Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening Wmo 2021 gemeente Leeuwarden

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening Wmo 2021 gemeente Leeuwarden

De gemeenteraad van de gemeente Leeuwarden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

gelet op artikel 108, tweede lid en artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

b e s l u i t

tot vaststellen van de:

Verordening Wmo 2021 gemeente Leeuwarden

Deze verordening is vastgesteld op 9 maart 2020.

De eerste wijziging is vastgesteld op 16 december 2020.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo en de Awb.

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

1. aanvraag: het verzoek van de bewoner aan de gemeente om een beslissing te nemen op de vraag om een individuele maatwerkvoorziening te verstrekken.

2. algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen.

3. algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.

4. andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

5. Awb: algemene wet bestuursrecht.

6. beperking: een stoornis of conditie – cognitief, fysiek, psychisch en/of sociaal-emotioneel – die het dagelijks functioneren belemmert.

7. besluit: een besluit dat door of namens het college op een aanvraag voor ondersteuning genomen wordt en vastgelegd wordt in een beschikking aan de bewoner.

8. bewoner: persoon die in de gemeente Leeuwarden zijn hoofdverblijf heeft.

9. bijdrage: bijdrage als bedoeld in de Wmo artikel 2.1.4 lid 1.

10. bovengebruikelijke hulp: ondersteuning geboden door partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten, die de gebruikelijke hulp in aard, omvang en/of intensiteit overstijgt.

11. college: burgemeester en wethouders van de (centrum) gemeente Leeuwarden, die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het gevoerde beleid. Het college kan deze bevoegdheid mandateren op grond van de algemene regels van de Awb. Verstrekte mandaten worden vastgelegd in het mandaatoverzicht.

12. duurzame hulpverlening: ondersteuning geboden door een professional, waarbij sprake is van regelmatig (niet incidenteel) gebruik van de ondersteuning en continuïteit in het contact met de persoon die de ondersteuning biedt.

13. eigen kracht: de eigen mogelijkheden en het probleemoplossende vermogen (capaciteit), tijd en middelen van de bewoner en/of de leefeenheid van de bewoner (gebruikelijke hulp en bovengebruikelijke hulp) om zelf of met personen uit het sociaal netwerk van de bewoner (mantelzorg) de beperking in zelfredzaamheid en participatie of problemen bij het zich handhaven in de samenleving op te lossen.

14. formele ondersteuning: ondersteuning die wordt geboden door een professional, niet zijnde een persoon uit het sociaal netwerk van de bewoner.

15. gebruikelijke hulp: ondersteuning die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid geacht worden elkaar onderling te bieden.

16. individuele maatwerkvoorziening: op de bewoner toegesneden maatschappelijke ondersteuning die op basis van zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de bewoner toegankelijk is. In de Wmo wordt dit een maatwerkvoorziening genoemd.

17. informele ondersteuning: ondersteuning die wordt geboden door een persoon die geen formele ondersteuning biedt, zoals een persoon uit het sociale netwerk van de bewoner of een beroepskracht die niet voldoet aan de gestelde (kwaliteits)eisen.

18. maatschappelijke ondersteuning: ondersteuning aan een bewoner waar sprake is van een beperking in zelfredzaamheid en participatie of problemen bij het zich handhaven in de samenleving.

19. mantelzorg: ondersteuning die vrijwillig en onbetaald wordt geboden door een persoon uit het sociaal netwerk van de bewoner.

20. melding: bericht waarin aangegeven wordt dat de bewoner behoefte aan ondersteuning heeft.

21. onderzoek: het verhelderen van de behoefte van de bewoner aan ondersteuning en in kaart brengen wat de mogelijke oplossingen zijn.

22. participatie: deelname aan het maatschappelijk verkeer, waarbij de bewoner mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen (en zich hiertoe kan verplaatsen).

23. persoonsgebonden budget (PGB): persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo, zijnde een bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een individuele maatwerkvoorziening behoren, en die een bewoner van derden heeft betrokken.

24. persoonlijk plan: een door de bewoner opgesteld plan met een omschrijving van de situatie en de mogelijkheden en onmogelijkheden die de bewoner heeft bij het oplossen van zijn beperking in zelfredzaamheid of participatie of problemen bij het zich handhaven in de samenleving.

