Regeling vervallen per 28-09-2021

Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

Geldend van 24-04-2014 t/m 27-09-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    vicevoorzitter: plaatsvervanger van de voorzitter

  • c.

    griffier: adviseur van de raad en leidinggevende van de griffie;

  • d.

    adjunct-griffier: plaatsvervanger van de griffier;

  • e.

    vergadering: vergadering van de raad;

  • f.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • g.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • h.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • i.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • j.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel.

Artikel 2. De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde

    • d.

      hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. De raad benoemt bij de aanvang van een nieuwe termijn een eerste en een tweede vicevoorzitter van de raad.

Artikel 3. De (adjunct)griffier

  • 1. De raad benoemt de griffier en de adjunct-griffier.

  • 2. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 3. Bij verhindering wordt de griffier vervangen door de adjunct-griffier.

  • 4. De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Hoofdstuk 2. Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

Artikel 4. Onderzoek geloofsbrieven, beëdiging, benoeming wethouders

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de voorzitter van de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

  • 4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. Op de werkwijze van deze commissie is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Fractie

  • 1.

    De leden van de raad die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden, alsmede de naam van de fractiepenningmeester, worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de griffier.

  • 4.

    Indien:

    • -

      één of meer leden van een of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • -

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

  • wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van de raad.

  • 5.

    Met de onder 4. beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 3. Instellen en werkwijze presidium en agendacommissie

Artikel 6. Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium bestaat uit de eerste en tweede vicevoorzitter van de raad, de fractievoorzitters en de burgemeester. De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 3. De eerste vicevoorzitter van de raad is voorzitter van het presidium.

  • 4. De tweede vicevoorzitter van de raad is plaatsvervangend voorzitter van het presidium.

  • 5. De burgemeester is adviserend lid.

  • 6. De voorzitter of het presidium kan voorstellen de gemeentesecretaris uit te nodigen voor het presidium.

  • 7. Elke fractievoorzitter kan zich bij verhindering laten vervangen door een fractielid.

  • 8. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium.

  • 9. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 10. De voorzitter en de griffier stellen de agenda van de vergadering op.

Artikel 6a. Taak van het presidium

  • 1. Het presidium vormt het dagelijks bestuur van de gemeenteraad.

  • 2. Het presidium is belast met alle procedurele en organisatorische zaken die de raad aangaan, waaronder worden begrepen: vaststellen jaarlijks vergaderschema, spreektijdenschema en lijst voor hoofdelijke stemming.

  • 3. Het presidium kan door de burgemeester worden geraadpleegd over andere aangelegenheden de gemeente betreffende.

  • 4. Het presidium benoemt een agendacommissie, een werkgeverscommissie en een begeleidingscommissie.

  • 5. Het presidium komt tenminste drie keer per jaar en verder zo vaak als nodig bijeen.

  • 6. De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar.

Artikel 7. De agendacommissie

  • 1. Het presidium benoemt een agendacommissie.

  • 2. De agendacommissie bestaat uit vertegenwoordigers van het presidium en bestaat uit vier leden: twee leden van de coalitiefracties en twee leden van de oppositiefracties.

  • 3. De voorzitter van het presidium is tevens voorzitter van de agendacommissie.

  • 4. De agendacommissie vergadert in principe twee keer per maand.

Artikel 7a. Taak van de agendacommissie

  • 1. De agendacommissie heeft als taak de voorbereiding van de agenda van de gemeenteraad, raadscommissies en de planning van de activiteiten van de raad en commissies , zoals bijvoorbeeld werkbezoeken.

  • 2. Alle agendaverzoeken lopen via de agendacommissie. Bij een agenderingsverzoek door een fractie of een lid van de raad wordt een korte schriftelijke toelichting gevraagd.

  • 3. Er worden in beginsel geen vergaderingen gepland op zon- en landelijk erkende feestdagen, op de jaarlijkse bid- en dankdagen, en op de eerste werkdag na een vakantie.

  • 4. Voordat de oproep wordt verzonden, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 5. In spoedeisende gevallen echter kan de agendacommissie na de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 6. De agendacommissie doet ook een voorstel over de wijze van behandeling van een voorstel in de commissie en/of raad. Hierbij heeft de agendacommissie drie mogelijkheden, te weten agenderen als hamerstuk, bespreekpunt of ter kennisname.

  • 7. De vergaderingen van de agendacommissie zijn niet openbaar. Het verslag wordt na vaststelling wel openbaar gemaakt.

Hoofdstuk 4. Vergaderingen

Paragraaf 1. Tijdstip van vergaderen, voorbereidingen

Artikel 8. Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel maandelijks op maandag plaats. De vergaderingen vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in de raadszaal van het stadhuis.

