Regeling vervallen per 01-01-2014

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad en raadscommissies

Geldend van 19-05-2010 t/m 31-12-2013

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad en raadscommissies

Inhoudsopgave

 

 

 

Hoofdstuk I: Algemene bepalingen

1.        Begripsomschrijvingen

2.        Voorzitter

3.        (Adjunct)griffier

4.        Commissiegriffier

 

Hoofdstuk II: Toelating van fracties, nieuwe leden

5         Onderzoek geloofsbrieven, beëdiging

6         Fractie

 

Hoofdstuk III: Instellen en werkwijze presidium, agendacommissie en commissies

7          Presidium

7a         Taken presidium

8          Agendacommissie

8a         Taken agendacommissie

9          Raadscommissie ex. Art. 82 GW

9a         Commissies ex. Art. 83, 84 GW

10         Taken raadscommissie

11         Samenstelling en werkwijze raadscommissie

12         Zittingsduur en vacatures leden raadscommissie

 

Hoofdstuk IV: Vergaderingen

§ 1 Tijdstip en voorbereidingen

13         Vergaderfrequentie

14         Oproep

15         Aanwezigheid college B&W

16         aanwezigheid secretaris

17         Ter inzage leggen van stukken

18         Openbare kennisgeving

 

§ 2 Orde der vergadering

19         Presentielijst

20         Zitplaatsen

21         Opening en quorum

22         Ingekomen stukken

23         Vaststellen agenda door vergadering

24         Spreekrecht burgers

25         Spreekregels

26         Volgorde sprekers

27         Aantal spreektermijnen

28         Handhaving orde en schorsing

29         Beraadslaging

30         Deelname aan de beraadslaging door anderen

31         Besluitenlijst en verslaglegging

32         Beraadslaging en beslissing

 

§ 3 Procedures bij stemmingen in de raad

33         Algemene bepalingen over stemming

35         Stemverklaring

35         Primus bij hoofdelijke stemming

36         Stemming over amendementen en moties

37         Stemming over personen

38         Herstemming over personen

39         Beslissing door het lot

 

Hoofdstuk V Rechten van leden

40         Amendementen

41         Moties

42         Initiatiefvoorstel

43         Collegevoorstel

44         Interpellatie

45         Schriftelijke vragen

46         Inlichtingen

 

Hoofdstuk VI Besloten vergadering

47         Algemeen

48         Besluitenlijst/verslaglegging

49         Geheimhouding

50         Opheffing geheimhouding

 

Hoofstuk VII Planning en control cyclus

51         Begroting en Jaarstukken

 

Hoofdstuk VIII: Lidmaatschap van andere organisaties

52         Verslag, verantwoording.

 

Hoofdstuk IX

53         Toehoorders en pers

54         Geluid- en beeldregistraties

55         Mobiele telefoons

 

Hoofdstuk X : Slotbepalingen

56         Uitleg

57         Experimenteerartikel

58         In werking treding

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of raadscommissie, of diens vervanger;

  • b.

    vice-voorzitter: plaatsvervanger van de voorzitter.

  • c.

    commissielid: raadslid of plaatsvervangend lid van een raadscommissie;

  • d.

    griffier: adviseur van de raad en leidinggevende van de griffie;

  • e.

    adjunct-griffier: plaatsvervanger van de griffier;

  • f.

    commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie;

  • g.

    vergadering: vergadering van de raad of van een raadscommissie;

  • h.

    amendement: voorstel tot wijziging van een conceptverordening of conceptbeslissing,

  • i.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, waarop het betrekking heeft;

  • j.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek door de raad wordt uitgesproken;

  • k.

    motie buiten de orde: een motie over een onderwerp dat niet op de agenda staat.

  • l.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • m.

    initiatiefvoorstel: een voorstel van een of meerdere raadsleden of een of meerdere fracties voor een verordening of een ander voorstel.

Artikel 2

De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter van de raad en de commissie is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      en hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    de raad benoemt bij de aanvang van een nieuwe termijn:

    • a.

      een eerste en een tweede vice-voorzitter van de raad,

    • b.

      een voorzitter en een vice-voorzitter van de commissies.

Artikel 3

De (adjunct)griffier

  • 1.

    De raad benoemt de griffier en adjunct-griffier.

  • 2.

    De griffier is bij elke vergadering van de raad aanwezig;

  • 3.

    Bij zijn verhindering wordt de griffier vervangen door de adjunct-griffier of een commissiegriffier.

  • 4.

    Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen deelnemen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 4

De commissiegriffier

  • 1.

    De ondersteuning van iedere raadscommissie wordt door de griffier of door een door hem aangewezen commissiegriffier verleend.

  • 2.

    In iedere vergadering is een commissiegriffier aanwezig.

  • 3.

    De griffier en adjunct-griffier kunnen bij iedere vergadering aanwezig zijn.

HOOFDSTUK II

Toelating van fracties, nieuwe leden

Artikel 5

Onderzoek geloofsbrieven, beëdiging.

  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De voorzitter van het hoofdstembureau laat schriftelijk weten dat het te benoemen raadslid voor benoeming in aanmerking komt. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt zonodig ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 6

Fractie

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden, alsmede de namen van de fractiesecretaris, fractiepenningmeester worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter en de griffier.

