Regeling vervallen per 15-07-2017

Beleidsregels Jeugdhulp Leeuwarden 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 14-07-2017

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp Leeuwarden 2017

Artikel 1. Inleiding

De Verordening Jeugdhulp Leeuwarden 2016en deze Beleidsregels Jeugdhulp Leeuwarden 2016 geven uitvoering aan de Jeugdwet.

In de Verordening Jeugdhulp Leeuwarden 2016 staat opgenomen dat het college bij nadere regeling regels stelt met betrekking tot het afwegingskader individuele voorzieningen, PGB, inspraak en medezeggenschap. In deze beleidsregels worden deze zaken uitgewerkt. Daarnaast bevatten de beleidsregels een uitgebreide beschrijving van het toegangsproces. Bij het opstellen van de beleidsregels is er, daar waar mogelijk, aangesloten bij de beleidsregels WMO.

De Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp Leeuwarden 2016 leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door de sociale wijkteams, jeugd en gezinsteams, scholenteam of het dorpenteam (vanaf nu sociaal wijkteam).

De Jeugdwet is op 1 januari 2015 ingetreden en de tot nu toe opgedane ervaring heeft geleid tot het aanpassen van de beleidsregels. Opgemerkt moet worden dat er nog steeds sprake is van een startsituatie, het kan nodig zijn om te beleidsregels ook in de komende jaren op basis van de opgedane ervaringen aan te passen. Dat is ook precies de reden om de beleidsregels een dergelijke flexibiliteit mee te geven: soms is een kleine aanpassing vereist om optimale ondersteuning te kunnen blijven bieden aan bewoners van Leeuwarden.

In de beleidsregels wordt de uitvoering vastgelegd, daarbij zullen in werkafspraken met de uitvoeringsorganisaties de operationele afspraken worden vastgelegd. Ten aanzien van de afweging en indicering in de uitvoering wordt gebruik gemaakt van zowel de beleidsregels als de werkafspraken. De beleidregels zijn in overleg met de uitvoerende organisaties tot stand gekomen.

Leeuwarden model:

De gemeente Leeuwarden staat voor de taak om op grond van de Jeugdwet met veel minder financiële middelen vanaf 2015 ondersteuning te bieden aan gezinnen die problemen ervaren in de opvoeding of specialistische zorg te bieden aan een kind/jeugdige dat die zog nodig heeft.

Om de inhoudelijke taken binnen de financiële kaders uit te voeren, kiezen we er voor om de opgelegde bezuinigingen via het Leeuwarder model in onderlinge samenhang op te pakken. Het model faciliteert als het ware de beweging van complexe of langdurige ondersteuning naar meer informele zorg. Dat moet zich op de korte termijn vertalen in: investeren aan de ‘voorkant’ en een verschuiving ‘nieuw voor oud’ om de sociale wijkteams te bekostigen. Op de lange termijn is de verwachting dat dienstverlening dichtbij, eigen netwerk en wijkondersteuning leidt tot efficiëntere en effectievere dienstverlening en reductie van dure specialistische zorg.

Het Leeuwarder model onderscheidt drie sporen van hulp en ondersteuning:

• Zelf en samenredzaamheid

• Basisondersteuning

• Aanvullende ondersteuning

De idee achter het Leeuwarder model is dat de mate van zelfredzaamheid bepaalt welke hulp- en ondersteuning we willen inzetten. Dit vergt een andere cliëntbenadering dan voorheen. Niet het model ‘vraag-aanbod’ maar het cliëntprofiel bepaalt of er toegang wordt gegeven voor professionele hulp- en ondersteuning. Waarbij de meest kwetsbaren professioneel geholpen worden en de zelfredzamen op zichzelf of hun netwerk zijn aangewezen. Ook geldt dat bij het bieden van ondersteuning meer dan voorheen gekeken wordt naar mogelijkheden om de zelfredzaamheid te vergroten. Kinderen zijn per definitie niet (volledig) zelfredzaam, als er gesproken wordt over zelfredzaamheid wordt daarmee dan ook de zelfredzaamheid van de ouder(s) bedoeld.

Wij willen toe naar een situatie waar ondersteuning dicht bij mensen wordt geboden. Wijk- en buurtgericht waar dat kan, stedelijk als dat beter past, regionaal als het effectiever is. We doen dit voor elk van de domeinen: jeugd, Wmo en participatie.

Beleidsregels Jeugdhulp Leeuwarden 2016

Beleidsregels Jeugdhulp Leeuwarden 2016 vinden hun basis in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en zijn net zo bindend als de Verordening Jeugdhulp Leeuwarden 2016 Bij de beoordeling van geschillen is het de rechter die toetst of de gemeente deeigen regels, zoals neergelegd in de verordening en de beleidsregels jeugdhulp wel correct heeft gehanteerd.

Artikel 2. Kernbegrippen rond de zorg voor jeugd

Andere voorzieningen

Voorzieningen anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onder- wijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. Bijvoorbeeld voorzieningen voor jeugdigen die vallen onder de WMO, zoals hulpmiddelen.

Budgetplan

Bij de aanvraag voor een PGB moet een budgetplan ingediend worden. In dit budgetplan geeft de aanvrager aan waarom gekozen wordt voor een PGB in plaats van door de gemeente ingekochte ondersteuning. In het budgetplan geeft de aanvrager aan hoe het budget besteed gaat worden en bij welke zorgaanbieders.

Cliëntondersteuning

In Leeuwarden krijgt de cliëntondersteuning vorm binnen de basisondersteuning, die geboden wordt door de sociale wijkteams, de jeugd- en gezinsteams en de scholenteams.

Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn dat de dienstverlening dicht bij de inwoner plaatsvindt, dat de inwoner centraal staat en dat het gaat om het leveren van maatwerk. Er is keuzevrijheid om voor een andere medewerker van het team te kiezen in geval er problemen ontstaan in de relatie cliënt-professional.

Wanneer een inwoner twijfelt aan de objectiviteit van de ondersteuning die geboden wordt, zal de sociaal werker daarover met die persoon in gesprek gaan. Wanneer zij er samen niet uitkomen, en de cliënt nog steeds twijfelt aan de objectiviteit, heeft hij of zij recht op ondersteuning van een andere werker. Cliëntondersteuning is een algemene voorziening, waarvoor de gemeente geen eigen bijdrage vraagt: de ondersteuning door de sociale werkers is vrij toegankelijk voor alle inwoners.