  • 2. De woensdag na de raadsvergadering is de vaste reservedatum voor de raad waarop de vergadering indien nodig kan worden voortgezet.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de griffier en de agendacommissie.

Artikel 9. Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van de raad en het college van B en W een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden van de raad ter beschikking gesteld.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld wordt deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de vergadering ter beschikking gesteld.

  • 4. Bij eventuele verhindering om de vergadering bij te wonen doet het lid hiervan tijdig voor de raadsvergadering mededeling aan de griffier.

Artikel 10. Aanwezigheid college van Ben W

1.De portefeuillehouders zijn uitgenodigd om in de raadsvergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

Artikel 11. De secretaris

1.De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 12. Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het uitgaan van de oproep aan de raadsleden ter beschikking gesteld.

  • 2. Een origineel van een vergaderstuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3. Stukken waarbij op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd worden alleen aan raadsleden ter beschikking gesteld. Stukken die niet digitaal ter beschikking kunnen worden gesteld blijven onder berusting van de griffier en worden door de griffier ter inzage gegeven.

Artikel 13. Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen, in het gemeentelijk informatieblad of op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt..

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden op de website van de gemeente geplaatst.

Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 14. Presentielijst

1.Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15. Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, het college, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

Artikel 16. Opening vergadering, quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is (de helft van het aantal leden plus één).

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na de vergaderoproep is gelegen, onder verwijzing naar artikel 20 van de Gemeentewet.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing.

Artikel 17. Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder brieven van burgers en schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze stukken worden snel ter kennisname aan de raadsleden gebracht.

  • 2. Na de vaststelling van de besluitenlijst stelt de raad op voorstel van de agendacommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 3. Bij ingekomen brieven stelt de raad een antwoord aan de briefschrijver vast.

  • 4. Een conceptantwoord of een ingekomen brief op de lijst van ingekomen stukken van de raad kan ook geagendeerd worden ter bespreking in de commissie. Het raadslid dient dit in de raad aan te geven en een motivering toe te voeren wat hij of zij met de commissie wil bespreken.

Artikel 18. Agenda

  • 1. Bij aanvang van de vergadering stelt de vergadering zelf de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de vergadering bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 2. Indien een raadslid/fractie de aard van een agendapunt wil wijzigen (bijvoorbeeld van hamerstuk naar bespreekpunt) moet dit voor 12.00 uur op de dag van de vergadering bij de griffie gemeld worden.

  • 3. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de vergadering de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Bij een hamerstuk is er alleen gelegenheid om een korte stemverklaring af te leggen.

  • 6. Bij een toelichtend punt kan een raadslid een korte toelichting geven op een onderwerp dat ter kennisname is geagendeerd. Er kan geen discussie worden gevoerd over de toelichting.

Artikel 19. Spreekrecht burgers

  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over niet-geagendeerde onderwerpen bij het agendapunt Vragenhalfuurtje burgers. Raadsleden kunnen op het ingebrachte hun reactie geven.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

  • a. over een besluit van het gemeentebestuur waartegen een bezwaar en/of beroepschrift is ingediend of de rechter om een uitspraak is gevraagd en de uitspraak nog niet onherroepelijk is geworden;

  • b. over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

    • 3

      Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit vóór 12.00 uur op de dag van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

    • 4

      De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 20. Spreekregels

  • 1. De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf het katheder of van de zitplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

  • 3. Er is een spreektijdenschema door het Presidium vastgesteld voor de raadsvergadering. De leden van de raad voeren het woord gedurende de maximaal toegekende tijdsduur in het schema.

Artikel 21. Volgorde sprekers

  • 1. De voorzitter van de vergadering geeft de leden het woord.

  • 2. Bij grote onderwerpen hanteert de voorzitter de speekvolgorde naar grootte van de fracties.

  • 3. Indien een onderwerp geagendeerd is op verzoek van een fractie geeft de voorzitter die fractie als eerste het woord en daarna de fracties die dit verzoek ondersteund hebben.

  • 4. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 22. Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Het college heeft de gelegenheid na iedere termijn te reageren.

  • 3. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 4. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde en interrupties.

  • 6. Het derde lid is niet van toepassing op:

  • a. de rapporteur van een commissie;

  • b. het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

Artikel 23. Handhaving orde, schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

  • a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het in acht nemen van dit reglement te herinneren;

  • b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaat, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 24. Beraadslaging

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 25. Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 26. Beraadslaging en beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 27. Beeldverslag en besluitenlijst

  • 1. Van iedere raadsvergadering wordt een besluitenlijst en beeldverslag gemaakt. Het beeldverslag is leidend.