25. professional: beroepskracht met (middels diploma of ervaringscertificaat) aantoonbare specifieke kennis en vaardigheden ten aanzien van de beperking of problematiek van de bewoner en/of de benodigde ondersteuning, die (aantoonbaar) voldoet aan de in de branche geldende kwaliteitseisen én een gericht op de voorziening passende registratie heeft bij de KvK of in het beroepsregister of in loondienst is bij een formele zorgaanbieder.

26. regio: een gebied waarbinnen gemeenten gezamenlijk zorgdragen voor de ondersteuning vanuit de Wmo

27. vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die de bewoner vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake (conform de Wmo artikel 1.1.1).

28. Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

29. zelfredzaamheid: het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) en het voeren van een gestructureerd huishouden.

De noodzakelijke ADL in het kader van zelfredzaamheid betreffen: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact.

30. zorgaanbieder: een organisatie of persoon die ondersteuning biedt aan de bewoner.

Artikel 2. Aanbod van ondersteuning

De gemeente Leeuwarden biedt de volgende vormen van ondersteuning middels een algemene voorziening:

1. Cliёntondersteuning: onafhankelijk geven van informatie, advies en korte ondersteuning, waarbij het belang van de bewoner het uitgangspunt is, ten behoeve van het verkrijgen van (integrale) ondersteuning of het uitoefenen van de rechten van de bewoner hierbij. Een cliëntondersteuner wordt ook wel vertrouwenspersoon genoemd. Deze ondersteuning kan informeel (uit het eigen netwerk van de bewoner) of formeel (door een professional) geboden worden.

2. Basisondersteuning: algemene ondersteuning geboden door een professional die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie of het zich kunnen handhaven in de samenleven en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, schuldhulpverlening, werk en inkomen.

Binnen de Basisondersteuning wordt vanuit de Wmo ook Praktische Thuisondersteuning, Thuisondersteuning, Dagbesteding en Persoonlijke Verzorging geboden:

a. Praktische Thuisondersteuning: ondersteuning bij het schoonhouden van het huis, verzorging van kinderen en/of zelfstandig (kunnen blijven) wonen.

b. Thuisondersteuning: ondersteuning in de vorm van begeleiding bij het zelfstandig (kunnen blijven) wonen.

c. Dagbesteding: ondersteuning in de vorm van een aanbod van activiteiten, gericht op het behouden of versterken van (vaardigheden ten behoeve van) de zelfredzaamheid en participatie.

d. Persoonlijke verzorging: ondersteuning in samenhang met begeleiding bij de zelfzorg.

3. Mantelzorgondersteuning: ondersteuning ten behoeve van de mantelzorger met als doel het blijvend kunnen bieden van de mantelzorg en het voorkomen van overbelasting van de mantelzorger, door waar nodig (deels of tijdelijk) taken over te dragen aan een vrijwilliger of professional.

4. Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ): bemoeizorg, met als doel het toeleiden naar ondersteuning (of behandeling) van bewoners die niet (in staat zijn om) uit eigen beweging ondersteuning te vragen waar dit medisch- en/of maatschappelijk gezien wel nodig is.

De gemeente Leeuwarden biedt de volgende vormen van ondersteuning middels een individuele maatwerkvoorziening:

5. Hulp bij Huishouden: ondersteuning bij het schoonhouden van het huis

6. Thuisondersteuning: ondersteuning in de vorm van begeleiding bij het zelfstandig (kunnen blijven) wonen.

7. Persoonlijke verzorging: ondersteuning in samenhang met begeleiding bij de zelfzorg.

8. Kortdurend Verblijf: tijdelijk verblijf (logeren) ter ontlasting van (boven)gebruikelijke hulp of mantelzorger.

9. Dagbesteding: ondersteuning in de vorm van een begeleid aanbod van activiteiten, gericht op het behouden of versterken van (vaardigheden ten behoeve van) de zelfredzaamheid en participatie.

10. Woonvoorziening: ondersteuning in de vorm van een aanpassing van de woning of hulpmiddel in huis om belemmeringen die de bewoner aan zijn woning ondervindt bij de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een huishouden op te heffen.