  • 4.

    a. Indien:

  • 1.

    één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

  • 2.

    twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

  • 3.

    één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

    wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    • b.

      Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk III

Instellen en werkwijze presidium, agendacommissie en commissies

Artikel 7

Het presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Het presidium bestaat uit de vicevoorzitter van de raad (tevens voorzitter van het presidium), de fractievoorzitters en de burgemeester (als adviserend lid). De griffier of diens vervanger is bij elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 3.

    De tweede vice-voorzitter van de raad is plaatsvervangend voorzitter van het presidium.

  • 4.

    De voorzitter of het presidium kan voorstellen de gemeentesecretaris uit te nodigen voor de vergadering van het presidium.

  • 5.

    Elke fractievoorzitter kan zich bij verhindering laten vervangen door een fractielid.

  • 6.

    Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium.

  • 7.

    Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 8.

    In spoedeisende en/of bijzondere gevallen kunnen de voorzitter en de griffier of hun plaatsvervangers onderwerpen aan de agenda toevoegen.

Artikel 7a

Taak van het presidium

  • 1.

    Het presidium vormt het dagelijks bestuur van de gemeenteraad.

  • 2.

    Het presidium is belast met alle procedurele en organisatorische zaken die de raad aangaan, waaronder wordt begrepen: vaststellen jaarlijks vergaderschema, spreektijdenschema en lijst voor hoofdelijke stemming.

  • 3.

    Het presidium kan door de burgemeester worden geraadpleegd over andere aangelegenheden de gemeente betreffende.

  • 4.

    Het presidium benoemt een agendacommissie en een werkgeverscommissie.

  • 5.

    Het presidium komt tenminste drie keer per jaar en zo vaak als nodig bijeen.

  • 6.

    De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar.

  • 7.

    Het verslag wordt na vaststelling in de volgende vergadering, gepubliceerd;

Artikel 8

De agendacommissie

  • 1.

    Het presidium benoemt een agendacommissie.

  • 2.

    De agendacommissie bestaat uit vertegenwoordigers van het presidium en bestaat uit vier leden: twee van de coalitiefracties en twee uit fracties van de oppositie.

  • 3.

    De voorzitter van het presidium is tevens voorzitter van de agendacommissie.

  • 4.

    De agendacommissie komt tweemaal per maand bijeen. Bij een gering aantal punten of tussentijdse punten kan door de griffier een digitale raadpleging worden gehouden.

Artikel 8a

Taak van de agendacommissie

  • 1.

    De agendacommissie heeft als taak de voorbereiding van de agenda van de gemeenteraad, raadscommissies en de planning van de activiteiten van de raad en commissies , zoals bijvoorbeeld werkbezoeken.

  • 2.

    Alle agendaverzoeken lopen via de agendacommissie. Bij een agenderingsverzoek door een fractie of een lid van de raad wordt een korte schriftelijke toelichting gevraagd.

  • 3.

    Er worden in beginsel geen vergaderingen gepland op zon- en landelijk erkende feestdagen en op de eerste werkdag na een vakantie.

  • 4.

    Voordat de oproep wordt verzonden, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 5.

    In spoedeisende gevallen echter kan de agendacommissie na de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 6.

    De agendacommissie doet ook een voorstel over de wijze van behandeling van een voorstel in de commissie en/of raad. Hierbij heeft de agendacommissie drie mogelijkheden, te weten agenderen als hamerstuk, bespreekpunt of ter kennisname.

  • 7.

    De vergaderingen van de agendacommissie zijn niet openbaar. De vergaderstukken worden na vaststelling gepubliceerd.

Artikel 9

Raadscommissies ex art. 82 Gemeentewet

  • 1.

    De raad stelt één of meer raadscommissies in.

  • 2.

    De raad beslist over het aantal commissies en de onderwerpen waarover zij adviseren en/of overleggen.

  • 3.

    De raad kent op het moment van vaststellen van dit reglement de volgende commissies:

    • a.

      de raadscommissie stadsontwikkeling;

    • b.

      de raadscommissie bestuur en middelen;

    • c.

      de raadscommissie welzijn.

  • 4.

    Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, bepaalt de agendacommissie dat het voorstel wordt besproken in de raadscommissie welke het onderwerp het meest aangaat. Zonodig kan de agendacommissie voorstel doen tot een gezamenlijke vergadering van meerdere commissies.

  • 5.

    Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult in principe de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 9a

  • 1. Commissies ex art. 83 en 84 Gemeentewet

    1.De raad kan daarnaast een of meerdere commissies instellen ex art. 83 en 84 van de Gemeentewet.

Artikel 10

Taken raadscommissie ex art. 82 Gemeentewet

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

  • 1.

    Het voorbereiden van de besluitvorming van de raad met betrekking tot:

    • -

      een voorstel van het college;

    • -

      een initiatiefvoorstel;

    • -

      een burgerinitiatief.

Het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;

Artikel 11

Samenstelling en werkwijze raadscommissie

  • 1.

    Een raadscommissie bestaat uit minimaal 1 afgevaardigde per fractie. Een raadslid kan zich te allen tijde laten vervangen door een fractiegenoot.

  • 2.

    In de vergadering van de commissie vindt geen besluitvorming plaats.

  • 3.

