Regeling vervallen per 01-01-2024

Algemene nadeelcompensatieverordening gemeente Leeuwarden 2014 (Ingetrokken)

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2023

Intitulé

Algemene nadeelcompensatieverordening gemeente Leeuwarden 2014 (Ingetrokken)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursorgaan: burgemeester, het college en/of de gemeenteraad van de gemeente Leeuwarden;

  • b.

    besluiten of handelingen: rechtmatige besluiten of rechtmatige (feitelijke) handelingen verricht door of namens de gemeente Leeuwarden, door of namens een bestuursorgaan van de gemeente Leeuwarden;

  • c.

    het verzoek: een verzoek tot toekenning van nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 3;

  • d.

    de verzoeker: de natuurlijke of rechtspersoon die een verzoek tot nadeelcompensatie indient als bedoeld in artikel 3;

  • e.

    het nadeel: de schade die een direct gevolg is van besluiten of handelingen;

  • f.

    nadeelcompensatie: schadevergoeding voor onevenredige schade als omschreven in artikel 2;

  • g.

    de adviescommissie: de commissie als bedoeld in artikel 6.

Artikel 2 Het recht op nadeelcompensatie

  • 1. Het college kan, op verzoek van degene die nadeel heeft geleden als gevolg van rechtmatige besluiten of handelingen, welke schade tot gevolg hebben die een of meer natuurlijke of rechtspersonen in vergelijking met andere tot diezelfde groep behorende personen onevenredige zwaar treffen, schadevergoeding naar redelijkheid toekennen, voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van verzoeker behoort te blijven en aan het overige in deze verordening gestelde is voldaan.

  • 2. Bij de nadeelcompensatie gaat het om de niet op een specifieke bepaling van een wet in formele zin berustende schadevergoeding in geld of in natura, door een bestuursorgaan toegekend of gewaarborgd, zulks ter zake van nadelen die ontstaan als gevolg van rechtmatig overheidshandelen.

  • 3. Geen vergoeding wordt toegekend voor zover een schadeverzoek op grond van een andere specifieke bepaling van een wet in formele zin in aanmerking komt (o.a. artikel 6.1 Wro).

  • 4. Geen vergoeding wordt toegekend voor schade die moet worden beschouwd als het gevolg van een normale maatschappelijke ontwikkeling of die behoort tot het normaal maatschappelijk risico van de verzoeker.

  • 5. Geen vergoeding wordt toegekend voor zover de schade moet worden toegerekend aan het eigen handelen of nalaten van de verzoeker.

  • 6. Geen vergoeding wordt toegekend voor zover een vergoeding uit andere hoofde voldoende is verzekerd.

  • 7. De compensatie van het nadeel vindt plaats in geld of, indien dat naar het oordeel van het college geschikter is, op andere wijze.

Artikel 3 Het verzoek om nadeelcompensatie

  • 1. Een verzoek om nadeelcompensatie wordt op een daartoe strekkend aanvraagformulier ingediend.

  • 2. Het verzoek om nadeelcompensatie dient uiterlijk binnen een periode van één jaar na 31 december van het jaar, waarop het verzoek betrekking heeft, bij het college te worden ingediend. Indien de besluiten of handelingen zich over meerdere jaren uitstrekken, dient het verzoek te worden ingediend uiterlijk één jaar na 31 december van het jaar waarop de besluiten of handelingen een einde hebben genomen. Het verzoek dient schriftelijk bij het college te worden ingediend door middel van indiening van een volledig ingevuld en ondertekend Aanvraagformulier Nadeelcompensatie.

  • 3. Voor het in behandeling nemen van een verzoek om nadeelcompensatie is verzoeker een recht verschuldigd, overeenkomstig het bepaalde in de Legesverordening en de hierbij behorende tabel.

  • 4. Indien de nadeelcompensatie geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betaalde recht aan de verzoeker gerestitueerd.

  • 5. Per aaneengesloten periode van twaalf maanden kan slechts eenmaal een verzoek om nadeelcompensatie over één besluit of handeling worden ingediend.

  • 6. De verzoeker verstrekt voorts de gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op zijn verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 7. Het college bevestigt de ontvangst van het verzoek zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst daarvan. Bij de ontvangstbevestiging wordt de verzoeker in kennis gesteld van de te volgen procedure en de termijn waarbinnen een beslissing zal worden genomen.

  • 8. Indien naar het oordeel van het college niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het tweede, derde en zesde lid van dit artikel, stelt zij de verzoeker in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een termijn van vier weken na verzending van de brief waarin op het verzuim is gewezen.