11. Rolstoel: hulpmiddel ter ondersteuning van het kunnen verplaatsen in of om de woning en/of korte afstanden.

12. Vervoersvoorziening: ondersteuning ten behoeve van het kunnen verplaatsen voor korte of langere afstanden.

13. Beschermd wonen Intramuraal: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend 24-uurs toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de bewoner of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

14. ThuisPLUS: ofwel Beschermd Wonen extramuraal, thuis bij de bewoner die zelfstandig woont in een woning die de bewoner bezit of huurt (van een woningbouwcoöperatie of een particuliere verhuurder), met daarbij behorend 24-uurs bereikbaarheid en 24-uurs beschikbaarheid, en indien nodig een logeermogelijkheid (tijdelijk verblijf).

15. Opvang: het bieden van een tijdelijk en veilig onderdak en begeleiding aan een bewoner die, door één of meer problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie heeft verlaten. Opvang betreft deels een algemene voorziening en deels een individuele maatwerkvoorziening.

Artikel 3. Gegevensverwerking en Privacy

1. Het college is, bij de verwerking van persoonsgegevens, gehouden aan de wettelijke bepalingen in de Wmo, de daaruit afgeleide regelgeving, de Algemene Wet Bestuursrecht, de Algemene Verordening Gegevensbescherming en aanvullende wetgeving omtrent gegevensverwerking.

2. Het college informeert actief de bewoner over zijn privacy rechten en de gegevensverwerkingen die in het kader van de ondersteuning plaats vinden.

Artikel 4. Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

1. De behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kan door of namens een bewoner bij het college worden gemeld. Als de bewoner daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

2. De melding van behoefte aan maatschappelijke ondersteuning is vormvrij en kan schriftelijk, digitaal, mondeling of telefonisch bij het college worden gedaan.

3. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk tenzij de bewoner dit niet wenst.

4. Het college wijst de bewoner voor het onderzoek, als bedoeld in artikel 5, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

5. Het college wijst de bewoner op de mogelijkheid om een persoonlijk plan op te stellen en stelt hem gedurende 7 dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

6. In spoedeisende gevallen, als bedoeld in Wmo artikel 2.3.3, treft het college indien noodzakelijk na de melding onverwijld een tijdelijke individuele maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

7. Er wordt afgezien van een ontvangstbevestiging en onderzoek als een melding enkel bestaat uit een informatieverzoek of (vervolg)vraag die direct kan worden beantwoord of voor een adequate behandeling van de melding een gerichte doorverwijzing naar een andere organisatie of afdeling noodzakelijk is.

Artikel 5. Onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte

1. Het college onderzoekt in samenspraak met de bewoner, dan wel zijn vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst iemand uit het sociaal netwerk van de bewoner, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 6 weken na ontvangst van de melding:

a. de behoefte aan ondersteuning, persoonskenmerken en voorkeuren van de bewoner.

b. of er sprake is van een beperking in zelfredzaamheid en participatie of problemen bij het zich handhaven in de samenleving en zo ja welke beperkingen of problemen dit zijn.

c. wat het aanvaardbare niveau van zelfredzaamheid en participatie of het kunnen handhaven in de samenleving is (ofwel het gewenste resultaat).

d. welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om het aanvaardbare niveau van zelfredzaamheid en participatie of het kunnen handhaven in de samenleving te kunnen behouden of bereiken.

e. de mogelijkheden om op eigen kracht of algemeen gebruikelijke voorzieningen, het aanvaardbare niveau van zelfredzaamheid of participatie of het kunnen handhaven in de samenleving te behouden of bereiken.

f. de (ervaren) belasting van de mantelzorger(s) en de daaruit voortvloeiende behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger(s) .

g. voor zover de eigen kracht ontoereikend is, de mogelijkheden om met gebruik van een andere voorzieningen of algemene voorzieningen of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten het aanvaardbare niveau van zelfredzaamheid of participatie of het kunnen handhaven in de samenleving te behouden of bereiken.

h. voor zover het gebruik van andere voorzieningen of algemene voorzieningen of het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ontoereikend zijn, de mogelijkheid om met gebruik van een individuele maatwerkvoorziening het aanvaardbare niveau van zelfredzaamheid of participatie of het kunnen handhaven in de samenleving te behouden of bereiken.

i. de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg en ondersteuning, onderwijs, jeugdhulp, wonen, werk en inkomen met het oog op het behouden of bereiken van het aanvaardbare niveau van zelfredzaamheid of participatie of het kunnen handhaven in de samenleving.

j. welke bijdragen in de kosten de bewoner verschuldigd zal zijn.

