Beleidsplan Groen

Geldend van 08-12-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsplan Groen

Vastgesteld door de gemeenteraad op 18 april 2016

Voorwoord

De gemeente Leeuwarden gaat uit van de eigen kracht van mensen. Met elkaar willen we bouwen aan een levendige en aantrekkelijke gemeente. We zorgen gezamenlijk voor dorpen en stadswijken, waar mensen nu en in de toekomst duurzaam en prettig kunnen verblijven. Het groen in de gemeente is daarbij van groot belang.

Voor u ligt een realistisch, maar vooral ook een optimistisch beleidsplan. In het plan staan de mogelijkheden en kansen beschreven waar we als gemeente de komende jaren vol enthousiasme aan gaan werken.

In dit groenbeleidsplan gaan we uit van drie pijlers.

We spelen waar mogelijk in op initiatieven uit de Mienskip. We staan open voor ideeën en inzet van bewoners en bevorderen dat deze ook worden gerealiseerd. Het principe hierbij is: Ja, tenzij.

We zetten in op het versterken van het netwerk van groene verbindingen tussen stad, dorpen en landschap. Hierbij richten we ons niet alleen op de fysieke, maar ook op de natuurlijke verbindingen. Het doel is de kwaliteit van de leefomgeving te bevorderen. Het accent leggen we op de verbinding tussen water en groen. Een belangrijke derde pijler is, hoe wij ons groen de komende jaren gaan beheren. De financiële middelen zijn beperkter dan voorheen en dat vraagt om creativiteit.

Uitgangspunt is dat de kwaliteit van het beheer goed blijft. De beschikbare middelen zullen de komende jaren mede het tempo gaan bepalen waarmee we aan de slag gaan met het verder verbeteren van de groenstructuur.

Ik ga ervan uit dat dit beleidsplan een goede basis is om de komende jaren verder te werken aan onze groene gemeente. Dat gaan wij samen doen: inwoners én gemeente!

Wethouder Harry van der Molen Leeuwarden, maart 2016

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

Het openbare groen hoort thuis in de stad, in de dorpen en daarbuiten. Overal om ons heen vinden we groen in de vorm van bomen, parken, speelveldjes en

waterpartijen. In de oude wijken is soms weinig groen, in nieuwe wijken is vaak veel groen en buiten de stad zijn grote natuur- en recreatiegebieden. Groen zorgt voor een mooie stads- en dorpsomgeving waar we trots op mogen zijn en die bezoekers weten te waarderen. We beseffen ook steeds meer dat groen belangrijk is voor een goed leefklimaat voor mens en dier.

Maar er verandert meer. Bewoners uit stad of dorp raken meer en meer betrokken bij hun eigen groene omgeving en starten allerlei initiatieven om meer te doen met het groen in de buurt. Het openbare groen is van ons allemaal. Daarom zet dit groenbeleidsplan in op de hoofdstructuur, het kenmerkende groen van Leeuwarden dat voor de hele gemeente van belang is. In het zogenaamde nevengroen in de woonomgeving is juist ruimte voor initiatieven van de Mienskip. Burgers en bewonersgroepen kunnen een rol hebben bij de inrichting en het beheer.

Het beleidsplan Groen geeft op hoofdlijnen aan hoe we met het groen in de gemeente willen omgaan. De ambitie is om dit te doen met de inzet van de huidige middelen. We stellen geen vaste termijn waarin de ideeën en wensen realiteit moeten worden. Zijn de middelen beperkt dan nemen we meer tijd, als we de mogelijkheden hebben maken we grotere stappen.

1.2. Kader (plek in de reeks)

Dit groenbeleidsplan maakt deel uit van een reeks plannen van een hoog naar laag schaalniveau.

Op landsniveau geeft de rijksoverheid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) aan dat het ruimtelijk beleid op dit gebied grotendeels bij de lagere overheden wordt neergelegd.

De provinsje Fryslân heeft in 2006 het Streekplan vastgesteld en in 2012 als uitwerking hiervan een thematische structuurvisie opgesteld : Grutsk op ‘e Romte’. Hierin worden landschappelijke- en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren.

Grutsk op ‘e Romte is als procesvereiste in de verordening Romte opgenomen. Dit betekent dat vereist wordt dat

bij het opstellen van een ruimtelijk plan een analyse wordt gemaakt van de aanwezige waarden in het plangebied, in het bijzonder van de landschappelijke- en cultuurhistorische structuren. Tevens moet afgewogen en gemotiveerd worden op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de provinciale belangen uit Grutsk op ‘e Romte.

Op stadsregionaal niveau brengt het Landschapsontwikkelingsplan (LOP, vastgesteld 2004) de belangrijkste structuren in beeld. In drie stappen wordt vervolgens in het Handboek van het Landschap (2012) aangegeven hoe de landschappelijke structuur en kwaliteit geborgd kan worden.

Het groenbeleidsplan is het volgende plan in de reeks.

Het vorige groenbeleidsplan stamt uit 1993. In 2009 is de Groenkaart als leidraad voor groene ruimtelijke ontwikkelingen gemaakt. Aan dit document was een uitvoeringsprogramma Groenintensivering gekoppeld.

Opvallende resultaten als gevolg van dit programma zijn het vergroenen van Wijnhornsterstraat, Verlengde Schrans, Julianapark en Groeneweg.

Veel dorpen en wijken hebben een eigen visie opgesteld. Deze dorps- en wijkvisies kunnen we beschouwen als het laagste schaalniveau van de reeks plannen.

1.3 Leeswijzer

Het beleidsplan is opgebouwd uit vier inhoudelijke hoofdstukken. In hoofdstuk 2 worden de achtergronden van het beleidsplan behandeld, zoals de waarde van het groen voor mens en dier, de rol van de overheid

en de motivatie voor kwalitatief hoogwaardig groen, onderbouwd met onderzoeksresultaten en citaten uit publicaties. Daarna wordt beschreven wat we nu hebben (Inventarisatie, hoofdstuk 3), wat we willen (Visie, hoofdstuk 4) en hoe de gemeente denkt dat we deze doelstellingen gaan bereiken (Uitvoering).

De visie wordt eerst in hoofdlijnen beschreven en daarna in hoofdstuk 5 ontrafeld in actuele thema’s (ecologie, gebruik, cultuurhistorie, beleving en bomen).

Hoofdstuk 6 is een opsomming van Wetten en Regelgeving, relevant voor dit beleidsplan.

Intermezzo:

1. Groen is gezond

‘Uit onderzoek blijkt het belang van groen voor de leefbaarheid, de menselijke gezondheid, de economie en de natuur. Groen biedt een omgeving voor sociale contacten, recreatie, sport en spelen. Groen biedt ruimte om te bewegen en draagt daarmee bij aan de fysieke gezondheid, zorgt voor de mentale gezondheid door herstel van stress te stimuleren en vermindert stressfactoren zoals geluid en luchtverontreiniging. De vele functies van groen - en het daarmee samenhangende maatschappelijk rendement - worden

nog onvoldoende onderkend. Ook indirecte functies van groen kunnen op andere begrotingen grote kostenposten worden als het groen afwezig is: het geruststellen van mensen, het faciliteren van sportgelegenheid en dergelijke.’ [Raad voor het Landelijk Gebied]

2. Groen bevordert de biodiversiteit

‘Het blijkt dat de structuur van de stad, afwisseling van hoog- en laag groen en rotsformaties in de vorm van gebouwen een diversiteit aan microklimaten bewerkstelligen die een evenredige diversiteit aan flora en fauna mogelijk maakt. Daarnaast is de voedselarmere bodem in de stad voor flora vergeleken met die van het agrarisch gebruikte gebied gunstiger. Minder verstoringen door jagers en minder hardrijdende auto’s en de aanwezige voedselresten, zijn reden dat de stad zich tot een aantrekkelijk leefgebied voor fauna ontwikkeld heeft. De hogere temperaturen en meer beschutte plekken zijn eveneens reden voor meer flora en fauna in de stad. De sterke terugloop

van de soortendiversiteit in het agrarisch gebruikte gebied is veroorzaakt door de ruilverkaveling en het verdwijnen van

de kleinschalige structuren, die geleid hebben tot het verdwijnen van veel hagen en bomen en minder intensief beheerde stukken grond op het land. Een tweede klap voor de biodiversiteit op het land is het toegenomen gebruik van bemesting en bestrijdingsmiddelen.’ [Reichholf]

3 Groen vergroot de aantrekkingskracht van de stad

Groen in de stad is ook belangrijk voor het vestigingsklimaat van bedrijven. ‘De woonomgeving speelt voor bedrijven met hoogopgeleid personeel een rol van betekenis bij de locatiekeuze. Bedrijven meten de kwaliteit van de woon- en recreatieomgeving af aan de differentiatie in het woonmilieu, de aanwezigheid van goede scholen en een goed recreatiemilieu. Groen telt daarbij mee, waarbij groen in de wijk belangrijker is dan grote groenelementen in de regio.’ [Jókövi].

