclame

Op 10 locaties in de stad mag een klokzuil worden geplaatst die mag worden voorzien van (lokale) reclame. Momenteel staan klokzuilen op het Europaplein en het Oostergoplein. Naast het belang van een tijdaanduiding op elke invalsweg, is er sprake van enig financieel voordeel voor de gemeente.

reclame op kolken, tegels, straatmeubilair, speelobjecten, e.d.

Er zijn gemeenten waar tegen een geldelijke vergoeding reclametegels kunnen worden geplaatst of reclame kan worden aangebracht op kolken, straatmeubilair als zitbanken, papierbakken en speelobjecten als baskets op basketbalveldjes.

Leeuwarden heeft alleen kortstondig reclame op prullenbakken gekend in de binnenstad. Verzoeken voor deze vormen van reclame zijn consequent afgewezen.

reclame op toeristische informatieborden

In de binnenstad en het Stationskwartier is een aantal borden geplaatst die zijn voorzien van een binnenstadsplattegrond ten behoeve van toeristen. De borden hebben een hoogte van 180 cm en een breedte van 120 cm. De kosten worden gedekt uit op de borden aangebrachte lokale reclame. Voor de gemeente zitten er geen inkomsten aan vast.

reclame op info-vitrinekasten

Op enkele strategische plaatsen op bedrijfsterreinen zijn informatiekasten geplaatst met daarin een plattegrond van het betreffende bedrijfsterrein. De kosten worden gedekt uit op de borden aangebrachte lokale reclame. Inkomsten voor de gemeente zitten er niet aan vast.

individuele verzoeken

Er komen bij de gemeente regelmatig verzoeken van particulieren binnen op gemeentegrond vaste reclame-objecten (bijvoorbeeld vlaggenmasten) te mogen plaatsen. Meestal is er dan sprake van het ontbreken van een geschikte plek op eigen terrein of omdat een situering op gemeentegrond reclame-strategisch beter is. Het gaat meestal om functiegebonden verzoeken.

Vanuit de meer algemeen benadering, dat openbare ruimte zo weinig mogelijk moet worden belast met objecten die daar geen directe relatie mee hebben en uit een oogpunt van precedentwerking, wordt met dergelijke verzoeken steeds zeer terughoudend omgegaan. Het uitgangspunt is nee, tenzij. Een zwaar wegend argument kan wel gelegen zijn in het oordeel van de deskundigen, dat er sprake is van een aantoonbare opwaardering van de ruimtelijke kwaliteit. Uiteraard mogen daarbij de andere belangen (welstand, verkeersveiligheid, overlast) niet uit het oog worden verloren.

wild plakken

Bij het wild plakken (zie foto’s 7 en 24) is er uiteraard geen sprake van aanvragen bij de gemeente. Op grond van de vrijheid van meningsuiting is de gemeente gehouden gelegenheid te bieden tot het doen van aankondigingen. Daarvoor zijn negen openbare aanplakborden in de stad geplaatst. Daarnaast worden echter vooral in de binnenstad, maar ook nabij belangrijke kruispunten en plekken waar veel mensen voorbij komen, allerlei objecten in de openbare ruimte als regelkasten, glasbakken, e.d. gebruikt als openbare plakplaats voor affiches van aankondigingen van allerlei aard. Datzelfde geldt voor schuttingen, leegstaande panden en gevels van particulieren. Al met al geeft dat een rommelig beeld en is dat een doorn in het oog van menig stadsbezoeker.

In 1998 is een proefproject gestart om meer greep te krijgen op de uitwassen van het wild plakken, met als uiteindelijk doel met name de binnenstad, maar ook andere kwetsbare plekken zo veel mogelijk te vrijwaren van ongewenste plakkerij. Dat kan o.a. door het aantal openbare aanplakplaatsen enigszins uit te breiden en een beperkt aantal specifieke objecten als regelkasten bij verkeerslichteninstallaties voor dat doel aan te wijzen. In hoofdstuk 21 HANDHAVINGSASPECTEN EN REGELGEVING wordt nader ingegaan op het wild plakken.

9.3 Buitenreclame op particulier terrein

Ook particuliere terreinen zijn voor buitenreclame-uitingen soms zeer gewild in verband met de aantrekkelijke ligging en de daarmee samenhangende opbrengsten, niet in de laatste plaats voor de eigenaar van het terrein. Daarbij moet met name worden gedacht aan uitingen die daar kennelijk uitsluitend zijn of worden geplaatst met de bedoeling vanaf de openbare weg gezien te worden en die geen relatie hebben met de op dat terrein uitgeoefende functies). Meestal gaat het om landelijke reclame volgens de bekende posterformaten van andere reclame-exploitanten dan waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten voor het voeren van reclame op gemeentegrond.

Voorkomen moet worden, dat dergelijke objecten naast de reeds op gemeentegrond geplaatste objecten leiden tot een negatieve benvloeding en beleving van het ruimtelijke beeld. Daarom wordt met name vanuit de stedenbouwkundig-ruimtelijke optiek geen ruimte geboden voor soortgelijke objecten (billboards, vitrines, mupi's, abri's) op particulier terrein. Dat neemt niet weg, dat andere vormen van buitenreclame denkbaar zijn op particulier terrein, zoals functiegebonden reclame, reclamevlaggen, reclamemasten. Een en ander is uiteraard afhankelijk van de plaatsingsmogelijkheden in de nog te bespreken gebieden, zones en locaties.

9.4 Richtlijnen voor buitenreclame

In de beoordeling van locaties voor nieuwe, nog te plaatsen of te vervangen objecten zullen dan ook steeds de reeds aanwezige objecten en hun invloed op de omgeving moeten worden betrokken. Dat betekent tevens, dat er moet worden gestreefd naar een hogere beeldkwaliteit, bijvoorbeeld door vermindering van het aantal en een betere spreiding van buitenreclame-objecten, al dan niet op gemeentegrond.

De reclamedragers en uitingen worden voortdurend aangepast aan de eisen van de tijd. De verschijningsvormen en de wijze waarop de reclameboodschappen worden gebracht, worden indringender. Met andere woorden: de invloed op de omgeving wordt groter. Dat betekent, dat ook vanuit die optiek zorgvuldig moet worden gekeken naar de plaatsingsmogelijkheden.

Ook reclamemakers zijn (soms) gebaat bij een kleiner aantal, hoogwaardige, reclame-strategisch en kwalitatief ruimtelijk, esthetisch en verkeerstechnisch optimaal gesitueerde reclame-objecten. Doordachte reclame op een doordachte plek heeft een maximale werking. Door beperking van het aantal locaties en objecten en een betere spreiding vallen de wel aanwezige objecten beter op en is bovendien een hogere prijs te bedingen. De vernieuwing in de objecten maakt het mogelijk op n locatie meer reclames te laten zien, door het periodiek wisselen van de beelden.

Over en weer komen verschillende reclame-uitingen het best tot hun recht als zij elkaar niet te zeer beïnvloeden. Grootschalige uitingen zijn daarbij maatgevend. Uiteraard geldt voor bestaande afwijkende situaties een overgangsperiode.

Voorkomen moet worden, dat achterkanten van grootschalige reclame-objecten in het zich blijven. Het is beter ook aan die kant reclame aan te brengen, dan tegen een donkere kale achterkant aan te kijken die soms ook nog weer uitnodigt tot wild plakken. Dit geldt met name voor objecten die min of meer haaks op de rij-en/of loop- en dus kijkrichting zijn geplaatst.

Om te komen tot het optimaliseren van de buitenreclame-uitingen op gemeentegrond, op particulier terrein en via wild plakken, zijn samengevat de volgende richtlijnen geformuleerd.

RICHTLIJNEN:

1. De locaties voor de diverse vormen van buitenreclame op gemeentegrond moeten op elkaar worden afgestemd in de volgorde van schaal en maat;

2. Buitenreclame op particulier terrein moet worden afgestemd op die op de openbare weg;

3.Het maximale aantal locaties wordt per vorm van buitenreclame op gemeentegrond vastgelegd;

Het streven is gericht op een zo klein mogelijk aantal locaties per vorm van buitenreclame op gemeentegrond;

  • 4.

    Voldaan moet worden aan de eisen van verkeersveiligheid;

  • 5.

    De objecten moeten aan redelijke kwaliteitseisen voldoen;

  • 6.

    De situering en de effectiviteit moeten zo optimaal mogelijk zijn, ook uit een oogpunt van reclamevoering;

  • 7.

    Voorkomen moet worden, dat kale achterzijden van objecten (mee) het (uit)zicht bepalen.

  • 8.

    Individuele verzoeken voor het plaatsen van reclame-objecten op gemeentegrond worden in principe niet gehonoreerd, tenzij er volgens de deskundigen sprake is van een opwaardering van de ruimtelijke kwaliteit, waarbij de andere belangen niet worden geschaad.

  • 9.

    De mogelijkheden van wild plakken worden beperkt tot openbare aanplakborden en een aantal specifieke objecten als regelkasten bij verkeerslichteninstallaties;

  • 10.

    Op particulier terrein wordt geen ruimte geboden voor soortgelijke reclamevormen als waarvoor overeenkomsten zijn afgesloten voor plaatsing op gemeentegrond.

Niet onbelangrijk aspect aan buitenreclame op gemeentegrond is de verwerving van inkomsten. Op deze plaats wordt volstaan met de constatering, dat aanscherping van het buitenreclamebeleid kan leiden tot inkomstenderving. Door het aanbieden van uitgekiende locaties en een grotere mate van exclusiviteit, moet het mogelijk zijn het verlies aan inkomsten te beperken, dan wel op een gelijk niveau te houden. Daarop wordt in hoofdstuk 22 ENKELE FINANCIËLE ASPECTEN nader ingegaan.

10 RECLAME IN WAARDEVOLLE GE BIEDEN

In dit onderdeel komt aan de orde de relatie tussen reclame en de waardevolle gebieden en panden in de stad. Onderscheiden zijn:

  • -

    beschermd stadsgezicht;

  • -

    monumenten binnen het beschermd stadsgezicht;

  • -

    monumenten buiten het beschermd stadsgezicht;

  • -

    moderne monumenten en waardevolle gebieden;

  • -

    gebieden direct grenzend aan het beschermd stadsgezicht.

10.1 Beschermd stadsgezicht; monumenten binnen het be schermd stadsgezicht

De binnenstad van Leeuwarden is sinds 11 maart 1983 beschermd stadsgezicht. Bij het bepalen van de grenzen van het stadsgezicht is in hoofdzaak uitgegaan van het middeleeuwse en tot in de eerste helft van de 17-de eeuw ontwikkelde patroon van straten en grachten in combinatie met de bewaard gebleven vestingwerken en van de aan de buitenzijde gelegen 19-de eeuwse grachtenwanden aan de zuid- en oostkant (zie kaart 1).

Doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met historische ontwikkelingen samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaar belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. Met andere woorden: de ontwikkelingen binnen het gebied moeten recht doen aan die kwaliteiten, daar gebruik van maken en daar op voort bouwen.

Binnen het stadsgezicht zijn de belangen waarop de bescherming is gericht, niet overal gelijk. Bij de aanwijzing is een indeling in zones gevolgd:

zone A De gebieden van belang vanwege het patroon van straten en waterlopen in samenhang met de profilering en inrichting van de openbare ruimte en de afmetingen en vormgeving van de bebouwing, waaronder vele concentraties van monumenten.

zone B De gebieden van belang vanwege het patroon van straten en waterlopen in samenhang met de profilering en inrichting van openbare ruimte en de afmetingen van de bebouwing, waaronder concentraties van monumenten;

zone C De gebieden van belang vanwege het patroon van straten en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing.

gevelreclame

Het huidige beleid voor gevelreclame wordt voor een belangrijk deel bepaald door het oordeel van Hûs en Hiem en - waar het een rijksmonument betreft - door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. In algemene zin is Hûs en Hiem de volgende meningen over reclame, ook in de vorm van vlaggen, markiezen, zonneschermen of rolluiken, in de binnenstad toegedaan:

  • -

    terughoudend zijn met afmetingen;

  • -

    terughoudend zijn in aantal;

  • -

    grote aandacht voor plaatsing en vormgeving

  • -

    losse letters zijn in de regel beter inpasbaar dan bakken of borden.

Meer specifiek heeft het oordeel van Hûs en Hiem vorm gekregen door uitspraken in recente gevallen waarbij een negatief advies is uitgebracht over het aanbrengen van gevelreclame in het beschermd stadsgezicht. Daarbij valt het volgende op in de houding:

  • -

    niet overheersen van gebouw of gevel;

  • -

    zeer terughoudend bij c.q. stadsbeeld vrijwaren van dakreclame (zie foto 11);

  • -

    niet overheersen van straatbeeld;

  • -

    respect nodig voor gevels van markante gebouwen;

  • -

    zeer terughoudend bij reclame op verdiepingen;

  • -

    maatverhoudingen in acht nemen;

buitenreclame

Het huidige buitenreclamebeleid gaf voor de binnenstad binnen de grachten tot voor kort de volgende aanwijzingen:

  • -

    Geen andere dan lokale reclame boven, aan, op of in gemeentegrond;

  • -

    Wel landelijke reclame op de grote parkeerterreinen;

  • -

    Het reclame-element mag hoogstens een bescheiden toevoeging zijn;

  • -

    Het plaatsen van losse reclameborden op trottoirs moet in bepaalde straten worden beperkt tot bepaalde zones.

De regeling voor uitstallingen en losse reclameborden bij winkels gaat grotendeels voorbij aan esthetische en ruimtelijke aspecten, voortvloeiend uit de kenmerken van het stadsgezicht. De regeling houdt een aanscherping in van het beleid ter zake en draagt zonder meer bij aan een verbetering van de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte, omdat de overdaad wordt aangepakt en de uitstallingen en borden alleen in bepaalde stroken bij de gevels mogen staan. De relatie met de esthetische en ruimtelijke aspecten wordt in dit hoofdstuk gelegd.

In het belang van de ruimtelijke en esthetische kwaliteit binnen het beschermd stadsgezicht dient buitenreclame zoveel mogelijk te worden geweerd. Dat houdt o.a. in, dat er in principe geen ruimte is voor billboards, vitrines, mupi's, lichtmastreclame, losse reclameborden bij winkels, korte of evenementreclame, reclame in abri's, reclame op terrassen, schotten, schermen, parasols, e.d., voor reclamevlaggen, reclame onder bruggen en politieke reclame in de zones A en B en slechts in beperkte mate in zone C.

De uitzonderingen staan in de uitwerking vermeld.

Overigens is bij alle na 1 januari 1997 door de gemeente aangegane overeenkomsten met derden voor buitenreclame hierop reeds ingespeeld.

onderscheid in zones

Het doel het karakter van de Leeuwarder binnenstad als beschermd stadsgezicht optimaal tot zijn recht te laten komen, houdt met name voor de zones A en B een verregaande beperking in van de mogelijkheden om reclame te maken. Dit wensbeeld wijkt op veel plaatsen meer of minder sterk af van de feitelijke situatie. Dat is vooral het geval in het winkelgebied. Daar is de behoefte om reclame te maken het grootst, maar is tegelijkertijd ook sprake van het meest kwetsbare gebied uit een oogpunt van stedenschoon. Ook daar is de gewenste beeldkwaliteit beoordeeld vanuit de te beschermen waarden uitgangspunt bij het antwoord op de vraag welke mogelijkheden daar voor reclame zijn. Hooguit is het in het hoofdwinkelcentrum mogelijk iets grotere reclameborden haaks op de gevel te plaatsen in straten die breder zijn dan vijf meter. De foto’s 1, 5, 6, 10, 11, 12, 13, 14, 27 en 28 zijn gemaakt in het beschermd stadsgezicht. De voorbeelden variëren van ongewenst (1, 5, 6, 11 en 13), via op de goede weg (12 en 27) tot in overeenstemming met het wensbeeld (10, 14 en 28).

