Regeling vervallen per 01-05-2019

Verordening Jeugdhulp 2019 gemeente Leeuwarden

Geldend van 01-01-2019 t/m 30-04-2019

Intitulé

Verordening Jeugdhulp 2019 gemeente Leeuwarden

De gemeenteraad van de gemeente Leeuwarden;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 oktober 2018;

gelet op artikel 108, tweede lid en artikel 147, eerste lid van de gemeentewet;

gelet de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

b e s l u i t

vast te stellen de:

Verordening Jeugdhulp 2019 gemeente Leeuwarden

Deze verordening is vastgesteld op 28 november 2018.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

1. aanvraag: het verzoek van de jeugdige en/of ouder(s) aan de gemeente om een beslissing te nemen op de vraag om een individuele maatwerkvoorziening te verstrekken.

2. algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de jeugdwet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders.

3. andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de jeugdwet.

4. Awb: algemene wet bestuursrecht.

5. Besluit: het (financieel) besluit van de gemeente Leeuwarden dat jaarlijks door het college wordt vastgesteld.

6. bovengebruikelijke hulp: ondersteuning geboden door partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten, die de gebruikelijke hulp in aard, omvang en/of intensiteit overstijgt.

7. eigen kracht: de eigen mogelijkheden en het probleem oplossend vermogen (capaciteit), tijd en middelen van de jeugdige en/of ouders(s) (gebruikelijke hulp en bovengebruikelijke hulp) en/of personen uit het sociaal netwerk (mantelzorg) om de opgroei en/of opvoedingsproblemen op te lossen.

8. familiegroepsplan: een plan dat de ouders zelf opstellen samen met het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s).

9. formele ondersteuning: ondersteuning die wordt geboden door een professional, niet zijnde een persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s).

10. gebruikelijke hulp: ondersteuning die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid geacht worden elkaar onderling te bieden;

11. gesprek: gesprek in het kader van onderzoek, als bedoeld in artikel 7.

12. hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3,eerste lid, van de wet.

13. individuele maatwerkvoorziening: op de jeugdige en/of ouder(s) toegesneden ondersteuning, die op basis van zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige en/of ouder(s) toegankelijk is.

14. informele ondersteuning: ondersteuning die geboden wordt door een persoon die geen formele ondersteuning biedt, zoals een persoon uit het sociale netwerk van de jeugdige en/of ouder(s) of een beroepskracht die niet voldoet aan de gestelde (kwaliteits)eisen.

15. jeugdhulp: De ondersteuning aan jeugdige en/of ouder(s) die te maken hebben met opgroei- en opvoedingsproblematiek, die een bedreiging kan vormen voor een veilige (cognitieve, sociale, emotionele en lichamelijke) ontwikkeling van de jeugdige en/of zijn omgeving.

16. jeugdige: een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, dit impliceert ook een ongeborene.

In de volgende situaties kan het ook een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar betreffen:

a. als er voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar conform de Jeugdwet door de verwijzer is bepaald dat voortzetting of hervatting van reeds (eerder) ingezette jeugdhulp noodzakelijk is;

b. als in het kader van een strafrechtelijke beslissing door de rechter bepaald is dat (hoog) specialistische jeugdhulp noodzakelijk is;

c. als door de gemeente bepaald is dat de inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp noodzakelijk is, bij een jeugdige die niet in aanmerking komt voor jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet, geen aanspraak kan maken op de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet en waarvoor ondersteuning in het kader van de Wmo niet passend is.

17. mantelzorger: ondersteuning die vrijwillig en onbetaald wordt geboden door een persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s).

18. melding: het bericht waarin aangegeven wordt dat de jeugdige en/of ouder(s) behoefte aan ondersteuning hebben.

19. ondersteuningsprofiel: een algemeen geformuleerd profiel binnen specialistische jeugdhulp dat de aard van de ondersteuningsbehoefte weergeeft. Er zijn binnen specialistische jeugdhulp 10 ondersteuningsprofielen gedefinieerd.

20. onderzoek: het verhelderen van de behoefte van de jeugdige en/of ouder(s) aan ondersteuning en in kaart brengen wat de mogelijke oplossingen zijn.

21. ouder(s): gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt.

22. persoonsgebonden budget (PGB): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan die jeugdige of zijn ouders, in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele maatwerkvoorziening behoort van derden te betrekken;

23. professional: beroepskracht met (middels diploma of ervaringscertificaat) aantoonbare specifieke kennis en vaardigheden ten aan zien van de opgroei-, opvoed- en ontwikkelingsproblematiek van de jeugdige en/of ouder(s) en/of de benodigde individuele maatwerkvoorziening, die kan aantonen dat hij voldoet aan de in de branche geldende (kwaliteits)eisen én een gericht op de individuele maatwerkvoorziening passende registratie heeft bij de KvK of in het beroepsregister of in loondienst is bij een formele zorgaanbieder.