4. Groen is gunstig voor het stadsklimaat

Verschillende onderzoeken tonen aan dat stedelijk groen een positieve invloed heeft op het stadsklimaat. ‘Groen in de stad verlaagt de luchttemperatuur aantoonbaar. De resultaten van een onderzoek van Wiebke Klemm in Utrecht tonen aan, dat stedelijk groen op alle schaalniveaus een belangrijke rol speelt bij het ‘veraangenamen’ van het stadsklimaat op warme zomerdagen. Een groene inrichting van de veelal verstedelijkte openbare ruimte verbetert het stadsklimaat. En dat draagt bij aan het leefklimaat en de leefomgeving van mensen in de stad.’ [Krusche et al., W. Klemm]

Groen in de stad is ook belangrijk voor het vasthouden van regenwater. Naast het openbare groen levert de vergroening van particuliere tuinen ook een belangrijke bijdrage hieraan. ‘In steden kan vooral

de hevige neerslag, die als gevolg van klimaatverandering vaker zal optreden, tot problemen leiden, omdat het huidige rioolstelsel niet is berekend op zoveel neerslag in korte tijd. Groen buffert een groot gedeelte van de neerslag en verlaagt hiermee de druk op het rioolstelsel.’ [degroenestad.nl]

2. Achtergronden

2.1 Groen is multifunctioneel

Groen in de stad vervult verschillende functies die voor bewoners en gebruikers van belang zijn. Het groen in de stad staat flink in de belangstelling en er wordt veel over gepubliceerd. Thema’s als gezondheid, recreatie, klimaat maar ook economische waarde en concurrentiepositie zijn in de literatuur te vinden.

Maar groen heeft in de eerste plaats een grote waarde van zichzelf. Veel mensen genieten van haar schoonheid en voelen zich prettig in een groene omgeving.

Hiernaast besteden we kort aandacht aan een aantal andere aspecten.

2.2 De waarde van Groen

De meest gebruikte methode om de waarde van groen inzichtelijk te maken is TEEB. TEEB staat voor: The Economics of Ecosystems and Biodiversity.

De eerste E geeft de waarde voor de economie aan. Hiervoor is een rekenmodel ontwikkeld dat inzichtelijk maakt dat de baten van groen in veel gevallen groter zijn dan de kosten voor aanleg en onderhoud.

De tweede E staat voor de ecologische waarde van groen. De waarde voor dieren en planten, maar ook voor de mens. Denk bijvoorbeeld aan de gewasbestuiving die nodig is voor de productie van voedsel.

Hoeveelheid groen

In de Nota Ruimte is door het Rijk een richtgetal gegeven voor de hoeveelheid groen per woning in uitbreidingslocaties. Dit richtgetal van 75 m² was aanleiding voor een onderzoek naar de oppervlakte stedelijk groen in de 30 grote steden van Nederland, de G32.

‘Uit de analyse van het groen in de G32 komt naar voren dat meer dan de helft van deze steden ruim onder het kengetal van 75 m² groen per woning zit. Daar komt nog bij dat bijna alle steden plekken hebben waarvandaan het groen niet binnen 500 meter te bereiken is.’

[Alterra]

Leeuwarden zit met ongeveer 75 m² aan openbaar groen in de bebouwde kom per woning in de middenmoot en is vergelijkbaar met steden als Alkmaar, Deventer en Tilburg.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

3. Inventarisatie

3.1 Lagen en schaalniveaus

3.1.1 Landschap

Het handboek van het Landschap geeft op basis van het ‘DNA’ van het landschap richtlijnen en handvaten voor ontwikkelingen. In 2004 is er door de stadsregio in samenwerking met de provincie een Landschaps Ontwikkelings Plan (LOP) gemaakt. Het plan brengt op regionaal niveau de belangrijkste landschappelijke

structuren in beeld. In 2012 is als uitwerking van dit plan het Handboek van het Landschap geschreven. In drie stappen wordt hierin aangegeven hoe de landschappelijke structuur en kwaliteit geborgd kan worden. In dit beleidsdocument wordt daarom verwezen naar het LOP en het Handboek.

Opeenvolging

‘Kenmerkend voor het landschap van de gemeente Leeuwarden zijn de landschappelijke overgangen die elkaar van west naar oost op korte afstand opvolgen. De smalle kwelderwal langs de Middelzee, grenzend aan en overlopend in het klei-op-veengebied, met op

verschillende plaatsen doorbraken van de beekmondingen van het Alddjip. Hier liggen vooral de lineaire terpdorpen en veelal radiale terpdorpen in het klei-op-veengebied’. [Grutsk op ‘e Romte]

De stad Leeuwarden is ontstaan uit een drietal terpen aan de oever van de voormalige Middelzee, op de plaats waar het Vliet, de Dokkumer Ee en de Potmarge in zee stroomden. Het groen langs de Ee en de Potmarge herinnert bijvoorbeeld nog aan het oorspronkelijke landschap. In de stad is het oorspronkelijke landschap slechts summier herkenbaar en de stad heeft op een aantal plekken een scherpe stadsrand. De relatie met het landschap is in de nieuwe uitbreidingen Blitsaerd,

Zuiderburen en De Zuidlanden zo veel mogelijk uitgebuit.

Lage Midden

Een heel ander landschap is het zeer open veenweidelandschap van het Lage Midden. Het Lage Midden is in onze gemeente een betrekkelijk

smalle strook ingeklemd door hogere gebieden als de kleigebieden van Westergo en de Friese Wouden. Door de lage ligging is hier vroeger veen ontstaan. De hoge grondwaterstand zorgt er voor dat op deze gronden niet veel akkerbouw wordt gepleegd. Het is een gebied met veel veeteelt. Daarnaast is het een belangrijk

watersportgebied door de vele meren. Onderdeel van het lage midden zijn de natuurgebieden De Grutte Wielen en de Alde Feanen.

3.1.2 Ecologische structuur

Het Natuurnetwerk Nederland (de voormalige Ecologische Hoofdstructuur) is de materiële basis van het landelijke natuurbeleid, dat wordt aangestuurd door de Europese richtlijnen. In de gemeente liggen twee grote Natura

2000-gebieden; de Alde Feanen en De Grutte Wielen. De uitwerking van een robuuste ecologische verbinding tussen deze beschermde gebieden op basis van het Groenconvenant moet in 2027 gerealiseerd zijn. De provincie is hiervoor verantwoordelijk.

De nabijheid van een belangrijk natuurgebied direct grenzend aan de oostelijke stadsrand heeft een gunstige invloed op de kwaliteit van de stadsnatuur in Leeuwarden. Dat geldt ook voor kleinere natuurrijke gebieden in de stadsrand, zoals het Leeuwarder Bos, de Groene Ster en de Froskepôlle. In de stad zijn de zes heemtuinen op een soortgelijke manier als natuurlijke brongebieden van grote betekenis. Vooralsnog is er echter te weinig samenhang in de stedelijke groenstructuur; relaties ontbreken en diverse barrières doorsnijden de verbindingen. Vooral voor grondgebonden soorten is dat een probleem. Omdat het ecologisch beheer op veel plaatsen goed wordt uitgevoerd en er diverse ecologisch waardevolle gebieden binnen

de stedelijke structuur aanwezig zijn, liggen er kansen voor de ontwikkeling van een samenhangend stedelijk natuurnetwerk. De Potmarge en het bijenlint zijn daarvoor een goede aanzet.

3.1.3 Dorpen

De meeste dorpen in de gemeente Leeuwarden zijn ontstaan als terpdorp. Dat is in de structuur van deze dorpen duidelijk te zien doordat ze allen een middelpunt hebben waaromheen de woonstraten zijn gelegen.

Andere plaatsen als Snakkerburen en Warten zijn ontstaan als lintdorp langs waterwegen. Over het

algemeen zijn de centra van de dorpen groen en pittoresk, veelal met een doorgaande weg, beplant met bomen.

De latere uitbreidingen zijn vaak uniform van uitstraling en niet streekgebonden. De randen van een aantal dorpen zijn weinig groen waardoor de overgang met het landschap abrupt is.

Grou

Grou is van oorsprong een terpdorp dat een groot deel van het jaar alleen over water bereikbaar was. De insluiting tussen twee vaarwegen en de aanleg van de spoorlijn en (snel)weg van Zwolle naar Leeuwarden heeft er voor gezorgd dat Grou vooral in westwaartse richting is gegroeid. De belangrijkste groenstructuur van Grou is de structuur tussen het Wilhelminapark en de sportvelden, de Stationsweg en het Waterfront (zone langs Margrietkanaal en Pikmeer), door het dorp betiteld als de Groene Loper.

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

3.1.4 Stad

Leeuwarden

Leeuwarden is duidelijk herkenbaar als een radiaal opgebouwde stad. De binnenstad is (behalve het voormalig bolwerk en de verscheidene binnentuinen) niet bijzonder groen. De bomen langs de grachten hebben het vaak zwaar.