Artikel 4 Vereenvoudigde behandeling van het verzoek

  • 1. Indien het verzoek niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 is ingediend of aangevuld, verklaart het college de verzoeker niet-ontvankelijk en vindt het bepaalde in artikel 5, lid 1, geen toepassing.

  • 2. Het college wijst het verzoek zonder nader onderzoek af indien het naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is dan wel wijst het verzoek zonder nader onderzoek toe indien het naar zijn oordeel kennelijk gegrond is.

  • 3. Een besluit om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het verzoek wegens kennelijke ongegrondheid af te wijzen of wegens kennelijke gegrondheid toe te wijzen, wordt aan de verzoeker binnen acht weken na ontvangst van het verzoek dan wel binnen vier weken nadat het verzoek is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken meegedeeld.

  • 4. Het college kan de in het vorige lid genoemde termijnen eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen. Het college stelt de verzoeker van een dergelijke verlenging schriftelijk in kennis.

Artikel 5 De behandeling van het verzoek

  • 1. Indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 4, wordt de aanvraag binnen acht weken nadat het verzoek is ontvangen dan wel nadat het verzoek is aangevuld, toegezonden aan de adviescommissie met het verzoek het college van advies te dienen over de op het verzoek te nemen beslissing.

  • 2. De verzoeker wordt over het in behandeling nemen van zijn verzoek in kennis gesteld. Hierbij wordt de verzoeker geïnformeerd over de samenstelling van de adviescommissie die over zijn verzoek adviseert.

  • 3. In eenvoudige gevallen heeft de adviescommissie het recht om de zaak door één van de leden van de adviescommissie te doen behandelen en adviseren.

Artikel 6 Voorschot

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij meerjarige projecten besluiten, de adviescommissie gehoord, op verzoek van verzoeker die naar redelijkerwijs valt te verwachten in aanmerking komt voor nadeelcompensatie, tot het toekennen van een voorschot op nadeelcompensatie, wanneer de verzoeker een spoedeisend belang bij die toekenning heeft. De verzoeker dient zijn verzoek om een voorschot in overeenkomstig de bepalingen van artikel 3.

  • 2. Met het verstrekken van het voorschot wordt geen recht op nadeelcompensatie erkend of verleend. Aan het verstrekken van het voorschot kunnen door burgemeester en wethouders voorwaarden worden verbonden.

  • 3. Het voorschot wordt in ieder geval alleen verleend als de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot zijnerzijds gehele of gedeeltelijke terugbetaling, wanneer op grond van het definitieve besluit van burgemeester en wethouders omtrent het verzoek overeenkomstig artikel 3 en de bij dat besluit behorende gegevens blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt. Over het terug te betalen voorschot is geen rente verschuldigd.

  • 4. Op de behandeling van het verzoek tot het verstrekken van een voorschot zijn de bepalingen van de artikelen 3, 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 De adviescommissie

De adviescommissie, aan te wijzen door burgemeester en wethouders, dient te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    de leden mogen niet werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van enig bestuursorgaan van de gemeente Leeuwarden of uit andere hoofde nauw betrokken zijn bij de uitvoering van een project, waarop een verzoek tot toekenning van nadeelcompensatie betrekking heeft;

  • b.

    de leden moeten ter zake deskundig en onpartijdig zijn.

Artikel 8 Het onderzoek van de adviescommissie

1.De adviescommissie stelt een onderzoek in naar:

    • a.

      de vraag of het nadeel een direct gevolg is van besluiten of handelingen;

    • b.

      de omvang van het nadeel;

    • c.

      de vraag of het nadeel redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven, in welk verband tevens wordt onderzocht of de verzoeker het risico van het nadeel (passief of actief) heeft aanvaard;

    • d.

      de vraag of de vergoeding van het nadeel niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.

  • 2.

    Het college, alsook verzoeker stelt aan de adviescommissie, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak.

  • 3.

    De adviescommissie kan een plaatsopneming houden, indien zij dit nodig acht.

  • 4.

    De adviescommissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Hieronder valt het recht om een externe deskundige in te schakelen voor de beoordeling van het verzoek.

Artikel 9 Mondelinge toelichting

  • 1. De adviescommissie stelt de verzoeker en het college binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek in de gelegenheid tijdens een hoorzitting een mondelinge toelichting te geven. De adviescommissie verzendt de uitnodiging voor het geven van een mondelinge toelichting tenminste twee weken voor de datum waarop de toelichting wordt verlangd.