Deskundige

Gecertificeerde jeugdwerker in het kader van de jeugdwet.

Individuele maatwerkvoorziening

Aanbod van diensten of activiteiten dat, alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, (middels een beschikking) toegankelijk is en dat is gericht op jeugdhulp.

Een individuele voorziening kan worden ingezet:

door of na afstemming met het sociaal wijkteam,

na verwijzing van een huisarts, jeugdarts of medisch specialist,

• op verzoek van de gecertificeerde instelling.

Informele zorg

De zorg en ondersteuning die wordt verricht door het sociaal netwerk en niet-professionals zoals werkstudenten. Hierbij gaat het om zorg die de gebruikelijke hulp met betrekking tot de zorg voor kinderen overstijgt.

Ondersteuningsplan

Een plan van aanpak met daarin in ieder geval de te bereiken doelen en daarvoor benodigde ondersteuning.

Overige voorziening

Jeugdhulp geboden in overige voorzieningen is voor alle inwoners vrij toegankelijk. Het gaat dan om informatie en advies, lichte (pedagogische) ondersteuning en contact met de gebiedsteams. Het jongerenwerk, de jeugdgezondheidszorg, ouderavonden met opvoedingsthema’s in kindercentra/ scholen, maar ook de huisarts zijn voorbeelden van vrij-toegankelijke jeugdhulp. Deze hulp is vrij (zonder tussenkomst van het gebiedsteam) toegankelijk.

Sociaal wijkteam/ / jeugd- en gezinsteam/ scholenteam

Het Sociaal wijkteam/ dorpenteam is een team waar generalisten met hun specifieke specialisme, alle burgers van de gemeente Leeuwarden kunnen ondersteunen bij hun vragen en ondersteunen bij onder andere de volgende onderwerpen: opvoeding, gezin, kinderen, werk, bv. hulp bij solliciteren of re-integratie, financiën, wonen, vrije tijd en sport, wet en regelgeving, vrienden en relaties en zorg, ondersteuning en hulpmiddelen. In een tweetal gebieden is er sprake van een Jeugd-en gezinsteam. Dit is een wijkteam dat alle ondersteuningsvragen van gezinnen met kinderen onder de 18 jaar oppakt. Op de drie MBO-scholen en drie VMBO-locaties in Leeuwarden zijn scholenteams gericht op de ondersteuning van jongeren van 12 – 23 jaar met problemen die niet met Onderwijs/leerproblemen te maken hebben.

Als in de beleidsregels gesproken wordt over sociaal wijkteam dan omvat dit alle soorten van vindplaatsgerichte ondersteuning

Deskundigenadvies

Het door de deskundige uitgebrachte advies. Het moet een advies (mag digitaal) zijn waaruit blijkt wat het advies inhoudt qua inzet, uren en duur.

Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is – per definitie – hulp waarop geen aanspraak bestaat vanuit de Jeugdwet. Gebruikelijke hulp gaat over de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

Gebruikelijke hulp is alleen aan de orde als er sprake is van een leefeenheid die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Zij dienen te zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, het zorgen voor hun geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid als ook zorg bij kortdurende ziekte.

De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind (om dit te bepalen kan er bijvoorbeeld gebruikt worden gemaakt van) het document ‘Hulpmiddel gebruikelijke hulp’). Bij uitval van één van de ouders dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere voorliggende voorzieningen.

De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie. Maar er dient wel rekening gehouden te worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.

Artikel 3. Afwegingskader

3.1 Zorgplicht

Met de invoering van de Jeugdwet is het recht op zorg vervallen. In plaats daarvan is de zorgplicht van gemeenten gekomen. De gemeenten moeten zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van de verschillende vormen van jeugdhulp. Ieder kind dat een vorm van jeugdhulp nodig heeft, dient deze daadwerkelijk te krijgen (art. 2.6 Jeugdwet).

Om de zorgplicht uit te kunnen voeren ontvangt de gemeente Leeuwarden middelen van het Rijk. De overheveling van middelen is gepaard gegaan met een korting op het beschikbare budget.

Om de beschikbare middelen zo efficient mogelijk in te zetten wordt er altijd gekeken naar de doelmatigheid van de aangevraagde ondersteuning

3.2 Uitvoering van Leeuwarder model

Het Leeuwarder model onderscheidt drie sporen van hulp en ondersteuning op het gebied van jeugd:

Zelf- en samenredzaamheid

Zelf doen wat je kunt en/of een beroep doen op familie of buren. Maar ook met behulp van de pedagogische ‘civil society’, het opvoedklimaat in de directe omgeving van het kind, het consultatiebureau, het Opvoedpunt Leeuwarden etc.

Basisondersteuning: steun waar nodig

Naast burgers bewegen ook professionals zich in de wijk. In het sociaal domein zet de gemeente de wijkteams centraal, die met generalistische sociaal werkers zich richten op alle leefgebieden van de burger. De sociaal werkers doen aan signalering, facilitering, activering en waar nodig ondersteuning met als doel het bevorderen van de zelfredzaamheid en sociale cohesie in de wijk. De sociale wijkteams zijn het centrale aanspreekpunt voor gezinnen met problemen (één huishouden, één plan). De sociale werkers bieden waar mogelijk lichte hulp en ondersteuning en kunnen doorverwijzen naar specialistische zorg.

Aanvullende ondersteuning: speciaal waar het moet

Waar nodig zet het wijkteam aanvullende ondersteuning in. De taken/activiteiten van de sociaal werkers zullen in de wijken worden uitgevoerd. Het team vormt een brug naar de burgers in de wijk, functionarissen en andere professionals. Waar de aanvullende ondersteuning niet effectief op wijkniveau georganiseerd kan worden, verwijst de sociaal werker door naar lokaal of (boven-) regionaal georganiseerde zorg- en hulpverlening.

3.3 Algemeen afwegingskader

Als een persoon aanspraak maakt op ondersteuning op basis van de Jeugdwet wordt dit verzoek gewogen. Uitgangspunt is dat er altijd gestreefd wordt naar passende en doelmatige ondersteuning. Het gaat daarbij om een individuele weging, waarbij altijd de volgende elementen betrokken worden:

Woonplaatsbeginsel

In de Jeugdwet is uitgewerkt hoe het woonplaatsbeginsel moet worden toegepast bij de inzet van deze voorzieningen. Hiermee wordt helderheid verschaft welke gemeente verantwoordelijk is voor de in te zetten hulp in bijzondere of onduidelijke gevallen.