De oude wijken rond de binnenstad zijn over het algemeen ook niet heel erg groen. Het groen bestaat uit lanen en traditioneel aangelegde plantsoenen waaronder zich ware kunststukjes bevinden.

Buiten de oude stadsring zijn de (naoorlogse) wijken veel groener van opzet. De verhouding tussen bebouwd en onbebouwd ligt heel anders vanwege de vaak uitgesproken stedenbouwkundige visie waarin het groen een belangrijke rol speelt. Nijlân is hiervan een van

de mooiste voorbeelden, de stedenbouwkundige- en groenstructuur is nog heel gaaf.

In de laatste uitbreidingswijken als Zuiderburen, Blitsaerd en De Zuidlanden is het groen veel meer landschappelijk van aard.

In 1993 kwam uit de analyse van de groenstructuur naar voren dat Leeuwarden op stadsniveau geen duidelijke groenstructuur had. Men heeft de stad toen verdeeld in een vijftal hoofdelementen waaraan sindsdien gewerkt is om deze te verbeteren. Deze hoofdelementen zijn:

de stadswalgrachten, de radiale wegen, de radiale waterlopen, de groengebieden en de randen van de stad. In 2008 is daar een visie op de stadsring aan toegevoegd.

Nu, meer dan 20 jaar later, kunnen we uit de inventarisatie opmaken dat de visie van 1993 grotendeels uitgevoerd is. Leeuwarden heeft thans een duidelijke ruimtelijke groenstructuur van radialen, verbonden

door de stadsring. De parken en grote groengebieden zijn de afgelopen jaren grotendeels op orde gebracht. Projecten als de Potmargevisie, Tesselschadestraat, Groningerstraatweg en de Kleine Wielen hebben hier een bijdrage aan geleverd.

3.1.5 Parken

Parken weerspiegelen de ontwikkeling van steden en dorpen. De variatie in ontstaan, inrichting en omgeving biedt de bewoners afwisseling en mogelijkheden tot ontspanning. Parken zijn bij uitstek openbare ruimtes waar mensen elkaar ontmoeten, vertrouwd raken met elkaar en met hun omgeving. De parken worden hoog gewaardeerd door bewoners.

We verdelen de parken in stedelijke parkgebieden, parken en bos-, natuur- en recreatiegebieden. De stedelijke parkgebieden zijn groot, herbergen meerdere functies en hebben een betekenis voor de hele stad. De parken zijn kleiner van oppervlak en spelen vooral een rol voor de aangrenzende wijken. De bos-, natuur- en recreatiegebieden liggen aan de rand van de stad.

Parken

De oudste parken zijn de klassieke parken in de vooroorlogse stadswijken en in de binnenstad met kenmerken van de Engelse landschapsstijl. De stad mag zich rijk prijzen met parken van verschillende grote

ontwerpers. Monumentale bomen, glooiende gazons en waterpartijen met vloeiende vormen bepalen het beeld van het Bolwerk / Prinsentuin en Ooster Vijverspark (Roodbaard) Rengerspark (Copijn), Vossepark (Vlaskamp & Maas), het Julianapark (Vroom jr.) en het Zamenhofpark. Het Abbingapark, de Groene Long Nijlân en het park in Camminghaburen zijn van latere datum en zijn meer rationeel opgezet.

Ook een bijzonder object is het Wilhelminapark in Grou (Vlaskamp). De geschiedenis (met vele aanpassingen aan het park) laat zien dat we zuinig moeten zijn op onze klassieke parken. Gelukkig wordt het park samen met de bevolking van Grou weer opgeknapt tot de groene parel van het dorp.

Stedelijke parkgebieden

Er zijn in de gemeente groene gebieden die op het eerste gezicht niet als ‘klassiek’ park bekend staan. Het zijn gebieden met sportvoorzieningen, bebouwing, openbaar groen en soms doorsneden door wegen. De gebieden verschillen sterk van aard, opzet en in leeftijd, en bestaan in ruimtelijke zin meer uit losse onderdelen dan uit

één herkenbaar geheel. Deze zogenaamde stedelijke parkgebieden kunnen in potentie tot een samenhangend geheel getransformeerd worden. De stad Leeuwarden kent drie gebieden die we als stedelijk parkgebied aanmerken, te weten het Rengersparkgebied, het gebied Kalverdijkje en het gebied Nijlân. Het Rengersparkgebied bestaat uit de Joodse- en Algemene Begraafplaats (1833, Roodbaard), het Rengerspark (1906, Copijn) en een open gebied waarin de kinderboerderij en het zwembad liggen.

Het gebied Kalverdijkje ligt als een groene scheg tussen de oostelijke schilwijken en de stadsring langs de wijk Camminghaburen. Het is een groot gebied met sportvelden, sportaccommodaties, scholen en andere voorzieningen. Hier tussenin liggen openbare parkzones en groenstroken. Het gebied Nijlân is een sportveldencomplex met een centrale parkzone, gelegen aan de westrand van de wijk.

Grou kent ook een stedelijk parkgebied. Langs de snelweg ligt het sportveldencomplex Meinga, een afwisselend gebied met sportvelden, wandelpaden en bos.

Bos-, natuur- en recreatiegebieden

Vanaf de jaren ‘70 zijn aan de rand van Leeuwarden omvangrijke bos-, natuur- en recreatiegebieden aangelegd. Zij zijn in trek als wandel-, strand- en zwemgebied bij zowel de inwoners van de stad als daarbuiten.

Froskepôlle en de Groene Ster ontlenen hun karakter aan de ligging aan het water, de natuurlijke begroeiing en de afwisseling tussen open ruimte en beslotenheid. Het natuurgebied de Grutte Wielen sluit hierbij aan.

Het Leeuwarder Bos (jaren ‘90) is een groot bosgebied, afgewisseld met open plekken, bestaande bebouwing en de nieuwbouw van het Havankpark. De voormalige afvalstort Schenkenschans is een met gras afgedekte heuvel die toegankelijk is voor recreatief gebruik.

Sinds de herindeling in 2014 behoort ook het grootste deel van het Nationaal Park de Alde Feanen tot de gemeente Leeuwarden. Daar mogen we trots op zijn, want het is een natuurgebied met een rijke historie, een gebied ook van internationale betekenis. Vergelijkbare gebieden als de Alde Feanen zijn in en buiten Nederland niet veel te vinden. Naast een grote ecologische waarde heeft de Alde Feanen ook veel recreatieve waarde.

3.1.6 Binnenstad Leeuwarden

Het centrum van Leeuwarden heeft de fraaiste stedelijke en groene openbare ruimte van de stad. Het voormalig Bolwerk, bestaande uit de nog goed herkenbare dwingers, is de groene omlijsting van de binnenstad. In dit groene singelgebied zijn historische gebouwen in het groen te vinden, zoals de Kazerne en Infirmerie. De Prinsentuin is het groene pronkstuk van de stad. Naast de Prinsentuin zijn de stadsgracht, de binnengrachten, pleinen, tuinen

en binnenhoven elementen met belangrijke groene kwaliteiten. Sommige tuinen of binnenhoven, zoals Pijlsteeg, st. Anthonygasthuis, Bagijnehof, Droevendaal, Luilekkerland en Schoolstraat zijn ware groene oases met vaak oude bomen die de binnenstad een groene uitstraling geven.

3.2 Samenhang

Leeuwarden is een radiaal opgebouwde stad. Dat betekent dat de oude toegangswegen (zoals Schrans, Troelstraweg, Groninger- en Harlingerstraatweg) van alle kanten naar het middelpunt, het centrum, lopen. De wijken zijn door de jaren heen tussen de invalswegen om de binnenstad heen gebouwd, waardoor een spinnenwebachtige structuur is ontstaan. Langs de invalswegen is vaak een laanbeplanting aangeplant in een berm van gras of beplanting. De oude rondweg/stadsring heeft een zelfde opbouw, waardoor een netwerk ontstaat van groen.

Ook op wijkniveau zorgen de groene hoofdwegen voor herkenbaarheid. De lanen van de stadsuitbreidingen in de negentiende- en twintigste eeuw zijn van belang voor de ruimtelijke samenhang en oriëntatie. Voorbeelden zijn de Spanjaardslaan, de Leeuwerikstraat, de Bildtsestraat en de Goudenregenstraat.

Voor de beleving en herkenbaarheid van de stad is dit een sterk netwerk, maar voor flora en fauna niet altijd een geschikte manier om te migreren. Daarom zijn naast dit netwerk verbindingen (groene ‘stepping stones’) nodig tussen grotere groenobjecten als de parken, recreatie- en natuurgebieden in de stad. Deze zijn nu al aanwezig in de vorm van groen langs de waterlopen (Dokkumer Ee, Potmarge, Nauwe Greuns) en langs fiets- en wandelpaden. Ook de brede groenstroken langs de kanalen en het spoor zijn belangrijk in dit netwerk.