  • 2. De verzoeker en het college mogen zich bij hun mondelinge toelichting laten vertegenwoordigen en/of bijstaan door een gemachtigde. Meegekomen deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.

  • 3. Van de mondelinge toelichtingen wordt door de secretaris een verslag gemaakt. Het verslag wordt aan de verzoeker en aan het college toegezonden.

Artikel 10 Het advies van de adviescommissie

  • 1. De adviescommissie brengt in de vorm van een gemotiveerd rapport aan het college advies uit over haar bevindingen. Wanneer zij daartoe aanleiding ziet, adviseert de adviescommissie over de voorstellen voor maatregelen en voorzieningen, waardoor het nadeel anders dan door een compensatie in geld kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

  • 2. Alvorens de adviescommissie haar definitieve advies aan het college opstelt, maakt zij een concept-advies. Dit concept-advies wordt uiterlijk binnen twaalf weken na de mondelinge toelichting als bedoeld in artikel 8 aan de verzoeker en aan het college gezonden.

  • 3. De in het tweede lid genoemde termijn kan eenmaal met ten hoogste zes weken worden verlengd. De adviescommissie deelt verzoeker en het college schriftelijk en gemotiveerd mee waarom de termijn wordt verlengd.

  • 4. De verzoeker en het college maken hun eventuele zienswijzen bij het concept-advies binnen zes weken na de datum van verzending daarvan schriftelijk aan de adviescommissie bekend.

  • 5. De adviescommissie zendt haar definitieve advies met verwerking van de zienswijzen binnen zes weken na het verstrijken van de in het vorige lid genoemde termijn toe aan de verzoeker en aan het college. Zij zendt dit advies samen met het verslag van de hoorzitting en de ingebrachte zienswijzen toe aan de verzoeker en het college.

  • 6. In haar advies geeft de adviescommissie de uitkomst weer van het onderzoek als bedoeld in artikel 8, lid 1. Tevens geeft de adviescommissie advies over de hoogte en de vorm van de toe te kennen nadeelcompensatie.

  • 7. In eenvoudige gevallen kan de adviescommissie met gezamenlijk goedvinden van partijen bepalen dat zij, in afwijking van de in deze verordening beschreven procedure, een verkorte behandeling zal toepassen.

Artikel 11 Overige vergoedingen

  • 1. Indien de nadeelcompensatie niet in geld maar op andere wijze wordt toegekend, mag de waarde van de compensatie niet hoger zijn dan het bedrag in geld waarop de verzoeker aanspraak zou kunnen maken.

  • 2. Indien het college besluit tot het toekennen van nadeelcompensatie kan zij, aan de verzoeker die daarom tijdig heeft verzocht een bijdrage toekennen voor de door hem gemaakte deskundigenkosten, voor zover het inschakelen van deskundige bijstand redelijkerwijs noodzakelijk was en voor zover de gemaakte kosten redelijk zijn.

Artikel 12 De beslissing op het verzoek

  • 1. Het college beslist op het verzoek om nadeelcompensatie binnen zes weken nadat de adviescommissie het definitieve advies aan het college heeft toegezonden.

  • 2. Het besluit dient te worden gemotiveerd. Indien het college het advies van de adviescommissie volgt, kan ter motivering van het besluit worden volstaan met een verwijzing naar dit advies. Indien de beslissing afwijkt van het advies dienen de redenen voor die afwijking in de motivering te worden vermeld.

  • 3. Het gemotiveerde besluit wordt onverwijld aan de verzoeker toegezonden.

  • 4. Het college kan de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal verlengen met ten hoogste zes weken. Het college deelt dit schriftelijk en gemotiveerd mee aan de verzoeker.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Indien te strikte toepassing van deze verordening leidt tot een beslissing die onmiskenbaar en in ernstige mate als onredelijk moet worden aangemerkt, kan het college, in uitzonderlijke gevallen van de bepalingen van deze verordening afwijken.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 15 Overgangs- en slotbepalingen

  • a.

    De verordening, vastgesteld d.d. 27 september 2010, kenmerk 18356, wordt per 1 januari 2014 vervallen verklaard, gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening.

  • b.

    Aangezien deze verordening is geactualiseerd in het kader van de herindeling van de gemeente Leeuwarden met een deel van de gemeente Boarnsterhim en redactioneel geen wijzigingen kent, is geen overgangsrecht opgenomen.