2. Als de bewoner dan wel zijn vertegenwoordiger een persoonlijk plan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek

3. Het college informeert de bewoner dan wel zijn vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

4. Het college informeert de bewoner dan wel zijn vertegenwoordiger over de mogelijkheden om onder bepaalde voorwaarden te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de bewoner in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

5. De bewoner dan wel zijn vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

6. Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de bewoner vast aan de hand van een door een ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht.

Artikel 6. Verslag

1. Binnen 4 weken (20 werkdagen) na het onderzoek verstrekt het college aan de bewoner dan wel zijn vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek (het verslag), tenzij de bewoner dit niet wenst.

2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de bewoner worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 7. Aanvraag

1. Een bewoner dan wel zijn vertegenwoordiger kan een aanvraag om een individuele maatwerkvoorziening schriftelijk of digitaal indienen bij het college.

2. Een aanvraag kan ook namens de bewoner door een door het college daartoe gemandateerde organisatie/afdeling digitaal via het door de gemeente daarvoor gebruikte ICT-systeem worden ingediend, op voorwaarde dat de inhoud van de aanvraag vooraf met de bewoner besproken is.

3. Uit de aanvraag blijkt welke ondersteuning wordt aangevraagd en welk doel deze ondersteuning dient.

4. Het college geeft de beschikking binnen 2 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 8. Criteria voor een individuele maatwerkvoorziening

1. Het college neemt het verslag en, indien aanwezig het persoonlijk plan, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een individuele maatwerkvoorziening.

2. Een bewoner komt in aanmerking voor een individuele maatwerkvoorziening vanuit de Wmo als er sprake is van:

a. beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie;

b. problemen bij het zich handhaven in de samenleving als gevolg van psychische of psychosociale problemen;

c. problemen bij het zich handhaven in de samenleving als gevolg van het verlaten van de thuissituatie, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.

3. Een bewoner komt slechts in aanmerking voor een individuele maatwerkvoorziening,

indien naar het oordeel van het college de bewoner geen toereikende oplossing kan vinden voor de ondersteuningsbehoefte:

a. binnen de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, tijd en middelen (eigen kracht), waaronder in ieder wordt verstaan:

i. (boven) gebruikelijke hulp van de leefeenheid van de bewoner en hulp van andere personen uit het sociaal netwerk (mantelzorg);

ii. het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

b. door gebruik te maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of algemene voorzieningen en/of vrijwilligers en/of andere voorzieningen.

4. Een individuele maatwerkvoorziening blijft achterwege indien de voorziening voorzienbaar was en van de bewoner redelijkerwijs verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de ondersteuningsbehoefte overbodig had gemaakt.

5. Als een individuele maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven en niet meer veilig en doeltreffend te gebruiken is,

a. tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de bewoner zijn toe te rekenen;

b. tenzij de bewoner geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

c. als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de bewoner aan maatschappelijke ondersteuning.

6. Als een individuele maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening.

Artikel 9. Deskundig oordeel en advies

1. Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 10. Inhoud beschikking

1. Voor alle individuele maatwerkvoorzieningen wordt een beschikking afgegeven, met uitzondering van de voorzieningen Hulp bij Huishouden, Thuisondersteuning en Dagbesteding. Voor deze voorzieningen ontvangt de bewoner een brief van de organisatie die het onderzoek heeft uitgevoerd. Indien gewenst kan de bewoner op verzoek alsnog een beschikking ontvangen.

2. In de beschikking tot verstrekking van een individuele maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt. Tevens wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

3. Bij het verstrekken van een individuele maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. welke de te verstrekken voorziening is, wat het beoogde resultaat daarvan is en indien van toepassing wat de omvang is;

b. wat de ingangsdatum en indien van toepassing wat duur van de verstrekking is;

c. de termijn van 3 maanden waarbinnen de bewoner zich moet melden bij een zorgaanbieder, en

d. indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

4. Bij het verstrekken van een individuele maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. voor welk resultaat het PGB moet worden aangewend;

b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

c. wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

d. welke voorwaarden aan het PGB verbonden zijn;

e. de termijn van 3 maanden waarbinnen de bewoner het PGB moet besteden;

f. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

g. de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

5. Als sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten voor de voorziening wordt de bewoner daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 11. Regels voor PGB

1. Het college kan een individuele maatwerkvoorziening verstrekken in de vorm van een PGB in overeenstemming met de Wmo artikel 2.3.6.