3.3 Hoe beheren wij de gemeente?

Groen, in al haar verschijningsvormen, neemt een steeds belangrijkere plaats in onze samenleving in. Om de verschillende functies van het groen en nieuwe ontwikkelingen te kunnen blijven garanderen, vindt er beheer plaats dat gericht is op schoon, heel en veilig.

De gemeente Leeuwarden beheert al sinds 1993 de openbare ruimte zonder inzet van chemische bestrijdingsmiddelen en zal dit de komende jaren continueren.

Beheer heeft een relatie met de inrichting en de functie ervan. Inrichting geeft (rand)voorwaarden aan het beheer. Afhankelijk van de doestelling(en) is er sprake van cultuurlijk- en natuurlijk beheer. Cultuurlijk beheer is de meer traditionele beheervorm. Het is de vorm waarbij netheid/vormgeving een belangrijke rol speelt. Een rozenperk is hier een goed voorbeeld van; strakke/schone (gras)kanten en een onkruidvrij vak met goed gesnoeide en bemeste rozen.

Naast cultuurlijk beheer wordt natuurlijk beheer onderscheiden. Bij de functie ‘natuur’ is het nastreven van diversiteit een belangrijk doel. De uiterlijke verschijningsvormen zijn zeer divers. Dit kan variëren van heemtuinen, kruidenrijke bermen, een gevarieerd bos en alle vormen daar tussenin. Op een juiste wijze toegepast kan met name natuurlijk beheer een positieve bijdrage leveren aan duurzaamheid. Daarbij kan er een mooi contrast gecreëerd worden ten opzichte van cultuurlijk beheer.

Bij zowel cultuurlijk- als natuurlijk beheer kan sprake zijn van intensieve en extensieve beheervormen. De intensiteit heeft te maken met de doelstellingen en de beheermaatregelen. Zo kan het, om specifieke (zeldzame) soorten in stand te houden, bijvoorbeeld nodig zijn om het onderhoud van een terrein in handkracht of met inzet van licht materieel uit te voeren, zoals dit bijvoorbeeld in de heemtuinen plaatsvindt.

Kwaliteitsniveaus

De beheerkwaliteit van de openbare ruimte is vastgelegd in het beleidsplan BOR in Beeld. In de systematiek van BOR (Beheer Openbare Ruimte)- in Beeld is onderscheid gemaakt tussen de technische- en de verzorgende staat van onderhoud.

De technische staat geeft aan hoe het staat met de veiligheid en/of er gebreken zijn. Zaken als zwerfvuil, hondenpoep, graffiti en onkruid in het groen en op de verharding zijn benoemd in het verzorgende deel.

In ieder onderdeel worden 5 onderhoudsniveaus onderscheiden, te weten: zeer laag, laag, basis, hoog en zeer hoog niveau.

De technische onderhoudsstaat voor groen vindt grotendeels op een basisniveau plaats. Dit betekent dat een redelijk onderhoudspeil wordt bereikt, met daarbij dus acceptatie van incidenteel kleine achterstanden. De binnenstad, parken, begraafplaatsen en de kantorenhaak worden op een hoog niveau onderhouden.

Voor de verzorgende staat is ook grotendeels gekozen voor een basis kwaliteit. Voor de binnenstad, de kantorenhaak en de parken, is een hoog verzorgend onderhoudsniveau vastgesteld. Kenmerken daarvoor zijn: een goed verzorgd beeld, schoon, vrijwel geen uitval, zwerfvuil en onkruid. In overige gebieden en het

Wilhelminapark in Grou geldt een ‘basis’ kwaliteitsniveau. Daar wordt een hoog onderhoudsniveau behaald door samenwerking met groepen uit het dorp die beheertaken op zich nemen.

Door periodiek te schouwen (monitoring) wordt de gerealiseerde verzorgende kwaliteit in beeld gebracht en beoordeeld t.o.v. de vastgelegde ambities van de raad (hoog en basis). Met behulp van nadere analyses wordt zo nodig het beheer bijgestuurd.

Intermezzo

Hoofstructuur en nevenstructuur

Wij maken onderscheid tussen de hoofstructuur van het groen en het overige groen. Met dit onderscheid geven we aan waar wij de nadruk in de gemeentelijke inspanningen leggen. Anders gezegd, wat wij zelf koesteren en waar wij graag de inzet van bewoners en gebruikers zien.

Hoofdstructuur

De hoofdgroenstructuur is een samen- hangend netwerk van groene gebieden, lijnen en verbindingen in en door stad, dorp en landschap. Aan de hoofdstruc- tuur is de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad, de dorpen en het landschap

af te lezen. Het bevat de belangrijkste cultuurhistorische-, ecologische-, recrea- tieve- en representatieve elementen, die gezamenlijk zorgen voor de groene iden- titeit van onze gemeente. De verschil- lende landschapstypen zijn overgenomen uit het ‘Handboek van het Landschap ‘(2012), de uitwerking van het Land- schapsontwikkelingsplan (2004).

 

Nevenstructuur

De nevenstructuur bevat al het overige groen, meestal het kleinere groen in de buurt en om de hoek. Daarmee is het groen niet minder belangrijk, maar dit groen kan makkelijker van ‘kleur

verschieten’. Wij laten de kwaliteit van dit groen niet alleen afhankelijk zijn van bewoners en gebruikers. Daar waar niemand opstaat, blijven wij deze plek op basisniveau onderhouden.

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling    

4. Visie

4.1 Wat willen we?

In de stad, de dorpen en het buitengebied willen we een aantrekkelijk woon- en leefmilieu, waarin het groen een belangrijke rol speelt. Wij willen een ‘groene’ gemeente zijn. We streven naar hoogwaardig groen op belangrijke plekken, meer groen waar het kan, meer biodiversiteit en aandacht voor eetbaar groen. Onze speerpunten van het groenbeleid richten zicht op drie pijlers, te weten:

  • 1.

    ‘Bied ruimte aan de Mienskip’; Rijker groen door bewonersinitiatieven.

 

  • 2.

    ‘Versterk het natuurlijke- en recreatieve netwerk’; Stepping Stones brengen de natuur dichterbij.

 

  • 3.

    ‘Beheer het groen slim’; Hoogwaardig waar het moet, sober waar het kan.

4.2 De drie pijlers van het groenbeleid

4.2.1 Bied ruimte aan de Mienskip; Rijker groen door bewonersinitiatieven

In Leeuwarden ontplooien bewoners veel groene initiatieven, die we graag stimuleren en ondersteunen. Zij krijgen nog meer dan nu het geval is de ruimte om het groen in hun omgeving naar eigen inzicht te gebruiken, te veranderen en te beheren. De groene openbare ruimte is bij uitstek de plaats waar initiatieven uit de buurt een plek kunnen krijgen. Initiatieven op het gebied van eetbaar groen verdienen speciale aandacht. Onder het thema ‘Eetbaar Leeuwarden’ streven we ernaar om waar mogelijk groente, fruit en noten, op lokaal niveau te produceren.

Voorop staat dat inwoners een eigen keuze maken voor hun tuininitiatief: de Friese aanpak van onderop.

 

In de hoofdstructuur zullen initiatieven van bewoners en gebruikers in principe niet gehonoreerd worden,

behalve als ze naadloos aansluiten op het karakter van het structurele groen. Hier is de houding: ‘nee,mits’.

 

In de nevenstructuur zullen initiatieven eigenlijk altijd kunnen, tenzij er factoren spelen waardoor het initiatief niet mogelijk is op die plek. Uitgangspunt bij initiatieven en verzoeken is ook dat het groen, groen blijft en het liefst toeneemt. Wij kappen bijvoorbeeld niet zo maar gezonde bomen. De houding is hier: ‘ja, tenzij’.

4.2.2 Versterk het natuurlijke en recreatieve netwerk; Stepping Stones brengen de natuur dichterbij

Een netwerk met goede verbindingen tussen stad, dorp en landschap levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. Het wordt gemakkelijker om parken en groengebieden te bereiken en het zorgt voor meer mogelijkheden om routes te kiezen en om ommetjes te maken. Het gaat daarbij niet alleen om fysieke verbindingen voor wandelaar, fietser en watersporter, maar ook om natuurlijke verbindingen voor plant en dier. Vooral op het gebied van ecologie is de samenhang nog niet optimaal. Bij de verbetering daarvan is water een waardevol element in stad en landschap.

Al geruime tijd staat water als verbindend element en waterkwaliteit in Leeuwarden hoog op de agenda. We zoeken steeds naar mogelijkheden om water en groen in de openbare ruimte met elkaar te verbinden.

4.2.3 Beheer het groen slim; Hoogwaardig waar het moet, sober waar het kan

De derde pijler van het groenbeleid wordt gevormd door een slim beheer van het groen. Dit kan worden vertaald in hoogwaardig beheer waar het moet, sober beheer waar het kan.