  • c.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene nadeelcompensatieverordening gemeente Leeuwarden 2014".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 6 januari 2014. 
voorzitter,
griffier.

TOELICHTING Algemene nadeelcompensatieverordening gemeente Leeuwarden 2014

 

ALGEMENE TOELICHTING

Inleiding

De gemeente Leeuwarden is zich ervan bewust dat bij bepaalde besluiten of handelingen in Leeuwarden voor derden financieel nadeel kan ontstaan dat redelijkerwijs niet of niet geheel te hunner laste dient te blijven. De schade die op deze wijze wordt geleden ten gevolge van besluiten of handelingen van de gemeente zal door de gemeente naar billijkheid worden vergoed, tenminste voor zover niet op een andere wijze in vergoeding van schade is voorzien.

Met het vaststellen van deze nadeelcompensatieregeling wordt beoogd een regeling in het leven te roepen op grond waarvan benadeelden voldoende zekerheid wordt verschaft op welke wijze een verzoek om nadeelcompensatie kan worden ingediend en volgens welke normen het eventuele nadeel dat niet ten laste van de getroffene behoort te blijven, zal worden vergoed.

De raad beoogt met het vaststellen van deze nadeelcompensatieverordening geen aansprakelijkheden in het leven te roepen die naar de huidige stand van het recht niet bestaan.

Grondslag voor nadeelcompensatie

Onder nadeelcompensatie wordt verstaan “een niet op een specifieke bepaling van een wet in formele zin berustende vergoeding, in geld of anderszins, waarin van overheidswege wordt voorzien en welke ertoe strekt, dat het tengevolge van enig rechtmatig overheidshandelen geleden, of nog te lijden nadeel, geheel of gedeeltelijk ten laste van een ander dan de benadeelde komt”.

De grondslag van nadeelcompensatie wordt gevonden in de Algemene wet bestuursrecht in twee met elkaar samenhangende rechtsnormen. De eerste houdt in dat overheidsbesluiten en handelingen dienen te berusten op een (rechtmatige) belangenafweging (artikel 3:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht).

De tweede norm houdt in, dat de belangen van een of meer betrokkenen niet onevenredig geschaad mogen worden (artikel 3:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht). Het niet aanbieden van nadeelcompensatie voor onevenredig zware schade lijdt tot een handeling of een besluit in strijd met de norm welke in artikel 3:4 tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht besloten ligt.

In de literatuur en in de jurisprudentie is de gedachte ontwikkeld dat een vergoeding behoort te worden aangeboden indien en voor zover een burger onevenredig zwaar wordt getroffen in vergelijking met andere burgers die in een vergelijkbare positie verkeren. Deze gedachte is ontleend aan de jurisprudentie omtrent het beginsel van de “égalité devant les charges publiques”. Wanneer deze égalité gekrenkt wordt, is het resultaat een onevenredig zware belasting van de getroffen burgers. Daarbij moet het gaan om schade die een individu of een bepaalde groep van individuen speciaal treft. De voor het beginsel voorgeschreven gelijke behandeling van de rechtsgenoten wordt verstoord wanneer de schade bij een persoon of enkele personen, dan wel bij een kleine groep van personen terechtkomt, terwijl anderen in een min of meer gelijke positie niet worden getroffen, althans niet meer of anders dan in overeenstemming is met hetgeen voortvloeit uit voorzienbare ontwikkelingen en/of maatregelen. Alleen in gevallen waarin de benadeling afwijkt van hetgeen normaal is, bestaat er reden voor schadevergoeding.

Een maatschappij is een geheel van met elkaar samenlevende individuele personen en groepen van personen. Individuele rechthebbenden kunnen en mogen daarom niet de gerechtvaardigde verwachting koesteren dat de eigen belangen nimmer zullen worden gekrenkt ten faveure van andere belangen. Dit geldt speciaal als het algemeen belang moet worden behartigd. In elke samenleving brengt het met elkaar leven ook mee dat men er rekening mee moet houden dat de overheid te eniger tijd maatregelen neemt die zij in het algemeen belang acht, maar die een krenking inhouden van het eigen, persoonlijke belang van een of meer bepaalde individuele ingezetenen.

Dit betekent dat een ieder die investeringen doet in zaken, welke ten gevolge van overheidsmaatregelen kunnen worden benadeeld, minder bruikbaar of zelfs onbruikbaar worden, een “normaal maatschappelijk risico” loopt op het intreden van schadelijke gevolgen. Men wordt geacht deze mogelijke overheidsmaatregelen en de daardoor veroorzaakte schade in zijn investeringsbeslissingen te verdisconteren, hetgeen betekent dat men bij het doen van deze investeringen geacht wordt deze schade als gevolg van eventuele overheidsmaatregelen te aanvaarden. Realiseert deze schade zich dan dient deze schade redelijkerwijs ten laste van gelaedeerde te blijven, tenzij er redenen zijn om haar voor rekening van de overheid te brengen.