Een PGB kan worden verstrekt indien:

a. de bewoner naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

b. de bewoner zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de individuele maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen;

c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

2. In aanvulling op lid 1 a kan een persoon in de volgende gevallen in ieder geval geen PGB beheren. Als de persoon:

a. niet over een woonadres beschikt volgens de BRP;

b. in detentie zit;

c. die de Nederlandse taal onvoldoende beheerst

d. niet in staat is de veiligheid voor de bewoner die ondersteuning nodig heeft te waarborgen;

e. een verslaving heeft, zoals een alcohol-, drugs-, gok- of koopverslaving;

f. ondersteuning nodig heeft bij de eigen administratie;

g. in de schuldsanering zit of daarvoor een verzoek heeft ingediend;

h. surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard;

i. eerder een PGB heeft beheerd en toen gebleken is dat deze persoon onvoldoende vaardig was en/of de verplichtingen niet nakwam en/of er sprake is geweest van fraude met een PGB.

3. Het college verstrekt in principe geen PGB voor:

a. spoedeisende ondersteuning;

b. Opvang.

4. Onverminderd de Wmo artikel 2.3.6 lid 2 en lid 5 verstrekt het college geen PGB voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de bewoner voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

5. De hoogte van een PGB:

a. wordt vastgesteld aan de hand van een door de bewoner opgesteld en door het college goedgekeurd budgetplan, waarin in ieder geval uiteen is gezet:

i. welke diensten, hulpmiddelen en woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele maatwerkvoorziening behoren de bewoner van het budget wil betrekken, en

ii. indien van toepassing, welke hiervan de bewoner wil inkopen middels informele ondersteuning.

b. wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

i. waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het PGB de bewoner in staat stelt om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele maatwerkvoorzieningen behoren, van derden te betrekken

ii. waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de bewoner diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele maatwerkvoorziening behoren te betrekken, en

iii. waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het negende lid van dit artikel gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de bewoner de mogelijkheid heeft om de betreffende diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in te kopen middels informele ondersteuning, en

iv. wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

c. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele maatwerkvoorziening in natura.

6. Bij de tariefbepaling voor een PGB wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van ondersteuning (formele en informele ondersteuning) en voor zover van toepassing, de te bieden deskundigheid en/of de in de branche geldende kwaliteitseisen. Dit geldt zowel voor de lokale Wmo voorzieningen als de regionale voorziening Beschermd Wonen (Beschermd Wonen Intramuraal en ThuisPLUS).

a. het maximale PGB tarief voor formele ondersteuning wordt gebaseerd op 80% van het zorg in natura tarief.

b. in aanvulling op lid 6 sub a, is het PGB tarief voor formele ondersteuning Thuisondersteuning en Dagbesteding vanaf 2021 gebaseerd op een gewogen gemiddelde van de gebruikte eenheden PGB in 2018 én de vastgestelde PGB tarieven 2020 (gebaseerd op 80% van Zorg in Natura).

Dit is conform de systematiek die ook gehanteerd is voor de vaststelling van de lumpsum 2021 voor Zorg in Natura. De PGB tarieven voor formele ondersteuning Thuisondersteuning en Dagbesteding worden vervolgens jaarlijks geïndexeerd.

c. in aanvulling op lid 6 sub a, is het PGB tarief voor formele ondersteuning Hulp bij Huishouden vanaf 2021 gebaseerd op de vastgestelde PGB tarieven 2020 (gebaseerd op 80% van Zorg in Natura). Het PGB tarief voor Hulp bij Huishouden wordt vervolgens jaarlijks geïndexeerd.

d. het PGB tarief voor informele ondersteuning bedraagt minimaal het wettelijk minimumloon en maximaal € 20,- per uur, met uitzondering van informele ondersteuning in de vorm van Kortdurend Verblijf en Dagbesteding.

e. in aanvulling op lid 6 sub d, wordt het PGB tarief voor informele ondersteuning Hulp bij Huishouden gebaseerd op het geldende wettelijk minimumloon (inclusief vakantiebijslag).

f. in aanvulling op lid 6 sub d, is het PGB tarief voor informele ondersteuning Thuisondersteuning en Persoonlijke verzorging maximaal €20,- per uur.

g. in aanvulling op lid 6 sub d, bedraagt de vergoeding bij informele ondersteuning in de vorm van Kortdurend Verblijf (met of zonder zorg) en Dagbesteding, conform de ministeriële regeling voor hulp uit het sociaal netwerk (te betalen uit een PGB), maximaal € 141,- per kalendermaand.

h. indien het om een hulpmiddel gaat, wordt de maximum hoogte van het PGB vastgesteld op basis van de verkoopprijs van de goedkoopst adequate door gecontracteerde zorgaanbieder aangeboden voorziening.