 

Voor het beheer van de openbare ruimte is de volgende missie gedefinieerd: ‘… Een verzorgde en veilige omgeving waar het prettig is om te verblijven en waar het beheer is afgestemd op gebruik en gebruikers …’. Dit gebeurt met een scherp oog voor kwaliteit en efficiency. Speerpunten hierin zijn schoon, heel en veilig. Waar mogelijk wordt, met bewoners en andere gebruikers, innovatief en creatief nagedacht over het optimaliseren van het beheer onder het motto ‘Beter – Slimmer – Mooier’. De thema’s om dit te bereiken zijn:

  • 1.

    Traditioneel en natuurlijk beheer

  • 2.

    Sober waar het kan, hoogwaardig waar hetmoet

  • 3.

    Aanpassen van de grenzen van kwaliteitsniveaus

1. Traditioneel en natuurlijk beheer

Globaal kan de stad Leeuwarden op basis van gebieden worden ingedeeld in; de binnenstad, de wijken binnen de oude stadsring, de wijken buiten de oude stadsring, de dorpen en het landelijk gebied. Deze gebieden worden door de zogenaamde radiale wegen en waterlopen doorsneden. Iedere locatie of gebied heeft eigen kenmerken. Door beheeractiviteiten hierop te

laten aansluiten ontstaat een duidelijke en herkenbare structuur.

Vanaf de binnenstad bekeken, naar buiten toe, zal de mogelijkheid om natuurlijk beheer toe te passen steeds groter worden. De binnenstad en schilwijken zullen hoofdzakelijk op een traditionele cultuurlijke manier worden beheerd en onderhouden. Incidenteel zullen in dit gebied terreinen zijn die op een natuurlijke wijze worden beheerd.

 

De wijken buiten de oude rondweg zijn op een zodanige wijze opgezet dat in het merendeel van deze wijken natuurlijk beheer mogelijk is. In veel wijken is dit reeds gedeeltelijk ingevoerd. Toch zal dit in de komende jaren door bijvoorbeeld omvormingen/reconstructies gaan toenemen. Daar waar een representatief formeel beeld gewenst is, houden we de inrichting traditioneel. Daar waar het kan (randen van de wijken, recreatieve gebieden en grotere groenobjecten) gaan we het groen natuurlijk onderhouden.

 

Omvormingen van cultuurlijk beheerde beplantingen naar meer natuurlijke beheervormen en omgekeerd, leveren niet altijd directe besparingen op in het onderhoud. Beide beheervormen kennen namelijk zowel intensieve- als extensieve (dure en goedkope) beheervormen, die sterk bepalend zijn voor de inzet van middelen.

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

2. Kwaliteitsniveaus en de onderhoudsstaat

In 2001 zijn er niveaus vastgesteld over de (beheer) kwaliteit van de openbare ruimte. Dit is gedaan aan de hand van de ‘BOR in beeld’ systematiek.

Door forse bezuinigingen, ook op het groenbeheer, heeft budgetsturing een steeds prominentere plaats ingenomen in het beheer en onderhoud. Naast het gebruik van de BOR-systematiek is innovatief en creatief denken en handelen en het maken van keuzes op basis van vakmanschap en gezond boerenverstand heel belangrijk.

Op basis van de huidige budgetten is het niet overal mogelijk het gewenste hoge kwaliteitsniveau continue te halen. De noodzakelijke inspanningen en de daarmee samenhangende beschikbare middelen, staan niet in een juiste verhouding. Bijsturen door het aanpassen van

grenzen of verlagen van kwaliteitsniveaus is, mede onder invloed van de beschikbare middelen, noodzakelijk.

Door de grenzen van de kantorenhaak te verkleinen en de grenzen van de binnenstad te vergroten met de Langemarktstraat en het Stationsgebied, kan met de inzet van de huidige middelen het gewenste verzorgende kwaliteitsbeeld ‘hoog’ blijvend worden nagestreefd. Met de huidige/nieuwe inrichting van de Kantorenhaak is het beeld(onderhouds-)niveau in het groen op ‘basis’ niveau zeker acceptabel.Het realiseren van het afgesproken technisch niveau bij bomen is niet overal en altijd realistisch. Dit wordt

veroorzaakt door de slechte groeiplaatsomstandigheden (waaronder de hoge grondwaterstand, kabels en leidingen), en ziekten. Er zal nader onderzoek worden gedaan naar de knelpunten en mogelijkheden voor bomen in de stad, juist hier is vaak sprake van minder goede locaties. Daarbij zetten wij in op het planten van bomen onder goede omstandigheden, kwaliteit gaat boven kwantiteit. In de nevenstructuur planten we liever minder bomen met goede uitgangpunten dan veel bomen waarbij we concessies doen aan de kwaliteit. Verplaatsen van bomen is erg kostbaar en vaak is sprake van een lage slagingskans. We zetten in op goede omstandigheden voor de langere termijn, en daarmee voor gemotiveerd kappen en nieuwe aanplant van bomen. In de hoofdstructuur zetten we in op volledige lanen met goede uitgangspunten, zodat de stadsstructuur helder blijft.

3. Sober waar het kan en hoogwaardig waar het moet

In verband met krimpende middelen vinden binnen de wijken en dorpen ook omvormingen plaats van intensief te onderhouden groen naar een sobere traditionele inrichting. Door slimme wijzigingen kan een mooi beeld worden gerealiseerd dat voordeliger is in het onderhoud. In de stad en daarbuiten zal op verschillende locaties een versobering plaatsvinden maar op die plekken waar het vanuit stedenbouwkundig/cultuurhistorisch oogpunt wenselijk is of waar veel bezoekers/gebruikers komen, krijgt het groen extra aandacht. Met als accenten een aantal pronkstukken, de zogenaamde ‘Groene Parels’.

 

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling  

4.3 Groene kansen

De kansen kaart omvat de groene hoofdstructuur plus de punten waar de hoofdstructuur incompleet is. De kansen zijn in beeld gebracht vanuit verschillende ruimtelijke oogpunten: cultuurhistorische-, ecologische-, recreatieve- en representatieve.

Hieronder wordt een selectie van de kansen beschreven, een compleet beeld wordt gegeven op de bijgevoegde kansenkaart op groot formaat:

Nieuw en beter groen:

  • 1.

    Ontwikkeling Nieuw Stroomland

In de structuurvisie Nieuw stroomland (2011) wordt ingezet op het ontwikkelen van twee groene recreatieve verbindingen tussen de stad en het buitengebied.

 

  • 2.

    Groene zone Tesselschadegebied

Het stap voor stap realiseren van een groene zone tussen Tesselschadestraat en Harlingervaart als groen hart voor de kantoren en toekomstige woningbouw.

  

In 2007 heeft de raad hiervoor een Ontwikkelkader vastgesteld.

 

  • 3.

    Recreatieve route binnenstad – Groene Ster

De route van en naar de binnenstad via de Egelantierstraat en Koopmansstraat kan aantrekkelijker gemaakt worden door het inzetten van herkenbaar en aantrekkelijk groen.

 

  • 4.

    Versterken boomstructuur van de invalsweg Harlingerstraatweg

De Harlingerstraatweg is een oude invalsweg waar de boomstructuur kwalitatief verbeterd moet worden.

 

  • 5.

    Versterken van de boomstructuur Jelsumerstraat

    Het compleet maken van de laan door het toevoegen van bomen.

 

  • 6.

    Groene loper Grou

Een plan van het dorp voor het recreatief aantrekkelijk maken van de groene structuur in het dorp.

 

  • 7.

    Versterken (historische) waarden Bolwerk

Prinsentuin, Noorder- en Westerplantage.

 

Algemene groene verbeterpunten:

  • .

    Dorpsommetjes

Om de dorpen recreatief beter te verankeren in het landschap zetten zowel de gemeente als veel dorpen in op het creëren van dorpsommetjes.

 

  • .

    Het vergroenen van de dorpen

Een aantal dorpen is de laatste decennia erg versteend. Ons doel is om op strategische plekken de groene uitstraling van de dorpen versterken door de aanplant van bomen.

 

  • .

    Groene parels

Het verbeteren en/of aanleggen van groene pronkstukken op strategische plekken.

 

Versterken ecologische waarde:

  • 8.

    Dokkumer Ee

Het aanleggen van natuurvriendelijke oevers versterkt de natuurlijke en recreatieve verbinding met het landschap. Het ontwikkelkader Dokkumer Ee (2010) laat zien waar ruimte is voor vergroening.

 

  • 9.

    Bijenlint

Het bijenlint is al voor een groot deel gerealiseerd, maar er ontbreken nog een paar kralen aan de ketting. Het verbeteren of aanleggen van groen op de route Spoorstraat/Willem Lodewijkstraat-Julianastraat -De Centrale-Schieringen Zuid kan dit verhelpen.

  • 10.