Reikwijdte van de regeling

Alleen nadeel, dat niet kan worden gerekend tot het normaal maatschappelijk risico, komt voor compensatie in aanmerking. In algemene zin kan niet worden aangegeven in welke gevallen en in hoeverre nadeel tot dit normaal maatschappelijk risico dient te worden gerekend. Bij de beoordeling van elk verzoek dient de deskundigencommissie die in dezen adviseert, na te gaan in hoeverre de benadeelde onevenredig zwaar is getroffen in vergelijking met anderen, die in een vergelijkbare positie verkeren. Alleen dat meerdere, het onevenredige nadeel, komt op grond van de onderhavige verordening voor compensatie in aanmerking.

Uit jurisprudentie van de Raad van State blijkt dat het opnemen van een vast percentage van bijvoorbeeld 75% voor de maximale vergoeding van het nadeel niet acceptabel is omdat het op die wijze onmogelijk wordt om in bijzondere situaties die daarvoor eventueel wel in aanmerking zouden kunnen komen een hogere vergoeding toe te kennen. Wel wordt in de toelichting bij de verordening (algemeen en artikelsgewijs) aandacht besteed aan het normaal maatschappelijk risico en de jurisprudentie in dit opzicht.

Bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre het billijk is, dat nadeel geleden ten gevolge van de uitvoering van het project, door de gemeente wordt gecompenseerd, zal de adviescommissie tevens nagaan of er aan de zijde van de benadeelde sprake is geweest van zogenaamde actieve of passieve risicoaanvaarding.

Van actieve risicoaanvaarding is sprake wanneer de benadeelde de nadeeltoebrengende omstandigheden heeft of had kunnen voorzien. Wanneer de benadeelde zich desondanks in een bepaalde situatie begeeft, bijvoorbeeld bij het nemen van een beslissing over vestiging op een bepaalde locatie of het doen van bepaalde investeringen, heeft deze het risico van mogelijk nadeel op de koop toe genomen.

Van passieve risicoaanvaarding wordt gesproken wanneer de benadeelde is tekortgeschoten in de zorg voor diens eigen belang. Van dit zogenaamde “riskant stilzitten” kan sprake zijn wanneer de benadeelde heeft nagelaten binnen de grenzen van wat redelijk is, die maatregelen te treffen die het nadeel kunnen voorkomen of beperken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden enkele kernbegrippen van de regeling omschreven.

Artikel 2 Het recht op nadeelcompensatie

Het eerste lid van dit artikel bevat de maatstaf aan de hand waarvan wordt gekeken of nadeelcompensatie zal worden toegekend.

  • 1.

    Ten eerste moet de schade het rechtstreekse gevolg zijn van door of vanwege de gemeente Leeuwarden rechtmatig uitgevoerde feitelijke werkzaamheden c.q. genomen besluiten. Er moet derhalve sprake zijn van causaal verband. Om te beoordelen of er sprake is van causaal verband tussen het nadeel en de werkzaamheden dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de toestand zoals deze door het handelen is geworden en de toestand zoals deze zonder het handelen zou zijn geweest op hetzelfde moment.

  • 2.

    Ten tweede moet het gaan om nadeel dat redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven (AB 1991/437, AB 1992/250, AB 1993/202, AB 1995/267, AB 1995/444, AB 1996/440, JB 1998/278, ABRS 14 november 2000, BR 2001, p. 234, ABRS 26 september 2001, BR 2002, p. 797). Nadeel dat geacht wordt tot het normaal maatschappelijk risico te behoren komt niet voor vergoeding in aanmerking. Het moet gaan om onevenredig nadeel, zie ook de algemene toelichting. Het ligt in beginsel op de weg van de verzoeker om te stellen en aannemelijk te maken dat er aanleiding bestaat om af te wijken van voormeld uitgangspunt (JB 1998/278, AB 1996/440). De verzoeker dient niet alleen aannemelijk te maken dat hij schade lijdt, of zal lijden, maar ook dat sprake is van onevenredige schade – dat wil zeggen buiten diens normaal maatschappelijk risico, dan wel buiten diens normale ondernemersrisico vallende en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende schade – als gevolg van het betreffende besluit.