    De voorzitter kan op grond van het aantal zetels van een partij komen tot een voorlopig oordeel van de fractie over een onderwerp.

  • 4.

    Ieder commissielid brengt een gewogen stem uit. De commissieleden tellen daarbij maximaal voor het aantal zetels van de eigen fractie in de raad. Een woordvoerder kan ook aangeven, dat een of meerdere fractiegenoten tegen zijn.

  • 5.

    Het vragen van een voorlopig oordeel kan nodig zijn bij het vragen van de gevoelens van de raad in een commissie.

  • 6.

    De weging van de meningen van de fracties worden in het verslag door de griffie vastgelegd. Op basis hiervan kan de wethouder een goede inschatting maken hoe een mogelijke noodzakelijke bespreking van het voorstel in de raad zal uitpakken.

  • 7.

    De fractie kan voor iedere raadscommissie tenminste een plaatsvervangend lid per fractie, niet zijnde een raadslid, aanwijzen, die zitting in een raadscommissie heeft.

  • 8.

    Het plaatsvervangend lid, niet zijnde raadslid, heeft geen stemrecht. Het plaatsvervangend lid dient als fractieassistent ingeschreven te staan bij de griffie.

  • 9.

    De artikelen 10,11,12,13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie.

Artikel 12

Zittingsduur en vacatures leden raadscommissie

  • 1.

    De zittingsperiode van de voorzitter en zijn plaatsvervanger eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2.

    Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in art. 11, lid 7 en 8 gestelde eisen.

  • 3.

    De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger van zijn functie ontheffen.

  • 4.

    De voorzitter en zijn plaatsvervanger kunnen te allen tijde hun werkzaamheden neerleggen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 5.

    Indien er een vacature van voorzitter of zijn plaatsvervanger ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van art. 2, lid 2.

  • 6.

    Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Hoofdstuk IV

Vergaderingen

Paragraaf 1

Tijdstip van vergaderen, voorbereidingen

Artikel 13

Vergaderfrequentie

  • 1.

    De vergaderingen van de raad en raadscommissie vinden in de regel maandelijks op maandag en woensdag plaats. De vergaderingen vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het stadhuis.

  • 2.

    De woensdag na de raadsvergadering is de vaste reservedatum voor de raad waarop de vergadering indien nodig voortgezet kan worden.

  • 3.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de griffier en de agendacommissie.

  • 4.

    Indien overeenkomstig artikel 17, tweede lid, van de Gemeentewet door acht leden een vergadering nodig wordt geoordeeld, wordt hiervan in de oproep kennis gegeven.

Artikel 14

Oproep

  • 1.

    De voorzitter van de vergadering zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van de vergadering en het college van burgemeester en wethouders een schriftelijke of digitale oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden van de vergadering verzonden.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld wordt deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de vergadering gezonden.

  • 4.

    Bij eventuele verhindering om de vergadering bij te wonen doet het lid hiervan tijdig voor de raadsvergadering mededeling aan de griffier.

Artikel 15

Aanwezigheid college burgemeester en wethouders en secretaris

  • 1.

    De agendacommissie kan één of meer portefeuillehouders uitnodigen om in de raadsvergadering of commissievergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2.

    De raadscommissie kan bij aanvang van de commissievergadering beslissen dat de burgemeester en één of meer wethouders niet aan de beraadslagingen mogen deelnemen.

  • 3.

    De portefeuillehouder kan zich ter vergadering laten bijstaan door een ambtenaar en/of externe deskundige.

Artikel 16

Aanwezigheid secretaris

1.De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 17

Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die dienen ter toelichting op de geagendeerde onderwerpen of voorstellen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het stadskantoor en door het presidium nader te bepalen plaatsen ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 18 van deze verordening Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25 en 86, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 18

Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging op de gemeentelijke pagina van het huis-aan-huis blad en door plaatsing op de gemeentelijke website ter openbare kennis gebracht of op een andere wettelijke toelaatbare wijze.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

    • c.

      de mogelijkheid en de voorwaarden tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 24 van de verordening

Paragraaf 2

Orde der vergadering

Artikel 19

Presentielijst

  • 1.

    Bij de raadsvergadering tekent ieder lid van de raad meteen bij binnenkomst in de vergaderzaal de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de griffier door ondertekening vastgesteld.

  • 2.

    Bij de commissievergadering maakt de commissiegriffier een lijst van de aanwezige leden, genodigden en insprekers.

Artikel 20

Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, het college, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats inde raadsvergadering , door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

Artikel 21

Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de raadsvergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is (de helft van het aantal leden plus 1).

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3.

    De voorzitter opent de commissievergadering op het vastgestelde uur, indien van meer dan de helft van de fracties een afgevaardigde aanwezig is. Het tweede lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing.

Artikel 22

Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken, waaronder brieven van burgers en schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2.

    Na de vaststelling van de besluitenlijst stelt de raad op voorstel van de agendacommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 3.

    Bij ingekomen brieven stelt de raad een antwoord aan de briefschrijver vast.

  • 4.

    Een conceptantwoord of een ingekomen brief op de lijst van ingekomen stukken van de raad kan ook geagendeerd worden ter bespreking in de commissie. Het raadslid dient dit in de raad aan te geven en een motivering toe te voeren wat hij of zij met de commissie wil bespreken.