24. traject: een traject omvat alle ondersteuning die een jeugdige en/of ouder(s) nodig heeft om de opgroei en opvoedproblemen op te lossen.

25. vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die de jeugdige en/of ouder(s) vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

26. voorliggende voorziening: voorziening waar de jeugdige en/of ouder(s) aanspraak op kan maken, zoals algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen, wettelijke voorzieningen en collectieve voorzieningen, die voorrang hebben op een voorziening in het kader van de Jeugdwet.

27. zorgaanbieder: een organisatie of persoon die ondersteuning biedt aan de jeugdige en/of ouder(s).

Artikel 2. Vormen van ondersteuning

De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling beschikbaar:

1. Preventieve jeugdhulp: waaronder publieke jeugdgezondheidszorg (inclusief het Opvoedpunt) en het gesubsidieerde Preventief aanbod Jeugd.

2. Basisondersteuning: ondersteuning geboden door het sociaal wijkteam in de vorm van informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan een veilige (cognitieve, sociale, emotionele en/of lichamelijke) ontwikkeling van de jeugdige en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

3. Mantelzorgondersteuning: ondersteuning ten behoeve van de mantelzorger met als doel het blijvend kunnen bieden van de mantelzorg en het voorkomen van overbelasting van de mantelzorger, door waar nodig (deels of tijdelijk) taken over te dragen aan een vrijwilliger of professional.

De volgende vormen van ondersteuning zijn niet zonder voorafgaand onderzoek beschikbaar:

4. Dyslexiezorg: ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstig enkelvoudige dyslexie (EED), in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling. Dyslexiezorg wordt geboden aan jeugdigen in de leeftijd van 7 tot en met 12 jaar, dan wel aan jeugdigen waarvan de dyslexiezorg vóór de 13e verjaardag van de jeugdige is gestart.

Er is sprake van dyslexie wanneer bij een jeugdige lezen, spellen en schrijven, gezien de leeftijd en het onderwijsniveau, te moeizaam gaan terwijl het kind wel een gemiddelde intelligentie heeft.

a. Er is alleen sprake van EED als er volgens het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 2.0 een diagnose is gesteld en er geen andere oorzaken zijn gevonden die de problemen kunnen verklaren.

5. Pleegzorg: ondersteuning waarbij pleegouders de jeugdige verblijf, verzorging en opvoeding bieden in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders door een pleegzorgaanbieder. Pleegzorg kan zowel tijdelijk als langdurig en zowel 24/7 als in deeltijd of weekeind opvang (respijtzorg) geboden worden. Een pleeggezin kan zowel een gezin uit het pleeggezinnenbestand van een voorziening voor pleegzorg als een gezin uit het eigen netwerk van familie of bekenden zijn.

6. Specialistische jeugdhulp: alle ambulante jeugdhulp en jeugdhulp met verblijf, niet zijnde dyslexiezorg, pleegzorg of hoog specialistische jeugdhulp.

Specialistische jeugdhulp kan ingezet worden in de vorm van een traject gericht op herstel of een duurzaam traject. Een duurzaam traject zal meer gericht zijn op stabilisatie en een mate van verbetering en niet op volledig herstel.

Er kan maximaal 1 traject per jeugdige ingezet worden, maar er kunnen binnen één gezin wel meerdere trajecten voorkomen.

Ambulante jeugdhulp betreft jeugdhulp die op vaste of onregelmatige tijden plaats vindt waarbij de de zorgaanbieder de jongere bezoekt in diens eigen omgeving en/of de jongere zich voor behandeling verplaatst naar de zorgverstrekker of elders (school, kinderdagverblijf e.d.), zonder opname met overnachting. Bij zeer intensieve ambulante trajecten is het mogelijk om het component ThuisPLUS-Jeugd aan het ondersteuningsprofiel toe te voegen ter voorkoming van opname.

Bij Jeugdhulp met verblijf verblijft een jeugdige, op vrijwillige of gedwongen basis, in een (open) instelling. Verblijf wordt alleen als component in combinatie met een ondersteuningsprofiel verstrekt.

Specialistische Jeugdhulp (zowel ambulante jeugdhulp als jeugdhulp met verblijf) wordt op basis van een ondersteuningsprofiel en in de vorm van een traject geboden.