  • 2. De conceptbesluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van de raad ter beschikking gesteld uiterlijk gelijktijdig met de oproep of zoveel eerder als mogelijk is. De besluitenlijst wordt gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben toegezonden.

  • 3. De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de besluitenlijst in de vergadering te worden ingediend.

  • 4. De besluitenlijst bevat tenminste:

  • a. de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders (allen voor zover aanwezig) en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

  • b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

  • c. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

  • d. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

  • 5. De besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de griffier wordt ondertekend.

  • 6. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Paragraaf 3. Procedures bij stemmingen

Artikel 28. Algemene bepalingen over stemming

  • 1. Stemming vindt gewoonlijk bij handopsteking plaats of via het in de raadszaal geïnstalleerde stemsysteem. Een lid kan de vergadering vragen om hoofdelijke stemming.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter (of de griffier) de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 30 van dit reglement is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproep naar volgorde van deze vaste lijst.

  • 4. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 5. De leden brengen hun stem uit door hun hand op te steken of door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 6. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid dit pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 7. De voorzitter deel de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29. Stemverklaring

1.Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 30. Primus bij hoofdelijke stemming

Indien een hoofdelijke stemming wordt gevraagd, deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de vaste, door het presidium vastgestelde lijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 31. Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 32. Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 33. Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 34. Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 5. Rechten van leden

Artikel 35. Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk amendement of subamendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het amendement of subamendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 36. Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat de vergadering hiermee heeft ingestemd en alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 37. Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 38. Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de agendacommissie of griffie te worden ingediend en te voldoen aan de door het presidium vastgesteld criteria.

  • 2. De griffie stuurt het initiatiefvoorstel bij ontvangst voor commentaar meteen door naar het college en informeert de leden van de raad.

  • 3. De agendacommissie agendeert het initiatiefvoorstel en de collegereactie voor een commissievergadering. Indien na 6 weken geen reactie of verzoek om uitstel is ontvangen agendeert de agendacommissie het voorstel.

Artikel 39. Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel van het college aan de raad dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 40. Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, voor 12 uur op de vrijdag voorafgaand aan de vergadering schriftelijk bij de griffier ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 41. Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 43. Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid , en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe door tussenkomst van de griffier schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2. De griffier draagt er zorg voor dat de overige leden van de raad een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 6. Besloten vergadering

Artikel 44. Algemeen

1.Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 45. Besluitenlijst

  • 1. De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt uitsluitend aan de leden ter beschikking gesteld.

  • 2. De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken hiervan.

  • 3. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 4. Er wordt geen beeldverslag gemaakt van een besloten vergadering.

Artikel 46. Geheimhouding

  • 1. Voor de afloop van een besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

  • 2. De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

  • 3. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 47. Opheffing geheimhouding

1.Indien de vergadering op grond van artikel 25, derde en vierde lid , artikel 55, tweede en derde lid , of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 7. Planning en Control cyclus

Artikel 48. Begroting en jaarstukken

1.Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die het presidium vaststelt.

Hoofdstuk 8. Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 49. Verslag en verantwoording

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een gemeenschappelijk orgaan ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om (in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

  • 3. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel ….. zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel …… zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 9. Toehoorders en pers

Artikel 50. Toehoorders en pers

  • 1. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 51. Geluid- en beeldregistraties

1.Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 52. Inperking gebruik mobiele telefoons

1.In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is het tijdens de vergadering niet toegestaan te bellen. Evenmin is toegestaan het op andere wijze gebruik maken van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen op een wijze die inbreuk kan maken op de orde van de vergadering.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 53. Uitleg reglement

1.In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 54. Experimenteerartikel

  • 1. De raad kan op voorstel van het presidium besluiten tot afwijking van het bepaalde in dit reglement met als doel te experimenteren met een andere wijze van werken van raad en/of commissie voor een periode van maximaal 1 jaar.

  • 2. De raad besluit na afloop van het experiment of eerder over structurele invoering van het experiment.

  • 3. Bij invoering wordt het reglement van orde van raad en raadscommissie in de eerstvolgende vergadering aangepast.

Artikel 55. Vervallenverklaring

  • 1. Het reglement van orde op de raadscommissies en raadsvergaderingen, door de Raad vastgesteld op 26 april 2010, wordt vervallen verklaard gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2. Met ingang van 1 januari 2014 wordt de verordening op de raadsvergaderingen vervallen verklaard voor zover deze verordening ziet op het grondgebied van de voormalige gemeente Boarnsterhim dat met ingang van 1 januari 2014 onderdeel is gaan uitmaken van de gemeente Leeuwarden, op grond van de wet van 19 juni 2013 tot wijziging van de gemeentelijke indeling in een deel van de provincie Fryslân.

Artikel 56. Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op 6 januari 2014

Artikel 57. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad’.