  • 5.

    Bij de raad ingekomen stukken worden ter kennisname aan de raadsleden gebracht door middel van een dagmail.

Artikel 23

Vaststellen agenda door vergadering

  • 1.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de vergadering zelf de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de vergadering bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. Indien in de vergadering van de raad het aantal van vijf bespreekpunten overschrijdt, worden deze in beginsel doorgeschoven naar de reservedatum, tenzij de meerderheid van de vergadering beslist dat deze punten toch op dezelfde avond binnen de toegekende spreektijd kunnen worden behandeld.

  • 2.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de vergadering de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 3.

    Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan het college of aan de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De vergadering bepaalt zelf in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt. Indien dit niet mogelijk is bepaalt de agendacommissie dit.

  • 4.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5.

    Bij een hamerstuk is er alleen gelegenheid om een korte stemverklaring af te leggen.

  • 6.

    Een bespreekpunt wordt in maximaal twee termijnen behandeld. Het college heeft de gelegenheid te reageren na iedere termijn.

  • 7.

    Bij een toelichtend punt kan een raadslid een korte toelichting geven op een onderwerp ter kennisname is geagendeerd. Er kan geen discussie gevoerd worden over de toelichting.

  • 8.

    Indien een raadslid/fractie de aard van een agendapunt wil wijzigen (bijv. van hamerstuk naar bespreekpunt) meldt het raadslid dit vóór 12.00 uur op de dag van de vergadering bij de griffie.

Artikel 24

Spreekrecht burgers

  • 1.

    Na de opening van de commissievergadering kunnen aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren zoveel mogelijk over geagendeerde onderwerpen bij de commissies. In de raad kan ingesproken worden over commissieoverschrijdende onderwerpen.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • Ø

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen een bezwaar- en/of beroepsschrift is ingediend of de rechter om een uitspraak is gevraagd en de uitspraak nog niet onherroepelijk is geworden;

    • Ø

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • Ø

      in een raadsvergadering over de voor die vergadering geagendeerde onderwerpen.

  • 3.

    Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit vóór 12.00 uur op de dag van de vergadering bij de griffie. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    Elke spreker krijgt maximaal drie minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan tien sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 25

Spreekregels

  • 1.

    De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf het katheder of van de zitplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    In de commissies spreken de commissieleden vanaf hun zitplaats.

  • 3.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

  • 4.

    Er is een spreektijdenschema door het Presidium vastgesteld voor de raadsvergadering. De leden van de raad voeren het woord gedurende de maximaal toegekende tijdsduur in het schema.

Artikel 26

Volgorde sprekers

  • 1.

    De voorzitter van de vergadering geeft de leden het woord.

  • 2.

    Bij grote onderwerpen hanteert de voorzitter de speekvolgorde naar grootte van de fracties.

  • 3.

    Indien een onderwerp geagendeerd is op verzoek van een fractie kan de burgemeester die fractie als eerste het woord geven.

  • 4.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 27

Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de vergadering anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde en interrupties.

  • 5.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 6.

    Een lid mag geen feitelijke of technische vragen stellen. Feitelijke of technische vragen dienen voorafgaand aan de vergadering via de griffie of rechtstreeks aan de opsteller van het voorstel te worden gesteld.

Artikel 28

Handhaving orde en schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin dat plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4.

    De voorzitter kan met inachtneming van art. 26 Gemeentewet de vergadering voorstellen om een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen.

Artikel 29

Beraadslaging

  • 1.

    De vergadering kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van de raad(scommissie) of op voorstel van de voorzitter kan de raad(scommissie) besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 30

Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    De vergadering kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad en commissie kunnen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de vergadering genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 3.

    Een raadslid dat een initiatiefvoorstel verdedigt, kan zich ter vergadering laten bijstaan door een ambtelijk of externe deskundige.

Artikel 31

Beraadslaging en beslissing

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de vergadering anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 32

Besluitenlijst en verslaglegging

  • 1.

    Van iedere raadsvergadering wordt een besluitenlijst gemaakt. Het digitale geluid- en beeldverslag zijn leidend voor hetgeen in de vergadering gezegd is.

  • 2.

    Van iedere commissievergadering wordt een kort verslag gemaakt. Ook hiervan is het digitaal geluid- en beeldverslag leidend.

  • 3.

    De besluitenlijst en het verslag van de voorgaande vergadering wordt aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Deze stukken worden tevens toegezonden aan de overige personen die het woord gevoerd hebben.

  • 4.

    De besluitenlijst en het verslag worden zo mogelijk bij aanvang van de volgende vergadering vastgesteld.

  • 5.

    De leden, de voorzitter, de wethouders, en de griffier hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst/het verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergegeven wordt hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de besluitenlijst in de vergadering te worden ingediend.

  • 6.

    De besluitenlijst/het kort verslag moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de (commissie)griffier, de burgemeester en wethouders, de secretaris (allen voor zover aanwezig) en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest (raad), een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden (commissie);

    • c.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden (raad);

    • d.

      het advies aan de raad onder vermelding van de fracties die mededeling gedaan hebben van hun goed- of afkeuring, en met aantekening van de fracties die zich niet uitgelaten hebben (commissie);

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 30 van deze verordening door de raadscommissie is toegestaan deel ten nemen aan de beraadslagingen;

    • f.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen (raad) wordt in een bijlage bij de besluitenlijst gevoegd.