Een onderscheid is gemaakt voor het zuidelijke deel van zone C waar niet of nauwelijks monumentale panden staan en de waarden gezien vanuit het stadsgezicht een minder vergaande bescherming nodig hebben. Hier staan ook grootschaliger gebouwen met een dienstverlenende functie.

Onder het hoofdwinkelgebied wordt in het kader van deze nota verstaan: Nieuwestad NZ + ZZ, Wirdumerdijk, Ruiterskwartier, winkelcentrum Zaailand, Oude Lombardsteeg, Doelesteeg, Naauw, Peperstraat, Kelders, Over de Kelders, Groentemarkt, Sint Jacobsstraat en Voorstreek zie kaart 1). Waar in de uitwerking sprake is van het zuidelijke deel van zone C, wordt bedoeld het gebied ten zuiden van de Nieuwestad tussen de prins Hendrikstraat en de Beursbrug.

verwerkelijking

De verwerkelijking van de doelstellingen binnen met name het beschermd stadsgezicht is, zoals hiervoor betoogd, een verre van eenvoudige zaak. Een zorgvuldig overleg met belanghebbenden is noodzakelijk om tot draagvlak te komen. Het gaat er daarbij niet alleen om, duidelijk te maken, dat nieuwe verzoeken in het vervolg uitsluitend worden gehonoreerd als ze voldoen aan de nieuwe regels, maar vooral ook om bestaande reclame binnen een afzienbare periode - gedacht kan worden aan een periode van vijf jaar - in overeenstemming te brengen met het wensbeeld. Daarbij kan een gericht beleid door het verstrekken van een stimuleringspremie een rol spelen. Steden als Groningen, Amsterdam en Leiden hebben daar inmiddels ervaring mee opgedaan. Zo kunnen ondernemers in Amsterdam, die ontsierende reclame willen vervangen door reclame-uitingen die voldoen aan de daar geldende nieuwe richtlijnen, tijdelijk subsidie krijgen. Onder bepaalde voorwaarden betaalt de gemeente dan de restwaarde van reclameborden die worden weggehaald.

Een soortgelijk stelsel wordt ook voor de Leeuwarder binnenstad bepleit. Daarvoor dient een stimuleringsregeling in het leven te worden geroepen. Daarvoor moeten de middelen beschikbaar komen vanuit het project Binnenstad NieuweStad.

Daarnaast wordt gedacht aan het instellen van een jaarlijkse prijs ("Sinkelprijs") voor het opknappen van de gehele gevel (pui + reclame). De uitwerking van een en ander in concrete voorstellen dient plaats te vinden binnen het kader van het project Binnenstad NieuweStad.

Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad en het gevelbeeld heeft zowel betrekking op zaken als bestrating, meubilair, terrassen en puien als op reclame. Ook op dat vlak is een integrale benadering en uitvoering noodzakelijk.

Het optimaal tot zijn recht laten komen van de Leeuwarder binnenstad als beschermd stadsgezicht, leidt ertoe, dat bij de beoordeling van aanvragen voor reclame de adviezen van de deskundigen bij uitstek, Hûs en Hiem en Monumentenzorg van doorslaggevende betekenis moeten zijn. In de praktijk betekent dat, dat burgemeester en wethouders deze adviezen volgen, tenzij er zwaarwegende andere argumenten zijn daarvan af te wijken. Uiteraard blijven de mogelijkheden van bezwaar en beroep overeind.

Voorstel 2 Voorgesteld wordt een stimuleringsregeling in het leven te roepen om ontsierende reclame te vervangen door reclame die aan de eisen voldoet en een jaarlijkse prijs voor het opknappen van de gehele gevel (pui + reclame) in te stellen. Een en ander wordt nader uitgewerkt en bekostigd vanuit het project Binnenstad NieuweStad.

Geredeneerd vanuit het belang van het beschermd stadsgezicht van de binnenstad en de daarbinnen aanwezige monumenten, worden de volgende specifieke richtlijnen gehanteerd:

RICHTLIJNEN:

1. De mogelijkheden van buiten- en gevelreclame worden primair bepaald door de mate van bescherming van de kenmerken van het stadsgezicht en de individuele panden;

2. In de bestaande architectuur aanwezige specifieke mogelijkhe den voor het aanbrengen van reclame zijn in eerste instantie de aange wezen plekken daarvoor;

3. Burgemeester en wethouders volgen daarbij in principe het advies van Hûs en Hiem en Monumentenzorg;

UITWERKING GEVELRECLAME:

a. Reclamevlaggen aan gevels worden niet of zo weinig mogelijk toegepast en kunnen alleen dienen als alternatief voor een uithangbord;

b. Reclame op markiezen en rolluiken mag van niet meer dan zeer onderge schikte betekenis zijn en niet meer dan 10% van de opper vlakte per element in beslag nemen en wordt bij zonne schermen bij voorkeur aangebracht op de volant;

c. Reclames mogen niet doorlopen over meer dan één pand, hebben een maximale lengte van 75% van de gevelbreedte en een hoogte van maxim aal 60 cm, mits (in beide situaties) geen afbreuk wordt gedaan aan de bestaande geveldifferentia tie en parcellering;

d. Reclamebakken en -borden en haaks op de gevel staande recla me-uitingen mogen niet boven de onderkant van de vensters van de eerste verdieping hangen;

e. Geen dakreclame of reclame in goten;

f. Bij voorkeur geen lichtreclame; indien daar wel voor wordt gekozen, dan losse neonletters toepassen; geen bakken of borden;

g. Maximaal één reclame plat op de voorgevel in de vorm van een los op de gevel aange brachte horizontale belettering of een aaneen gesloten schrijf letter;

h. Haaks op de gevel mag per pand één reclame worden aangebracht, met een maxi mum formaat van 50x50 cm, een maximale uitsteek van 50 cm en een maximale dikte van 5 cm;

In afwijking hiervan mag in het hoofdwinkelgebied in straten breder dan vijf meter, per pand haaks op de gevel één (licht)reclame worden aan gebracht, met een maximum formaat van 100x100 cm, een maximale uitsteek (inclusief constructie) van 100 cm en een maximale dikte van 10 cm;

zone C, ten zuiden van de Nieuwestad (tussen Prins Hendrikstraat en Beursbrug)

i. Geen dakreclame, tenzij bij grote vrijstaande gebouwen geen monument zijnde, waarin een specifieke functie is onder gebracht of waarbij sprake is van een eigen naam van het gebouw, met een maximale hoogte van 1.00 meter;

j. Bij voorkeur geen bakken of platte borden en bij lichtreclame losse neonletters;

k. Maximaal één reclame plat op de voorgevel in de vorm van een los op de gevel aange brachte horizontale belettering of een aaneen gesloten schrijf letter;

l. Haaks op de gevel mag per pand één (licht)reclame worden aan gebracht, met een maximum formaat van 100x100 cm, een maximale uitsteek (inclusief constructie) van 100 cm en een maximale dikte van 15 cm bij straten breder dan vijf meter;

Bij een straat smaller dan vijf meter bedraagt de maximale uitsteekmaat eveneens maximaal 50 cm;

UITWERKING BUITENRECLAME:

  • a.

    Geen buitenreclame in de zones A en B, met uitzondering van:

    • -

      Bij de branche horende reclame op windschermen bij terrassen tot een maximale oppervlakte van 10% van het gesloten deel, niet zijnde glas;

  • b.

    Geen losse reclameborden in de zones A en B, tenzij uit de inrichtingsplannen voor de binnenstad blijkt, dat ruimte voor uitstallingen kan worden benut;

  • c.

    Geen buitenreclame in zone C, met uitzondering van:

    • -

      lichtmastreclame in het zuidelijke deel;

    • -

      reclamezuilen (mupi's), bij voorkeur aan één zijde voorzien van een stadsplattegrond;

    • -

      reclame in abri’s, bij voorkeur aan één zijde voorzien van een stadsplattegrond;

    • -

      maximaal 17 locaties voor korte of evenementreclame met aankondigingen van culturele activiteiten;

    • -

      maximaal zes objecten voor wildplakken;

    • -

      reclame op windschermen bij terrassen tot een maximale oppervlakte van 10% van het gesloten deel;

    • -

      ideële reclame via stilstaande voertuigen voor een beperkte tijd.

10.2 Monumenten buiten het beschermd stadsgezicht

Ook buiten het beschermd stadsgezicht telt Leeuwarden monumenten. Het betreft hoofdzakelijk verspreid liggende panden in de stad, de dorpen en het buitengebied.

Afhankelijk van de kenmerken die met name aan de buitenkant de monumentaliteit bepalen, dient (zeer) terughoudend te worden omgegaan met reclame op of direct grenzend aan deze panden. Dat wil zeggen, dat de uitingen ondergeschikt moeten zijn aan de kenmerken die de panden zo waardevol maken. Van geval tot geval zal moeten worden afgewogen welke vorm van reclame toelaatbaar is qua schaal, maat, vorm en uitvoering. De adviezen van de monumentendeskundige, de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en Hûs en Hiem spelen daarbij een doorslaggevende rol.

RICHTLIJNEN:

1. Reclame-uitingen mogen geen afbreuk doen aan de kenmerken die monumentale panden waardevol maken;

2. Burgemeester en wethouders volgen in die gevallen in principe het advies van Hûs en Hiem en Monumentenzorg.

10.3 Waardevolle jongere bouwkunst en waardevolle gebieden

Het resultaat van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) biedt inzicht in de ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de dorpen in de periode tussen het midden van de negentiende eeuw en de Tweede Wereldoorlog. Daarmee is inzicht verkregen in de aanwezigheid van waardevolle jongere bouwkunst en stedenbouw. De inventarisatie omvat tal van gebouwen in en buiten de stad en - buiten het beschermd stadsgezicht van de binnenstad vier gebieden met

bijzondere waarden. Dat zijn:

  • -

    Nieuwekanaal met aanliggende wijken;

  • -

    Transvaalwijk e.o.;

  • -

    Hollanderwijk;

  • -

    Westerparkwijk en een deel van Vogelbuurt.

Voor al deze gebieden en panden geldt, dat eveneens (zeer) terughoudend moet worden omgegaan met gevelreclame en buitenreclame. Dat wil zeggen, dat de uitingen ondergeschikt

moeten zijn aan, c.q. geen afbreuk mogen doen aan de kenmerken die de panden of gebieden zo waardevol maken.

Eventueel kan het noodzakelijk zijn de reclame-uitingen aan de gevel te beperken tot losse letters in het vlak van de gevel, al dan niet in combinatie met kleine (licht)reclames haaks op de gevel. In deze gebieden moet een extra gewicht worden toegekend aan de gemotiveerde adviezen van de deskundigen.

RICHTLIJNEN:

1. Reclame-uitingen mogen geen afbreuk doen aan de kenmerken die de panden of gebieden zo waardevol maken;

2. Burgemeester en wethouders volgen in voorkomende gevallen in principe het advies van Hûs en Hiem en Monumentenzorg.

10.4 Gebieden direct grenzend aan het beschermd stadsgezicht

Speciale aandacht vraagt de zone direct grenzend aan het beschermd stadsgezicht van de binnenstad. Het doel van het stellen van extra beperkingen in deze zone is uitsluitend gelegen in het voorkomen, dat de uitingen afbreuk doen aan het karakter van het stadsgezicht, bijvoorbeeld door een negatieve beïnvloeding van het bebouwingsbeeld, een zichtlijn of van de skyline. Ook moet worden voorkomen, dat direct buiten het beschermd stadsgezicht opeens van alles mogelijk is, terwijl er sprake is van continuteit in beeld en ruimte. Het Vliet, dat tegen de binnenstad aan nog in het beschermd stadsgezicht ligt, maar meer naar het oosten niet meer, is daarvan zo'n voorbeeld. Een ander voorbeeld is de route van het station via de Prins Hendrikstraat. Ook in deze gebieden moet een extra gewicht worden toegekend aan de gemotiveerde adviezen van de deskundigen ter zake.

RICHTLIJNEN:

  • 1.

    Reclame-uitingen in aangrenzende gebieden mogen geen af breuk doen aan het karakter van het stadsgezicht;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders laten in voorkomende gevallen het oordeel van Hûs

    en Hiem extra zwaar wegen.

11 RECLAME IN BIJZONDERE GEBIEDEN

In dit onderdeel wordt aandacht besteed aan de volgende bijzondere gebieden:

  • -

    dynamische zones;

  • -

    locaties met een grootschalige functie;

  • -

    kantorenzone;

  • -

    Europaplein;

Reclame kan mee uitdrukking geven aan de dynamiek van bepaalde ruimtelijke en functionele brandpunten van activiteiten. Dat kunnen wegen, plekken of pleinen zijn, waar veel verkeer langs komt en waaraan stedelijk hoogwaardige voorzieningen in aansprekende gebouwen zijn gevestigd of zijn voorzien of zones met hoogwaardige voorzieningen met een meer dan lokale uitstraling. Hoe meer een bepaald gebied van deze kenmerken bezit, hoe dynamischer het karakter. En hoe dynamischer het karakter des te ruimer de mogelijkheden voor het aanbrengen van reclame.

11.1 Dynamische zones

In de gemeentelijke structuurvisie "Leeuwarden, open stad" is een aantal boven-regionale oriëntatiepunten en regionale/stedelijke pleinen aangegeven die kunnen worden aangemerkt als dynamische zones of daartoe uit kunnen groeien.

Het betreft:

  • -

    Frisian Expo Center (FEC) en directe omgeving - zone rond agroplein/minirotonde (zie foto 15);

  • -

    Vrijheidsplein/aansluiting Groningerstraatweg - Gerbrandyweg zuidzijde;

  • -

    Oostergoplein tot aansluiting Oostergoweg;

  • -

    Winkelcentrum "De Centrale" aan de Archipelweg.

Op middellange tot lange termijn kunnen daar wellicht aan worden toegevoegd:

  • -

    Werpsterhoek (middellange tot lange termijn);

  • -

    Westergozone - aansluiting Harlingerstraatweg (middellange termijn).

De volgende regionale entrees/stedelijke pleinen kunnen vanwege hun karakter niet worden betiteld als dynamische zone:

  • -

    Valeriusplein;

  • -

    Drachtsterplein;

  • -

    entree vanaf Bolsward via bedrijventerrein West;

  • -

    aansluiting Aldlânsdyk - Vondelingweg.

In de dynamische zones is naast de gebruikelijke functiegebonden reclame ook algemene reclame toelaatbaar aan of op de gebouwen (dakreclame), mits:

  • -

    de ruimtelijke omgeving dit aanvaardbaar maakt;

  • -

    het naamsaanduidingen betreft op grote, in de regel vrijstaande gebouwen (hotels, kantoor- en bedrijfsgebouwen);

  • -

    de reclame een eigen karakter en een aantoonbare meerwaarde heeft;

  • -

    de reclame past bij het gebouw.

De voorkeur bij dakreclame gaat nadrukkelijk uit naar een losse, open belettering en naar open beeldmerken, e.d. in plaats van gesloten lichtbakken.

Zoals in hoofdstuk 8 BIJZONDERE RECLAMEVORMEN reeds uiteen is gezet, is per dynamische zone een meervlakse reclamemast toegestaan. De hoogte daarvan mag maximaal 6.00 meter bedragen. De mast mag worden voorzien van roterende reclame en moet zijn gelegen aan een weg die deel uitmaakt van het hoofdwegennet van Leeuwarden.