  • 3.

    De hoogte van de nadeelcompensatie is, in aansluiting op de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn (ABRS 20 februari 2001, AB2001/380), niet in de verordening geregeld. Het wordt in eerste instantie aan de adviescommissie overgelaten vast te stellen in hoeverre er aanleiding bestaat tot toepassing van een aftrek wegens normaal maatschappelijk risico. Bij toekenning van nadeelcompensatie wordt het normaal maatschappelijk risico van oudsher ingevuld door middel van een korting in de vorm van een percentage van het schadebedrag (vgl. ABRvS 8 september 2004, BR 2005, p. 144). Dit betekent dat een percentage van 15% - 25% van de schade vanwege het normaal maatschappelijk risico voor rekening van benadeelde blijft. De laatste jaren is het niet ongebruikelijk om, in plaats van een korting op het schadebedrag, een drempel te hanteren. De Afdeling heeft het hanteren van een ondergrens in de vorm van een normaal maatschappelijk risico van 15% van de omzet op jaarbasis geaccepteerd ten aanzien van de tijdelijke inkomensschade die wordt geleden tengevolge van de aanleg van infrastructurele werken (vgl. ABRvS 5 september 2001, BR2002, 877; ABRvS 23 juli 2003, No. 200204377/1; ABRvS 14 april 2004, No. 200305154/1). Het is niet vereist dat de drempel van 15% in de Verordening is opgenomen. Uit bedoelde jurisprudentie kan worden afgeleid dat het bevoegd gezag (geadviseerd door de adviescommissie) enige vrijheid heeft om ter invulling van het normaal maatschappelijk risico een eigen vaste gedragslijn te bepalen.

  • 4.

    Verder geldt dat het nadeel niet voor vergoeding in aanmerking komt, indien de verzoeker het risico van mogelijke benadeling (actief of passief) heeft aanvaard. Zie voor de uitleg van deze begrippen de algemene toelichting.

  • 5.

    Ten slotte komt het nadeel niet voor vergoeding in aanmerking indien het nadeel anderszins is verzekerd. Deze nadeelcompensatieverordening heeft een aanvullend karakter. Deze regeling treedt dan ook niet in de plaats van bestaande (wettelijke) compensatieregelingen. Het zevende lid bepaalt dat het nadeel kan worden gecompenseerd in de vorm van geld of op andere wijze. Nadeelcompensatie in natura kan worden toegekend op verzoek van de gelaedeerde, van het college of op advies van de adviescommissie.

Artikel 3 Het verzoek om nadeelcompensatie

In dit artikel worden regels gegeven voor de indiening van een verzoek om nadeelcompensatie.

Het indienen van een verzoek via een aanvraagformulier is verplicht gesteld. Dit is ter uniformering van de verzoeken. Het aanvraagformulier bevat in elk geval de volgende aandachtspunten:

de naam en het adres van de verzoeker;

de dagtekening;

een beschrijving van de handeling en/of het bestuursbesluit c.q. aanduiding van de uitvoering van het werk of de maatregel die naar het oordeel van de verzoeker het nadeel heeft veroorzaakt;

een opgave van de aard en omvang van het nadeel en een zo nauwkeurig mogelijke specificatie van het bedrag van het nadeel;

een omschrijving van de wijze waarop het nadeel naar het oordeel van de verzoeker dient te worden gecompenseerd en - zo een vergoeding in geld wordt gewenst - een opgave van het schadebedrag dat naar het oordeel van verzoeker vergoed dient te worden.

Uitgangspunt in lid 2 van dit artikel is dat het verzoek om nadeelcompensatie binnen een periode van één jaar na afloop van het jaar waarop het verzoek betrekking heeft, moet worden ingediend.

In lid 3 van dit artikel is de bepaling opgenomen dat ter zake van het in behandeling nemen van een verzoek om nadeelcompensatie op grond van het bepaalde in de Legesverordening (met de bijbehorende tabel) recht verschuldigd is. Van de indiener van een aanvraag om planschade-vergoeding heffen burgemeester en wethouders een recht, aldus artikel 6.3 van de Wet ruimtelijke ordening. Dit recht bedraagt in de gemeente Leeuwarden € 300,-. Indien op de aanvraag geheel of ten dele positief wordt beslist, wordt het betaalde recht teruggestort. In het wetsvoorstel nadeelcompensatie en schadevergoeding zoals dit inmiddels door de Eerste en Tweede Kamer in januari 2013 is aangenomen (toekomstige titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht), is in toekomstig artikel 4:128, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, opgenomen dat bij wettelijk voorschrift kan worden bepaald dat van de aanvrager een recht van ten hoogste € 500,- kan worden geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag. Een soortgelijke regeling is vooruitlopend op de wetswijziging van toepassing verklaard voor de aanvragen om toekenning nadeelcompensatie.