  • 7.

    De besluitenlijst/het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de griffier en gepubliceerd op de website.

  • 8.

    De vastgestelde besluitenlijst van de raad wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend

Paragraaf 3

Procedures bij stemmingen in de raad

Artikel 33

Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    Stemming vindt gewoonlijk bij handopsteking plaats. Een lid kan de vergadering vragen om hoofdelijke stemming.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd.

  • 3.

    Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter (of de griffier) de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 35 van dit reglement is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van deze vaste lijst.

  • 4.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 5.

    De leden brengen hun stem uit door hun hand op te steken of door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 6.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 7.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 34

Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 35

Primus bij hoofdelijke stemming

Indien een hoofdelijke stemming wordt gevraagd, deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de vaste, door het presidium vastgestelde lijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 36

Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over het amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

Artikel 37

Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid,dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter;

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 38

Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 39

Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK V

Rechten van leden

Artikel 40

Amendementen

  • 1.

    Ieder aanwezig lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Amendementen en subamendementen dienen bij voorkeur vóór 12.00 uur op de dag van de vergadering bij de griffie te zijn aangeleverd, zodat het college een advies kan voorbereiden.

Artikel 41

Moties

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat de vergadering hiermee heeft in gestemd en nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Een motie buiten de orde dient voor 12 uur op de dag van de vergadering bij de collega-raadsleden en de griffier te zijn aangekondigd.

  • 6.

    Moties dienen bij voorkeur vóór 12 uur op de dag van de vergadering bij de griffie te zijn aangeleverd, zodat het college een advies kan voorbereiden.

Artikel 42

Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de agendacommissie of griffie worden ingediend en voldoen aan de door het Presidium vastgestelde toetsingscriteria.

  • 2.

    De griffie stuurt het initiatiefvoorstel bij ontvangst voor commentaar meteen door naar het college en informeert de leden van de raad.

  • 3.

    De agendacommissie agendeert het initiatiefvoorstel en de collegereactie voor een commissievergadering. Indien na 6 weken geen reactie of verzoek om uitstel is ontvangen agendeert de agendacommissie het voorstel.

Artikel 43

Collegevoorstel

  • 1.

    Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de vergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de vergadering

  • 2.

    Indien de vergadering van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de vergadering in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 44

Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, voor 12.00 uur op de vrijdag voorafgaande aan de raadsvergadering schriftelijk bij de griffier ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 45

Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een korte toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2.

    De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De vragen en antwoorden worden aan de indieners van de vragen en aan alle leden van de raad toegezonden. Daarna wordt deze informatie op de website geplaatst.

  • 5.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen over het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 46

Inlichtingen

  • 1.

    Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 3.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

HOOFDSTUK VI

Besloten vergadering

Artikel 47

Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 48

Besluitenlijst/verslaglegging

  • 1.

    De besluitenlijst/het verslag van een besloten vergadering ligt uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffie en worden niet verspreid, tenzij een lid aangeeft het verslag van de besloten vergadering te willen ontvangen.

  • 2.

    Deze besluitenlijst/dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering wordt een besluit genomen over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst/dit verslag.

  • 3.

    De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 49

Geheimhouding

  • 1.

    Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de vergadering overeenkomstig artikel 25 en 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De vergadering kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

  • 2.

    Geheime stukken liggen ter inzage bij de griffier en worden niet verspreid, tenzij een lid aangeeft een bepaald geheim stuk te willen ontvangen. De griffier heeft een intekenlijst waarop wordt bijgehouden wie de stukken heeft ingezien of ontvangen.

  • 3.

    De leden moeten in het geval van een geheim document of een besloten vergadering de gelegenheid krijgen om te kunnen kiezen of zij kennis willen nemen van de geheime informatie.

  • 4.

    Bij aanvang van een besloten behandeling van een agendapunt in een vergadering dient via de voorzitter en wethouder meer toelichting te volgen over de aard van de bespreking, zodat de aanwezige leden een afweging kunnen maken of zij wel of niet aanwezig willen zijn.

  • 5.

    De nazending van geheime informatie op verzoek van de vergadering als gevolg van een toezegging van de wethouder geschiedt door de griffier. De geheime informatie is vervolgens in te zien op de griffie.

  • 6.

    Direct belanghebbenden bij het geagendeerde onderwerp voor een besloten vergadering hebben de mogelijkheid om in te spreken in een besloten bijeenkomst. De inspreker dient daarna te vertrekken zodat de beraadslagingen buiten de belanghebbenden om kunnen plaatsvinden.

Artikel 50

Opheffing geheimhouding

1.Indien de vergadering op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK VII

Planning en Control cyclus

Artikel 51

Begroting en Jaarstukken

1.Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting en de jaarstukken en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een door het presidium vastgestelde procedure.

HOOFDSTUK VIII

Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 52

Verslag, verantwoording

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.

  • 2.

    Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

  • 3.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 45 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 46, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

HOOFDSTUK IX

Toehoorders en pers

Artikel 53

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen, openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is in beginsel verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 54

Geluid- en beeldregistraties

1.Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter of griffier en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 55

Inperking gebruik mobiele telefoons

1.In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is het tijdens de vergadering niet toegestaan te bellen. Evenmin is toegestaan het op andere wijze gebruik maken van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, op een wijze die inbreuk kan maken op de orde van de vergadering.