    Potmarge – Froskepôlle-Lytse Geast

De zwakke schakel in dit geheel is het gedeelte bij de Wielenpôlle. Recreatief gezien is de route van het fietspad weinig interessant omdat het uitkomt op de Holsmeerweg. Ecologisch gezien is er een barrière

tussen de haven en de Froskepôlle. De route naar Lytse Geast loopt nu via bedrijventerrein de Hemrik. Ook deze route kan ecologisch en recreatief aantrekkelijker gemaakt worden.

 

  • 11.

    Warten

Warten kan een belangrijke rol krijgen om net als Earnewâld een verbindende schakel te zijn tussen ecologie en recreatie.

 

  • 12.

    Ontsnippering, opheffen barrières, voor ecologische verbindingen

    • -

      Leeuwarderbos - Grutte Wielen

    • -

      Dokkumer Lokaaltje: ecologische verbinding over het tracé van de oude spoorlijn.

    • -

      Prinsentuin (Bolwerk)- Leeuwarderbos: verbinding via Rengerspark.

    • -

      Magere Weide - Leeuwarderbos

    • -

      Vijvergebied Nijlân - Van Harinxmakanaal

 

  • 13.

    Natuurlijk beheer van de bermen Leechlân

    Door de bermen van het Leechlân natuurlijk te beheren kan de gemeente een bijdrage leveren aan het versterken van het Natuurnetwerk. De verschillende kleine natuurgebieden langs deze weg kunnen met de bermen met elkaar verbonden worden.

 

Algemeen:

  • .

    Nieuwe ecoverbindigen

Locaties met mogelijkheden voor completering van de ecologische structuur.

 

  • .

    Opwaardering randen bedrijfsterreinen

Vaak vergeten rafelranden kunnen natuurlijk ingericht en beter beheerd, ecologische kwaliteit opleveren.

 

  • .

    Uitbreiding ecologisch beheer

 

  • .

    Verhogen van de biodiversiteit

 

  • .

    Silence of the Bees

Één van de thema’s van de Culturele Hoofdstad 2018 kan een bijdrage leveren aan het verbeteren van de biodiversiteit in de gemeente.

 

  • .

    King of the Meadows

Één van de thema’s van de Culturele Hoofdstad 2018 kan een bijdrage leveren aan het verbeteren van de biodiversiteit in de gemeente.

 

4.4 Hoe gaan we dat doen?

De ambitie van de gemeente is een sterke groenstructuur te realiseren met de inzet van de huidige middelen. We stellen geen vaste termijn waarin de ideeën en wensen realiteit moeten worden. Zijn de middelen beperkt dan nemen we meer tijd, als het kan maken we grotere stappen. Daarbij is de kansenkaart heel belangrijk. Zo is in één oogopslag te zien waar verbetering van de groenstructuur wenselijk of noodzakelijk is. Maar met een kaart alleen zijn we er niet. Het belangrijkste is dat alle partijen zich conformeren aan de ambitie van dit beleidsplan en dat het mensen inspireert een bijdrage te leveren aan het versterken van het groen in Leeuwarden.

Hoe gaan we dat aanpakken?

Ten eerste hebben we bij de totstandkoming van dit beleidsplan zoveel mogelijk mensen betrokken. Zowel van andere overheden als van de gebruikers van het groen via groene partijen uit de gemeente en wijk- en dorpsvertegenwoordigingen.

Daarnaast wordt er, als onderdeel van het beleidsplan, een samenvatting van het beleid gemaakt op een poster. Op deze poster is in een oogopslag te zien wat het ruimtelijk doel van het groen in de gemeente is.

Met bovenstaande middelen willen we op een positieve manier informeren en vooral inspireren. Het zijn de groene kansen van de gemeente Leeuwarden.

Soms zijn er echter ook afdwingende maatregelen nodig om dingen in goede banen te leiden. Hier spreken we van regelgevend beleid. De gemeente Leeuwarden heeft een aantal onderwerpen uitgewerkt in regelgevend beleid.

Hoofdstuk 6 is een opsomming van regelgevend beleid en landelijke wetgeving.

5. Visie ontrafeld in thema's (koppelingen met andere beleidsvelden)

5.1 Duurzaamheid

Wij definiëren duurzaamheid in de zin van de Brundlandtdefinitie: ‘Zo omgaan met de stad, dat toekomstige generaties daar op dezelfde manier gebruik van kunnen maken als wij nu doen’. Vanuit deze definitie heeft Leeuwarden in haar duurzaamheidsbeleid (‘Duurzaam Leeuwarden, de sterke stad’ 2010) zich in eerste instantie gefocust op de onderwerpen energie en water, wetende dat duurzaamheid veel breder is.

Vanuit dit groenbeleidsplan wil de gemeente Leeuwarden de komende jaren inzetten op het verbeteren van de functie van het groen voor het veraangenamen van het stads- en dorpsklimaat voor mens en dier.

Dit willen wij doen door, bij herinrichtingen en veranderingen in beheer, na te denken over de functie die het groen kan vervullen bij klimaatadaptatie (o.a. waterberging, tegengaan van hittestress).

Restproducten

Verschillende biotechnologische ontwikkelingen bieden aantrekkelijke perspectieven voor de verwerking van afval en restproducten. Wij blijven ook op lokaal/regionaal niveau zoeken naar nieuwe manieren voor afname van onze groene restproducten. Dit gebeurt vanuit financieel oogpunt, maar vooral vanuit de wens de cirkel/kringloop compleet te maken.

5.2 (Cultuur)historie

‘Groen’ heeft geschiedenis. Parken zijn soms al honderden jaren oud en op het platteland waren ook langgeleden al dorpen en boerderijen zichtbaar als ‘groene eilanden’ in een weids landschap. Ook de ondergrondse historie (archeologie) heeft gevolgen voor het bovengrondse groen. Kortom, cultuurhistorie speelt een belangrijke rol in het groenbeleid.

In de dorpen en de stad is groen aanwezig dat uit historisch oogpunt ‘traditioneel onderhouden wordt. Dit geldt in het bijzonder voor een aantal parken waar vanuit het ontwerp gecultiveerde plantensoorten en -perken zijn toegepast.

Vanaf het begin van de 20e eeuw is bij de aanleg van wijken steeds vaker het groen in het ontwerp geïntegreerd. Het groenontwerp in een wijk weerspiegelde daarbij vaak de maatschappelijke visie op het wonen en de inrichting van de leefomgeving .

Dit maakt de wijken herkenbaar en geeft ze een eigen identiteit. Zo verschilt het groen in een jaren ’30 wijk nogal van het groen in een wederopbouwwijk. De groenstructuren in de wijken zijn vaak nog (deels) aanwezig; langs de hoofdwegen en centrale assen, maar ook in de vorm van plantsoenen en zelfs heggen. Als de originele groenstructuur nog aanwezig is, wordt het groen zoveel mogelijk in de geest van het oorspronkelijke ontwerp onderhouden en beheerd.

Deze representatieve parken, plantsoenen, oude toegangswegen, hoofdwegen en centrale assen zijn opgenomen in de hoofdstructuur.

Buitengebied

Provinciaal beleid, Grutsk op ‘e Romte, en regionaal beleid, het Landschaps Ontwikkelingsplan, zijn er op gericht om de landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken te behouden en te versterken.

Wij sluiten als gemeente daarbij aan. Vandaar dat wij het landschap buiten de bebouwde kom ook in het buitengebied in de hoofdstructuur hebben opgenomen.

In de legenda van de kaart ‘ Hoofdgroenstructuur’ staat volgens welke uitgangspunten wij de groene openbare ruimte van het landschap inrichten en beheren.

Archeologie

Met behulp van groen kun je bovengronds het meestal ondergrondse erfgoed, zoals terpen, markeren en zichtbaar maken. Dit is al toegepast in de wijken Zuiderburen en de Zuidlanden. Hiermee wordt de beleving van archeologie in het cultuurlandschap vergroot. Aan groen in archeologische gebieden zijn ook regels verbonden. Zo moet er rekening gehouden worden met de diepte van de uiteindelijke beworteling. Die mag niet meer dan 50 cm zijn omdat anders archeologische resten in de ondergrond verstoord worden.

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

5.3 Ecologie

Ontwikkeling

Voor de kwaliteit van de natuur is het steeds meer van belang, dat er beweging mogelijk is. Populaties, zowel van dieren als planten, moeten zich kunnen verplaatsen wanneer hun leefgebied ongeschikt wordt. Vaak is dat een gevolg van menselijke beïnvloeding, bijvoorbeeld als gevolg van klimaatverandering of landschapsingrepen en verstedelijking. Bovendien hebben dieren ook op individueel niveau goede verbindingen tussen leefgebieden nodig om inteelt te voorkomen, om voedsel of nieuwe territoria te bereiken of voor de jaarlijkse trekbewegingen.

