Regeling vervallen per 01-01-2020

Beleidsregels participatie 2016

Geldend van 10-06-2016 t/m 31-12-2019

Intitulé

Beleidsregels participatie 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden:

Overwegende dat het wenselijk is om in beleidsregels vast te leggen welke voorzieningen en instrumenten in het kader van de uitvoering van de Participatiewet kunnen worden ingezet;

Gelet op:

artikel 7 Participatiewet en artikel 3 en 12 Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015;

besluit vast te stellen:

Beleidsregels Participatie 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Aangesloten wordt bij de begripsbepalingen zoals genoemd in artikel 1, eerste lid van de Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015.

Daarnaast worden in deze beleidsregels de volgende begrippen gebruikt:

  • 1.

    Bab: baanafspraakbaan;

  • 2.

    BZF: Bureau Zelfstandigen Fryslân;

  • 3.

    Préstart traject: een intensief advies- en begeleidingstraject dat is bedoeld om een klant voor te bereiden op zelfstandig ondernemerschap. Het bestaat uit een intake, een oriëntatiefase en een planfase. Gedurende het traject blijft de uitkering van de klant lopen en is hij vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen. De maximale duur is zes maanden.

  • 4.

    Dienstverlener: externe aanbieder van voorzieningen;

  • 5.

    Meeneembare voorzieningen: het gaat hierbij om middelen die meestal niet deel uitmaken van de werkplek, en die niet algemeen gebruikelijk zijn, maar wel nodig om ondanks een beperking het werk te kunnen doen, zoals een brailleleesregel of orthopedische werkschoenen;

  • 6.

    Mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

  • 7.

    Participatieactiviteiten in de wijk: (het blijkgeven van) actief burgerschap in het (re-) vitaliseren van de leefomgeving ten aanzien van onderwerpen die op het gebied van sociaal, schoon, heel & veilig in de straat, buurt, of wijk spelen.

  • 8.

    Persoonlijk Participatiebudget (PPB):  een voorziening die in de vorm van een bedrag aan individuele klanten kan worden verstrekt, op basis van een door de klant zelf (eventueel met ondersteuning van de consulent/sociaal werker) gemaakt plan van aanpak waarin het doel van de voorziening is beschreven.

  • 9.

    Re-integratieplicht: de plicht tot het gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en het meewerken aan een onderzoek naar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

  • 10.

    Sociaal wijkteam: het eerste aanspreekpunt voor bewoners in een wijk of dorp die op een of meerdere leefgebieden hulp en ondersteuning nodig hebben. Ieder sociaal wijkteam bestaat uit sociaal werkers. Deze sociaal werkers hebben kennis op alle leefgebieden en zijn expert op verschillende deelterreinen. Waar sociaal wijkteam staat kan ook dorpenteam gelezen worden;

  • 11.

    Vrijwilligerswerk: onbetaald werk met een maatschappelijk of liefdadig doel zonder commerciële belangen;

  • 12.

    Werkplekaanpassingen: aanpassingen die deel uit maken van de werkplek of de omgeving daarvan en nodig zijn om ondanks een beperking het werk te kunnen doen. Bijvoorbeeld aanpassing aan machine, werkblad, maar ook een aangepast toilet in het bedrijf;

Artikel 2 Doelgroep

Tot de doelgroep van deze beleidsregels behoort de kring van klanten zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b van de Participatieverordening gemeente Leeuwarden 2015.

Artikel 3 Ondersteuning

  • 1.

    De bevordering van de participatie van de klanten is gericht op regulier werk, met of zonder ondersteuning. Dit wordt vanuit het regionale Werkbedrijf uitgevoerd.

  • 2.

    Voor klanten zonder actueel perspectief op regulier werk wordt participatiedienstverlening vanuit de sociale wijkteams uitgevoerd.

  • 3.

    De gemeente voert de participatiedienstverlening op het onderdeel “toeleiding werk” als zijnde geïncorporeerd onderdeel van het Werkbedrijf uit. De gemeente diagnosticeert (soms m.b.v. externe partijen), doet aan acquisitie en marktbewerking, regelt werkplekaanpassingen en meeneembare voorzieningen voor arbeidsbelemmerden, voert trainingen, jobcoaching, begeleiding alsmede ondersteuning bij leerwerktrajecten als bedoeld in artikel 10 f van de Participatiewet uit.

  • 4.