1.HOOFDSTUK X

1.Slotbepalingen

1.Artikel 56

Uitleg reglement

1.In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 57

Experimenteerartikel

  • 1.

    De raad kan op voorstel van het presidium besluiten tot afwijking van het bepaalde in dit reglement met als doel te experimenteren met een andere wijze van werken van raad en/of commissie voor een periode van maximaal 1 jaar.

  • 2.

    De raad besluit na afloop van het experiment of eerder over structurele invoering van het experiment.

  • 3.

    Bij invoering wordt het reglement van orde van raad en raadscommissie in de eerstvolgende vergadering aangepast

Artikel 58

In werking treden

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op moment van publicatie.

  • 2.

    Op hetzelfde tijdstip vervalt:

    • a.

      het Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 september 2005,

    • b.

      het Reglement van orde voor de vergaderingen van de raadscommissies, vastgesteld bij raadsbesluit op 26 augustus 2002.

BIJLAGE

Relevante artikelen uit de gemeentewet

Artikel 10

  • 1.

    Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

  • 2.

    Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:

  • 1.

    zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een overeenkomst tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en

  • 2.

    zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3.

    Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Artikel 11

Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van de raad hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van de raad wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van de raad is vervallen verklaard.

Artikel 12

  • 1.

    De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.

  • 2.

    Openbaarmaking geschiedt door ter inzage legging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.

Artikel 13

  • 1.

    Een lid van de raad is niet tevens:

  • a.

    minister;

  • b.

    staatssecretaris;

  • c.

    lid van de Raad van State;

  • d.

    lid van de Algemene Rekenkamer;

  • e.

    Nationale ombudsman;

  • f.

    substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

  • g.

    commissaris van de Koning;

  • h.

    lid van gedeputeerde staten;

  • i.

    griffier der Staten;

  • j.

    burgemeester;

  • k.

    wethouder;

  • l.

    lid van de rekenkamer;

  • m.

    lid van een deelraad;

  • n.

    lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

  • o.

    ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder k, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

  • a.

    aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

  • b.

    aanvangt op de dag van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op de dag waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder o, kan een lid van de raad tevens zijn:

  • a.

    ambtenaar van de burgerlijke stand;

  • b.

    vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

  • c.

    ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 14

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof ) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"

(“Dat verklaar en beloof ik!")

Artikel 15

  • 1.

    Een lid van de raad mag niet:

  • a.

    als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

  • b.

    als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

  • c.

    als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

01 1e overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

02 2e overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

d.rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

01 het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

02 het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

03 het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

04 het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

05 het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

06 het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

07 het onderhands huren of pachten van de gemeente.

  • 2.

    Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

  • 3.

    De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Artikel 16

De raad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 21

  • 1.

    De burgemeester heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2.

    Een wethouder heeft toegang tot de vergaderingen en kan aan de beraadslaging deelnemen.

  • 3.

    Een wethouder kan door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn.

Artikel 197

  • 1.

    Het college legt aan de raad over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2.

    Het college voegt daarbij de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid, het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid, en de verslagen, bedoeld in artikel 213a, tweede lid.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de raad zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de ter inzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. De raad beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Toelichting op het reglement van orde voor

de vergaderingen en andere werkzaamheden

van de raad en commissies van de gemeente Leeuwarden

Algemene bepalingen

In de afgelopen jaren is de werkwijze van de raad geleidelijk aangepast. De afspraken die de raad hierover heeft gemaakt en vastgelegd in een besluit van het Presidium d.d. 16-01-2008 zijn in deze wijzigingen verwerkt. Tevens is de verordening waar nodig aangepast aan de laatste modelverordening van de VNG. In het kader van deregulering en uniformering van de werkwijze van raad en commissie zijn de regelingen van beiden in een reglement opgenomen.

HOOFDSTUK I

Artikel 2

De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 9 van de Gemeentewet schrijft dit dwingend voor. De raad van de gemeente Leeuwarden kent sinds d.d. 14 maart 2002 een eerste en tweede voorzitter bij het begin van een nieuwe raadsperiode .

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3

De (adjunct)griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (art. 100 GW) De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

Artikel 4

De commissiegriffier

Het artikel behoeft geen nadere toelichting.

HOOFDSTUK II

Toelating van fracties, nieuwe leden

Artikel 5

Onderzoek geloofsbrieven, beëdiging

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad is komen te vervallen als gevolg van inwerking treden van de Wet Dualisering gemeentebestuur.

Artikel 6

Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning).

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.

HOOFDSTUK III

Instellen en werkwijze Presidium, agendacommissie en commissies.

Artikel 7 en 7a

Het presidium

Het presidium bestaat uit de fractievoorzitters en de burgemeester als adviserend lid, de vergadering wordt voorgezeten door de vice-voorzitter van de raad. De griffier is bij de vergaderingen aanwezig; de aanwezigheid van de secretaris kan praktisch zijn met het oog op de door de ambtelijke organisatie te verrichten taken ten behoeve van de raad.

Met de uitbreiding van de taakomschrijving van het presidium in art 7a is de bestaande praktijk vastgelegd. In deze taakomschrijving is aangesloten bij de tekst uit de handreiking dualisme van de gemeente Leeuwarden.