RICHTLIJN:

1.Dynamische zones lenen zich gelet op hun karakter voor ruimere mogelijkheden voor het aanbrengen van lokale en bovenlokale reclame;

UITWERKING:

  • a.

    De volgende dynamische zones kunnen worden onderscheiden:

    • -

      Frisian Expo Center (FEC) en directe omgeving – zone rond agroplein /minirotonde;

    • -

      Vrijheidsplein/aansluiting Groningerstraatweg - Gerbrand yweg zuidzijde;

    • -

      Oostergoplein tot aansluiting Oostergoweg;

    • -

      Winkelcentrum "De Centrale" aan de Archipelweg;

b. Per dynamische zone is één reclamemast toegestaan met geen grotere hoogte dan 6.00 meter.

  • c.

    Een reclamemast moet zijn gelegen aan een weg die onderdeel uitmaakt van het hoofdwegennet van Leeuwarden;

  • d.

    Algemene en dakreclame is toelaatbaar, op voorwaarde, dat:

    - de ruimtelijke omgeving dit aanvaardbaar maakt;

    - het naamsaanduidingen betreft op grote, in de regel vrijstaan de gebouwen (hotels, kantoor- en bedrijfsgebouwen);

    - de reclame een eigen karakter en een aantoonbare meerwaarde heeft;

    • -

      de reclame past bij het gebouw;

e. Vanuit de kenmerken van de zones geredeneerd, is in principe elke vorm van buitenreclame mogelijk.

11.2 Locaties met een grootschalige functie

Leeuwarden kent een aantal locaties met grootschalige functies al dan niet commercieel van aard, waar eveneens een zekere dynamiek vanuit gaat of waar bijvoorbeeld de herkenbaarheid van de entree vraagt om ruimere uitdrukkingsmiddelen. Het gaat daarbij in het huidige Leeuwarden om:

  • -

    Medisch Centrum Leeuwarden aan de Aldlânsdyk;

  • -

    Noordelijke Hogeschool aan de Dammelaan;

  • -

    Christelijke Hogeschool Noord Nederland;

  • -

    Agrarisch Onderwijs Centrum aan de Aldlânsdyk;

  • -

    Miro Centre aan de Drachtsterweg;

  • -

    vliegbasis Leeuwarden aan de Troelstraweg.

Niet in aanmerking komen o.a. de volgende locaties:

  • -

    winkelcentrum Bilgaard;

  • -

    Cambuurstadion/Cambuurplein.

In de komende jaren kunnen nieuwe locaties ontstaan, zoals:

  • -

    Friesland College aan de Julianalaan;

  • -

    sportboulevard Kalverdijkje.

Voor al deze locaties geldt in principe hetzelfde als hiervoor is aangegeven voor de dynamische zones. Er is echter één beperking. Het gaat op deze locaties uitsluitend om functiegebonden reclame en aanduidingen.

RICHTLIJN:

1.Locaties met een grootschalige functie lenen zich gelet op hun karakter voor ruimere mogelijkheden voor het aanbrengen van functiegebonden reclame;

UITWERKING:

  • a.

    De volgende locaties met een grootschalige functie kunnen worden onderscheiden:

    • -

      Medisch Centrum Leeuwarden aan de Aldlânsdyk;

    • -

      Noordelijke Hogeschool aan de Dammelaan;

    • -

      Christelijke Hogeschool Noord Nederland;

    • -

      Agrarisch Onderwijs Centrum aan de Aldânsdyk;

    • -

      Miro Centre aan de Drachtsterweg;

    • -

      vliegbasis Leeuwarden aan de Troelstraweg.

  • b.

    Per locatie is één reclamemast toegestaan met geen grotere hoogte dan 6.00 meter.

  • c.

    Een reclamemast moet zijn gelegen aan een weg die onderdeel uitmaakt van het hoofdwegennet van Leeuwarden;

  • d.

    Dakreclame is toelaatbaar, op voorwaarde, dat:

    • -

      de ruimtelijke omgeving dit aanvaardbaar maakt;

    • -

      het naamsaanduidingen betreft op grote, in de regel vrijstaande gebouwen (hotels, kantoor- en bedrijfsgebouwen);

    • -

      de reclame een eigen karakter en een aantoonbare meerwaarde heeft;

    • -

      de reclame past bij het gebouw;

  • e.

    Vanuit de kenmerken van de locaties geredeneerd, is in principe elke vorm van buitenreclame mogelijk.

11.3 Kantorenzone

Een bijzondere zone in de stad is de kantorenzone Tesselschadestraat - Sophialaan - Stationsweg - Oostergoweg - Aldlânsdyk. In deze zone is ruimte voor lokale, al dan niet functiegebonden reclame. Ook hier is naast gevelreclame in principe dakreclame toegestaan, mits:

  • -

    de ruimtelijke omgeving dit aanvaardbaar maakt;

  • -

    het naamsaanduidingen betreft op grote, in de regel vrijstaande gebouwen (hotels, kantoor- en bedrijfsgebouwen);

  • -

    de reclame een eigen karakter en een aantoonbare meerwaarde heeft;

  • -

    de reclame past bij het gebouw.

De voorkeur bij dakreclame gaat ook in deze zone nadrukkelijk uit naar een losse, open belettering en naar open beeldmerken, e.d. in plaats van gesloten lichtbakken.

Toepassing daarvan zal uiteraard steeds weer in overeenstemming met de aard, de schaal en de maat van de bebouwing moeten zijn. Bovendien mag de verkeersveiligheid niet in het geding zijn en mogen omwonenden er geen last van hebben. Ook moet in het Stationskwartier rekening worden gehouden met de bijzondere bescherming vanuit het aangrenzende beschermde stadsgezicht van de binnenstad.

In deze zone zijn reclamevlaggen op gebouwen in combinatie met dakreclame niet toegestaan. Zo wie zo moet zeer terughoudend worden omgegaan met reclamevlaggen op of aan gebouwen. Vlaggen kunnen alleen dienen als alternatief voor vaste reclame-objecten op of aan de gevel of op het terrein. Het is dus geen kwestie van én vaste reclame-uitingen én reclamevlaggen. Reclamemasten zijn in de kantorenzone niet toegestaan. In hoofdstuk 8 BIJZONDERE RECLAMEVORMEN, is hierop al op gewezen.

In het kader van vorenstaande is een roterende reclame op een blinde gevel van een pand op de hoek van de Oostergoweg en het Zuiderplein op zichzelf passend, evenals een roterende reclame op een pand op de hoek van de Oostergoweg en de Borniastraat. Reclamemasten zoals bij de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden aan zowel de Tesselschadestraat als het Fonteinland voldoen bijvoorbeeld niet aan deze criteria.

RICHTLIJN:

1.De kantorenzone leent zich gelet op haar karakter voor ruimere mogelijkheden voor het aanbrengen van lokale en bovenlokale reclame;

UITWERKING:

  • a.

    De volgende kantorenzone kan worden onderscheiden: Tesselschadestraat - Sophialaan - Stationsweg - Oostergoweg - Aldlânsdyk;

  • b.

    Dakreclame is toelaatbaar, op voorwaarde, dat:

    • -

      de ruimtelijke omgeving dit aanvaardbaar maakt;

    • -

      het naamsaanduidingen betreft op grote, in de regel vrijstaan de gebouwen (hotels, kantoor- en bedrijfsge bouwen);

    • -

      de reclame een eigen karakter en een aantoonbare meerwaarde heeft;

    • -

      de reclame past bij het gebouw;

c. Geen reclamevlaggen en dakreclame gelijktijdig op gebouwen;

d. Reclamevlaggen kunnen alleen dienen als alternatief voor vaste reclame;

e.Geen reclamemasten.

11.4 Europaplein

Een uniek plein in de stad is het Europaplein (zie foto 16). Het plein heeft door zijn ruimtelijke vormgeving en bebouwing en de aanwezigheid van de fontein een heel eigen karakter. Er komen bovendien vier hoofdverkeerswegen samen, waaronder de westelijke invalsweg. Functioneel overheerst de woonfunctie. Alleen van de "Kats"flat en het Eurohotel gaat enige dynamiek uit. Al jaren lang zijn (woon)gebouwen aan dit plein voorzien van dakreclame. Die zijn voor een deel op het plein zelf gericht, maar voor een deel ook om gezien te worden van buiten de stad.

Gelet op het bijzondere karakter van het plein, is reclame op de gebouwen toelaatbaar, mits:

  • -

    er sprake is van één uiting per gebouw;

  • -

    de reclame een eigen karakter en een aantoonbare meerwaarde heeft en bij voorkeur uit een open, losse belettering of beeldmerk bestaat (grafische vormgeving);

  • -

    de reclame past bij het gebouw;

  • -

    de reclame gericht is op het plein;

  • -

    de reclame geen overlast voor het wonen oplevert;

  • -

    er sprake is van een ingetogen en evenwichtige uitstraling, ook ten opzichte van andere reclame-uitingen in de directe omgeving.

Voorkomen moet worden, dat de economische en commerciële belangen op dit soort van kwetsbare plaatsen overheersen. Met name de visueel-esthetische kwaliteit is bepalend voor het visueel welzijn in de gebouwde omgeving. Juist dat aspect speelt bij het Europaplein een belangrijke rol. Het zonder meer toestaan van welke reclame-uiting dan ook, kan gemakkelijk leiden tot een verstoring van het evenwicht, tot een vervlakking die voorbij gaat aan het respect voor architectuur en omgeving. Daarom ook zal bij de toelaatbaarheid van reclame een belangrijk gewicht moeten worden toegekend aan het gefundeerde oordeel van de ter zake kundigen (Hûs en Hiem).

In het kader van vorenstaande, is begin 1997 bij wijze van experiment vergunning verleend voor een roterende reclame op één van de flats. Het experiment betreft de (esthetische) verschijningsvorm, omdat geen vergelijkbare objecten op hoge gebouwen voorhanden zijn en de wijze van veranderen van de uiting. Met de exploitant is overeengekomen, dat de (lokale) reclame één keer per 24 uur verandert. Uit een evaluatie moet blijken in hoeverre ook op andere flats aan het plein roterende reclame toelaatbaar is.

RICHTLIJN:

1.Het Europaplein leent zich gelet op zijn unieke karakter voor het aanbrengen van dakreclame;

UITWERKING:

a. Er is sprake van één uiting per gebouw;

b. De reclame moet een eigen karakter en een aantoonbare meerwaarde hebben en moet bij voorkeur uit een open, losse belettering of beeldmerk bestaan (grafi sche vormgeving);

c. De reclame moet passen bij het gebouw;

d. De reclame moet zijn gericht op het plein;

e. De reclame mag geen overlast voor het wonen opleveren;

f. Er moet sprake zijn van een ingetogen en evenwichtige uitstraling, ook ten opzichte van andere reclame-uitingen in de directe omgeving.

12 RECLAME IN WOONGEBIE DEN

Reclame-uitingen kunnen gemakkelijk afbreuk doen aan het typische woonhuiskarakter, daar waar sprake is van volledige woonpanden of woongebieden. In gebieden met een overwegende woonfunctie en daar waar het handhaven, c.q. het bevorderen van de woonfunctie voorop staat, moet reclame dan ook zeer terughoudend worden toegepast. In feite is reclame daar niet gewenst. Naamsaanduidingen en logo's van beperkte omvang (bij voorkeur niet langer dan 1.00 meter, niet groter dan 0.50 m2, niet uitstekende gevelreclame en onverlicht) zijn wel toegestaan, met name daar waar sprake is van (commerciële) activiteiten aan huis en afzonderlijke bedrijfspanden.

In de binnenstad is het beleid erop gericht het wonen boven winkels te bevorderen. Het versterken van de woonfunctie is niet gebaat bij overlast door reclame-uitingen (licht, uitzicht). Gevelreclames met name aan de woonlagen zullen al gauw storend werken.

In die delen van de binnenstad waar de woonfunctie overheerst (bijvoorbeeld in het noordelijke deel en de Schoolstraat en omgeving), dient reclame eveneens zoveel mogelijk te worden geweerd, vanwege de verstorende werking. Eventuele verwijzingen naar andere functies dan wonen in deze gebieden moeten daarom van ondergeschikte betekenis blijven.

gemengde gebieden

Ook buiten de binnenstad zijn gebieden met een gemengd karakter, waaronder wonen. Voorbeelden zijn de Schrans, het Vliet, de singels. Ook daar dienen reclames zoveel mogelijk te worden ingepast in de architectuur, niet misstaan in de omgeving en geen afbreuk te doen qua plaats, vorm, aard en omvang aan het aangrenzende woonklimaat.

Ook in de dorpen overheerst de woonfunctie. Voor de dorpen gelden in principe dezelfde richtlijnen als hiervoor aangegeven.

In het licht van vorenstaande past ook buitenreclame maar ten dele in of aan de rand van woongebieden.

Toegestaan zijn:

  • -

    Reclame in abri's aan busroutes;

  • -

    Tijdelijke of evenementreclame langs wijkontsluitingswegen;

  • -

    Niet verlichte wijk-, buurt-, of functiegerichte reclameborden aan lichtmasten aan wijkontsluitingswegen;

  • -

    Mupi's, uitsluitend in combinatie met stadsplattegronden aan wijkontsluitingswegen, bij voorkeur bij de entree van een wijk, of in of nabij winkel centra, zonder dat zij overlast voor het wonen veroorzaken.

dak- of gevelreclame op hoge woongebouwen

Bijzondere aandacht vraagt het groeiend aantal reclame-uitingen op het dak of aan de gevel van hoge woongebouwen, nabij de westelijke, de oostelijke en zuidelijke invalswegen of aan de rondweg. Met name bij eigenaren van deze gebouwen bestaat de behoefte op deze wijze reclame voor zichzelf te maken.

In alle gevallen is sprake van niet functie gebonden reclame-uitingen in of aan de rand van zuivere woongebieden, die erop zijn gericht van grote afstand gezien te worden en die geen enkele functionele relatie hebben met het wonen.Reclamestrategisch zijn het uiteraard zeer goede plekken. Deze uitingen voldoen echter geen van allen aan de richtlijnen voor reclame en wonen. Potentieel zijn er nog zeker 10 hoge flatgebouwen aan te wijzen waarop dergelijke reclame zou kunnen worden aangebracht. Deze reclame-uitingen dienen in principe alleen een economisch en commercieel belang. Zij staan op zich, zijn geen signaal van activiteit (winkelcentrum, attractie, o.i.d.) in de buurt en dragen niet bij aan de visuele beleving van de (architectuur van de) gebouwen en hun omgeving.

Voorgesteld wordt geen nieuwe uitingen toe te staan en de reeds aanwezige op den duur niet te laten vervangen, met uitzondering van die op de flats aan het Europaplein (zie hoofdstuk 11 RECLAME IN BIJZONDERE GEBIEDEN).

RICHTLIJNEN:

1. Zeer terughoudende toepassing van reclame in woongebieden;

2.In gebieden met gemengde functies mogen reclame-uitingen geen afbreuk doen aan het woonklimaat;

UITWERKING:

a. Geen dakreclames; bestaande dakreclames worden niet vervan gen;

b. Naamsaanduidingen en logo's van beperkte omvang zijn toege staan bij (commerciële) activiteiten aan huis en bij afzonderlijke bedrijfs panden;

c. Bij wonen boven winkels mag de reclame zich niet verder uitstrek ken dan tot de onderkant van de vensters van de eerste verdieping boven de winkel;

d. In de specifieke woongebieden in de binnenstad dienen reclame-uitingen zoveel mogelijk te worden geweerd;

e. Aan buitenreclame is toegestaan:

  • -

    reclame in abri's aan busrou tes;

  • -

    tijdelijke of evenementreclame langs wijkontslui tings wegen;

  • -

    niet verlichte wijk-, buurt-, of functiegerichte reclame borden aan licht masten aan wijkontslui tingswegen;

  • -

    mupi's, uitsluitend in combinatie met stadsplat tegron den aan wij kontslui tingswegen, bij voorkeur bij de entree van een wijk, of in of nabij winkel centra, zonder dat zij overlast voor het wonen veroorzaken.