Gebruikelijke hulp

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles). Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte.

De sociaal werker bepaalt in gesprek met de bewoner op basis van de eigen professionaliteit en de input van de ouder(s) wat gebruikelijke hulp is in de individuele situatie. Indien nodig kan bij het bepalen van de gebruikelijke hulp het document ‘hulpmiddel gebruikelijke hulp’, die bij iedere sociaal werker bekend is, actief als instrument gebruikt worden.

Eigen mogelijkheden

Er wordt altijd eerst gekeken of de jongere en/of zijn ouders zelf of met behulp van het eigen netwerk of school tot een oplossing kan komen voor het probleem, de Eigen Kracht Conferentie kan hierbij een middel zijn. Jongeren en/of ouders hebben de mogelijkheid tot het indienen van een familiegroepsplan. Een familiegroepsplan is een hulpverleningsplan of plan van aanpak, opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. De sociaal werkers en/of de Eigen Kracht Centrale kunnen jongeren/ouders daarbij ondersteunen.

Overige/ algemene voorzieningen

Als er geen oplossing gevonden wordt binnen de eigen mogelijkheden of er aanvullend hierop een voorziening nodig is op het gebied van ondersteuning, wordt gekeken of dit een overige voorziening (vrij- toegankelijk) kan zijn. Bij een overige voorziening kan gedacht worden aan:

• Preventieve opvoedprogramma’s

• Jeugdgezondheidszorg

• Lichte generalistische ambulante ondersteuning van het wijkteam

Wanneer er een overige voorziening aanwezig is die passend is bij de hulpvraag dan kan er geen recht ontleend worden aan een individuele voorzieningen.

Voorliggende voorzieningen

Dit zijn (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op wordt gedaan voordat een individuele maatwerkvoorziening wordt overwogen.

  • ·

    Voorliggend op de Jeugdwet is een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet Langdurige Zorg (WLZ), ziektekostenverzekering. Wanneer dit het geval is, zal er op grond van de Jeugdwet geen voorziening worden verstrekt

  • ·

    Voor de begeleiding/ ondersteuning op het onderwijs is Passend onderwijs een voorliggende voorziening. Een voorziening in het kader van Passend Onderwijs kan wel aanvullend zijn op een individuele maatwerkvoorziening.

Individuele maatwerkvoorziening: Ordeningsprincipe ‘Kind in Fryslân

Het sociaal wijkteam gebruiktde Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM), inclusief het ouderschaps-supplement, als algemeen afwegingskader. De ZRM is een instrument waarmee de vraag en de zelfredzaamheid van de (volwassen) cliënt in kaart kan worden gebracht. Het concretiseert zelfredzaamheid op de volgende domeinen: inkomen, dagbesteding, huisvesting, gezinsrelaties, geestelijke gezondheidszorg, fysieke gezondheid, verslaving, vaardigheden bij activiteiten van het dagelijks leven (ADL), sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie. Aan de ZRM is het supplement Ouderschap toegevoegd. Dit supplement bevat de domeinen: lichamelijke verzorging, sociaal-emotionele ondersteuning, scholing en opvang. De ouderschapsdomeinen zijn bedoeld voor de beoordeling van volwassenen die het ouderlijke gezag hebben over minderjarige kinderen. De ZRM is als afwegingskader op het terrein van jeugdhulp niet toereikend omdat de ZRM inzicht geeft in de zelfredzaamheid van volwassenen en niet in problematiek bij de jeugdige.

Om te bepalen of een overige voorziening dan wel een individuele voorziening in het kader van jeugdhulp nodig is, moet er aanvullend gebruik gemaakt worden van het ordeningsprincipe Kind in Fryslân. Het is een instrument dat vanuit dialoog tussen cliënt en betrokken hulpverleners de problematiek van de jeugdige plaatst binnen een kader van vier opvoedingskwadranten. Het instrument wordt gebruikt om te bepalen welk type problemen er bij een (hun) kind of gezin speelt. Aan de hand van dit instrument wordt bepaald welke intensiteit van zorg noodzakelijk is en wie eventueel de geëigende instelling of partner is om deze hulp te bieden.

Het belangrijkste criterium om vast te stellen welke vorm van hulp nodig is, wordt bepaald door de draagkracht – draaglastverhouding van de kinderen en/of de opvoeders. Deze benadering geeft vervolgens vier situaties aan.

De genoemde opvoedingsfasen zijn samengevat in onderstaand schema

afbeelding binnen de regeling

Bij de vier opvoedingskwadranten past een bepaalde vorm van zorg of een interventie. Bij het kwadrant opvoedingsvragen is geen individuele maatwerk voorziening nodig. Bij het kwadrant opvoedingsspanning is er wel een lichte vorm van hulp of zorg nodig. Het kan gaan om een persoonlijk advies of een vorm van begeleiding. Bij de kwadranten opvoedingsnood en opvoedingscrisis is individuele ondersteuning in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening noodzakelijk.

De sociaal werker moet in de situatie van opvoedingsvragen en -spanning vragen van kinderen en opvoeders kunnen beantwoorden, advies kunnen geven en eventueel bege- leiden. Wanneer de sociaal werkers om wat voor reden dan ook deze lichte hulp of zorg niet kunnen bieden en er is geen passende voorliggende voorziening voor handen, dan kan er een individuele maatwerk voorziening ingezet worden. (Opgemerkt moet worden dat het in het kwadrant opvoedingsspanning de voorkeur heeft om, waar mogelijk, voorliggende voorzieningen als de opvoedprogramma’s, maatjesprojecten etc. in te zetten.) Bij opvoedingsnood en opvoedingscrisis is de specialistische jeugdzorg per definitie verantwoordelijk voor de ingezette individuele maatwerk voorziening. De behandelcoördinatie ligt bij hen (vaak een gedragswetenschapper of bijv. GZ-psycholoog of psychiater); de sociaal werker behoudt wel de zorgcoördinatie voor het proces.