7. Het college stelt in het Financieel Besluit, conform de door de gemeenteraad vastgestelde tariefbepaling in lid 6, de tarieven voor PGB’s, inclusief Beschermd Wonen, vast.

8. Indien het tarief van de door de bewoner gekozen zorgaanbieder hoger is dan het maximum vastgestelde tarief in het Financieel Besluit Wmo van de gemeente Leeuwarden, betaalt de bewoner het meerdere zelf.

9. Een bewoner die in aanmerking komt voor een individuele maatwerkvoorziening middels een PGB , kan informele ondersteuning inkopen onder de volgende voorwaarden:

a. de beperking in zelfredzaamheid en participatie of problemen bij het zich handhaven in de samenleving niet op eigen kracht kan worden opgelost, het de gebruikelijke hulp overstijgt, bovengebruikelijke hulp of mantelzorg geen passende oplossing biedt, er geen mogelijkheden zijn voor andere voorzieningen of inzet van vrijwilligers en dit aantoonbaar tot een beter resultaat leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan formele ondersteuning of zorg in natura.

b. deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van het zesde lid en zevende lid gehanteerde tarief.

c. tussenpersonen, belangenbehartigers of anderszins niet uit het PGB worden betaald.

d. het geen Beschermd Wonen (Beschermd Wonen Intramuraal en ThuisPLUS) betreft.

e. met in achtneming van de in de Beleidsregels Wmo van de gemeente Leeuwarden vastgestelde (bestedings)regels en algemeen toetsings- en afwegingskader.

Artikel 12. Bijdrage in de kosten van individuele maatwerkvoorzieningen (in natura en PGB) en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

1. Een bewoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een individuele maatwerkvoorziening vanuit de Wmo (in natura of PGB), zolang de bewoner van de individuele maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het PGB wordt verstrekt.

2. Een bewoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een bij verordening aangewezen algemene voorziening, zolang de bewoner van deze voorziening gebruikt maakt.

3. De bij verordening aangewezen voorzieningen, die tevens aangemerkt worden als duurzame hulpverlening, zijn:

a. Basisondersteuning Wmo – Praktische Thuisondersteuning

b. Basisondersteuning Wmo – Thuisondersteuning

c. Basisondersteuning Wmo – Dagbesteding

d. Basisondersteuning Wmo – Persoonlijke verzorging

4. De hoogte van de bijdrage in de kosten voor het gebruik van één of meerdere individuele maatwerkvoorzieningen (in natura of PGB) en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen tezamen – met uitzondering van Beschermd Wonen Intramuraal, Opvang en Collectief lokaal vervoer - bedraagt overeenkomstig het wettelijk vastgestelde abonnementstarief €19,- per maand voor de ongehuwde of gehuwden tezamen, tenzij op basis van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

5. De bijdrage voor een individuele maatwerkvoorziening of bij verordening aangewezen algemene voorziening gaat de kostprijs van de voorziening niet te boven.

6. In afwijking van lid 1 is een bewoner geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor:

a. een rolstoel

b. voorzieningen, niet zijnde een woningaanpassing, voor personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.

c. informele ondersteuning middels Kortdurend Verblijf en Dagbesteding, waarvoor een vergoeding geldt conform artikel 11, lid 6g van deze verordening.

d. het gebruik van cliëntondersteuning.

7. In aanvulling op lid 6 is er wel een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een rolstoelaccessoire, die niet onlosmakelijk verbonden is aan de rolstoel, waarmee een rolstoel feitelijk een vervoersvoorziening wordt.

8. De bijdrage voor een individuele maatwerkvoorziening ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige bewoner is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over de minderjarige bewoner.