Artikel 8 en 8a

Agendacommissie

Er is een agendacommissie, benoemd door het Presidium en bestaat uit 4 leden uit het Presidium, 2 uit de oppositiefracties en 2 coalitiefracties. De agendacommissie vervult een belangrijke, coördinerende rol bij de agendering van onderwerpen voor de raadscommissies en de raad. De agendacommissie stelt concept agenda’s vast. De raad en de raadscommissies stellen de zijn eigen agenda vast.

Artikel 9

Raadscommissies ex. Art. 82 Gemeentewet.

In de verordening is gekozen voor het open laten van het aantal raadscommissies. Momenteel bestaan er feitelijk drie raadscommissies die de besluitvorming van de raad voorbereiden en met het college overlegt, te weten Bestuur en Middelen, Stadsontwikkeling en Welzijn. De programma’s uit de Programmabegroting zijn verdeeld over deze drie commissies.

De begroting en de jaarstukken worden in een integrale commissiebijeenkomst behandeld.

Het vierde en vijfde lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden. In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die commissie de functie van commissiegriffier vervult.

Artikel 9a

Commissies ex. Art. 83,84 GW

Dit artikel opent de mogelijkheid een commissie in te stellen die bevoegdheden van de raad, college of de burgemeester overgedragen hebben gekregen, de zogenaamde bestuurscommissie (art. 83 GW). Op grond van art. 84 van de GW kunnen ook andere commissies ingesteld worden, er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een adviescommissies met een bepaalde taakopdracht zoals de begeleidingscommissie accountant. Om besluitvorming rond belangrijke beleidsontwikkelingen goed voor te bereiden kan de raad tijdelijke commissies instellen. Per geval wordt de samenstelling geregeld. Om interactieve beleidsvorming te realiseren wordt het mogelijk gemaakt dat in deze commissies niet-raadsleden zitting hebben, waaronder de voorzitter. Dit kunnen burgers zijn of vertegenwoordigers van bepaalde doelgroepen.

Artikel 10

Taken raadscommissie ex. art. 82 GW

De taakverdeling tussen de raad en de commissie is als volgt. De politieke stellingname en het politieke debat vindt plaats in de raadsvergadering, alsook uiteraard de besluitvorming. Een commissie heeft tot taak de besluitvorming voor te bereiden. Onderdeel daarvan kan zijn het verkrijgen van informatie die nodig is voor een gedegen discussie en een weloverwogen besluitvorming in de raadsvergadering. Daartoe kan een commissie overleg plegen met leden van het college, de burgemeester, ambtenaren en derden (burgers, vertegenwoordigers van organisaties etc.).

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

Artikel 11

Samenstelling en werkwijze

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies op voordracht van de fractie. Maar het is aan de fracties zelf is om te bepalen welke leden de betreffende fractie vertegenwoordigen in de verschillende commissies.

Zoals uit het zevende lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn en ook niet op de kandidatenlijst gestaan te hebben. Een fractie kan zelf bepalen wie als plaatsvervangend lid optreedt. Uit lid 9 blijkt dat die persoon wel moet voldoen aan de in de Gemeentewet vermelde vereisten hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15.

De conceptagenda van de commissie wordt voorbereid en opgesteld door agendacommissie. De raadscommissie stelt aan het begin van de vergadering, evenals de raad, zijn eigen agenda vast.

Artikel 12

Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 11, 7e en 8e lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft aangewezen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling voor buitengewone leden, deze hebben in principe 4 jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen, ontslag nemen of overlijden. De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden.

Hoofdstuk IV

Vergaderingen

Paragraaf 1

Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 13

Tijd en plaats van vergaderen

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Artikel 14

Oproep

Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd.

Artikel 15,16

Aanwezigheid college B&W, secretaris

Op grond van art. 21 lid 1 GW heeft de burgemeester het recht in de raadsvergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Artikel 21 is gewijzigd door een verandering en aanvulling van artikel 21 Gemeentewet in 2009. In de oude situatie bestond voor de raad de mogelijkheid een portefeuillehouder uit te nodigen maar ook de mogelijkheid een wethouder buiten de beraadslagingen te houden. Door de wijziging en aanvulling van artikel 21 van de Gemeentewet heeft de wethouder toegang tot de raadsvergadering en kan hij aan de beraadslaging deelnemen. Bij de wijziging van de Gemeentewet is een derde lid aan artikel 21 toegevoegd: Een wethouder kan door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. Het derde lid bij het artikel 21 is toegevoegd omdat het niet noodzakelijk is dat een wethouder elke raadsvergadering bijwoont. De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De vergadering van een raadscommissiekan wel bepalen dat de burgemeester (en wethouders) niet aan de beraadslagingen mag deelnemen.

Verder is toegevoegd dat een portefeuillehouder zich kan laten bijstaan door een deskundige, veelal een ambtenaar. Deze persoon kan aan de beraadslagingen deelnemen, mits daartoe het woord gegeven door de voorzitter.

Artikel 17

Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). De toevoeging in lid 1 “en door het presidium nader te bepalen plaatsen” maakt het mogelijk dat de stukken ook op andere locaties dan het stadskantoor, zoals bijvoorbeeld buurt- en wijkcentra, ter inzage kunnen worden gelegd.