De realisatie van een samenhangend ecologisch netwerk is daarom zowel buiten, als binnen de stad van steeds groter belang. Hierbij zal het water (ook in de stad) een belangrijke rol kunnen spelen, omdat het stadswater van goede kwaliteit is én omdat het ook nu al een netwerk vormt.

Zowel in ontwerp, als bij de uitvoering en het beheer zal meer aandacht aan de ecologische aspecten worden besteed. Vooral in de ontwerpfase van plannen is een tijdige inzet van ecologische randvoorwaarden en

helderheid over het behoud van natuurkwaliteiten en de inpasbaarheid van compensatiemaatregelen van groot belang. Een goede afstemming met het groenbeheer is daarbij vanzelfsprekend, maar ook in gebouwen en infrastructuur zijn ecologische maatregelen en oplossingen essentieel.

In het kader van de vergunningverlening van de Omgevingswet wordt de informatievoorziening aan derden met betrekking tot ecologische kwaliteit een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Dit geldt ook voor de aanwezigheid van beschermde soorten. Daarom is de opbouw en het beheer van een specifiek databestand gewenst om de advisering in de planfase en bij de uitvoering te realiseren. Om het systeem actueel te houden, zal monitoring van de ecologische kwaliteit en een adequate verwerking van waarnemingen, zowel in het stedelijk als in het landelijk gebied meer aandacht vragen. Welke gebieden hiervoor in aanmerking komen, zal in overleg met natuur- en landschapsbeheerders en de provincie nader uitgewerkt worden.

De waarde van de stadsecologie

In het buitengebied heeft de landbouw steeds meer invloed op de natuur buiten de beschermde

natuurgebieden om. Dat leidt tot verlies aan soorten en specifieke problemen, zoals bijensterfte. Door

de intensivering van het agrarisch gebruik en de voorgenomen inzet vanuit de provinciale Veenweidevisie, is een verder kwaliteitsverlies, ook van lokale natuur, in de komende jaren te verwachten.

Biodiversiteit

De kwaliteit van de ecologie wordt over het algemeen gewaardeerd aan de soortenrijkdom. Hoe groter de diversiteit aan soorten, hoe sterker ook het ecosysteem is.

De biodiversiteit neemt wereldwijd sterk af als gevolg van de toenemende menselijke invloeden. Een uitzondering daarop zijn de steden, waar met de laatste decennia door projectmatige aanpak, inzet van gericht beleid en

zorgvuldig groen- en waterbeheer juist meer biodiversiteit wordt gerealiseerd. Leeuwarden is in 2015 uitgeroepen tot de meest biodiverse stad van Friesland.

De aanleiding hiervoor is meestal de zorg voor het stedelijk leefmilieu; water en groen van goede kwaliteit zijn belangrijke hulpmiddelen bij de bestrijding van symptomen van klimaatverandering: stedelijke hittestress en wateroverlast. Het resultaat is een gezonde en prettige woon- en leefomgeving, die ook in materiële zin door bewoners wordt gewaardeerd.

Voor het bereiken van de kwaliteitsdoelstellingen in het natuurbeleid wordt de stadsecologie van steeds groter belang. De stadsecologie heeft daarmee een volwaardige plaats gekregen in het regionale en provinciale natuurbeleid.

Hoe pakken wij dat in Leeuwarden aan?

1. Soortenbeleid

Tot nu toe is het biodiversiteitsbeleid vanuit de gemeente projectgewijs en incidenteel opgepakt. De uitvoering was gericht op locaties (Potmarge, Groene Ster, Leeuwarder Bos) en specifieke soortengroepen, als vogels en bijen. Er is daarnaast onderzoek beschikbaar naar specifieke soortgroepen.

 

Met de invoering van de nieuwe Wet Natuur vanaf 2017, waarbij diverse natuurtaken bij de gemeente worden neergelegd, wordt de instandhouding van soorten en de versterking van de biodiversiteit ook een gemeentelijke verantwoordelijkheid.

2. Natuurlijk beheer

Ook in het groenbeheer is er sprake van grote veranderingen.

  

Traditioneel beheer zal niet langer de norm zijn. Specifieke locaties, zoals historische parken, intensief gebruikte locaties en ander gebruiksgroen zullen

nog op traditionele, cultuurlijke wijze worden onderhouden. Over het algemeen zal echter het natuurlijk beheer geleidelijk in omvang groeien en ook van meer belang worden.

  

De natuurdoelstellingen van het stedelijk gebied zullen niet alleen in het ontwerp, maar vooral ook in het beheer gerealiseerd worden. Daarbij gelden geen vooraf gestelde randvoorwaarden of methoden.

 

De vakkennis van de beheerders heeft in het recente verleden voor innovatieve methoden en kwalitatief hoogstaande resultaten gezorgd. Op locaties waar een snellere ontwikkeling gewenst is, wordt ingezaaid met op de bodemsoort en het gebruik afgestemde zaadmengsels.

Concreet gaan wij de komende jaren het ecologisch netwerk uitbouwen tot een stevig netwerk door het uitbreiden van natuurlijk groenbeheer.

  

Bermen

In het stedelijk gebied is in de afgelopen jaren veel kennis en ervaring met het ecologisch maaibeheer opgebouwd.

De soortenrijkdom in de bermen langs de stadsring en de invalswegen is aanzienlijk toegenomen door gerichte beheermaatregelen en gebruik van meer adequate machines.

 

Ook in het buitengebied zal het bermenbeheer in de nabije toekomst meer ecologisch worden uitgevoerd. Juist daar zijn de bermen als ecologische verbindingszones belangrijk voor vogels, insecten en kleine zoogdieren, omdat de ecologie in het gebruikslandschap sterk onder druk staat.

 

Met een gevarieerde inrichting en groenbeheer dat is afgestemd op vergroten van de soortendiversiteit, kunnen functionele verbindingen gerealiseerd worden. Hierbij willen we vooral inzetten op doorgaande structuren en op bermen rond de natuurgebieden.

5.4 Sociaal/gebruik

Recreatie

Groene steden worden door velen als aantrekkelijk ervaren, waardoor groene steden meer in trek zijn dan grijze. Groen nodigt uit tot bewegen en recreatie en zorgt voor stressvermindering met een betere gezondheid tot gevolg. Daarom is het belangrijk dat het groen dicht bij huis is en dat het groen een gebruiksfunctie heeft. De laatste jaren heeft de gemeente meegewerkt aan fiets- en wandel-knooppuntensystemen die het recreëren in het groen dicht bij huis brengen.

De kansenkaart laat zien waar de groene verbindingen in de stad maar ook naar buiten, in het landschap niet compleet zijn.

Parken, stedelijke parkgebieden en recreatie- en natuurgebieden

Leeuwarden kent een breed scala aan verschillende soorten groengebieden met ieder een eigen verschijningsvorm en gebruikswaarde. Naast dagrecreatie die in alle gebieden plaatsvindt, zijn parken vaak het decor voor evenementen en specifieke recreatiesoorten als waterrecreatie, sport of hobby.

Om de verscheidenheid te behouden, zal de komende jaren goed worden gekeken naar de kracht van deze parken en waar de verschillende recreatievormen een plek kunnen krijgen.

Spelen

Speciale aandacht blijven we houden voor het recreëren van kinderen in de openbare ruimte, omdat zij een kwetsbare groep vormen die niet overal terecht kan.

We blijven ons richten op veilige en uitdagende speelplekken, maar verleggen het accent wel meer naar multifunctionele terreinen waar het ook goed verblijven is voor andere groepen.

Zodat het ook fijne plekken zijn voor opa en oma, de buurvrouw en de werknemer die tussen de middag buiten wil lunchen.

Bewonersinitiatieven

De Mienskip heeft veel succes in het groen. Met al meer dan 60 projecten (2015) in het stedelijk gebied heeft de groenparticipatie zich in enkele jaren zeer snel ontwikkeld. Tot nu toe zonder dat daarvoor duidelijke kaders zijn gesteld. In dit beleidsplan wordt daar een begin mee gemaakt.

Bewonersparticipatie speelt daarbij een grote rol. Inwoners en partijen hebben vaak eigen ideeën over de invulling van het groen en verrijken daarmee het groen.

De vele voorbeelden inspireren anderen ook tot het starten van een initiatief, waarbij het opvalt dat de initiatieven steeds meer multifunctioneel van karakter zijn. Waar we vroeger veel initiatieven voor een speeltuintje, moestuin of hondenlosloopterrein zagen, worden veel functies tegenwoordig samengevoegd tot wijk- ,buurt- of dorpstuinen met voorzieningen voor meerdere doelgroepen.

De gemeente wil dit stimuleren door duidelijke aanspreekpunten en heldere regels voor het gebruik van groen te hanteren. De rol van de gemeente kan hierin adviserend, faciliterend of bemiddelend zijn. Zelfredzaamheid is hierbij het sleutelwoord. Belangrijk is wel dat het initiatief vanuit de inwoners komt en dat zij voldoende draagvlak kunnen aantonen.