Advies

Welke deskundige nodig is, hangt af van de inhoud en complexiteit van de vraag en de kennis die nodig is voor een zorgvuldige beantwoording. Het wijkteam kan de beoordeling van welke deskundige nodig is het beste maken. Samen met de wijkteams wordt gekeken welke deskundigheid beschikbaar moet zijn voor advies, consultatie en kortdurende ondersteuning.

In het geval dat het ondersteuningsplan zal leiden tot een zeer intensieve en complexe maatwerkvoorziening wordt altijd een deskundige geraadpleegd. Nood en crisis geeft al aan dat de situatie complex is. Tijdens deze vraagverheldering zal een extern deskundige geraadpleegd moeten worden voor een zorgvuldige beoordeling van de noodzakelijke individuele maatwerkvoorziening. De deskundige kan desgewenst aanschuiven bij de sociaal werker of meegaan naar het gezin.

Ook bij minder complexe problematiek (in het kwadrant spanning) wordt een deskundige ingeschakeld. In dit kwadrant kan het ook een interne deskundige zijn van het wijkteam.

In de situatie waarbij het VTO is betrokken of van bestaande hulptrajecten, waarbij er al extern deskundigen aanwezig zijn voor een zorgvuldige beoordeling, is het niet noodzakelijk deskundigenadvies in te schakelen. Dat kan wel als ‘second opinion’.

In uitzonderingsgevallen kan afgeweken worden van bovenstaande als dit de zorgvuldigheid in het belang van de bewoner niet in het geding brengt.

Artikel 4. Toegang en toeleiding naar ondersteuning

In dit hoofdstuk wordt het proces van toegang en toeleiding naar individuele voorzienin- gen nader uitgewerkt. Het betreft een uitwerking van de artikelen 3 t/m 13 van de verordening Jeugdhulp gemeente Leeuwarden 2015. De toegang tot overige voorzieningen is vrij-toegankelijk en inwoners van de gemeente Leeuwarden kunnen zich hier rechtstreeks tot wenden.

4.1 Toegang via andere verwijzers dan gemeente

In artikel 3 en 4 van de Verordening jeugdhulp gemeente Leeuwarden 2015 staan de volgende verwijzers genoemd: huisarts, medisch specialist, jeugdarts, rechter of de gecertificeerde instelling.

De zorgaanbieder beoordeelt of er sprake is van een enkelvoudige hulpvraag of dat er meer aan de hand is. Indien er meer aan de hand is, neemt de zorgaanbieder contact op met het sociale wijkteam om na te vragen of de jeugdige bekend is zodat de zorg als onderdeel opgenomen kan worden in het ondersteuningsplan.

4.2 Toegang via Raad voor de Kinderbescherming (RvdK)

De Raad voor de Kinderbescherming is als onafhankelijke partij betrokken bij gezinnen waar (acute) ontwikkelingsbedreiging van het kind aan de orde is en ouders niet in staat zijn en/of willen meewerken aan de inzet van noodzakelijke ondersteuning om deze ontwikkelingsbedreiging af te wenden.

Het sociaal wijkteam kan bij ernstige zorgen over de veiligheid van een minderjarige een advies vragen aan de RvdK of een Verzoek tot Onderzoek (VtO) doen bij de RvdK. De wijze waarop dit geschiedt is vastgelegd in de samenwerkingsafspraken tussen de gemeenten en de RvdK. De sociaal werker brengt de casus in bij de beschermingstafel. De RvdK neemt een besluit aan de beschermingstafel over de vraag of een beschermingsonderzoek door de RvdK noodzakelijk is. Bij spoedzaken neemt de RvdK dit besluit ter stond. Na het beschermingsonderzoek beslist de RvdK of zij de rechter verzoekt een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen. Mocht de situatie zich voordoen dat de RvdK na het beschermingsonderzoek niet besluit tot het indienen van een verzoek tot ondertoezichtstelling, kan de burgemeester de RvdK verzoeken het oordeel van de kinderrechter te vragen of het noodzakeijk is de minderjarige onder toezicht te stellen.

Ook onderzoekt de RvdK de situatie van jongeren die met de politie in aanraking komen en licht de RvdK de rechter of officier van justitie daarover in. Ook adviseert de RvdK de rechter bij gezag- en omgangszaken, als ouders die uit elkaar gaan het niet eens worden over afspraken over de kinderen, bijvoorbeeld over de omgangsregeling of de verblijfplaats. Voorts is de RvdK betrokken bij zaken op het gebied van afstand doen, de screening adoptiegezinnen, adviesaanvragen over adoptie en afstammingsvragen. Tot slot heeft de RvdK een toetsende/ toezichthoudende taak bij bescherming- en strafzaken.

Om deze taken in goede afstemming met gemeenten te kunnen uitvoeren zijn er samenwerkingsafspraken opgesteld. In deze samenwerkingsafspraken is ook stilgestaan bij de toegang tot zorg via het RvdK.

4.3 Toegang via gemeente

Een hulpvraag van een jeugdige of zijn ouder kan naast de huisarts, jeugdarts of me- disch specialist ook binnenkomen bij het college van de gemeente. Het college heeft deze vorm van toegang belegd bij de sociale wijkteams.

Jeugdigen of zijn ouders van de gemeente Leeuwarden kunnen zich met een hulpvraag melden bij het sociaal wijkteam.

Nadat de jeugdige of zijn ouders zich heeft gemeld wordt in eerste instantie door de medewerker die de melding in behandeling neemt bezien of er echt sprake is van een melding, of dat het gaat om een simpele hulpvraag die direct telefonisch of bij het eerste contact kan worden afgedaan.

Een melding wordt geregistreerd en alleen als de bewoner dat wenst, wordt een bevestiging schriftelijk verstuurd (mail of post).

De beslissing welke zorg een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft, komt vervolgens tot stand in overleg tussen de sociaal werker en de jeugdige en zijn ouders.

Spoedeisende gevallen

In spoedeisende gevallen wordt via Spoed4Jeugd Fryslan passende spoedhulp ingezet. Spoed4Jeugd is 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar. Bij acute crisis is hulp aanwezig binnen 2 uur.