Uitgangspunt is dat per twaalf maanden slechts eenmaal een verzoek om nadeelcompensatie kan worden ingediend, ten einde een opeenstapeling van verzoeken te voorkomen. De nadelige gevolgen van besluiten of handelingen kunnen zich over meerdere jaren uitstrekken. Wanneer blijkt dat de nadelige gevolgen niet tot een jaar beperkt blijven, dan kan een volgend jaar opnieuw een verzoek om nadeelcompensatie worden ingediend. Het is uiteraard niet de bedoeling dat een reeds afgehandeld verzoek in een volgend kalenderjaar opnieuw in procedure wordt gebracht.

De verzoeker kan zijn voorkeur kenbaar maken omtrent de wijze van compensatie van het geleden nadeel. Indien de verzoeker compensatie in geld wenst, dient hij in het verzoekschrift de hoogte van het naar zijn oordeel te vergoeden bedrag te vermelden. Dit bedrag hoeft niet hetzelfde te zijn als het totale geleden nadeel, omdat in de vergoeding daarvan deels reeds voorzien kan zijn of omdat een deel van het geleden nadeel niet voor vergoeding in aanmerking komt vanwege de evenredigheidstoets.

Het zesde lid vordert van de verzoeker dat hij alle gegevens verschaft - van welke aard dan ook - die het college nodig heeft voor de beoordeling van de gegrondheid van de schadeclaim. Deze verplichting wordt echter beperkt in zoverre, dat de verzoeker slechts gehouden is die gegevens en bescheiden te verstrekken waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Het college moet volgens het zevende lid de ontvangst van het verzoek binnen twee weken bevestigen. Tevens moeten zij de verzoeker informeren over de verdere procedure en de termijnen. Overeenkomstig artikel 4:14 Awb moet het bestuursorgaan de belanghebbende in kennis stellen indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, waarbij moet worden aangegeven binnen welke (redelijke) termijn de beschikking kan worden tegemoet gezien.

Indien het verzoek onvolledig is of indien verzoeker onvoldoende gegevens heeft verstrekt om het verzoek te kunnen beoordelen, geeft het college op grond van het achtste lid de verzoeker de gelegenheid om binnen vier weken de ontbrekende gegevens en/of bescheiden te verschaffen.

Artikel 4 Vereenvoudigde behandeling van het verzoek

Het college neemt geen onvolledige verzoeken in behandeling.

Het tweede lid is erop gebaseerd dat het onnodig is om voor eenvoudige en duidelijke gevallen de zware procedure van behandeling van het verzoek om nadeelcompensatie door een adviescommissie te volgen. Indien een verzoek naar het oordeel van het college kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond is, wordt het verzoek zonder behandeling door de adviescommissie toe- of afgewezen. Indien bijvoorbeeld na summier onderzoek reeds duidelijk is dat het geleden nadeel voor vergoeding in aanmerking komt kan het college het verzoek direct, zonder nader onderzoek, toewijzen. Eveneens kan het college het verzoek om nadeelcompensatie direct afwijzen indien duidelijk is dat het geleden nadeel niet door de gemeente is veroorzaakt.

Het derde en vierde lid bevatten termijnen waarbinnen een besluit om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren, danwel het verzoek wegens kennelijke ongegrondheid af te wijzen of wegens kennelijke gegrondheid direct toe te wijzen, aan de verzoeker wordt meegedeeld.

Artikel 5 De behandeling van het verzoek

Lid 1 en 2 spreken voor zich.

Indien er naar het oordeel van de adviescommissie sprake is van een eenvoudig geval, kan de adviescommissie het verzoek door één lid, ter keuze van de adviescommissie, laten behandelen.

Artikel 6 Toekennen voorscho t .

Artikel 6 bevat de bepalingen omtrent het toekennen van een voorschot. Door middel van het uitvoeren van een zogenaamde quickscan door de adviescom-missie wordt een voorlopig oordeel gegeven of er mogelijk sprake is van een onevenredig geleden nadeel. Voorwaarde is dat de veronderstelde schade voortvloeit uit een meerjarig project.

Artikel 7 De samenstelling van de adviescommissie.