13 RECLAME IN BEDRIJFSGEBIEDEN

Bedrijfsterreinen zijn uit een oogpunt van reclame de minst kwetsbare gebieden.Met name langs de ontsluitingswegen van de bedrijfsterreinen en daar waar sprake is van een ligging nabij drukke wegen, bestaat de neiging tot overdaad door vlaggen, borden, zuilen, gevel- en dakreclames. Voorbeelden daarvan zijn de Marshallweg aan de westkant van de stad (invalsweg vanuit richting Bolsward) en de rand van de Hemrik grenzend aan de Vondelingweg. Er bestaat bovendien een neiging met steeds hogere masten en grotere reclame-uitingen de zichtbaarheid vanaf de wegen te vergroten. Daarmee wordt uiteindelijk het tegendeel bereikt, van wat ook de bedrijven zelf graag willen, namelijk een opwaardering door een meer herkenbare inrichting en een positieve uitstraling. Voor de bestaande bedrijventerreinen kunnen eventueel in overleg met de bedrijfsverenigingen nadere voorwaarden dan in dit onderdeel beschreven, worden overeengekomen. Deze nadere voorwaarden dienen dan tevens als te hanteren criteria bij de beoordeling van aanvragen. Voor de nieuwe bedrijventerreinen kunnen via bestemmingsplanbepalingen en verkoopvoorwaarden van begin af aan nadere eisen worden gesteld.

Op bedrijfsterreinen zijn in principe alle vormen van buitenreclame aanvaardbaar, mits geordend en niet in strijd met aspecten van verkeersveiligheid, e.d..

Vooral daar waar klanten getrokken moeten worden (groothandel, detailhandel), worden bedrijfsterreinen nog al eens gelardeerd met reclamevlaggen. Zij kunnen aan het geheel een feestelijk tintje geven, maar in combinatie met een veelheid van andere reclame-objecten ook schreeuwerig overkomen (zie foto 18). Er is veelal sprake van een sluipend proces, zonder dat de noodzakelijke vergunningen worden aangevraagd. Uit recente jurisprudentie blijkt, dat ook vlaggenmasten ten behoeve van het voeren van reclame, bouwvergunningplichtig zijn.

Bij nogal wat technische bedrijven staan enkele meters hoge totempaalachtige verzamelobjecten met reclame van merken, waarvan deze bedrijven producten voeren. Mits geordend en niet meer dan n per bedrijf en qua afmetingen afgestemd op de ruimte bij het pand, maar met in ieder geval geen grotere hoogte dan 4.00 meter, hoeven dergelijke objecten als zodanig geen afbreuk te doen aan het visuele beeld van de ruimte waarin ze staan.

Toegestaan zijn losse naamborden op eigen terrein, grenzend aan de openbare ruimte, waarop doorgaans informatie voor de bezoekers is aangebracht. Deze naamborden moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand en mogen geen grotere hoogte hebben dan 2.00 meter.

reclamemasten

Reclamemasten al dan niet voor een bepaald bedrijf, bedoeld om van grote afstand te worden gezien, zullen niet langer worden geaccepteerd. Bedrijven die vanaf de weg of van afstand "gezien" willen worden, kunnen eventueel ruimte huren op reclameverzamelmasten waarvan er bij elke hoofdtoegang tot bedrijventerreinen één zou kunnen staan. Deze masten kunnen tevens dienen als herkenningspunt. Dergelijke masten mogen geen grotere hoogte hebben dan 8.00 meter. Bij de inrichting van nieuwe bedrijventerreinen kan daarmee rekening worden gehouden. Bij de entree tot de Hemrik is inmiddels een dergelijke mast geplaatst.

Terughoudendheid is geboden, daar waar bedrijfsterreinen grenzen aan gebieden waar uit kwaliteitsoverwegingen hogere en/of nadere eisen aan reclame-uitingen worden gesteld, bijvoorbeeld een woongebied of groengebied.

Op (toekomstige) zichtlocaties worden extra eisen gesteld aan de vormgeving van gebouwen en de inrichting van de bedrijfsomgeving. Datzelfde geldt uiteraard voor reclame-uitingen die daar ter beoordeling van Hûs en Hiem een meer dan gemiddelde kwaliteit moeten bezitten.

Samengevat dient ook op bedrijventerreinen de vorm en de omvang van de reclame-uitingen te worden afgestemd op de grootte van de panden, de ruimte waarin die panden staan en de beleving van de ruimte.

RICHTLIJN:

1.Op bedrijventerreinen dienen de vorm en de omvang van de reclame-uitingen te worden afgestemd op de grootte van de panden, de ruimte waarin die panden staan en de beleving van de ruimte.

UITWERKING:

a. Geen bewegende of roterende dakreclame;

b. Bij dakreclame bij voorkeur een losse, open belettering en geen grotere hoogte dan één meter;

c. Per pand één vlakke gevelreclame per wand, grenzend aan de openbare weg;

d. Per pand maximaal twee haaks op de gevel staande uitingen, bij voorkeur op dezelfde hoogte als de gevelreclame;

e. Alleen bij groothandel en/of detailhandel en/of vergelijkbare publiekaantrekken de functies per perceel maximaal drie reclamevlaggen ter markering van een entree; geen losse reclamevlaggen;

f. Geen reclamemasten hoger dan 4.00 meter, tenzij als (meervlaks) verzamel object met een maximale hoogte van 8.00 meter, nabij de entree('s) van een bedrijven terrein;

g. Per bedrijf maximaal één reclamemast met een maximale hoogte van 4.00 meter op eigen terrein nabij de openbare weg;

h. Per bedrijf maximaal één los naambord met een maximale hoogte van 2.00 meter en niet in combinatie met vlaggen of een reclame mast;

i. Alleen reclame die een functionele relatie heeft met de activitei ten die in de panden worden uitgeoefend, is toegestaan;

14 RECLAME IN GROENGEBIE DEN

Groen is een compensatie voor verstedelijkte gebieden. Reclame verdraagt zich doorgaans niet met het karakter van parken en groengebieden en -stroken die kunnen worden aangemerkt als structureel groen of als ecologische verbindingszone van belang zijn. Met name de grootschalige reclame in of aan de rand van parken en genoemde groengebieden (billboards, mupi's, e.d.) werkt verstorend voor het beeld en doet het groene effect deels teniet (zie foto 17). In feite maakt elke toepassing van reclame inbreuk op het karakter. Een bescheiden verwijzing bij de ingang naar een gebouw in een park of plantsoen is mogelijk.

Met plaatsing van buitenreclame in andere groenstroken moet terughoudend worden omgegaan. Reclame-uitingen langs wegen worden in de eerste plaats op gronden geplaatst die tot de verkeersruimte behoren (midden- en zijbermen).

reclame op sportvelden

Veel buitensportverenigingen hebben tegenwoordig reclame op of aan het clubhuis, de tribune(s) of om hun (hoofd)veld. Het Cambuurstadion is daar het bekendste voorbeeld van. De gemeente Leeuwarden stelt als verhuurder en in gebruikgever van de gemeentelijke sportvelden geen specifieke eisen aan reclame-uitingen op sportvelden. Problemen rond deze vorm van reclame zijn niet bekend.

Hûs en Hiem acht reclame rond sportvelden aanvaardbaar, mits deze niet zichtbaar is vanaf de openbare weg. Daaraan kan worden toegevoegd, dat geen reclame mag worden aangebracht die er kennelijk op gericht is gezien te worden vanaf de openbare weg, door situering of afmetingen. De reclame moet dus gericht zijn op de bezoekers van de sportaccommodatie zelf. Een zelfde gedragslijn wordt voorgesteld voor de buitenkant van gebouwde sportaccommodaties of recreatieve voorzieningen. Daarenboven is reclame aan gebouwen in het groen niet toegestaan die daar geen functionele relatie mee heeft.

Reclame op sportaccommodaties en recreatieve voorzieningen in het buitengebied wordt behandeld in hoofdstuk 15 RECLAME IN BUITENGEBIED.

RICHTLIJN:

1.Reclame in groengebieden en op sportcomplexen moet worden beoordeeld vanuit het besef, dat reclame-uitingen gemakkelijk afbreuk doen aan het groene karakter daarvan.

UITWERKING:

a.In of aan de rand van parken en structurele groengebieden of ecologische verbindingszones is geen reclame toegestaan, tenzij in de vorm van bescheiden verwijzingen naar daarbinnen gelegen voorzieningen;

b. Met plaatsing van buitenreclame in of aan de rand van andere groenvoorzieningen moet zeer terughoudend worden omgegaan;

c.Reclame-uitingen langs wegen worden in de eerste plaats op gronden geplaatst die tot de verkeersruimte behoren (midden- en zijbermen).

d. Reclame op of rond sportvelden mag niet worden gericht op de openba re weg;

e. Niet toegestaan is reclame aan gebouwen in het groen, die daar geen functionele relatie mee heeft.

15 RECLAME IN BUITENGE BIED

Leeuwarden voert een redelijk actief beleid (doorgaans illegale) handelsreclame te weren uit het buitengebied. Dat beleid is erop gericht reclame-uitingen die uitsluitend zijn bedoeld als blikvanger en geen functionele relatie hebben met de plaats waar ze staan, volledig te weren. Het beleid geldt niet alleen borden, maar ook vlaggen, verwijsborden, spandoeken, e.d.

Dit beleid stoelt op de volgende argumenten:

  • -

    in het buitengebied staat het handhaven van het karakter en de schoonheid van het landschap voorop;

  • -

    in het buitengebied horen geen bouwwerken en objecten die daar geen functionele binding mee hebben;

  • -

    dergelijke bouwwerken en objecten werken ontsierend en verstorend; ze zorgen voor horizonvervuiling.

Het doet er daarbij niet toe of de uitingen op gemeentegrond, dan wel particuliere grond zijn geplaatst. Alle vormen zijn volgens de huidige regelgeving (Woningwet/bouwverordening/Wet op de Ruimtelijke Ordening en APV) goed aan te pakken.

Het beleid van de afgelopen jaren heeft ertoe geleid, dat de meeste (illegale) handelsreclames uit het buitengebied zijn verdwenen. Zo nu en dan verschijnen er toch weer nieuwe objecten. Dat aantal is te overzien. Een alert aanschrijvingsbeleid leidt tot ontmoediging. Voor zover er na het aanschrijven van de eigenaren, objecten blijven staan, zal uiteindelijk bestuursdwang moeten volgen.

Buitenreclame in de vorm van billboards, mupi's, lichtmastreclame, maar ook korte of evenementreclame is op grond van de hiervoor aangegeven argumenten in het buitengebied niet op zijn plaats. Dat zelfde geldt voor reclame in abri's.

Zo wordt de onderdoorgang van de Hendrik Algraweg (zuidtangent) in de spoorlijn naar Zwolle gemarkeerd door vier billboards. De plekken zijn goede blikvangers voor reclame, maar de objecten doen afbreuk aan het karakter van het landschap en ze zullen op grond daarvan moeten verdwijnen.

Vorenstaande is evenzeer van toepassing op sportaccommodaties of recreatieve voorzieningen in het buitengebied en dus bijvoorbeeld ook op De Groene Ster en het daarin gelegen golfterrein.

uitzonderingen

Er zijn uitzonderingen op grond waarvan onder voorwaarden handelsreclame in het buitengebied kan worden toegestaan. Het gaat dan om functiegebonden reclame:

  • -

    bij benzinestations;

  • -

    langs wegen ten behoeve van de weggebruikers;

  • -

    ten behoeve van (economische) functies, zoals horecagelegenheden, toeristische attracties en bedrijven.

Bij de eerste twee groepen moet het gaan om uitingen die noodzakelijk of nuttig zijn voor de weggebruikers. Met name bij de benzineverkooppunten dient terughoudendheid te worden betracht. De vorm, de omvang en de plaats dienen zorgvuldig te worden gekozen, passend in het landschap en aansluitend bij de schaal en de maat van het wegprofiel. Bij de benzineverkooppunten moet bovendien sprake zijn van een functionele relatie met het hoofdproduct dat wordt aangeboden.

Idele reclame in de vorm van op de verkeersveiligheid gerichte boodschappen, langs wegen is in principe mogelijk. Daarop is in hoofdstuk 8 BIJZONDERE RECLAMEVORMEN ingegaan.

Bij (economische) functies in het buitengebied is bescheiden, kleinschalige gevelreclame toegestaan en kan, indien nodig, een bescheiden verwijsbord worden toegestaan naar van de openbare weg af slecht zichtbare of moeilijk vindbare plaatsen. Hiermee wordt nadrukkelijk geen vrijbrief gegeven voor een complete bewegwijzering vanaf de grote doorgaande wegen.

Voor horecagelegenheden en andere publiektrekkende functies in het buitengebied is in Friesland inmiddels een uniform verwijssysteem doorgevoerd.

RICHTLIJNEN:

1. Het buitengebied wordt gelet op het karakter daarvan, gevrijwaard van niet functionele reclame;

2. Met wel toegestane reclame-uitingen wordt terughoudend omge gaan. Plaats, vorm en afmetingen moeten zorgvuldig worden geko zen.

UITWERKING:

a. Geen reclame-uitingen die geen functionele relatie hebben met de plaats waar ze staan (per ceelsgebonden karakter);

b. Geen buitenreclame;

c. Reclame-uitingen die bedoeld zijn van verre te worden opge merkt, zijn niet toegestaan, behalve als zij functioneel zijn voor weggebrui kers (bij benzineverkooppunten, aanwijzingen wegbe heer der, e.d.);

d. Bescheiden, kleinschalige gevelreclames ten behoeve van in het buitengebied aanwezige (economi sche) functies zijn toegestaan;

16 RECLAME OP BILLBOARDS EN VITRINES

In de hoofdstukken 10 tot en met 15 zijn de richtlijnen gegeven welke vorm van reclame in welke gebieden kan worden toegestaan.

In de hierna volgende hoofdstukken 16 tot en met 20 wordt de toelaatbaarheid van buitenreclame op gemeentegrond nader uitgewerkt. Aan deze vormen van reclame wordt extra aandacht besteed, omdat de invloed daarvan op de omgeving groot kan zijn en de gemeente juist vanuit zijn dubbele verantwoorde lijkheid daarop grote invloed heeft.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de reclame-objecten voor posters van het billboardformaat op billboards en vitrines.

Elke vorm van grootschalige reclame-objecten voor posters van het billboardformaat op billboards en vitrines (zie foto 19) heeft invloed op zijn omgeving. De objecten - van welke firma ook - hebben doorgaans een herkenbare eigen kwaliteit. Daar ligt het probleem doorgaans niet. Wel van belang is welke vorm op welke plek uit een oogpunt van ruimtelijke en esthetische kwaliteit en uit een oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is. Reclamemakers zijn uiteraard voortdurend op zoek naar een vormgeving en uitstraling die reclamestrategisch een optimale zichtbaarheid en aanwezigheid garandeert. Gevolg daarvan is, dat de objecten, zeker ook 's avonds als ze verlicht zijn gemakkelijk (in) de omgeving kunnen domineren.