Binnen Specialistische Jeugdhulp zijn de volgende ondersteuningsprofielen vastgesteld:

1. Behoefte aan het verbeteren van psychosociaal functioneren jeugdige én verbeteren van gezinscommunicatie.

2. Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden ouders én hulp vanwege kind eigen problematiek.

3. Behoefte aan vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden van ouders met een beperking.

4. Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden voor ouders met eigen problematiek én hulp voor de jeugdige bij zijn ontwikkeling.

5. Behoefte aan het verminderen problematiek en verbeteren van het functioneren jeugdige door middel van zorg en behandeling.

6. Behoefte aan het leren van vaardigheden en verbeteren van functioneren voor jeugdige, rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid jeugdige.

7. Behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een verstandelijke beperking.

8. Behoefte aan begeleiding en behandeling in samenhang met een verstandelijke beperking én gedragsproblematiek.

9. Behoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking.

10. Behoefte aan leren van vaardigheden en verbeteren functioneren voor 0-6 jarige binnen het gezin. Rekening houdend met verminderen van eigen problematiek ouders en waarborgen veiligheid van het jonge kind.

7. Hoogspecialistische jeugdhulp: zeer complexe, intensieve specialistische jeugdhulp, waarbij al dan niet gedwongen een klinisch vangnet (Jeugdzorg Plus) setting, een Driemilieuvoorziening (of vergelijkbare intramurale voorziening) noodzakelijk is. Het klinische vangnet is structureel en continu beschikbaar. Er is sprake van meervoudige ernstige problematiek, die vraagt om een multidisciplinaire aanpak vanuit meerdere jeugdhulpdisciplines.

8. Crisishulp: ondersteuning die directe inzet vraagt om de veiligheid van de jeugdige en/of ouder(s) te garanderen. Dit kan zijn in situaties waarbij gevaar voor een jeugdige dreigt door ernstige verwaarlozing, fysiek geweld of seksueel misbruik, situaties waarin een ouder of jeugdige dreigt met zelfdoding of een psychose heeft. Crisishulp kan zowel ambulant als residentieel zijn.

9. Jeugdbescherming: ondersteuning in de vorm van jeugdbeschermingsmaatregelen. Een (Voorlopige) Ondertoezichtstelling en een Gezagsbeëindigende maatregel zijn jeugdbeschermingsmaatregelen. Deze maatregelen kan de rechter opleggen als vrijwillige hulp niet toereikend is en de jeugdige ernstig bedreigd wordt in zijn ontwikkeling. Soms woont een kind daarom (tijdelijk) niet meer thuis. Gezinsvoogden van een gecertificeerde instelling begeleiden een gezin bij de opvoeding, tot de ouders dit weer zelfstandig kunnen.

Hiertoe gecertificeerde instellingen zijn het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, William Schrikker Groep, Leger des Heils en Nidos.

10. Jeugdreclassering: ondersteuning in de vorm van intensieve begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Dit kan zowel op basis van een proces-verbaal van de politie als van de leerplichtambtenaar zijn.

De jeugdreclassering wordt uitgevoerd door een gecertificeerde instelling of de volwassenreclassering.

Artikel 3. Gegevensverwerking en Privacy

1. Het college is, bij de verwerking van persoonsgegevens, gehouden aan de wettelijke bepalingen in de Jeugdwet, de daaruit afgeleide regelgeving, de Algemene Wet Bestuursrecht, de Wet bescherming Persoonsgegevens en de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

2. Het college informeert actief de jeugdigen en hun ouders over zijn/hun privacyrechten en de gegevensverwerkingen die in het kader van de ondersteuning plaats vinden.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

2. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele maatwerkvoorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 13.

Artikel 5. Toegang jeugdhulp via rechter of gecertificeerde instelling

1. Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

Artikel 6. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

1. Een hulpvraag kan door of namens een jeugdige en/of ouders bij het college worden gemeld.

2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding, zijnde een hulpvraag, schriftelijk (per mail of post), tenzij de jeugdige of zijn ouders dit niet wenst.

3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een (passende) tijdelijke individuele maatwerkvoorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek.