    Ten behoeve van de voormalige Wiw- en ID-doelgroep (gesubsidieerde arbeid)bestaat de dienstverlening van de gemeente uit het begeleiden van de werknemers en de daarbij betrokken werkgevers.

  • 5.

    Daar waar nodig worden de in deze beleidsregels genoemde voorzieningen en instrumenten nader uitgewerkt in richtlijnen en/of werkinstructies.

Artikel 4 Voorzieningen

Waar nodig, worden voorzieningen ingezet om het hoogst mogelijke participatieniveau voor de betreffende klant te bereiken. Het uiteindelijke doel is het verkleinen van de afstand tussen klant en arbeidsmarkt. Hierbij wordt uitgegaan van het principe: werken is het doel, participeren de norm.

In het kader van participatiedienstverlening kunnen de volgende op arbeidsinschakeling gerichte voorzieningen worden ingezet:

1) Beschut werk:

Voorrang van instroom op beschut werken plekken wordt gegeven aan de personen die voldoen aan de kenmerken van VSO/Pro onderwijs en/of WSW begeleid werken geïndiceerd zijn, waarbij sprake dient te zijn van een minimale leeftijd van 18 jaar. Het aantal beschut werken plekken wordt gemaximeerd op 1 op 3 uitgestroomde WSW-medewerkers

2) Werkvoucher:

Werkgevers die een persoon uit de doelgroep aannemen kunnen een Werkvoucher van maximaal € 2.500,- ontvangen. De Werkvoucher is beschikbaar voor werkgevers in alle sectoren en branches.

De voorwaarden voor verstrekking van een Werkvoucher zijn vastgelegd in de Regeling Werkvouchers 2015.

3) Proefplaatsing:

Een klant kan na bemiddeling op een reguliere vacature of op een bab gedurende maximaal drie maanden op proef worden geplaatst met behoud van uitkering, op voorwaarde dat de werkgever vervolgens de klant voor minimaal zes maanden een contract aanbiedt indien de klant voldoet. Deze periode van drie maanden kan indien nodig éénmalig worden verlengd met nog eens drie maanden.

Indien in het kader van een proefplaatsing een loonwaardebepaling heeft plaatsgevonden, wordt de periode van de proefplaatsing niet verlengd.

4) Werkstage:

Als bemiddeling op een reguliere vacature nog niet mogelijk is en de klant wel voldoende werknemersvaardigheden en motivatie heeft om bij een werkgever ervaring op te doen kan een werkstage zinvol ingezet worden. De werkstage met behoud van uitkering duurt maximaal 6 maanden bij eenzelfde werkgever.

5) Préstart traject:

a. Klanten met een bijstandsuitkering of een IOAW-uitkering die uitkeringsonafhankelijk willen proberen te worden door het starten van een eigen bedrijf of zelfstandig beroep, kunnen mogelijk in aanmerking komen voor een préstart traject van het BZF.

b. Indien een klant die deelneemt aan een préstart traject in verband daarmee noodzakelijke kosten heeft, zoals kosten voor uitvoering van een marktonderzoek of voor geringe investeringen in het kader van de voorbereiding, kan de voorziening worden uitgebreid met een verstrekking in de vorm van een voorbereidingskrediet, conform artikel 29 Besluit Bijstandverlening zelfstandigen 2004. Dit krediet bedraagt  maximaal € 2.000,-. Het gaat in eerste instantie om een renteloze geldlening die wordt omgezet in een rentedragende lening indien de klant in aansluiting op het préstart traject een bedrijf of zelfstandig beroep begint. Als de klant na afloop van het préstart traject echter in de uitkering blijft, wordt de renteloze geldlening omgezet in een bedrag om niet.

6) Maatwerkvoorziening:

a. Het instrument maatwerkvoorziening behelst het inkopen van (aanvullende) re-integratie / participatiedienstverlening op individueel klantniveau, zonder te zijn gebonden aan vooraf gecontracteerde marktpartijen. Het moet gaan om instrumenten of voorzieningen die participatie- of re-integratie bevorderen.

b. De inzet van het instrument moet een directe toegevoegde waarde hebben op de verkleining tot de afstand tot de arbeidsmarkt of een daadwerkelijk meetbare meerwaarde leveren aan de zelfstandigheid van de klant. Tot maatwerkaanpak kunnen bijvoorbeeld worden gerekend werkplekaanpassingen, scholing en training (deze opsomming is niet uitputtend).

c. Bij de inzet van dit instrument dient het inkoopbeleid van de gemeente Leeuwarden in acht te worden genomen.