De invloed van de nieuwste generatie reclame-objecten op de omgeving is door de zakelijker vormgeving, de in- of externe verlichting en de mogelijkheid van wisselende uitingen, veel groter dan die van de standaard billboards en moet niet worden onderschat. Dergelijke objecten passen beter in een omgeving met een dynamische zakelijke uitstraling (kantoren, winkelcentra en andere commerciële activiteiten, drukke verkeerswegen) dan in een betrekkelijk rustige en/of rommelige omgeving.

De dynamiek van de omgeving moet als het ware gelijke tred houden met die van de reclame-objecten. Daarom ook wordt een onderscheid gemaakt qua locaties waar de verschillende vormen van deze objecten uit een oogpunt van ruimtelijke kwaliteit kunnen worden geplaatst. Los daarvan is altijd een beoordeling door Hûs en Hiem noodzakelijk uit een oogpunt van welstand.

De nieuwste generatie billboards met wisselende reclame komt in Leeuwarden het best tot zijn recht komt in de dynamische gebieden, in de kantorenzone en langs de hoofdinvalswegen.

Die met stilstaande beelden kunnen in principe daar en langs de Vondelingweg worden geplaatst. De niet eerder genoemde belangrijkste hoofdwegen lenen zich het beste voor de standaard billboards. Op deze wijze volgt de hiërarchie in objecten de hiërarchie in wegen. Dat komt de duidelijkheid ten goede. De gebieden en wegen staan op de kaarten 3 en 5. Een en ander houdt niet in, dat de objecten zonder meer op elke willekeurige plek in deze gebieden en langs deze wegen geplaatst kunnen worden. De locaties moeten immers voldoen aan de opgestelde uitgangspunten en criteria.

Uit ruimtelijk en esthetisch oogpunt verdient het gelet op de schaal en de maat van Leeuwarden, de voorkeur grootschalige reclame-objecten niet te dicht bij elkaar te plaatsen.

Het doet er daarbij niet toe of er sprake is van buitenreclame of gevelreclame. De onderlinge afstand dient bij voorkeur 50 meter of meer te zijn. Alleen in bijzondere gevallen en bij gelijkluidende positieve adviezen van de deskundigen, kan van dit criterium worden afgeweken.

billboards op particulier terrein

Op enkele plaatsen in de stad en daarbuiten, staan zichtbaar vanaf de openbare weg, billboards of reclame-objecten van vergelijkbare grootte, op particulier terrein. Een deel is aangebracht op blinde gevels. Meestal hebben ze geen functionele relatie met de bestemming van de gronden waarop ze staan en zijn er geen vergunningen voor afgegeven. Deze objecten zullen alsnog moeten worden getoetst. In hoofdstuk 9 BUITENRECLAME, onderdeel 9.3, is reeds aangegeven, dat er in Leeuwarden geen ruimte is voor buitenreclame-objecten op particulier terrein die ook reeds op gemeentegrond staan. Dat geldt niet voor soortgelijke reclame aan gevels. Daarvoor gelden de richtlijnen en de uitwerking daarvan voor de verschillende gebieden en zones. Indien het in privaatrechtelijke zin gewenst is, dat de gemeente exclusieve contracten kan aanbieden, waarbij elke vorm van concurrentie op particulier terrein (door collega reclamemakers) wordt uitgesloten, dan is daarvoor een afzonderlijke verordening en/of aanpassing van bestaande regelgeving noodzakelijk.

uitwerking richtlijnen

Burgemeester en wethouders hebben op 10 juni 1997 het kader vastgesteld voor de locatiekeuze van billboards en vitrines. De Commissie voor Stadsontwikkeling heeft daarmee op 19 juni 1997 ingestemd. Mede op basis hiervan is de gemeente een vernieuwde overeenkomst aangegaan met Publex Buitenreclame B.V. voor de duur van tien jaar. Het overleg daarover heeft geleid tot geringe aanpassingen van het kader voor de locatiekeuze.

Het aantal potentiële locaties op gemeentegrond voor reclame van het formaat billboard bedraagt maximaal 26. Deze locaties zijn met name genoemd. Daarop mogen maximaal 22 objecten staan. Op de meeste locaties zijn twee of tweezijdige objecten mogelijk. Per object kan het aantal reclamevlakken variëren van één tot drie of meer. Daarmee ligt het aantal potentiële reclamevlakken aanmerkelijk hoger dan het aantal locaties. Het maximale aantal reclamevlakken bedraagt 46. De overeenkomst voorziet daarenboven in het handhaven van vier muurbillboards op het Wilhelminaplein. Op zes met name genoemde locaties aan invalswegen kunnen de objecten worden voorzien van een vlak waarop de gemeente (evenementen)aankondigingen kan doen.

Voor de juiste situering op de locaties moeten de hierna genoemde maten en afstanden in acht worden genomen. Alleen in bijzondere gevallen kan in overleg met de verschillende belanghebbenden hiervan worden afgeweken. Ook stadsuitleg (bijvoorbeeld Hempens/Teerns, westelijke bedrijvenzone) of de aanleg van nieuwe wegen die onderdeel uitmaken van het stedelijke hoofdwegennet, kunnen in de contractperiode aanleiding geven tot het benutten van nieuwe locaties. Het aantal potentiële locaties kan daardoor stijgen, het aantal objecten en het aantal reclamevlakken niet.

UITWERKING:

  • a.

    Geen objecten:

    • -

      In of aan de rand van parken en structurele groengebie den of ecologische verbindingszones;

    • -

      In het beschermd stadsgezicht;

    • -

      In woongebieden;

    • -

      Buiten de bebouwde kommen, behoudens langs de Vondeling weg;

  • b.

    Objecten met periodiek wisselende reclame plaatsen in dynamische zones, in de kantorenzone en bij de hoofdinvalswegen;

  • c.

    Objecten met vaste reclame plaatsen in de dynamische zones, in de kantorenzone, bij de hoofdinvalswegen en langs de Vondelingweg;

d. Standaard billboards plaatsen langs de overige belangrijkste hoofdwegen;

e. In of grenzend aan volgens de MIP waardevolle gebieden terughou dend omgaan met groot schali ge buitenreclame;

f. Het aantal vrijstaande objecten op gemeentegrond bedraagt maximaal 22;

g. Het aantal reclamevlakken op gemeentegrond bedraagt maximaal 46;

h. Zes objecten aan invalswegen kunnen worden voorzien van een vlak voor het aankondigen van evenementen in de gemeente;

i. De afstand tot andere grootschalige reclame-objecten bedraagt bij voor keur minstens 50 meter en tot andere vormen van buitenreclame-objec ten minstens 25 meter.

j. De afstand tussen objecten die tot het verkeerssysteem behoren en reclame-objecten als billboards, vitrines en mupi's bedraagt mini maal 10 meter;

k. Bij grootschalige reclame-objecten langs wegen bedraagt de vrije hoogte tussen het maaiveld en het object minimaal 2.25 meter;

l. De afstand van een reclame-object breder dan 2.00 meter en/of hoger dan 1.50 meter tot de zijkant van de rijbaan of parallel weg is bij voorkeur gelijk aan de hoogte van het object, maar bedraagt minimaal 1.50 meter en tot een fietspad minimaal 50 cm;

17 RECLAME IN ABRI'S EN OP MUPI'S

In dit hoofdstuk wordt uitwerking gegeven aan reclame in abri's en op mupi's.

17.1 Reclame in abri's

De gemeente heeft met de NV Alrecon een contract afgesloten voor de plaatsing, het onderhouden, exploiteren e.d. van een aantal abri's ter beschutting van wachtenden bij halteplaatsen van het openbaar vervoer die in eigendom of beheer zijn van de gemeente Leeuwarden. Hoewel de overeenkomst loopt tot 1 oktober 2004, is op verzoek van Alrecon overleg geopend over het vernieuwen van deze overeenkomst.

Alrecon heeft nu nog recht op 86 locaties affiches van maximaal 120 bij 175 cm aan te brengen op beide zijden van een verlicht zijpaneel van een abri en/of beide zijden van een verlicht achterpaneel van elke abri. Ze zijn te vinden langs de lijnen van openbaar vervoer. Die lopen langs de wegen die onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet en langs de wijkontsluitingswegen. Niet alle locaties zijn overigens voorzien van - doorgaans landelijk georiënteerde - reclame-uitingen. Sommige locaties zijn daarvoor niet aantrekkelijk genoeg. Daarnaast heeft de gemeente zelf een aantal abri's geplaatst. In de huidige overeenkomst zijn criteria opgenomen teneinde de zichtbaarheid op de reclame-uitingen te garanderen, zoals een reclamevrije zone van minimaal 10 meter rondom de abri.

Alrecon is in principe bereid de gemeentelijke abri's over te nemen. In het Collegeprogram 1998 - 2002 is de wenselijkheid uitgesproken het aantal abri's uit te breiden. Een schatting van het reële aantal abri's in de stad voor de komende jaren komt uit op maximaal 120 (nu: ca 106). Onder invloed van stadsuitleg (Hempens/Teerns, nieuwe bedrijvengebieden) kan het aantal nog groeien. Daarmee is in het getal 120 geen rekening gehouden. De dekking van de daaruit voortvloeiende kosten vindt voor een belangrijk deel plaats uit de reclame-opbrengsten. Het aantal reclamevlakken zal dan ook moeten groeien. Abri’s aan wijkontsluitingswegen mogen maximaal twee reclamevlakken bevattten. Op de andere wegen zijn ook drie of vier mogelijk. Uitgaande van gemiddeld twee reclamevlakken per abri, kan het maximale aantal reclamevlakken op 250 worden gesteld.

Abri's zijn uitstekende plekken voor het aanbrengen van stadsplattegronden. Die vormen een waardevolle aanvulling voor gebruikers van het openbaar vervoer op de stadsplattegronden in de Mupi's van Publex. Dit aspect moet bij de onderhandelingen met Alrecon worden betrokken. Minimaal 30 abri’s op strategische plaatsen moeten worden voorzien van een stadplattegrond. Daarvoor moet het aantal reclamevlakken wellicht worden verhoogd. Dat kan naar maximaal 300.

Uit een oogpunt van reclame zijn de uitingen via de abri's te vergelijken met die in de mupi's. Aangezien de affiches bij de abri's daarvan deel uitmaken, vallen zij als zodanig iets minder op. Afgezien van reclametechnische aspecten is er een verschil tussen de locatiekeuze bij beide vormen. De affiches in de abri's zijn gekoppeld aan de plaats van bushaltes. Voor de mupi's

geldt een vrijere locatiekeuze. In rangorde van plaatsing komen de abri's dan ook voor de mupi's.

Bij de abri's prevaleert het kunnen bieden van beschutting voor buspassagiers boven de ruimtelijke en esthetische aspecten van het aanbrengen van reclame-uitingen. Enkele beperkingen zijn vanuit die optiek echter op hun plaats. Die staan hierna aangegeven.

UITWERKING:

a. Reclame in abri's is toegestaan langs de wegen die onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet en langs wijkontsluitingswe gen voorzover deze deel uitmaken van busroutes.

  • b.

    Niet in aanmerking komen locaties:

    - in de zones A en B van het beschermd stadsgezicht;

    • -

      buiten de bebouwde kommen.

  • c.

    Het aantal locaties waar reclame in abri's mag worden aangebracht bedraagt maximaal 120 en het aantal reclamevlakken maximaal 250;

  • d.

    Minimaal 30 abri’s op strategische plaatsen worden voorzien van van een stadsplattegrond. In samenhang daarmee kan het aantal reclamevlakken worden uitgebreid tot maximaal 300;

  • e.

    In abri's langs wijkontsluitingswegen zijn in principe niet meer dan twee reclame-affiches toegestaan aan beide zijden van één paneel.

  • f.

    Qua afstemming komt reclame in abri's op de tweede plaats na de billboards, e.d.

  • g.

    De afstand tot deze objecten bedraagt minimaal 25 meter.

17.2 Reclame op mupi's

De gemeente Leeuwarden heeft op 14 april 1995 een contract gesloten met de firma Publex voor het plaatsen van 63 mupi's (zie foto 20) langs wegen die onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet, wijkontsluitingswegen en bij winkelcentra. Het contract heeft een looptijd van 10 jaar na plaatsing. De mupi's dienden ter vervanging van driehoekszuilen van dezelfde firma. Het contract voorzag in 63 vlakken voor reclame, 49 voor stadsplattegronden en 14 voor informatie.

Bij toetsing van de bij het contract vastgelegde locaties, bleek een groot aantal niet aan richtlijnen voor verkeersveiligheid, ruimtelijke en esthetische kwaliteit en plaatsingsmogelijkheden voor stadsplattegronden te voldoen. In overleg met Publex zijn daarop alternatieve locaties gezocht en voor een belangrijk deel gevonden. Daarbij is het aantal locaties met stadsplattegronden noodgedwongen gereduceerd. Uiteindelijk is in 1998 het aantal locaties vastgelegd op 64, met daarop 39 vlakken voor gemeentelijke en/of idele informatie en 25 stadsplattegronden.

In rangorde komen de mupi's na de billboards/vitrines en abri's op de derde plaats, vóór de lichtmastreclame.

Het oorspronkelijke contract laat mupi's toe in het beschermd stadsgezicht. Reclamestrategisch ligt dat ook voor de hand. Het nieuwe beleid is erop gericht buitenreclame daar zoveel mogelijk te weren (zie hoofdstuk 10 RECLAME IN WAARDEVOLLE GEBIEDEN). Daarom zijn mupi's daar niet gewenst. Een uitzondering is gemaakt voor zone C van het beschermd stadsgezicht. Daarbij gaat het om de combinatie van een reclame-affiche en een stadsplattegrond.

informatiepunten

In het (concept) actieplan toerisme "Werken aan toerisme" wordt een lans gebroken voor het plaatsen van informatiepunten bij de invalswegen en mogelijk op een beperkt aantal strategische locaties in de stad. Het grondprincipe van het systeem van info-stops is, dat de gebruiker zijn bestemming kan aangeven, waarna hij een kaartje met de routebeschrijving ontvangt. Via het systeem kan ook andere informatie worden verstrekt. Met reclame op zich hebben de info-stops in principe weinig te maken. Het past dan ook niet binnen het bestek van het reclamebeleidsplan nader op de mogelijkheden en voordelen van het systeem in te gaan. Invoeren van het systeem zou wellicht tot beperking van het aantal reclame-uitingen langs de wegen in de stad kunnen leiden. Uit een oogpunt van ruimtelijke en esthetische kwaliteit is dat een positieve ontwikkeling.

UITWERKING:

a. Reclame via mupi's is toegestaan langs de wegen die onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet, langs wijkontsluitingswegen en bij winkelcentra.

b. Niet in aanmerking komen locaties:

  • -

    in de zones A en B van het beschermd stadsgezicht;

  • -

    buiten de bebouwde kom van Leeuwarden.

    • c.

      Op mupi's in zone C van het beschermd stadsgezicht worden de reclame-affiches gecombineerd met een stadsplattegrond.

    • d.

      Geen mupi's in of aan de rand van parken en gebieden die zijn aangemerkt als structureel groen.

    • e.

      Het aantal mupi's bedraagt maximaal 64 en het aantal reclamevlakken eveneens 64;

    • f.

      Qua afstemming komt reclame op mupi's op de derde plaats na de billboards/vitrines en abri's.

    • g.

      De afstand tot deze objecten bedraagt minimaal 25 meter.

18 LICHTMASTRECLAME

In dit hoofdstuk worden de mogelijkheden van lichtmastreclame onder de loep genomen en uitgewerkt.