4.4 Vooronderzoek; en indienen familiegroepsplan

Naar aanleiding van de hulpvraag doet de sociaal werker onderzoek om de vraag verder te verhelderen. Dit wordt gedaan door onder andere op huisbezoek te gaan, informatie te verzamelen bij het netwerk (waaronder het onderwijs), hulpverleners waar deze persoon eerder of nog steeds mee in aanraking is of advies en consult te vragen bij een deskundige. Tijdens het vooronderzoek wordt de jeugdige en/of zijn ouders op de hoogte gebracht van de mogelijkheid om een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en/of zijn ouders daarom vragen kan de sociaal werker de jeugdige en/of zijn ouders ondersteunen bij het opstellen van het familiegroepsplan, ook de Eigen Kracht Centrale kan hierin een rol spelen. Het familiegroepsplan wordt in artikel 1.1 van de Jeugdwet gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige horen. Dit familiegroepsplan moet voor de aanvraag tot stand is gekomen, ingediend worden bij de sociaal werker. De sociaal werker betrekt dit familiegroepsplan bij het opstellen van het ondersteuningsplan.

4.5 Het gesprek

Om de ondersteuningsbehoefte vast te stellen vindt er een gesprek plaats tussen de sociaal werker en de jongere en/of zijn ouders. In het gesprek wordt gekeken wat de jeugdige en zijn ouders eventueel zelf of met behulp van hun netwerk kunnen doen aan het probleem. Aan de hand van de ZRM en het ordeningsprincipe Fryslân wordt onderzocht welke ondersteuning op het gebied van jeugdhulp nodig is. Daarbij zal eerst gekeken worden of een voorliggende voorziening dit een overige voorziening (vrij-toegankelijk) is of een individuele voorziening (niet vrij-toegankelijk) moet zijn.

Een sociaal werker dient op een professionele, methodische manier de persoons-kenmerken van de cliënt en diens behoefte aan ondersteuning te inventariseren als ook de mogelijke oplossingen, met kennis van de verordening, de sociale kaart en met creativiteit in het vinden van domeinoverstijgende oplossingen.

Voor het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of de ouders, in de vorm van het gesprek (en het vooronderzoek), geldt een behandeltijd van maximaal zes weken. In deze periode wordt niet alleen het gesprek gevoerd maar ook gekeken naar allerhande mogelijkheden en voorliggende voorzieningen die een oplossing kunnen zijn.

4.6 Ondersteuningsplan

In artikel 8 van de verordening staat dat het gesprek en het vooronderzoek met een ondersteuningsplan afgesloten wordt, waarbij elk onderdeel de belangrijkste punten kort worden samengevat en mogelijke oplossingen worden benoemd. De jongere en/of zijn ouders zal dit ondersteuningsplan te allen tijde desgevraagd kunnen ontvangen. Het ondersteuningsplan moet binnen 20 werkdagen na het gesprek aan de jongere en/of zijn ouders beschikbaar gesteld worden. Indien de gestelde termijn niet haalbaar is, wordt de jongere en/of zijn ouders geïnformeerd over de reden van vertraging.

De jongere en/of zijn ouders hebben de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.

Als de jongere en/of zijn ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld, wordt dit plan betrokken bij het opstellen van het ondersteuningsplan.

De sociaal werker geeft een advies ten aanzien van de in te zetten ondersteuning en de cliënt bepaalt waar nodig met ondersteuning van het wijkteam de aanbieder (die gecontracteerd is door de gemeente Leeuwarden) als die daarvoor noodzakelijk is. De cliënt neemt contact op met de in het ondersteuningsplan genoemde en de door hem uitgezochte aanbieder. De aanbieder bekijkt in samenwerking met het Sociaal wijkteam (en de cliënt) of de voorgestelde ondersteuning inderdaad het meest passend is.

Wanneer het eenvoudige en enkelvoudige problematiek betreft kan de sociaal werker in overleg met de betrokkene afzien van het opstellen van een ondersteuningsplan.

Kiest de client voor een PGB, dan wordt het goedgekeurde budgetplan toegevoegd aan het ondersteuningsplan. Dit budgetplan stelt de aanvrager/client zelf op en zo nodig kan de sociaal werker hierbij ondersteunen.

4.7 Aanvraag

Na een melding vindt, in principe, altijd een gesprek plaats. Het resultaat van dit gesprek is een ondersteuningsplan waarin de oplossingen en mogelijk de afspraken met bewoner worden benoemd. Een onderdeel van de oplossingen kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening zijn. De informatie uit het ondersteuningsplan wordt meegenomen in de aanvraag, dit betreft een zwaarwegend advies.

Het zwaarwegend advies wordt besproken met de bewoner. De bewoner ontvangt een afschrift van het zwaarwegend advies, per mail of per post.

In het zwaarwegend advies wordt opgenomen/beschreven of bewoner wel/niet akkoord is. Een handtekening onder het zwaarwegend advies kan en mag, op verzoek van de bewoner. Het is zeer wenselijk om bij niet akkoord, de bewoner te laten tekenen.

In het deskundigenadvies kan volstaan worden met het noemen van de instelling (in het geval het een externe deskundige betreft), datum van het advies en wat het advies is voor de soort ondersteuning, duur en omvang en te behalen doelstellingen.

4.8 Beschikking

De cliënt neemt contact op met de in het ondersteuningsplan genoemde en de door hem uitgezochte aanbieder. De aanbieder bekijkt in samenwerking met de cliënt en het Sociaal wijkteam of de voorgestelde ondersteuning inderdaad het meest passend is. De ondersteuning zal direct starten. Het is niet nodig om te wachten op de beschikking.

De cliënt ontvangt zijn beslissing op zijn aanvraag op grond van de Jeugdwet 2015, binnen 2 weken na de aanvraag, schriftelijk in een beschikking. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Awb de burger schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging of opschorting van deze termijn.

Voor de inhoud van de beschikking wordt verwezen naar Artikel 12 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Leeuwarden 2015.

Een beschikking kan afgegeven worden voor meerdere individuele maatwerk-voorzieningen. Vindt er een wijziging plaats op 1 van de individuele maatwerk-voorzieningen genoemd in de beschikking dan kan er voor dit onderdeel een gewijzigde beschikking afgegeven worden. Het is in dit geval niet nodig om een nieuw zwaarwegend indicatieadvies op te stellen voor het geheel.