Artikel 18

Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.

Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de plaatsing op het internet toegevoegd.

Paragraaf 2

Orde der vergadering

Artikel 19

Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

Artikel 20

Zitplaatsen

Artikel spreekt voor zich.

Artikel 21

Opening vergadering

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 22

Ingekomen stukken; mededelingen

Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

Artikel 23

Vaststellen Agenda door vergadering

De agendacommissie bepaalt in zijn overleg hoe de conceptagenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.

Het derde lid heeft tot doel om de raad(scommissie) een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via hun fractievoorzitter in de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen.

Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Aan lid 1 is een passage toegevoegd met als doel te voorzien in problemen met de spreektijd indien de door de raad toegevoegde agendapunten het aantal van vijf bespreekpunten overschrijdt.

Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt.

Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.

Artikel 24

Spreekrecht burgers

Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

Het spreekrecht is beperkt gehouden tot onderwerpen die voor de betreffende commissievergadering zijn geagendeerd, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie. Doordat het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken over onderwerpen die een raadscommissie aangaan.

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen – de belangen van – kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.

De burgers die wensen in te spreken moeten zich ten minste voor 12 uur op de dag van de vergadering melden bij de griffie. Dit om eventueel de portefeuillehouder uit te nodigen voor de vergadering.

In het zesde lid is ervoor gekozen om een burger één maal het woord te geven. De spreektijd is teruggebracht van 5 tot 3 minuten. De drie minuten spreektijd is al een geruime tijd een goed functionerende norm. De voorzitter kan de commissie voorstellen om burgers die inspreken een tweede termijn te geven.

Artikel 25

Spreekregels

De raad werkt al enige tijd met een spreektijdenschema voor de raadsvergadering. Deze werkwijze is nu in het reglement vastgelegd. In de raadscommissie wordt niet met een spreektijdenschema gewerkt.

Artikel 26

Volgorde sprekers

Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 25).

Artikel 27

Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp

Artikel 28

Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 25 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 53 van dit reglement.

Artikel 29

Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 23).

Artikel 30

Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht.

Artikel 31

Beslissing

Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

Artikel 32

Besluitenlijst en verslaglegging

Dit artikel regelt de verslaglegging, wijze waarop. Het maken van een verslag is niet wettelijk verplicht, in de Gemeentewet wordt allen over de verplichting een besluitenlijst openbaar temaken gesproken. In de gemeente Leeuwarden is ervoor gekozen om het digitale geluid- en beeldverslag leidend te laten zijn voor hetgeen in enige vergadering is gezegd. Van een raadsvergadering wordt alleen een besluitenlijst openbaar gemaakt en van commissievergadering wordt alleen een samenvattend verslag gemaakt.

Paragraaf 3

Procedures bij stemmingen

Artikel 33

Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 35 van dit reglement.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 34

Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 35

Primus bij hoofdelijke stemming

Aangezien hoofdelijke stemming zelden voorkomt, wordt de volgorde van stemmen bepaald op het moment van hoofdelijke stemming; Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de vaste, door het presidium vastgestelde lijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming. Deze volgorde geldt dan ook voor eventuele andere hoofdelijke stemmingen in dezelfde vergadering, ook na een eventuele schorsing.

Artikel 36

Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 35 en 36 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement.

Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 37

Stemming over personen

De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.

In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.

Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Artikel 38

Herstemming over personen

Procedurele regeling hoe te handelen als niemand de meerderheid heeft verkregen.

Artikel 39

Beslissing door het lot

In dit artikel wordt een nadere uitwerking gegeven van hetgeen in artikel 31, 3e lid Gemeentewet is voorgeschreven.

HOOFDSTUK V

Rechten van leden

Artikel 40

Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het conceptbesluit voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 23).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 31. Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 41

Moties

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak door de raad. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 38 geregelde initiatiefvoorstellen.

Artikel 42

Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.

Artikel 43

Collegevoorstel

Artikel 39 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.

Artikel 44

Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Een interpellatie eindigt veel al met een motie. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig. Het interpellatieverzoek wordt ingediend bij de griffier.

Artikel 45

Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 46

Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad.

HOOFDSTUK VI

Besloten vergadering

Artikel 47

Algemeen

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 48

Besluitenlijst/verslaglegging

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 49

Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.

Artikel 50

Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan een raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

HOOFDSTUK VII

Planning en Control cyclus

Artikel 51

Procedure programmabegroting en jaarstukken

Deze artikelen behoeven geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.

HOOFDSTUK VIII

Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 52

Verslag; verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 41.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.

HOOFDSTUK IX

Artikel 53

Toehoorder en pers

De hier aangegeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, 1e en 2e lid GW gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om de toehoorder die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

Artikel 54

Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 55

Verbod gebruik mobiele telefoons

Het mobiele telefoonverkeer, m.n. het bellen, werkt verstorend tijdens de vergadering.

HOOFDSTUK X

Slotbepalingen

Artikel 57

Experimenteerartikel

Invoering van bestuurlijke vernieuwing betekent een geleidelijke ontwikkeling van structuur en met name cultuur van de gemeente. Door toevoeging van dit artikel wordt recht gedaan aan de gewenste flexibiliteit in die ontwikkelperiode binnen de grenzen van de zekerheid van het reglement.