Lichtmastreclame (zie foto 23) is een al jaren bekende en geaccepteerde manier van reclame maken langs de openbare weg. Deze vorm van reclame bestaat doorgaans uit bewegwijzering en voorkomt illegaal geplaatste bewegwijzering. De gemeente heeft begin 1998 met het Nationaal Publiciteits Bureau (NPB) een nieuwe overeenkomst gesloten voor het aanbrengen, onderhouden, e.d. van maximaal 225 al dan niet verlichte reclame-objecten aan lichtmasten binnen het stedelijk gebied van Leeuwarden.

De tot begin 1998 gehanteerde richtlijnen voor plaatsing bleken in de praktijk niet altijd een garantie in te houden voor een goede beeldkwaliteit. Zo varieerde de hoogte waarop bakken of borden waren aangebracht aan n en dezelfde weg, nog al eens, evenals de richting. Dat gaf een rommelig beeld. Ook waren de bakken of borden soms te dicht bij andere reclame-uitingen aangebracht, zoals op billboards of mupi's of bij verkeerstekens. Het was daarom zaak een aantal aanvullende regels te hanteren die tot doel hadden het bevorderen van een goede beeldkwaliteit.

Het aantal reclame-objecten aan lichtmasten was volgens de oude overeenkomst beperkt tot 180. In het licht van het voorgestane reclamebeleid en gelet op een inschatting van de rele mogelijkheden van lichtmastreclame in Leeuwarden voor de komende jaren, is een uitbreiding tot 225 objecten, verantwoord.

Lichtbakken of borden mogen in het vervolg worden geplaatst aan wegen die onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet en in de bedrijvengebieden. In principe bestaat er geen bezwaar tegen het aantal mogelijkheden uit te breiden tot een aantal wijkontsluitingswegen, mits er sprake is van wijk-, buurt-, of functie- gerichte en niet verlichte reclame-objecten (dus borden). Een verwijzing naar een winkel, winkelcentrum of bedrijf kan dus wel, reclame voor een bepaald artikel bijvoorbeeld niet. Alle wegen die daarvoor in aanmerking komen, staan op kaart...

Om te voorkomen, dat er teveel reclameborden in woonwijken komen, is het aan- tal per 500 meter weglengte in de woongebieden gesteld op maximaal twee. Mede gelet op de kosten die verbonden zijn aan het voeren van dergelijke reclame, is het risico van grote aantallen borden in woonwijken niet groot.

Het tot januari 1998 gevoerde beleid liet reclame-objecten aan lichtmasten toe in het beschermd stadsgezicht. Ter bescherming van de kenmerken van het stadsgezicht (zie hoofdstuk 10 RECLAME IN WAARDEVOLLE GEBIEDEN) worden reclame-objecten daar in het vervolg zoveel mogelijk geweerd. Dat geldt ook voor lichtmastreclame. Een uitzondering wordt gemaakt voor zone C ten zuiden van de Nieuwestad.

Nieuwe en te vervangen objecten moeten voldoen aan de uit een oogpunt van beeldkwaliteit aanvullende en hierna weergegeven plaatsingsrichtlijnen. De voorgeschreven plaatsing aan de achterzijde van een lichtmast met n armatuur houdt tevens verband met de wind- en aanrijdgevoeligheid. Voor het beeld blijft het van belang, dat alle objecten aan een weg dezelfde zijde en op dezelfde hoogte aan de lichtmasten worden bevestigd. De juiste hoogte tot de onderkant van bak of bord is mede afhankelijk van het type lichtmast, maar bedraagt bij voorkeur 4.50 meter. Deze hoogte komt ook het meest voor. Dat betekent, dat waar mogelijk die hoogte moet worden aangehouden. Afwijkingen zijn - met inachtneming van de overige richtlijnen - alleen toelaatbaar bij wijkontsluitingswegen en boven zijbermen (geen midden- of tussenbermen) en fiets- en voetpaden als daarmee overlast voor het wonen kan worden beperkt en/of de zichtbaarheid tussen bomen kan worden vergroot.

Nieuwe lichtmastreclame wordt uiteraard geplaatst overeenkomstig de nieuwe richtlijnen. Lichtmastreclame in gebieden waar deze vorm niet langer aanwezig mag zijn, wordt verwijderd, zodra de lopende contracten zijn afgelopen. Alle niet overeenkomstig de richtlijnen aangebrachte reclame wordt daaraan binnen twee jaar (na inwerking treding van de nieuwe overeenkomst), aangepast.

UITWERKING:

a. Het aantal reclame-objecten aan lichtmasten bedraagt maximaal 225;

b. Reclame-objecten aan lichtmasten mogen worden geplaatst aan wegen die onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet tot en met de wijkontsluitingswegen en in bedrijvengebieden;

c. In het beschermd stadsgezicht mogen geen reclame-objecten aan lichtmasten worden aangebracht, met uitzondering van het zuidelijke deel van zone C;

d. Langs wijkontsluitingswegen zijn geen lichtbakken toegestaan;

e. Langs wijkontsluitingswegen wordt het aantal borden beperkt tot maximaal twee per 500 meter;

f. De afstand tot objecten met reclame op billboardformaat bedraagt minimaal 25 meter en op abri- en mupi-formaat minimaal 10 meter;

g. Alle aan dezelfde weg geplaatst lichtbakken of borden zijn gelijk van afmetingen, hebben allemaal dezelfde hoogte en wijzen dezelfde kant uit.

h. Zij worden bij masten met n armatuur aan de achterzijde geplaatst en waar sprake is van middenbermen met symmetrisch geplaatste lichtmasten met een dubbelzijdig armatuur, bij voorkeur paarsgewijs per lichtmast in n vlak met het armatuur;

i. De hoogte tot de onderkant van een bak of bord bedraagt bij voorkeur ca. 4.50 meter. De juiste hoogte wordt bepaald aan de hand van de vorm van de lichtmas ten. Afwijkingen tot 3.50 meter zijn toelaatbaar bij wijkontsluitingswegen en boven zijbermen (geen midden- of tussenberm) en fiets- en voetpaden;

j. Zolang daar de ruimte voor is, worden lichtbakken of borden om de andere licht mast aangebracht;

k. De lichtbakken of borden worden bij voorkeur geplaatst lood recht op de rij- of looprich ting en mogen geen blanco achterkant hebben.

l. Nieuwe lichtmastreclame wordt geplaatst overeenkomstig de nieuwe richtlijnen. Lichtmastreclame in gebieden waar deze vorm niet langer aanwezig mag zijn, wordt verwijderd, zodra de lopende contracten zijn afgelopen. Alle niet overeenkomstig de richtlijnen aangebrachte reclame wordt daaraan binnen twee jaar (na inwerking treding van de nieuwe overeenkomst), aangepast.

19 KORTE OF EVENEMENTSRECLAME

Onder de noemer van korte of evenementreclame zijn twee vormen samenge vat: de reclame op driehoeksborden en die op sandwichborden.

19.1 Driehoeksborden

Driehoeksborden (zie foto 22) bestaan uit driezijdige stalen frames, waarin wisselende lokale reclame is vervat. Zij staan op de grond om een lichtmast heen. Het maximale aantal in de stad bedraagt 200. De driehoeksframes zijn primair bedoeld voor het aankondigen van lokale (culturele) evenementen. Als er ruimte over is, kan er ook lokale commerciële reclame op worden gemaakt. De 17 locaties in de binnenstad zijn uitsluitend bedoeld voor het aankondigen van lokale culturele activiteiten. De frames staan hoofdzakelijk langs de wegen die deel uit maken van het hoofdwegennet en langs enkele wijkontsluitingswegen. De gewenste afstand tussen het frame en de kant van de weg brengt met zich mee, dat deze borden niet overal geplaatst kunnen worden. Uit een oogpunt van onderhoud gaat de voorkeur bovendien uit naar een verharde ondergrond. De borden staan in principe niet langer dan 14 dagen achtereen. Net als de hierna te bespreken sandwichborden voorzien de driehoeksborden in een behoefte en dragen ze bij tot het voorkomen, c.q. beperken van het wild plakken.

In de praktijk staan de borden er nogal eens slordig (scheef) bij, vervuilen ze snel en staan ze soms op plaatsen waar het uitzicht wordt belemmerd. Kwalitatief gezien zijn de driehoeksborden een beter middel voor het maken van tijdelijke reclame dan de sandwichborden.

19.2 Sandwichborden

Op grond van het huidige beleid zijn in de stad ca. 250 locaties aangewezen voor korte of evenementreclame in de vorm van kartonnen sandwichborden (zie foto 22) voor zover het handelsreclame betreft. In 1996 zijn de plaatsen gefixeerd door het aanbrengen van klembeugels aan lichtmasten op enige hoogte. Daardoor is met name het onderhoud van de bermen vergemakkelijkt. De locaties bevinden zich hoofdzakelijk langs de wegen die onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet (zie kaart 5).

De borden voorzien vooral in de behoefte van diegenen die het publiek attent willen maken op bijzondere acties, aanbiedingen, e.d. Ook de sandwichborden vormen een goed alternatief voor wild plakken. Daar staat tegenover, dat de kartonnen borden door de hogere plaatsing meer opvallen, sterk onderhevig zijn aan invloeden van weer en wind, soms loswaaien of losgerukt worden en als oud vuil op straat komen te liggen. Dat is niet in het belang van de belanghebbenden en zeker niet in het belang van een schoon milieu en de gewenste beeldkwaliteit. Daar komt bij het eerder genoemde fenomeen van opstapeling van reclame-objecten. Soms zijn aan één lichtmast een lichtbak, een sandwichbord en een driehoeksbord verzameld.

Waar de belangrijkste hoofdwegen tevens dienst doen als visitekaartje van de stad, is het wenselijk op den duur paal en perk te stellen aan deze vorm van reclame. Voorgesteld wordt dan ook het aantal sandwichborden geleidelijk, jaarlijks af te bouwen tot nul op 1 januari 2002. Het aantal driehoeksborden kan in hetzelfde tempo worden uitgebreid tot 300 in de verhouding van ongeveer één op twee. Als bijvoorbeeld het aantal sandwichborden op 1 januari 1999 wordt verminderd met 40, mogen er zo'n 20 driehoeksborden meer staan.

In de rangorde van buitenreclame komen de driehoeksborden op de vijfde plaats na de billboards, e.d., de abri's, de mupi's en de lichtmastreclame. De afstand tot deze objecten dient minimaal 25 meter te bedragen. Een combinatie met een lichtmastreclame is wel aanvaardbaar. Uiteraard moeten bij de locatiekeuzes en de plaatsing de aspecten van verkeersveiligheid zo veel mogelijk in acht worden genomen (zie hoofdstuk 7 RECLAME EN VERKEERSVEILIGHEID).

Tot het moment waarop de sandwichborden uit het straatbeeld verdwijnen, kan door een aantal eenvoudige ingrepen enige orde in de chaos worden geschapen. dat kan door:

  • a.

    eisen te stellen aan de afmetingen (standaardisering), vormgeving en toe te passen materialen;

  • b.

    te zorgen voor een betere spreiding;

  • c.

    de borden (voor rekening van de opdrachtgever) te laten plaatsen en verwijderen door de Sociale Werkvoorziening (DSW);

  • d.

    de instructie mee te geven, dat aan één lichtmast alleen een driehoeksbord of een sandwichbord mag worden aangebracht en niet beide.

UITWERKING:

a. Uit een oogpunt van ruimtelijke en esthetische kwaliteit wordt na 1 januari 2002 alleen ruimte geboden voor driehoeksborden langs de wegen van het hoofdwegennet en wijkontsluitingswe gen;

b. Het aantal locaties voor driehoeksborden mag geleidelijk, jaarlijks groeien tot 300 per 1 januari 2002;

c. Reclame via sandwichborden wordt geleidelijk, jaarlijks afgebouwd naar nul op 1 januari 2002. Tot die tijd is een aantal overgangsmaatre gelen van toepassing;

d. Gelet op de grotere flexibiliteit in plaatsingsmogelijkheden komen driehoeksborden qua onderlinge afstemming op de vijfde plaats, na de billboards, de abri's, de mupi's en de lichtmastreclame.

De afstand tot deze objecten bedraagt mini maal 25 meter. Een combinatie met uitsluitend een lichtmastreclame is mogelijk.

e. In de zones A en B van het beschermd stadsgezicht wordt geen korte of evenementreclame aangebracht.

f. In zone C van het beschermd stadsgezicht mogen alleen drie hoeks borden worden geplaatst met aankondigingen van culturele activitei ten.

20 OVERIGE VORMEN VAN BUITENRECLAME

In dit hoofdstuk wordt het beleid uitgewerkt voor vormen als reclame onder bruggen, klokzuilreclame en nog niet in Leeuwarden voorkomende, maar wel denkbare vormen van reclame op gemeentegrond.

20.1 Brugreclame

Op grond van het "Beleidsmatig raamwerk buitenreclame-objecten, is lokale reclame onder beweegbare bruggen aangebracht op doeken die aan de onderkant worden opgehangen. De bruggen die daarvoor in aanmerking kwamen, waren: de Eebrug, de Noorderbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de Verlaatsbrug en de Hermesbrug.

In de praktijk heeft de exploitant problemen deze vorm van reclame rendabel te maken. De reclame wordt elk najaar verwijderd. Voor het aanbrengen van reclame onder bruggen is op grond van de APV een reclamevergunning nodig en vindt een welstandstoets plaats.

Consequentie van het beleid voor het beschermd stadsgezicht is, dat geen reclame meer wordt aangebracht onder de Noorderbrug en de Vrouwenpoortsbrug.

UITWERKING:

a. Brugreclame is alleen nog mogelijk onder de Verlaatsbrug, de Hermesbrug, de Hemriksbrug en de Eebrug;

b. Onder de Vrouwenpoortsbrug en de Noorderbrug wordt geen reclame (meer) aangebracht.

20.2 Klokzuilreclame

Ter vervanging van de gemeentelijke klokken op strategische plaatsen in de stad, zijn in het kader van de vernieuwde overeenkomst met het NPB voor lichtmastreclame tevens de afspraken voor het plaatsen van 10 stadsklokken opnieuw bevestigd. Deze stadsklokken worden geplaatst op de invalswegen of andere strategische plaatsen en mogen worden voorzien van reclame. Het reclamevlak mag niet groter zijn dan 45 x 120 cm.

UITWERKING:

a. Bij alle invalswegen en op enkele andere strategische plaatsen mag een klokzuil al dan niet voorzien van reclame tot een maximum van 10 worden geplaatst;

b.Het reclamevlak mag niet groter zijn dan 45 x 120 cm.

20.3 Reclame op kolken, tegels, straatmeubilair, speelobjecten, e.d.

Er zijn gemeenten waar tegen een geldelijke vergoeding bijvoorbeeld reclametegels kunnen worden geplaatst in de openbare verharding of kolken of prullenbakken kunnen worden voorzien van zichtbare reclame. Er zijn met enige creativiteit tal van andere vormen denkbaar, waarbij het mogen voeren van reclame de tegenprestatie is voor het ter beschikking stellen van het straatmeubilair of speelobjecten. Soms brengen winkeliers eigenmachtig reclame op de bestrating aan. Doorgaans gaat het om locaties waar veel mensen komen, dus winkelcentra, stationsgebieden, e.d.

De (mede)financiering van openbare voorzieningen kan uit financiële overwegingen zeer aantrekkelijk zijn. Daar staat tegenover het gevaar van overdaad aan reclame die voor een deel ook nog eens gericht kan zijn op specifieke doelgroepen als jongeren.

Voorgesteld wordt dan ook aan geen van deze vormen van reclame (als tegenprestatie) mee te werken.

Dat neemt niet weg, dat een uitzondering kan worden gemaakt voor bescheiden en op een onopvallende plaats aangebrachte naamplaatjes van sponsors die bijvoorbeeld de aanschaf en plaatsing van straatmeubilair als zitbanken of speelobjecten mee hebben mogelijk gemaakt.