Artikel 5. Verstrekking van individuele voorzieningen

5.1 Vormen van een verstrekking

De individuele voorziening kan in Zorg in Natura (ZIN) of als persoonsgebonden budget (PGB) worden verstrekt. In dit hoofdstuk worden verschillende verstrekkingsvormen, de criteria met betrekking tot de betrekkingsvormen en de verschillende procedures behandeld.

5.2 Combinatie zorg in natura en PGB

Jeugdigen en/of de ouders hebben de mogelijkheid om de individuele maatwerk-voorziening in de vorm van zorg in natura of in PGB te ontvangen. Het bieden van een combinatie van zorg in natura en PGB, binnen één individuele voorziening, is niet mogelijk. Dit vanwege het principe van integraliteit dat zo beperkt wordt.

5.3 Voorziening in natura

Een voorziening in natura is een daadwerkelijke levering van een individuele maatwerk-voorziening via een door de gemeente gecontracteerde partner.

5.4 PGB

Een cliënt die een individuele maatwerkvoorziening op basis van de Jeugdwet krijgt toegekend heeft, onder voorwaarden (zie artikel 11, lid 4), het recht om te kiezen voor een persoonsgebonden budget (PGB).

Voorwaarden voor het PGB

  • ·

    De jongere en/of zijn ouders naar oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen dan wel met de hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat is de aan de PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • ·

    De jongere en/of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de voorziening die een gecontracteerde aanbieder levert niet passend is in zijn specifieke situatie. Het kan daarbij gaan om de aard van de hulpverlening, waarbij godsdienstige, levensbeschouwelijke of culturele overwegingen ook een rol kunnen spelen. Wanneer de aanvrager dit heeft beargumenteerd, is deze voorwaarde geen grond voor de gemeente om een PGB te weigeren.

  • ·

    Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is en bijdraagt aan het beoogde resultaat

Aanvragen van een PGB

Jongeren en/of ouders met een ondersteuningsvraag dienen zich te melden bij het sociaal wijkteam in zijn of haar buurt. Als een individuele maatwerk voorziening aan de orde is, zal de sociaal werker de jongere en/of ouders actief informeren over de mogelijkheden, rechten en plichten van het PGB als alternatief voor hulp in natura. De sociaal werker stelt, in overleg en samenwerking met de jongere en/of ouders, een ondersteuningsplan op. Op basis van dit ondersteuningsplan stelt de sociaalwerker een zwaarwegend indicatieadvies over de in te kopen ondersteuning, het aantal uren per week en daarmee de (indicatieve) hoogte van het PGB.

De sociaal werker doet een eerste beoordeling of de cliënt aan de voorwaarden voor het PGB voldoet. Indien de sociaal werker de cliënt (of diens (wettelijk) vertegenwoordiger) in beginsel geschikt acht voor het PGB, verzoekt de sociaal werker de cliënt om (met behulp van een format) een budgetplan op te stellen.

In dit budgetplan geeft de cliënt aan waarom hij of zij een PGB wil en hoe hij of zij het budget wil besteden. Indien de client aangeeft gebruik te willen maken van een informele zorgaanbieder (anders dan de ouder) stuurt de cliënt een VOG met het budgetplan mee. Nadat het zwaarwegend advies, inclusief budgetplan is gestuurd, kan steekproefsgewijs een PGB-toetsgesprek plaatsvinden (bijvoorbeeld naar de kwaliteit van de hulpverlener). Daarna geeft de backoffice de beschikking af en meldt cliënt aan bij de SVB. In de beschikking staat aangegeven waaraan de PGB-houder zijn PGB wel en niet mag besteden.

Welke ondersteuning kan met een PGB ingekocht worden?

Per 2015 is het binnen de Jeugdwet mogelijk om voor vrijwel alle individuele voorzie- ningen een PGB te ontvangen .

De volgende voorzieningen zijn wettelijk uitgesloten van een PGB:

  • Bemiddeling;

  • Jeugdzorg Plus, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;

Daarnaast worden de volgende zorgvormen/taken uitgesloten van een PGB

• Administratie

• Coördinatie

Uitzondering:

• Wanneer geen passende natura voorziening beschikbaar is, en

• niet door de gemeente alsnog gecontracteerd kan worden, en

• de cliënt of zijn vertegenwoordiger niet in staat is op verantwoorde

wijze uitvoering te geven aan het PGB.

In dat geval zal de gemeente toestaan dat een PGB-bureau voor ondersteuning wordt ingeschakeld. Er moet functiescheiding zijn tussen coördinatortaken en het bieden van daadwerkelijke hulp. Het PGB-bureau moet voldoen aan het daarvoor geldende Keurmerk.

• Crisishulp/ crisisopvang/ spoedeisende zorg

• Voortgezette diagnostiek

• Pleegzorg

5.5 Bestedingsregels

De volgende bestedingsregels gelden voor een Pgb in 2016:

  • Het vrij besteedbaar bedrag dat niet verantwoord hoeft te worden betreft alleen de jaarlijks basislidmaatschap kosten Per Saldo (2015: €45,50 per jaar).

  • Er mag een éénmalige feestdagen uitkering verstrekt worden van €100,-.

  • Er mag maximaal €0,19 reiskosten van de zorgverlener betaald worden op basis van een reisafstand vanaf 6 km (enkele reis) tot maximaal 150 km per hulpverlener per keer (retour).

Overige bestedingsregels

Besteding buitenland

Het inkopen van ondersteuning in het buitenland is maximaal 13 weken per kalenderjaar toegestaan. PGB-houders die langer dan 6 weken aan een gesloten naar het buitenland gaan en dan hun hulp in het buitenland willen inkopen, moeten toestemming vragen aan het college.

Besteding per periode

De budgethouder mag, naar zijn of haar behoefte, de ene periode meer hulp inkopen dan de andere periode, zolang het totaal beschikbare budget (per kalenderjaar) niet wordt overschreden. Er moet wel per periode een factuur in gediend te worden.

5.6 Professionele (formele) hulp en niet-professionele (informele) hulp

Een cliënt die met een PGB de ondersteuning zelf organiseert, kan deze ondersteuning afnemen bij een niet-professionele hulp ofwel informele hulp (bijvoorbeeld een familielid of bekende) of een professionale hulp (een particuliere hulp, bedrijf of instelling). Professionele hulp is hulp die beroepsmatig wordt verleend.