7) Vrijwilligerswerk:

Als bemiddeling  naar regulier werk nog niet mogelijk is en de klant nog onvoldoende werknemersvaardigheden heeft kan het verrichten van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering worden aangemerkt als voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

8) Persoonlijk participatiebudget:

1. Een PPB kan slechts worden ingezet als die naar verwachting in hogere mate bijdraagt aan het verkleinen van de afstand tussen klant en arbeidsmarkt dan de hiervoor genoemde voorzieningen 1) tot en met 7).

2. Bij de beoordeling van het al dan niet inzetten van een PPB moeten alle relevante omstandigheden en mogelijkheden van het individuele geval zorgvuldig worden meegewogen. Hierbij kunnen argumenten een rol spelen als:

- het is een goedkope oplossing (de investering leidt tot de kortste weg naar besparing op Inkomensdeel);

- er is sprake van eigen oplossing / eigen kracht.

3. Het met de inzet van het PPB beoogde doel, zoals beschreven in het plan van aanpak, moet in beginsel binnen 12 maanden na toekenning worden gerealiseerd.

4. Per klant kan maximaal een bedrag van € 2.500- worden ingezet ter uitvoering van het plan van aanpak. Een PPB wordt per klant slechts één keer verleend.

Artikel 5 Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling

1. Het college kan ontheffing verlenen van de plicht tot arbeidsinschakeling in geval van dringende redenen.

2. Onder dringende redenen dient in ieder geval verstaan te worden:

De betrokkene heeft dusdanige belemmeringen richting de arbeidsmarkt, dat zelfs met aanwezige re-integratiemiddelen en andere voorzieningen geen enkele weg richting een (gedeeltelijke) zelfstandige bestaansvoorziening openstaat.

a) zorg voor kinderen

De algemene beleidslijn is dat het hebben van de zorg voor kinderen op zichzelf niet leidt tot een ontheffing. Uitzondering hierop is de alleenstaande ouder met de volledige zorg voor kinderen tot 5 jaar die gebruik kan maken van de wettelijke ontheffingsmogelijkheid op grond van artikel 9a Participatiewet.

Een ontheffing van de arbeidsverplichting op grond van dringende redenen kan aan de orde zijn wanneer voor de alleenstaande ouder (ongeacht de leeftijd van de kinderen) de combinatie van zorg met arbeid pertinent niet mogelijk is. Er moet dan sprake zijn van objectiveerbare omstandigheden, bijvoorbeeld ziekte of zware gedragsproblemen bij kinderen ouder dan 5 jaar.

b) mantelzorg

Klanten die aantonen dat zij mantelzorg verrichten aan personen die niet zonder deze zorg kunnen, kunnen geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van de arbeidsplicht gedurende de periode van mantelzorg.

c) medisch/psychische redenen

1.Voor klanten met medische of psychische klachten kan aanleiding bestaan een (tijdelijke) ontheffing te verlenen van de plicht tot arbeidsinschakeling,

2. Bij de beoordeling van de noodzaak hiertoe kan een medisch advies worden ingewonnen.

Artikel 6 Participatiepremie

1. Een persoon van 27 jaar of ouder met recht op een uitkering op grond van de Participatiewet, het Bbz 2004, de IOAW of de IOAZ, die met behoud van uitkering, gedurende een periode van 12 onafgebroken maanden naar vermogen participatieactiviteiten in de wijk heeft verricht, heeft elke keer na afloop van een periode van 12 maanden recht op een participatiepremie van € 250,-.

2. Een participatiepremie moet binnen drie maanden na afloop van een periode van 12 maanden waarin aan de voorwaarden voor de premieverstrekking is voldaan, worden aangevraagd middels een daarvoor bestemd formulier.

Artikel 7 Slotbepaling en overgangsrecht

  • *

    Deze beleidsregels treden in werking 1 dag na publicatie, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Participatie 2015;

  • *

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Participatie 2016”;

  • *

    Bestaande rechten voortvloeiende uit de onder het vorige punt ingetrokken beleidsregel blijven na de intrekking doorwerken, voor zover dat redelijkerwijs tot voordeel van de klant strekt.