UITWERKING:

a. Geen reclame op de bestrating, straatmeubilair of speelobjec ten, tenzij sprake is van bescheiden en op een onopvallende plaats aangebrachte naamplaatsjes van sponsors.

20.4. Toeristische informatieborden

De gemeente heeft op 5 september 1994 een contract afgesloten met de firma ABI voor het plaatsen van een aantal toeristische informatieborden in de binnenstad en een deel van het stationskwartier. De borden hebben een hoogte van 180 cm en een breedte van 120 cm en zijn voorzien van een binnenstadsplattegrond. De kosten worden gedekt uit opbrengsten van rond de plattegrond en aan de achterkant van het bord aangebrachte reclame-uitingen van lokale adverteerders. Inkomsten zitten er niet aan vast voor de gemeente. Het contract heeft een looptijd van vijf jaar. Inmiddels zijn er vier informatieborden geplaatst: bij het station, nabij de ingang van de parkeergarage Zaailand, voor de Beurs en op de Wirdumerdijk nabij het Waagplein.

Gebleken is, dat de borden die aan de achterzijde blanco zijn, onmiddellijk worden gebruikt voor wild plakken. Dat geeft een onverzorgde indruk. Door kleurstelling en vormgeving ogen de borden goedkoop en dragen ze niet bij tot de gewenste ruimtelijke kwaliteit in de binnenstad.

Sinds kort zijn in de binnenstad op strategische punten wegwijzers aangebracht die het vinden van de toeristische bezienswaardigheden in de binnenstad aanzienlijk vergemakkelijken. Dit neutrale systeem (zonder reclame) biedt de toerist daartoe voldoende mogelijkheden. Het systeem van de toeristische informatieborden is daarmee in feite overbodig geworden. De wijze van informatieverstrekking (met in verhouding veel ruimte voor reclame) strookt bovendien niet met de opvattingen over de toepassing van reclame in het beschermd stadsgezicht (zie hoofdstuk 10 RECLAME IN WAARDEVOLLE GEBIEDEN).

Voorgesteld wordt dan ook na afloop van de periode van vijf jaar, het contract met de firma ABI niet te verlengen of - voor zover het de plaatsing van de resterende borden betreft - zoveel eerder als mogelijk is, te beeindigen.

UITWERKING:

a. Het contract voor toeristische informatieborden niet verlengen en voor zover mogelijk niet overgaan tot plaatsing van de resterende borden.

20.5 Info-vitrinekasten

Op enkele strategische plaatsen op de bedrijventerreinen zijn in overleg met de gemeente door een particuliere firma informatiekasten geplaatst met daarin een plattegrond van het betreffende bedrijventerrein en een straatnamenregister. Er zijn twee vormen: één met reclame rondom en één zonder. Wat opvalt is, dat in beide kasten de plattegrond 90 graden is gedraaid. Bij vervanging dient de plattegrond te worden aangepast. Een eenduidige vormgeving en een (voor Leeuwarden herkenbare) kleur verdienen aanbeveling.

De industrie-bewegwijzering bij de entree van bedrijfsterreinen en op strategische kruispunten, is niet van reclame voorzien en wordt dan ook niet verder behandeld.

UITWERKING:

a. Bij vervanging de plattegronden aanpassen, evenals de vormge ving en de kleur van de frames van de info-vitrinekasten op bedrijventerreinen.

20.6 Reclamezuilen

Niet meer in het stadsbeeld aanwezig zijn de ronde reclamezuilen of peperbussen. In diverse steden zijn ze nog wel of worden ze opnieuw geplaatst. Ze dienen vooral voor het aankondigen van (culturele) activiteiten. Door de ronde vorm zijn deze reclamezuilen doorgaans gemakkelijker inpasbaar in stedelijke gebieden dan billboards, e.d. Als alternatief daarvoor kunnen ze niet dienen, omdat doorgaans sprake is van verschillende doelgroepen. Gelet op de veelheid van reeds in het stadsbeeld aanwezige reclamevormen op of aan de openbare weg, is het niet wenselijk daarnaast nog een vorm te introduceren. Een uitzondering is denkbaar als alternatief voor de borden voor wild plakken ten behoeve van het gecontroleerd wild plakken (zie hierna in onderdeel 20.7) op zorgvuldig uitgezochte plaatsen in de binnenstad en daar buiten. Het moet dan wel gaan om reclamezuilen van bescheiden afmetingen: niet hoger dan 2.50 meter en geen grotere doorsnede dan 1.00 meter.

UITWERKING:

a. Geen reclamezuilen introduceren in Leeuwarden, tenzij van bescheiden afmetingen en als alternatief voor borden voor gecontroleerd wild plakken;

b. In de binnenstad maximaal zes en bij voorkeur niet in de zones A en B van het beschermd stadsgezicht.

20.7 Voorzieningen voor wild plakken

In hoofdstuk 4 KNELPUNTEN EN ONTWIKKELINGEN, onderdeel 4.6. is het fenomeen 'wild plakken' belicht. Het wild plakken is al lang geen hobbyisme meer, maar grotendeels een bedrijfsmatige activiteit geworden, waar veel geld in om gaat. In tegenstelling tot andere vormen van buitenreclame op gemeentegrond, krijgt de gemeente hiervan geen inkomsten. Het wild plakken is een doorn in het oog van menig bezitter van onroerend goed en een gruwel voor liefhebbers van stedenschoon. Aan de andere kant is het een bewijs van een levende stad en voorziet het in de behoefte op een zo goedkoop mogelijke manier aankondigingen te doen van activiteiten. Optreden tegen wild plakken is tot nu toe nauwelijks mogelijk geweest en het volledig uitbannen van wild plakken is dan ook geen reële optie gebleken.

Inzet van dit beleidsplan is ook ten aanzien van het wild plakken een schoner aanzien van de gemeente, zowel van de openbare ruimte als bij particulieren, te verkrijgen.

Om de openbare ruimte een redelijk aanzien te laten houden, is het van belang ook ten aanzien van wild plakken regels vast te stellen. Enerzijds moet de gemeente daartoe voldoende plaatsen aanwijzen (zie foto 24) waar legaal mag worden geplakt. Aan de andere kant moeten overtreders adequater kunnen worden aangepakt. Door een verband te leggen tussen het via een overeenkomst beschikbaar stellen van plaatsen waar gecontroleerd wild geplakt mag worden en het vrijwaren van posters van andere gemeentelijke objecten, kan het handhavingtraject worden gestimuleerd, zonder dat één en ander leidt tot grotere gemeentelijke uitgaven. Een ander belangrijk middel is gelegen in het aanpassen van de APV zodanig, dat overtreders, zowel opdrachtgevers als plakkers kunnen worden aangepakt. Dat is inmiddels gebeurd.

proefproject

Met het oog op vorenstaande is de gemeente inmiddels een overeenkomst voor een jaar aangegaan met Project 2: een bedrijf dat zich beweegt op de markt van het wild plakken en daarvan in Leeuwarden een aanzienlijk deel in handen heeft, zijn afspraken gemaakt met andere bekende wild plakkers in de stad en zijn voorstellen ingediend de APV aan te passen.

Samengevat voorziet de overeenkomst met Project 2 in een proefproject van een jaar waarin zij:

  • -

    evenementenaffiches mag plakken op 26 VRI-kasten en 20 bijkasten (voor signalering van bussen);

  • -

    de VRI-kasten en signaleringskastjes vrijwaart van illegale reclame;

  • -

    de aanwezigheid van illegale reclame op met name genoemde andere gemeentelijke objecten (met name in de binnenstad) signaleert, dan wel zelf kosteloos schoon maakt;

  • -

    geen gebruik meer mag maken van de openbare voorzieningen voor wild plakken; geen - affiches mag plakken van evenementen buiten Leeuwarden.

Na het proefjaar - dat is ingegaan op 1 april 1998 - volgt een evaluatie.

Uitbreiding van het aantal openbare voorzieningen voor wild plakken van acht nu naar maximaal 13, moet er tevens toe leiden, dat de behoefte, dan wel het gebruik van minder gewenste objecten, sterk afneemt.

Het proefproject van Project 2 heeft betrekking op activiteiten op gemeente-eigendommen, maar niet op alle, maar kan in samenhang met de andere maatregelen, desondanks worden beschouwd als een belangrijke eerste stap tot het verder reguleren van het wild plakken.

Zo voorziet het proefproject wel in het schoonhouden van papierbakken, luifelpalen, lichtmasten en rioolpomphuizen in de binnenstad, maar niet van objecten als zitbanken, muurtjes, hekwerken, kunstwerken, standbeelden, e.d.

Daarnaast zijn er tal van andere objecten (al dan niet op gemeentegrond) van derden die worden gebruikt voor het wild plakken, zoals glasbakken, transformatorhuisjes, kabelkastjes, telefooncellen, brievenbussen, e.d.

Tot slot moet worden getracht greep te krijgen op het wild plakken op particuliere gevels, schuttingen, e.d. Dit fenomeen komt vooral in de binnenstad en de aanlooproutes voor.

Het proefjaar kan tevens worden benut om actief te proberen uitbreiding aan de regulering van het wild plakken te geven. Dat kan bijvoorbeeld door Frigem, Telekabel, e.d. op hun verplichtingen te wijzen, maar ook door ze te bewegen aansluiting te zoeken bij het project.

Het vrijwaren van gevels in de binnenstad van ongewenste reclame dient te worden uitgewerkt in samenhang met het puienbeleid.

UITWERKING:

a. Geen mogelijkheden voor wild plakken, anders dan op speciale door de gemeente geplaatste voorzieningen en VRI's en signaleringskastjes voor openbaar vervoer;

b. Het aantal voorzieningen voor wild plakken in de stad bedraagt maximaal 13; daarvan mogen er - bij voorkeur niet in de zones A en B van het beschermd stadsgezicht - maximaal 6 in de binnenstad komen;

c. Vooralsnog 26 VRI's en 20 signaleringskastjes voor bussen bij kruispunten benutten voor het geordend laten aanbrengen van evenementenaf fiches;

d. Geen affiches voor evenementen buiten de gemeente Leeuwarden.

21 HANDHAVINGSASPECTEN EN REGELGEVING

De richtlijnen en de uitwerking daarvan voor de wijze waarop met de verschillende vormen van reclame in de gemeente Leeuwarden moet worden omgegaan, zijn hiervoor aangegeven.

Zij bieden een duidelijk kader voor:

- het toetsen van aanvragen voor reclame;

- het toezien op de naleving van de bedoelingen van het reclamebeleid.

In dit hoofdstuk wordt met name ingegaan op dat laatste aspect.

21.1 Het begrip handhaving

Er is sprake van handhaving, wanneer de regels worden overtreden, waardoor de naleving ervan moet worden afgedwongen. Het begrip handhaving is op te splitsen in een preventief en een repressief gedeelte. Preventieve handhaving heeft betrekking op het geven van informatie en algemene voorlichting, het plegen van overleg en controleren, dat alles met de bedoeling om een mogelijke overtreding te voorkomen. Repressieve vormen van handhaving worden gehanteerd als vast is komen te staan dat in strijd met de wet of andere voorschriften is gehandeld, waardoor moet worden opgetreden. Aan handhaving gaat overigens een fase vooraf, waarin wordt getracht draagvlak te creren bij belanghebbenden voor het gewenste beleid.

Een adequaat handhavingsbeleid is een uitermate belangrijk instrument om de reclame-doelstellingen te realiseren en om er voor te zorgen, dat de regels systematisch worden nageleefd. Op zich biedt het hebben van vastgestelde duidelijke richtlijnen en uitwerking daarvan op reclamegebied, de mogelijkheid nieuwe aanvragen te toetsen en beargumenteerd af te wijzen dan wel daaraan mee te werken. Datzelfde geldt bij de inbreng in bezwaarschriftenprocedures en beroepszaken.

Het kader voor handhaving dient te worden gevonden in een duidelijk handhavingsbeleid met betrekking tot het geheel van de bouwwetgeving, in het kader van de wet op de Ruimtelijke Ordening en op grond van de APV. Volstaan wordt in dit verband dan ook met de constatering, dat handhaving ook in het kader van het reclamebeleid een belangrijk instrument is voor het waarborgen van de rechtszekerheid van de burger en van de gewenste kwaliteit van de (woon)omgeving. Als het streven gericht is op kwaliteitsverbetering, dan is toezicht op de naleving daarvan onontbeerlijk.

Op de mate waarin rond reclame handhaving wenselijk is en welke prioriteiten daarbij gelden, wordt verderop in dit hoofdstuk ingegaan.

21.2 Aanpak illegale reclame-uitingen

Voor wat betreft het opsporen van illegale reclame kan het volgende onderscheid worden gemaakt:

  • a.

    opsporen van illegale reclame op gemeentegrond;

  • b.

    opsporen van illegale reclame op particuliere grond;

  • c.

    opsporen van illegale gevelreclame.

a. illegale reclame op gemeentegrond

Het opsporen en (doen) verwijderen van illegale reclame of verwijsborden op gemeentegrond is de verantwoordelijkheid van de beheerder van de grond. Meldingen komen voornamelijk binnen via het eigen personeel dat dagelijks op de weg is of het groen onderhoudt. Incidenteel komen meldingen binnen via burgers of via concurrenten. Het gaat daarbij niet altijd en alleen om borden, e.d., maar soms ook om gestalde motorvoertuigen en aanhangwagens voorzien van reclame. Voorzover eigenaren er binnen een vastgestelde termijn niet zelf voor hebben gezorgd dat de reclame is verwijderd (na aanschrijving), worden de objecten weggehaald of weggesleept door de gemeente zelf (lik-op-stuk beleid).

Via gerichte publiciteit (ontmoediging), voorlichting (wat mag wel en wat niet) en eventueel bijstelling van regelgeving (helderheid) op basis van dit beleidsplan kan illegale reclame op gemeentegrond nog effectiever worden tegengegaan.

Het incidentele karakter van het signaleren van illegaal aangebrachte reclame op gemeentegrond en het optreden daartegen, moet worden omgezet in een structurele aanpak. Dit is één van de speerpunten in het reclamebeleid. Dat kan door een vaste medewerker van de sector beheer openbare ruimte als coördinator te laten optreden die naast eigen onderzoek tevens de signalen van de mensen die werken aan of nabij de weg (wegwerkers, plantsoenwerkers, e.d.) gebruikt voor het opsporen van illegale reclame op gemeentegrond en zorgt voor een zo snel mogelijke verwijdering en - voor zover nodig - administratieve afhandeling.

b. illegale reclame op particuliere grond

Uit een oogpunt van continuteit van beleid, is het gewenst, dat voor illegale buitenreclame op particuliere grond dezelfde gedragslijn wordt gevolgd als voor dergelijke reclame op gemeentegrond. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de sector bouwen en wonen. De opsporing geschiedt veelal via het zogenaamde "piepsysteem". Soms is er sprake van een meer structurele aanpak.

Zo zijn onlangs alle illegale reclames in het buitengebied in beeld gebracht.

Vervolgens zijn op grond van recente aanschrijvingen de meeste objecten weggehaald door de eigenaren zelf. In een enkel geval heeft dat uiteindelijk geleid tot een administratiefrechtelijke procedure. Het resultaat daarvan was, dat de gemeente in het gelijk is gesteld en dat het bord moest worden verwijderd. Doel is het hele buitengebied te vrijwaren van illegale reclame. Thans is een overzichtelijke situatie ontstaan, waardoor alert op nieuwe gevallen kan worden ingespeeld.