Het is toegestaan dat budgethouders samen ondersteuning inkopen met het PGB. Het

zorgdoel, de aanvraag, afhandeling en verantwoording blijft wel individueel.

Inzet van PGB voor informele hulp

Voor de volgende vormen van jeugdhulp mag het PGB ingezet worden om informele zorg in te kopen:

  • ·

    Persoonlijke verzorging

  • ·

    Begeleiding individueel

  • ·

    Kortdurend verblijf

Voor alle overige individuele maatwerkvoorzieningen jeugdhulp geldt dat dit alleen door een professional uitgevoerd mag worden.

De sociaal werker bepaalt in gesprek met de cliënt dat informele zorg ingezet wordt vanuit PGB. In het zwaarwegend advies dient het volgende te worden opgenomen:

  • ·

    Motivatie

  • ·

    Duur

  • ·

    Doel/resultaat

Tevens dient er een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) ingediend te worden bij het Klant Contact Cenrum (KCC), tenzij de informele hulp de ouder/verzorger is.

5.7 Tarifering PGB

Bepaling hoogte PGB

De hoogte van het pgb wordt berekend aan de hand van de benodigde omvang van de individuele maatwerkvoorziening in uren of dagdelen maal het tarief. De sociaal werker stelt de benodigde omvang van de individuele maatwerkvoorziening in uren of dagdelen vast aan de hand van de uitkomsten van het vooronderzoek.

Tariefbepaling

De jeugdige en/of zijn ouders (dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger) dienen in het budgetplan een begroting voor de ondersteuning op te nemen als hij deze via een PGB wil inkopen. De PGB tarieven zijn gebaseerd op het maximale ZIN tarief voor de desbetreffende producten. Vervolgens is hier 80% van genomen. Het budget voor een Pgb is niet gelijk aan Zorg In Natura omdat een dienstverlener die op basis van een Pgb werkt, lagere kosten heeft (bijvoorbeeld als gevolg van administratieve verplichtingen) en een hogere productiviteit.

Wanneer de budgethouder een duurdere voorziening wil inkopen dan met het PGB mogelijk is, dan kan dit, maar betaalt de budgethouder het meerdere zelf.

Als een informele hulp (mantelzorger) de ondersteuning levert dan geldt een lager uurtarief. Voor een PGB-informele hulp wordt 60% van het maximale ZIN tarief gehanteerd waarbij het uurtarief niet hoger is dan €20,00. Op deze wijze wordt een onderscheid gemaakt tussen professionele (formele) en niet-professionele (informele) hulp.

De gehanteerde tarieven worden vastgelegd in het financieel besluit jeugd 2017.

Artikel 6 Overige bepalingen

6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering

Het college zal bij geconstateerde fraude op basis van het verstrekken van onjuiste informatie door de cliënt of zijn vertegenwoordiger (inrechte), een besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening of pgb geheel of gedeeltelijk intrekken, met de volgende consequentie tot gevolg :

·het PGB of de kostprijs van de maatwerkvoorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen

Afzien van terugvordering

Er kunnen in individuele situaties dringende redenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Die dringende redenen kunnen alleen betrekking hebben op de gevolgen van de terugvordering voor een cliënt en het gezin of op de hoogte van het bedrag. Het moet in het eerste geval gaan om een zodanige bijzondere situatie dat terugvordering leidt tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties voor de cliënt. Lichamelijke en psychische klachten die al enige tijd bestaan en dus niet in het bijzonder het gevolg zijn van het terugvorderingsbesluit worden niet aangemerkt als dringende redenen, evenals de hoogte van de vordering.

Omdat in alle gevallen wordt teruggevorderd tenzij er sprake is van dringende redenen, zal het college niet zonder onderzoek voorbijgaan aan een verklaring van de huisarts van een cliënt inhoudende dat er sprake is van psychische klachten. Dat de klachten reeds voor de terugvordering bestonden en dat niet is gebleken dat cliënt zich na de terugvordering weer onder behandeling heeft gesteld maakt dat niet anders.

De omstandigheid dat cliënt (weer) in een schuldsaneringstraject is opgenomen is geen grond voor het oordeel dat de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële consequenties heeft ten aanzien van de hoogte van de vordering wordt de cliënt bij de aflossing van de schuld beschermd door de regels omtrent de beslagvrije voet.

Omdat het college altijd bevoegd is om het terugvorderingsbeleid vast te stellen, wordt bepaald dat het college uit doelmatigheidsoverwegingen ook afziet van terugvordering wanneer het terug te vorderen bedrag minder bedraagt dan € 25,- . Dit omdat in dat geval de uitvoeringskosten hoger zijn dan het terug te vorderen bedrag.

Wanneer op grond van dringende redenen wordt afgezien van een terugvorderings-besluit zal dit in een besluit, geen terugvorderingsbesluit, aan de cliënt kenbaar worden gemaakt. Ook als op grond van het kruimelbedrag wordt afgezien van een terugvorderingsbesluit, wordt de cliënt hier van in kennis gesteld.

Invordering

De wijze van invorderen van teruggevorderde bedragen vindt plaats op basis van de vierde tranche van de Awb: bestuursrechtelijke geldschulden. In een situatie waarin de cliënt niet terugbetaalt wordt dezelfde route doorlopen als op grond van het beleid bij Sociale Zaken op grond van de WWB / Participatiewet is bepaald.

6.2 Fraude en oneigenlijk gebruik (in –en terugvordering)

De gemeente heeft op het gebied van Jeugd een toezichthoudende taak op oneigenlijk gebruik van individuele voorzieningen en het PGB. Om deze taak uit te kunnen voeren is aansluiting gezocht met de sector Sociale Zaken(team handhaving). Qua proces zal zoveel mogelijk gelijk ingestoken worden evenals de inhoud op onderdelen, voor zover dit samenhangt met de Algemene wet bestuursrecht en _niet_ met de WWB;

Ook hierbij gaan we uit van de waarde die uitgaat van Hoogwaardig Handhaven en willen we bijdragen aan het voorkomen van misbruik en fraude.