Artikel 6 bevat de bepalingen die betrekking hebben op de deskundigheid en onafhankelijkheid van de leden.

Artikel 8 Het onderzoek van de adviescommissie

In lid 1 wordt bepaald aan de hand van welke vragen de adviescommissie het verzoek moet onderzoeken. Het zal niet altijd nodig zijn alle in het eerste lid genoemde vragen te beantwoorden. Wanneer bijvoorbeeld uit het onderzoek blijkt dat het nadeel niet het gevolg is van besluiten of handelingen van de gemeente Leeuwarden, dan zal de beantwoording van de overige vragen achterwege blijven.

Alle partijen moeten de hun beschikbare relevante informatie aan de adviescommissie overleggen. Tot die gegevens behoren niet alleen het verzoek met de daarbij behorende bescheiden, maar alle informatie die voor de beoordeling van het verzoek noodzakelijk of dienstig kan worden geacht.

Het derde lid maakt het mogelijk dat de adviescommissie de situatie ter plaatse in ogenschouw gaat nemen. De adviescommissie heeft echter niet de bevoegdheid plaatsen te betreden tegen de wil van de rechthebbende.

Het vierde lid stelt de adviescommissie in de gelegenheid inlichtingen in te winnen bij derden. Inlichtingen die deze derden verschaffen moeten in het advies worden vermeld.

Artikel 9 Mondelinge toelichting

Dit artikel, waarin de verzoeker en het college in de gelegenheid worden gesteld een mondelinge toelichting te geven, spreekt voor zich.

Artikel 10 Het advies van de adviescommissie

Alvorens een definitief advies aan het college te geven, rapporteert de adviescommissie de bevindingen van haar onderzoek naar de in artikel 8, lid 1 gestelde vragen in een conceptadvies. Dit conceptadvies wordt aan verzoeker en het college gezonden, waarna verzoeker en het college hun eventuele bedenkingen tegen dit conceptadvies schriftelijk aan de adviescommissie bekend kunnen maken. Blijkens lid 4 dienen deze bedenkingen binnen zes weken na de datum van verzending van het conceptadvies door de adviescommissie te zijn ontvangen. Binnen zes weken na het verstrijken van de termijn waarbinnen de bedenkingen kunnen worden ingediend verzendt de adviescommissie haar definitieve advies aan verzoeker en aan het college.

Indien het naar het oordeel van de adviescommissie niet redelijk is dat het nadeel geheel of ten dele ten laste van de verzoeker blijft, beschrijft zij in het conceptadvies tevens de omvang en vorm van de toe te kennen nadeelcompensatie.

Artikel 11 Overige vergoedingen

Het eerste lid stelt een grens aan de waarde van de compensatie, indien de nadeelcompensatie niet in geld maar op andere wijze plaatsvindt. De waarde van de compensatie in natura mag niet hoger zijn dan het bedrag in geld waarop de verzoeker aanspraak zou kunnen maken. Wanneer de waarde van de compensatie op andere wijze groter zou zijn dan het bedrag in geld waarop de verzoeker aanspraak zou kunnen maken, kan het college besluiten alsnog nadeelcompensatie in geld toe te kennen.

Het tweede lid bepaalt dat het college tevens kan besluiten tot het toekennen van door verzoeker gemaakte deskundigenkosten. Hierbij geldt een dubbel redelijkheidscriterium: zowel het inschakelen van de deskundige als de gemaakte kosten zelf moeten redelijk zijn. Daarnaast geldt dat de verzoeker zijn verzoek tijdig, dat wil zeggen voordat de adviescommissie haar definitieve advies heeft verzonden een verzoek hiertoe indient.

Artikel 12 De beslissing op het verzoek

Het college beslist binnen zes weken na ontvangst van het definitieve advies van de adviescommissie op het verzoek om nadeelcompensatie. De beslissing op het verzoek moet worden gemotiveerd. Ter motivering van het besluit kan het college volstaan met een verwijzing naar het door de adviescommissie uitgebrachte advies, indien het advies zelf de motivering bevat en de beslissing in overeenstemming is met het advies van de adviescommissie. Bij een afwijking van het advies moet deze afwijking gemotiveerd worden.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Via de hardheidsclausule is de mogelijkheid opengelaten om in incidentele gevallen van het bepaalde in deze verordening af te wijken en een voor dat incidentele geval passende nadeelcompensatie te verstrekken.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

en

Artikel 15 Overgangs- en slotbepalingen

Deze bepalingen spreken voor zich.