4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

Artikel 7. Vooronderzoek; indienen familiegroepsplan

1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 7, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en/of ouder(s) en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

2. Het college brengt de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1.van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor de ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

3. Voor of tijdens het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college hiervoor nodig zijn en waarover de jeugdige en zijn ouder op dat moment redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

4. Als de jeugdige /of ouder) genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en derde lid.

Artikel 8. Gesprek

1. Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige of zijn ouders en waar mogelijk met de mantelzorgers en desgewenst met het sociaal netwerk, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem.

b. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp.

c. de mogelijkheden van de jeugdige of zijn ouders om op eigen kracht, met (boven) gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen een oplossing voor de hulpvraag te vinden.

d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociaal netwerk van de jeugdige en zijn ouders een oplossing voor de hulpvraag te vinden.

e. de (ervaren) belasting van de mantelzorger(s) en het sociaal netwerk.

f. de mogelijkheden om met gebruik van een algemene voorziening of andere voorziening een oplossing voor de hulpvraag te vinden.

g. de mogelijkheden om een individuele maatwerkvoorziening te verstrekken.

h. de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg en ondersteuning, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, welzijn, wonen, werk en inkomen met het oog op het vinden van een oplossing voor de hulpvraag.

i. de wijze waarop rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders,

j. de mogelijkheden om onder bepaalde voorwaarden te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

2. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1. van de wet aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 9. Verslag

1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek als bedoeld in artikel 8.

2. Binnen 4 weken (twintig werkdagen) na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van het gesprek, tenzij de jeugdige en zijn ouders dit niet te wensen.

3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 10. Aanvraag

1. Een jeugdige en ouders kunnen een aanvraag om een individuele maatwerkvoorziening schriftelijk of digitaal indienen bij het college.

2. Een aanvraag kan ook namens de jeugdige en zijn ouders door een sociaal werker digitaal, via het door de gemeente gebruikte systeem, worden ingediend.

3. Uit de aanvraag blijkt welke ondersteuning wordt aangevraagd en welk doel deze ondersteuning dient.

Artikel 11. Criteria voor een individuele maatwerkvoorziening

1. Het college neemt het verslag en indien aanwezig het familiegroepsplan, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een individuele maatwerkvoorziening.

2. Een jeugdige en/of zijn ouders komen in aanmerking voor een individuele maatwerkvoorziening indien na onderzoek blijkt dat de jeugdige en/of ouder(s) niet op eigen kracht, met (boven) gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met voorliggende voorzieningen en/of vrijwilligers voldoende instaat is het aanvaardbare niveau van een veilige ontwikkeling van de jeugdige te bereiken of te behouden.

3. Het college kent eveneens een individuele maatwerkvoorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 4, is afgegeven.

4. Voorzieningen op grond van deze verordening worden niet verstrekt indien er voorliggende voorzieningen aanwezig zijn.

5. Als een individuele maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 12. Advisering

1. Het college kan aan een externe partij advies vragen als het college dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag voor een individuele maatwerkvoorziening.

Artikel 13. Inhoud beschikking

1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt. Tevens wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

2. Bij het verstrekken van een individuele maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. welke de te verstrekken individuele maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

3. Bij het verstrekken van een individuele maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. voor welk resultaat het PGB kan worden aangewend;

b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

c. wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

e. de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

Artikel 14. Regels voor PGB

1. Het college kan een individuele maatwerkvoorziening verstrekken in de vorm van een PGB in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

Een PGB kan worden verstrekt indien:

a. de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

b. de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele maatwerkvoorziening die door een gecontracteerde zorgaanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een zorgaanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van goede kwaliteit is.

2. In aanvulling op lid 1 a kan een persoon in de volgende gevallen in ieder geval geen PGB beheren. Als de persoon:

a. niet over een woonadres beschikt volgens de BRP.

b. in detentie zit.

c. in de schuldsanering zit of daarvoor een verzoek heeft ingediend.

d. surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard.

e. een verslaving heeft, zoals alcohol, drugs en gokken.

f. eerder een PGB heeft beheerd en toen is gebleken dat deze persoon onvoldoende vaardig was en/of verplichtingen niet nakwam en/of er sprake is geweest van fraude met een PGB.

3. Het college verstrekt in principe geen PGB voor:

a. Hoogspecialistische Jeugdzorg

b. Crisishulp

c. Pleegzorg

d. Dyslexiezorg

4. Onverminderd artikel 8.1.1, van de wet verstrekt het college geen PGB voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de jeugdige en zijn ouders voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

5. De hoogte van een PGB:

a. Wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige en/of ouders opgesteld en door de gemeente goedgekeurd budgetplan over hoe hij het PGB gaat besteden.

b. Wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het PGB toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning van derden te betrekken, en

c. Bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare individuele maatwerkvoorziening in natura.

6. Bij de tariefbepaling voor een PGB wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van ondersteuning (formele en informele ondersteuning) en voor zover van toepassing, de te bieden deskundigheid en/of de in de branche geldende kwaliteitseisen.

a. het tarief voor formele ondersteuning wordt gebaseerd op 80% van het zorg in natura tarief.

b. het tarief voor informele ondersteuning wordt gebaseerd op 60% van het zorg in natura tarief met een maximum van € 20 per uur en een maximum vergoeding van € 20 per etmaal voor verblijfskosten.