Veel lastiger is het greep te krijgen op illegale buitenreclame op particuliere grond in de stad en de dorpen. Niet alleen komt dit fenomeen veel meer voor, dan in het buitengebied, het is ook tijdrovend te constateren of een buitenreclame op particuliere grond er legaal, dan wel illegaal staat.

Het gaat daarbij steeds vaker om reclamevlaggen. Nieuwe aanvragen kunnen worden getoetst aan het reclamebeleid. Een vergunning kan vervolgens al dan niet onder het stellen van voorwaarden, worden verleend, dan wel geweigerd.

Ten aanzien van het opsporen van illegale reclame op particuliere grond is het wenselijk, dat de coördinatie en de afhandeling op één en dezelfde plaats in de organisatie plaats vindt. APV, bouwverordening en het reclamebeleid vormen de juridische grondslag om te kunnen optreden. Intensivering van het handhavingsbeleid houdt in principe een uitzetting in menskracht in. De kosten moeten kunnen worden verhaald op de veroorzaker.

Aan het eind van dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de prioriteiten.

c. illegale gevelreclame

Wat hiervoor is geschreven over illegale buitenreclame op particuliere grond, geldt evenzeer voor illegale gevelreclame.

De aanpak van illegale gevelreclame is in wezen niet anders dan bij illegale buitenreclame. Ook hiervan dient de coördinatie en de afhandeling op één en dezelfde plaats in de organisatie te liggen. Juridische grondslag voor handelend optreden zal doorgaans de bouwverordening en het reclamebeleid zijn.

voorstel 3

Het incidentele karakter van het signaleren van illegaal aangebrachte reclame op gemeentegrond, op particuliere grond en op of aan gevels en het optreden daartegen, moet worden omgezet in een structurele aanpak.

21.3 Wild plakken

Op grond van artikel 2.4.2. eerste lid van de APV is het verboden de weg of dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is, te bekrassen of te bekladden. Volgens het tweede lid van dit artikel is het zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende eveneens verboden om een aanplakbiljet of ander geschrift aan te plakken of op een andere wijze aan te brengen op dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is.

De Grondwet (artikel 7) staat echter niet toe, dat het gebruik van een bepaald middel van bekendmaking, dat naast andere middelen zelfstandige betekenis heeft en met dat oog op bekendmaking in een bepaalde behoefte kan voorzien, in het algemeen verboden wordt of van voorafgaande overheidsverlof afhankelijk wordt

gesteld. Is hiervan wel sprake, dat is de betreffende bepaling onverbindend.

Artikel 2.4.2. van de APV maakt geen inbreuk op voornoemd grondrecht. Het daarin neergelegde verbod krachtens het tweede lid brengt uitsluitend een beperking van het gebruik van dit middel van bekendmaking met zich mee, voor zover door dat gebruik een ander recht (namelijk dat van de rechthebbende) wordt geschonden.

Uit de jurisprudentie blijkt, dat van de overheid een voorwaardenscheppend beleid wordt gevraagd, zodat aan het criterium "dat gebruik van enige betekenis moet overblijven", ook feitelijk inhoud kan worden gegeven.

Van gebruik van enige betekenis is sprake, indien wordt voldaan aan één of meer van de volgende (kwalitatieve) eisen:

  • -

    of er van overheidswege plekken aangewezen zijn of worden om te kunnen plakken (aanplakborden op locaties waar voldoende voorbijgangers kennis kunnen nemen van de boodschap);

  • -

    of plakken op slooppanden wordt toegestaan;

  • -

    of de gemeente het plakken op haar eigendommen toestaat;

  • -

    of getuigen/deskundigen particuliere rechthebbenden in de gemeente kennen, die zouden toestaan, dat op hun onroerend goed wordt geplakt.

Van de verbindende werking van artikel 2.4.2. van de APV is dus pas sprake indien een of meer van het hiervoor genoemde gebruik van enige betekenis in de gemeente aanwezig is.

Mogelijkheid a. ligt het meest voor de hand, omdat hiermee juist plekken in de gemeente worden gecreëerd, c.q. aangewezen voor het (reguleren van) het wild plakken. Het hebben van voldoende gemeentelijke faciliteiten maakt het mogelijk op grond van artikel 2.4.2. van de APV op te treden, indien willekeurig aanplak- biljetten op transformatorhuisjes, regelkastjes, glasbakken, e.d. worden geplakt.

Mogelijkheid b. laat ruimte voor het plakken op bijvoorbeeld (tijdelijke) schuttingen rond bouwterreinen.

Om het wild plakken te kunnen sanctioneren moeten er voldoende faciliteiten zijn, waar legaal kan worden geplakt. De ruimte daarvoor is er en staat beschreven in hoofdstuk 20 OVERIGE VORMEN VAN BUITENRECLAME, onderdeel 20.7 Voorzieningen voor wild plakken.

De rele mogelijkheden wild plakken aan te pakken worden bovendien vergroot, als niet alleen het plakken zelf, maar ook het laten plakken strafbaar wordt gesteld. De APV is daar medio 1998 op aangepast.

Het aanpakken van het wild plakken vraagt tevens om goede afspraken met de eigenaren van de objecten waarop doorgaans wordt geplakt. Vaak zijn die objecten meterkasten, schakelkasten, glasbakken, enzovoorts. Een actief lik-op-stuk beleid waarbij de veroorzaker voor de kosten opdraait en een speciaal schoonmaakteam (dat kan ook een bedrijf zijn, dat in overleg met de gemeente en eventueel derden zorgt voor gereguleerd wild plakken - zie het proefproject, zoals genoemd in 20.7) voor de verwijdering zorgt, zijn de wapenen om het wild plakken in te dammen en te zorgen voor een 'schone' stad. De coördinatie kan worden verzorgd door dezelfde medewerker van de sector beheer openbare ruimte.

voorstel 4

Om het wild plakken te kunnen aanpakken, wordt een drie sporenbeleid gevoerd:

- bieden van meer faciliteiten door uitbreiding van het aantal gemeentelijke voorzieningen (zie hoofdstuk 20);

- aanscherpen van de regels (inmiddels gerealiseerd);

-aanscherpen van het handhavingsbeleid, dan wel een handhavingtraject uitzetten (proefproject, zie hoofdstuk 20).

21.4 Prioriteiten

Een goed en adequaat handhavingsbeleid is één van de instrumenten die bijdraagt aan het realiseren van de bedoelingen van het reclamebeleid. Uiteraard moeten daar voldoende menskracht, financiële middelen en draagvlak voor zijn. Voor zover en voor zo lang de menskracht en middelen ontoereikend blijken te zijn, zullen prioriteiten moeten worden gesteld. Deze zijn gebaseerd op de speerpunten van het reclamebeleid, zoals die in deze nota naar voren zijn gekomen. Daarbij wordt (in volgorde) de hoogste prioriteit toegekend aan het opsporen en verwijderen van illegale reclame:

  • a.

    in het beschermd stadsgezicht;

  • b.

    in het buitengebied;

  • c.

    op gemeentegrond.

Prioritair zijn daarnaast zonder meer die illegale reclame-uitingen die op een opvallende wijze afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit, de welstand en/of de verkeersveiligheid en/of overlast veroorzaken.

voorstel 5

In het handhavingsbeleid wordt (in volgorde) voorrang gegeven aan het opsporen en verwijderen van illegale reclame:

a. in het beschermd stadsgezicht;

b. in het buitengebied;

c. op gemeentegrond;

d. die anderszins op een opvallende wijze afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit, de welstand, de verkeersveiligheid of overlast veroorzaken.

21.5 Aanpassing regelgeving

Gelijktijdig met het vaststellen van het reclamebeleid kan het in hoofdstuk 3 HUIDIGE BELEID genoemde "Beleidsmatig raamwerk buitenreclame-objecten, gemeente Leeuwarden, 1991", worden ingetrokken.

voorstel 6

Gelijktijdig met het vaststellen van het reclamebeleid "De reclame geordend" het "Beleidsmatig raamwerk buitenreclame-objecten, gemeente Leeuwarden, 1991" intrekken.

Nadat het reclamebeleid door burgemeester en wethouders is vastgesteld en de gemeenteraad daar mee heeft ingestemd, is het zaak de bestaande regelgeving op de inhoud daarvan - voor zover nodig - aan te passen. Het gaat daarbij om de APV, de bouwverordening en de regeling voor de uitstallingen. Ook de bestemmingsplannen zullen zodanig moeten worden geredigeerd, dat zonder vrijstellingsprocedures mee kan worden gewerkt aan ontwikkelingen die sporen met het reclamebeleid en anderszins niet gewenste ontwikkelingen op basis daarvan kunnen worden gekeerd.

voorstel 7

Nadat het reclamebeleid is vastgesteld, worden - voor zover nodig - de APV, de bouwverordening en de regeling voor uitstallingen aangepast, wordt in de nieuwe bestemmingsplannen rekening gehouden met het reclamebeleid en worden bestaande bestemmingsplannen voor zover mogelijk, daarop aangepast.

22 ENKELE FINANCIËLE ASPECTEN

22.1 Commercieel gebruik van de openbare ruimte

Het commercieel gebruik van de openbare ruimte via reclame levert de gemeente jaarlijks geld op en materiële voordelen (abri's, stadsplattegronden, e.d.) die anders geld zouden kosten.

De gemeente krijgt op dit moment op twee manieren geld binnen uit het commercieel gebruik van de openbare ruimte:

  • a.

    uit privaatrechtelijke overeenkomsten met ondernemingen die onder bepaalde voorwaarden reclame-objecten mogen exploiteren, zoals billboards, vitrines, mupi's, e.d.;

  • b.

    uit het heffen van precario als vergoeding voor het gebruik van gemeentegrond (erop of erboven) voor reclame-objecten die niet onder de hiervoor genoemde overeenkomsten vallen.

Meestal gaat het daarbij om in aantal en tijdsduur beperkte activiteiten. Voorbeelden daarvan zijn borden die bij bouwwerkzaamheden worden geplaatst en losse reclameborden bij winkels. Is er sprake van een langere duur, dan is er sprake van vastgelegde vergoedingen. De reclamemast bij de Hemrik is daarvan een voorbeeld. De hoogte van het precario is vastgelegd in de precarioverordening. Door de hoogte van het precario (meer) afhankelijk te maken van de commerciële waarde van het reclame-object, neemt de gemeente een meer rechtvaardig deel van wat er via deze weg van reclame wordt verdiend. Nu wordt die relatie nog te weinig gelegd. Voorgesteld wordt hiernaar een onderzoek in te stellen.

voorstel 8

Voorgesteld wordt een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden de hoogte van het precario meer afhankelijk te maken van de commer ciële waarde van het reclame-object waarvoor precario wordt geheven.

reclamebelasting

Een derde mogelijkheid om een redelijk deel van reclame-inkomsten te verkrijgen, is het heffen van reclamebelasting voor reclameboodschappen op particuliere grond of aan gebouwen die zich nadrukkelijk richten tot de voorbijgangers en derhalve een commerciële waarde hebben. Nu ontvangt de gemeente daar hooguit bij het afgeven van een vergunning, leges voor, maar die staat vaak in geen verhouding tot de commerciële waarde van zo'n object. Het aantal uitingen op strategische punten in de stad neemt toe en mag op basis van het voorgestane beleid ook groeien. Met name daar waar sprake is van niet-functiegebonden reclame (voorbeelden zijn de roterende reclames op blinde gevels en de reclames op flats aan het Europaplein) en reclame die verder gaat dan alleen een naamsvermelding (zie foto 25), is het niet meer dan redelijk, dat de gemeente een deel van de inkomsten verworven uit deze reclame, krijgt. Dat kan bijvoorbeeld via een bedrag per vierkante meter per jaar.

voorstel 9

Voorgesteld wordt een onderzoek in te stellen naar het heffen van reclamebelasting op reclame-uitingen die zich richten tot de voorbijgangers en/of die verder gaan dan het vermelden van een firmanaam.

vragen van meer offertes

Uit recente ervaringen in tal van grote en middelgrote gemeenten in ons land is gebleken, dat het financieel aantrekkelijk kan zijn voor het sluiten van privaatrechtelijke overeenkomsten voor het plaatsen van reclame-objecten in de openbare ruimte meer offertes te vragen. Er zijn in den lande zeker vier firma's op dat gebied actief met zeer concurrerende aanbiedingen.

Alle overeenkomsten met de reeds in Leeuwarden opererende ondernemingen zijn in 1997 of 1998 vernieuwd of worden binnenkort vernieuwd voor een nieuwe periode van 10 jaar. Het gaat daarbij om de overeenkomsten met Publex (billboards, vitrines, mupi's), NPB (lichtmastreclame, stadsklokken) en Alrecon (abri's). Om uiteenlopende redenen is afgezien van het vragen van meer offertes. Dat onderwerp is derhalve pas actueel aan het eind van de looptijd van deze vernieuwde overeenkomsten. Wel zijn de nieuwste overeenkomsten zodanig ingericht, dat ze aan het eind van de looptijd niet automatisch kunnen worden verlengd.

22.2 Relatie inkomsten en kosten

Hiervoor is aangegeven, dat de gemeente via drie wegen opbrengsten uit reclame kan genereren en door o.a. het invoeren van reclamebelasting de jaarlijkse inkomsten kan vergroten.

De inkomsten (onder aftrek van kosten) van reclame gaan naar de algemene middelen. Niet alle inkomsten zijn direct zichtbaar, omdat er sprake is van een overeenkomst in natura (abri's). Niet alle kosten die te maken hebben met reclame, worden daaruit betaald. Bovendien is sprake van inkomsten en uitgaven bij verschillende diensten.

In het reclamebeleid wordt meer coördinatie bepleit rond het begrip reclame, uit een oogpunt van het optimaliseren van de inkomsten uit reclame, van het beheer van de openbare ruimte en van het investeren in kwaliteit. Het coördineren van het reclamebeleid en het investeren in kwaliteit brengt extra kosten met zich mee. Daarnaast leidt het intensiveren van handhaving, zeker bij de start van het nieuwe beleid tot hogere kosten. De hoogte daarvan is mede afhankelijk van de besluitvorming over het handhavingsbeleid in het algemeen.

Bepleit wordt dan ook op basis van het nieuwe beleid op productniveau een duidelijker relatie te leggen tussen de inkomsten en kosten van reclame voor de gemeente.

In hoofdstuk 6 VORMGEVING VAN RECLAME is de instelling van een kwaliteitsprijs reclame bepleit. De kosten daarvan moeten worden gezien als kosten van reclame voor de gemeente. Mogelijk kunnen derden worden geïnteresseerd daarin bij te dragen.

voorstel 10

In de productbegroting wordt op basis van het nieuwe reclamebeleid een duidelijke relatie gelegd tussen de inkomsten uit en de kosten van reclame voor de gemeente.

Wijziging (aanvulling) op bestaande beleidsnota:

Vastgesteld in B. & W.-vergadering van 6 september 2005 (94488dp) en

Raadsvergadering van 31 oktober 2005 (20151)

Besluit:

  • 1.

    De raad voorstellen de volgende wijzigingen van het beleid in de reclamenota "De reclame geordend" vast te stellen:

    • a.

      Richtlijn a in hoofdstuk 12( Reclame in woongebieden) op bladzijde 50 : Geen dakreclame. Bestaande dakreclames mogen worden vervangen,

    • b.

      Richtlijn e in hoofdstuk 17 (Reclame in abri's en op mupi's) op bladzijde 63: Het maximale aantal mupi's en reclamevlakken wordt bepaald door B&W, met de beperking dat het aantal mupi's in de binnenstad gelijk moet blijven,

  • 2.

    de conceptraadsbrief en -besluit is vastgesteld.