6.3 Klachtenregeling

Indien een cliënt het gevoel heeft onjuist bejegend te zijn, kan men een klacht indienen. Klachten kunnen betrekking hebben op de handelswijze van de gemeente, dan wel van (een medewerker van) de aanbieder van een individuele voorziening. De gemeente legt de aanbieders van voorzieningen in de verordening op een onafhankelijke klachtregeling te hebben. Dit is meegenomen als eis in het inkoopproces, op deze manier wordt geborgd dat jeugdhulpaanbieders voldoen aan de in de wet gestelde eisen. Burgers met klachten over de jeugdhulpinstellingen moeten allereerst contact opnemen met de instelling zelf. Mocht dit niet tot een oplossing leiden, dan kan de burger zich wenden tot de gemeente. De klachtenbemiddelaar zal dan proberen een oplossing te vinden. Direct na ontvangst van de klacht wordt er telefonisch contact opgenomen. Soms wordt ook een bemiddelingsgesprek gevoerd. Binnenkomende signalen aan het adres van de klachtenbemiddelaar kunnen ook aan het sociaal wijkteam overgedragen worden voor maximaal leereffect en afwikkeling. Algemene klachten over het beleid of de beleidsuit- voering van de gemeente kunnen niet door de klachtenbemiddelaar opgelost worden. Deze signalen worden wel doorgegeven aan de beleidsafdeling.

Leeuwarden is aangesloten bij de Nationale (kinder)ombudsman als onafhankelijke ex- terne klachtbehandelaar. Hier kan een klager terecht als hij van mening is dat zijn klacht niet naar behoren is afgehandeld, of als hij het met de uitkomst niet eens is.

6.4 Vertrouwenspersoon

Als jeugdigen en ouders/verzorgers hulp en ondersteuning krijgen bij opgroeien en opvoeden is er – zeker in situaties waarbij sprake is van drang en dwang – sprake van afhankelijkheid. In een afhankelijkheidssituatie wordt het lastiger om het te hebben over dingen die niet goed verlopen in de hulpverlening. In die situaties moeten jeugdigen en/of hun ouders, vanwege die afhankelijkheid, kunnen terugvallen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon, die hen bijstaat. Deze dienstverlening is voor de cliënten gratis.

De kernwaarden in het vertrouwenswerk zijn de internationale rechten van het kind/de mens en het belang dat de cliënt voor zichzelf ziet.

De kerntaken van een onafhankelijk vertrouwenspersoon zijn informatie, advies, (klacht) ondersteuning te verlenen aan jeugdigen, ouders/verzorgers, (netwerk)pleegouders en rechtstreeks betrokkenen die hen daartoe verzoekt bij:

• Vragen, klachten of problemen inzake:

  • ·

    een individuele en/of collectieve beschikking van gemeenten;

  • ·

    de uitvoering van een onderzoek;

  • ·

    de uitvoering van de zorg, de (gezins-)voogdij en/of jeugdreclassering;

• Een klacht-, bezwaar- of beroepsprocedure.

Naast de primaire taak van individuele advisering en ondersteuning hebben de vertrouwenspersonen ook andere functies:

• voorlichting geven over de (rechts)positie van cliënten aan de doelgroep en professionals;

• tekortkomingen in de structuur en de toeleiding naar en/of uitvoering van de zorg en/of (gezins-)voogdij, voor zover deze afbreuk doen aan de rechten en/of de veiligheid van betrokkene(n), signaleren en waar nodig aan de Inspectie te melden en;

• tenminste eenmaal per jaar een rapport uit brengen ten behoeve van het kwaliteitsbeleid waarin de registratiegegevens en signalen staan vermeld.

Op grond van de nieuwe Jeugdwet is de gemeente de bevoegde autoriteit om een vertrouwenspersoon in te stellen. De Nederlandse gemeenten hebben ervoor gekozen om het vertrouwenswerk centraal, via de VNG, te regelen en in te richten. In Fryslân wordt het vertrouwenswerk belegd bij Zorgbelang.

De sociaal werker wijst de jongere en/of zijn ouders op mogelijkheid om de vertrouwenspersoon in te schakelen.

6.5 Bezwaar en beroep

Iedere belanghebbende heeft het recht als hij het met een beschikking niet eens is, in bezwaar te gaan. De gemeente streeft ernaar, voordat een negatief of afwijkend besluit valt, belanghebbende in de gelegenheid te stellen hierop te reageren, zodat de kans groot is dat door de gemeente gemaakte eventuele fouten hersteld kunnen worden. Bij een negatieve of afwijkende beschikking geeft het college, bijvoorbeeld door de be- schikking langs te brengen en uitleg te geven, een extra contactmoment. Bij het in bezwaar gaan bestaat de mogelijkheid samen nog eens naar het probleem te kijken. Tot slot bestaat nog enigerlei vorm van mediation, indien het college dat opportuun acht.

6.6 Inspraak en medezeggenschap bij aanbieder

Inspraak en medezeggenschap is geregeld in de Wet op de Ondernemingsraad en is ook van toepassing op de zorgaanbieders.

6.7 Escalatieproces

Het op- en afschalen van zorg en ondersteuning behoort tot de taken van de sociaal werker in samenwerking met de lokale expertpool/deskundigenadvies en de ketenpart- ners. Wanneer de problematiek complexer wordt en meerdere domeinen omvat, kan het zijn dat de uitdaging meer in het samenwerken zit, dan in het oorspronkelijke probleem van het gezin of de burger. In dat geval is helderheid over het escalatieproces van belang. We werken als gemeenten met de Aanpak ter Voorkoming van Escalatie (AVE).

Artikel 7 Slotparagraaf

7.1 Hardheidsclausule

Het college kan altijd, gemotiveerd, nadere werkafspraken maken of juist ruimte bieden ter verdere uitvoering van de criteria en de inzet van specialistische jeugdhulp zoals beschreven in deze beleidsregels.

7.2 Vaststelling en inwerkingtreding

De Beleidsregels Jeugdhulp Leeuwarden 2017 zijn vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Leeuwarden op 1 november 2016 en treedt in werking op 1 januari 2017.

7.3 Overgangsrecht

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2017 en zijn van toepassing op alle aanvragen die vanaf de datum van inwerkingtreding worden ingediend. De Beleidsregels jeugdhulp gemeente Leeuwarden 2016 zijn van toepassing op alle aanvragen die voor de datum van inwerkingtreding worden ingediend.

7.4 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels jeugdhulp Leeuwarden 2017’.