7. Het college stelt in het Financieel Besluit, conform de door de gemeenteraad vastgestelde tariefbepaling in lid 6, de tarieven voor PGB’s vast.

8. Een jeugdige en/of zijn ouder die in aanmerking komen voor een individuele maatwerkvoorziening middels een PGB, kan individuele maatwerkvoorzieningen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk indien:

a. De opgroei- en opvoedproblematiek niet op eigen kracht kan worden opgelost, het de gebruikelijke hulp overstijgt, mantelzorg geen passende oplossing biedt, er geen mogelijkheden zijn voor voorliggende voorzieningen of inzet van vrijwilligers en dit aantoonbaar tot een beter resultaat leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan formele ondersteuning of zorg in natura.

b. Deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van het zesde en zevende lid gehanteerde tarief.

c. Tussenpersonen, belangenbehartigers of anderszins niet uit het PGB worden betaald

d. Met in achtneming van de in de Beleidsregels vastgestelde (bestedings)regels en algemeen toetsings- en afwegingskader.

Artikel 15. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele maatwerkvoorzieningen (in natura of PGB) en misbruik of oneigenlijk gebruik

1. Het college informeert jeugdigen en hun ouders of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

2. Onverminderd de Jeugdwet artikel 8.1.2 doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn voor een heroverweging van een beslissing.

3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

a. De jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. De jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) zijn aangewezen;

c. De individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) niet (meer) toereikend is te achten of op een lager niveau vastgelegd dient te worden;

d. De jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) verbonden voorwaarden;

e. De jeugdige of zijn ouders de individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) niet of voor een ander doel gebruiken;

f. De jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.

4. Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

5. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de ouders of degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB).

6. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele maatwerkvoorzieningen (in natura of PGB) met het oog op de beoordeling van de kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid daarvan.

Artikel 15A Opschorting betaling uit het PGB

1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het PGB voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een jeugdige en/of ouder(s) een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in de wet artikel 8.1.4 eerste lid, onder a, d of e. (zie artikel 15, lid 3 sub a, d en e).

2. Indien de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het PGB voor de duur van de opname.

3. Het college stelt de PGB-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van lid 1 en 2.

Artikel 16. Verhouding prijs en kwaliteit zorgaanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering (gecertificeerde instellingen)

1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

b. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

c. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

d. kosten voor bijscholing van het personeel;

e. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie

2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

a. De marktprijs van de voorzieningen en

b. De eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd.

Artikel 17. Klachtregeling

1. Het college heeft een regeling vastgesteld voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

2. Zorgaanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders ten aanzien van alle voorzieningen vallend binnen het jeugddomein.

3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtenregeling van zorgaanbieders door periodieke overleggen met de zorgaanbieders, en een jaarlijks cliënttevredenheidsonderzoek.

Artikel 18. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

2. Het college stelt ingezetenen en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

4. Het college heeft ter uitvoering van het eerste, tweede en derde lid de verordening Advies Raad voor het Sociaal Domein Gemeente Leeuwarden opgesteld.

Artikel 19. Hardheidsclausule

1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 20. Overige aanvullende bepalingen

1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening en de hierop gebaseerde regelgeving niet voorziet, beslist het college

2. Het college is bevoegd een (her)onderzoek te doen naar het voortbestaan van de aanspraak op een voorziening en eventueel de aanspraak te herzien, bijvoorbeeld indien er sprake is van een wijziging in de situatie van de jeugdige en/of ouders, de vorm van de voorziening, de afwegings- en toetsingscriteria voor de toekenning van een voorziening of het tarief. Indien de herbeoordeling leidt tot een wijziging ten nadele van de jeugdige en/of ouders wordt een gewenningstermijn gehanteerd van minimaal 3 maanden en maximaal 6 maanden, ingaande vanaf de datum van het nieuwe besluit.

3. Het college is bevoegd ter zake van de uitvoering van deze verordening en de daarop berustende besluiten nadere regels te sluiten en algemene voorwaarden te stellen.

Artikel 21. Evaluatie

1. Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd, waarbij onder andere de ervaringen van jeugdigen en ouders en de bij het college en zorgaanbieder ingediende klachten in het kader van de klachtenregeling betrokken worden.

Artikel 22. Inwerktreding en citeertitel

1. De verordening Jeugdhulp 2019 treedt in werking op 1 januari 2019, onder gelijktijdige intrekking van de verordening Jeugdhulp 2018, en is van toepassing op alle aanvragen die vanaf deze datum worden ingediend en waarop nog niet is beslist.

2. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Jeugdhulp 2019 gemeente Leeuwarden’.

Ondertekening