De gemeente moet wel nog steeds toestemming geven voor het gebruik van de grond. Zo weten de onderhoudsteams wat zij wel en niet moeten

onderhouden en kan de gemeente het naleven van de spelregels in de gaten houden.

Stadslandbouw

De laatste jaren krijgt groenparticipatie in toenemende mate een concrete opbrengst; steeds meer worden vooral in het stedelijk gebied door bewoners moestuintjes, fruitbomen en ander eetbaar groen onderhouden.

De oorspronkelijke volkstuincomplexen vernieuwen en er ontstaan daarnaast nieuwe vormen van groene bewonersparticipatie. De Eetbare Stad Leeuwarden

groeit snel. Daarbij is in eerste instantie niet de concrete oogst belangrijk; van meer betekenis zijn de sociaal- maatschappelijk effecten die er mee worden gegenereerd, het bevordert de Mienskip van een dorp of wijk

Ook de meer professionele stadslandbouw is het experimenteerstadium voorbij. Op diverse plaatsen wordt met duurzame teeltmethoden zoals permacultuur en ook met andere verhoudingen tussen klant en producent een begin gemaakt met de versterking van de lokale economie. Het is van belang dat hiervoor ook letterlijk ruimte wordt gemaakt.

Omdat deze nieuwe manier van groenbeheer in en rond de stad tevens een bijdrage levert aan de versterking van de biodiversiteit is de inzet van de gemeente ook hier gericht op samenwerking.

De invloed van bewoners op het beheer

In de nevenstructuren kan het beheer aan bewoners worden overgedragen wanneer zij dat willen.

Er wordt ruimte gegeven aan bewoners, bedrijven enorganisaties die zich richten op bijvoorbeeld het beheer van het openbaar plantsoen en de zwerfvuilbestrijding.

Deze bewonersbedrijven hebben niet alleen een belangrijke rol en taak als het gaat om het creëren van meer sociale cohesie en ontmoetingen, maar het is ook in het belang van dagbesteding en opdoen van ervaring voor arbeidsparticipatie. Door (delen van) het beheer over te dragen of ruimte te bieden aan initiatieven wordt hieraan invulling gegeven.

Er zijn ook andere partijen/instanties die verzoeken tot overname van eenvoudige onderhoudswerkzaamheden t.b.v. dagbesteding. Voor hen kan een oplossing op maat worden gezocht. De overdracht van taken leidt in het algemeen niet tot bezuinigingen op de beheerkosten. De begeleiding van dergelijke projecten vraagt in eerste instantie veel begeleiding en toezicht. De indirecte voordelen van de overname van het beheer, zoals minder ziekte en het leveren van een sociale bijdrage aan de maatschappij, zijn moeilijk te kwantificeren voordelen, maar deze zijn wel degelijk aanwezig en zeer de moeite waard.

5.5 Representatie/beleving

De hoofdgroenstructuur van de stad is bepaald uit oogpunt van verschillende disciplines: cultuurhistorie, ecologie, recreatie en esthetiek. Hoe je de stad en het landschap beleeft, hangt af van je eigen persoonlijkheid, voorkeuren en achtergrond, maar ook voor een belangrijk deel hoe de buitenruimte zich presenteert.

In de groene hoofdstructuur staan de groenelementen die de identiteit van de stad bepalen. Het zijn elementen die niet aan een kleine groep mensen behoren maar die ‘van iedereen’ zijn.

Vanuit esthetisch oogpunt zetten wij in op de doorgaande structuren die zich als een film presenteren bij een wandeling of fietstocht en herkenningspunten bieden voor mensen die deze gemeente minder vaak bezoeken.

De structuur van de stad Leeuwarden wordt vooral bepaald door bomenlanen bij invalswegen, de stadsring maar ook als stedenbouwkundig element in de vooroorlogse wijken.

In de wederopbouwwijken zijn de vaak plantsoenachtige groene ruimtes bepalend voor de uitstraling en beleving van die wijken. ‘Licht, Lucht en Ruimte’ was het principe en dit uitte zich o.a. in grootschalige, openbare, groene ruimtes tussen de veelal grote bouwblokken. Hiermee werd de groenstructuur in de wederopbouwwijken wezenlijk anders dan het groen in de vooroorlogse wijken. In de wederopbouwwijken geeft het groen een parkachtige beleving.

In de wijken uit de jaren ‘70 en ‘80 zijn de groenstructuren weer wat kleinschaliger en aangepast aan de maat en schaal van de bebouwing van de wijk. Wel liggen ze verspreid door de wijken. Hierdoor hebben deze wijken veel meer een gevoel van knusheid.

Meer recente nieuwbouwwijken hebben vaak alleen op bepaalde locaties bomen langs de straten en geconcentreerd in de wijk groen met speeltoestellen.

Wel wordt meer rekening gehouden met oude cultuurhistorische structuren en elementen. Zo wordt als het ware deels de beleving van het landschap in de wijk gecreëerd.

In het buitengebied wordt het landschap voornamelijk bepaald door lange lijnen en openheid. Daarin liggen de boerderijen en dorpen als groene eilanden in de open ruimte.

Dit beleidsplan zet in op het verstevigen van deze contrasten en het behoud

van de waardevolle structuren in de stad.

5.6 Bomen

Bomen zijn erg belangrijke elementen in en rond de stad. Ze zijn van onschatbare waarde voor de ecologie en het leefklimaat en geven vorm aan structuren. In bomen en onderhoud investeren blijft daarom noodzakelijk. Helaas zijn er, naast budgettaire beperkingen, vele zaken die een negatieve invloed hebben op bomen. De grondwaterproblematiek en uitvoeren van werkzaamheden rondom bomen hebben een beperkende en negatieve invloed op de groeiplaats van bomen. Zowel in Leeuwarden als ook in andere steden verkeren veel bomen in sterk verminderende conditie. Door meer rekening te houden met groeiplaatsomstandigheden en externe factoren kan een kwalitatieve verbetering in het bomenbestand plaatsvinden.

Daarnaast hebben ziekten en plagen mogelijk verstrekkende gevolgen voor het bomenbestand. Het is dan ook niet ondenkbaar dat een bepaalde boomsoort uit de stad of het landschap zal verdwijnen.

Wij stemmen bij aanleg of vervanging goed af op de omgevingsfactoren en houden rekening met ontwikkelingen als ziekten en plagen waardoor een duurzamer en gevarieerder bomenbestand wordt ontwikkeld.

6. Wetten en regelgeving

Regelgeving

In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de Boswet staat de regelgeving rondom het kappen van bomen. Ook is er specifiek beleid ontwikkeld op het gebied van Monumentale- en Waardevolle bomen (Harmonisatiebeleid spraakmakende Monumentale- en Waardevolle bomen (2015)).

De gemeente kent een lijst met monumentale- en waardevolle bomen, waarvoor geldt dat deze in principe niet worden gekapt (Lijst monumentale en waardevolle bomen (2015)).

Daarnaast is er de beleidsnotitie (Wijzigingsvoorstel Meer groen Minder regels (2015)), waarin geregeld is dat ‘gemeentelijke’ bomen die gekapt worden ook moeten worden gecompenseerd. Is dat binnen het project niet mogelijk dan moet er een geldelijke bijdrage worden gedaan aan het Compensatiefonds Groen (Beleidsnotitie Compensatie Groen (2015)).

Bestemmingsplan en Monumentale bomen

Als de gemeente een nieuw bestemmingsplan vaststelt, dan worden monumentale bomen opgenomen op

de plankaart. Bij de kaart horen regels. Op grond van die regels is voor de meeste activiteiten in de buurt van een monumentale boom een vergunning nodig.

Bij die activiteiten kan het gaan om het bouwen van een gebouw, het ophogen van de grond, het aanbrengen van verharding, etc. Een vergunning voor die activiteiten kan alleen worden verleend als de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de monumentale boom niet wordt aangetast.

Het kappen of vellen van de monumentale boom kan alleen in uitzonderlijke gevallen. Als de boom ziek is en daardoor een lage levensverwachting heeft of vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen.

Wetten

In januari 2017 wordt de huidige Flora en Faunawet vervangen door de Natuurwet, waarin ook de Boswet, de Jachtwet en de Natuurbeschermingswet worden opgenomen.

Op dit moment worden diverse rijkstaken op het gebied van de natuur naar provincie en gemeenten gedelegeerd. De uitvoering van de Natuurwet wordt in 2018 opgenomen in de Omgevingswet. De ecologie is dan een regulier onderdeel van de gemeentelijke vergunningverlening.

Omgevingswet

In 2018 treedt naar verwachting de Omgevingswet in werking. In deze nieuwe wet worden 26 wetten en delen van bepalingen van andere wetten voor het fysieke domein samengevoegd. Ook de natuurwetgeving zal in beginsel in de Omgevingswet opgenomen worden. Wij

volgen vanzelfsprekend nauwgezet de voorbereidingen op de nieuwe wet.