9. In afwijking van lid 4 is de bijdrage in de kosten voor Collectief lokaal vervoer (Wmo-taxivervoer) een reisbijdrage van:

a. € 0,25 per kilometer, indien de bewoner jonger is dan 65 jaar

b. € 0,16 per kilometer indien de bewoner 65 jaar of ouder is

c. € 0,16 per kilometer voor meereizende kinderen jonger dan 12 jaar

d. geen bijdrage voor meereizende kinderen jonger dan 4 jaar, met een maximum van twee per rit

e. geen bijdrage voor een begeleider op (medische) indicatie

10. In aanvulling op lid 9 geldt de reisbijdrage voor collectief lokaal vervoer binnen het vervoersgebied van 25 km vanaf het woonadres. Buiten het vervoersgebied geldt het marktconform tarief.

11. De kostprijs van een:

a. individuele maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de zorgaanbieder;

b. individuele maatwerkvoorziening middels PGB wordt bepaald op basis van de tariefdifferentiatie (conform artikel 11, lid 6), met uitzondering woonvoorzieningen en hulpmiddelen.

c. woonvoorziening middels PGB wordt afgeleid van een vastgesteld normbedrag, een goedgekeurde kostenbegroting of de overeengekomen prijs van de voorziening met de gecontracteerde leverancier.

d. hulpmiddel middels PGB wordt vastgesteld op basis van de verkoopprijs van de goedkoopst adequate door de gecontracteerde zorgaanbieder geboden voorziening en/of offerte.

e. PGB is gelijk aan de in de beschikking vastgestelde hoogte van het PGB.

12. Een bewoner die gebruik maakt een voorziening voor Beschermd Wonen Intramuraal (in natura) betaalt een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten conform de bijdragen voor Beschermd Wonen in het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

13. De bijdrage voor de regionale voorziening ThuisPLUS bedraagt overeenkomstig lid 4 het wettelijk vastgestelde abonnementstarief van €19,- per maand .

14. Een bewoner die gebruik maakt van een individuele maatwerkvoorziening voor Opvang betaalt bijdrage in de kosten conform de bijdragen voor Opvang in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

15. De bijdrage voor een individuele maatwerkvoorziening (Zorg in natura of PGB) en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen worden vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

16. In afwijking op lid 12 wordt de reisbijdrage voor het collectief lokaal vervoer en Opvang geïnd door de zorgaanbieder.

Artikel 13. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen niet zijnde de bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

1. De bewoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor de duur van het gebruik van een algemene voorziening voor Opvang.

2. Voor een algemene voorziening voor Opvang kan door de zorgaanbieder voor Opvang een bijdrage in de kosten geheven worden die niet hoger is dan de kostprijs, zoals een bijdrage voor maaltijden en verblijfskosten.

3. De bijdrage voor een algemene voorziening voor Opvang wordt vastgesteld en geïnd door de zorgaanbieder van Opvang.

Artikel 14. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

1. Zorgaanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de bewoner;

b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

d. voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken en/of kwaliteitseisen.

2. Het college heeft middels het Kwaliteitskader Sociaal Domein bepaald welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de zorgaanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de bewoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 15. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een zorgaanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

2. Zorgaanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in de Wmo artikel 6.1, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Artikel 16. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele maatwerkvoorzieningen (in natura of PGB) en misbruik of oneigenlijk gebruik

1. Het college informeert de bewoner dan wel zijn vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

2. Onverminderd de Wmo artikel 2.3.8 doet een bewoner op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot een heroverweging van een beslissing aangaande een individuele maatwerkvoorziening.

3. Onverminderd de Wmo artikel 2.3.10 kan het college een beslissing aangaande een individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) als bedoeld in de Wmo artikel 2.3.5 of 2.3.6 herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

a. de bewoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. de bewoner niet langer op de individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) is aangewezen;

c. de individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) niet meer toereikend is te achten óf op een lager niveau vastgesteld dient te worden;

d. de bewoner niet voldoet aan de aan de individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) verbonden voorwaarden, of

e. de bewoner de individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB) niet of voor een ander doel gebruikt.

f. de bewoner langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.

4. Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen 3 maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

5. Als het college een beslissing op grond van het derde lid sub a van dit artikel heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de bewoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de bewoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele maatwerkvoorziening (in natura of PGB).

6. Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte individuele maatwerkvoorziening is ingetrokken, kan deze individuele maatwerkvoorziening worden teruggevorderd.

7. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele maatwerkvoorzieningen (in natura én PGB) met het oog op de beoordeling van de kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid daarvan.

Artikel 17. Opschorting betaling uit het PGB

1. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het PGB voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een bewoner een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in de Wmo artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e (zie artikel 16, lid 3 sub a, d en e).

2. Indien de bewoner langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het PGB voor de duur van de opname.

3. Het college stelt de persoon aan wie het PGB is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in lid 1 of 2.

Artikel 18. Waardering mantelzorgers

1. De gemeenteraad draagt het college op een blijk van waardering voor mantelzorgers van bewoners in de gemeente te organiseren in de vorm van activiteiten en niet in de vorm van een financiële tegemoetkoming, tenzij de mantelzorger veel kosten moet maken om zijn taak als mantelzorger te vervullen en deze niet zelf gedragen kunnen worden. Het college kan dan tegemoetkomen in de onkosten via de inkomensmaatwerkvoorziening.

2. Bij overbelasting of preventie van overbelasting van de mantelzorger van een bewoner in de gemeente voorziet het college in een passende ondersteuning ter ontlasting van de mantelzorger.

Artikel 19. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen (inkomensregeling)

1. Aan bewoners met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, kan een financiële tegemoetkoming verstrekt worden ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Het gaat hier om bewoners met een beperkte financiële draagkracht en/of een inkomen op bijstandsniveau. De gemeente Leeuwarden heeft dit vormgegeven in een collectieve ziektekosten verzekering voor de meerkosten van chronisch zieken en gehandicapten (AV Frieso). Deze regeling is opgenomen in de gemeentelijke Nota Armoedebeleid en wordt beschouwd als een minimaregeling. De minimaregelingen binnen de gemeente Leeuwarden, waaronder de collectieve ziektekosten verzekering, zijn tevens beschreven in de beleidsregels.

Artikel 20. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

1. Ter waarborging van een goede prijs en kwaliteit voor de levering van een voorziening door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de voorziening stelt het college (conform artikel 2.6.6, eerste lid van de Wmo) vast:

a. Een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde of

b. Een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

I. Een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

II. De vaste prijs, bedoeld in onderdeel a

2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

a. Overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van de voorziening, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo, en

b. Rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

a. De kosten van de beroepskracht.

b. Redelijke overheadkosten.

c. Kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg.

d. Reis- en opleidingskosten.

e. Indexatie van de reële prijs voor het leveren van een voorziening.

f. Overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor de zorgaanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de voorziening te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

Artikel 21. Klachtregeling

1. Het college heeft een regeling vastgesteld voor afhandeling van klachten van bewoners die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

2. Zorgaanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van hun cliënten ten aanzien van alle voorzieningen vallend binnen het Wmo domein.

3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van zorgaanbieders door periodieke overleggen met de zorgaanbieders én een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek uit te voeren.

Artikel 22. Medezeggenschap bij zorgaanbieders van maatschappelijke ondersteuning

1. Zorgaanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van hun cliënten over voorgenomen besluiten van de zorgaanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen vallend binnen de Wmo.

2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van zorgaanbieders door in ieder geval periodieke overleggen met de zorgaanbieders te houden en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek uit te voeren.

Artikel 23. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

3. Het college zorgt er in ieder geval voor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

4. Het college heeft ter uitvoering van het eerste, tweede en derde lid de verordening Adviesraad voor het Sociaal Domein gemeente Leeuwarden opgesteld.

Artikel 24. Right to challenge

1. Het college wijst bewoners actief op de mogelijkheid initiatieven te ontplooien die het uitvoeren van taken van het college op grond van de wet betreffen, zoals vastgelegd in de Wmo artikel 2.6.7.

2. Het college biedt bewoners en maatschappelijke initiatieven minimaal eenmaal per jaar de mogelijkheid tot intekening op de uitvoering van (delen van) de in lid 1 genoemde taken. Het college legt deze mogelijkheid vast in de inkoopprocedure en/of contracten van voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning.

3. Bewoners en maatschappelijke initiatieven kunnen alleen taken van het college op grond van de wet overnemen als zij zich organiseren in een rechtspersoon en een plan overleggen.

4. In het plan, zoals bedoeld in lid 3, staat beschreven welke resultaten beoogd worden, op welke wijze de continuïteit is gegarandeerd en hoe aan de kwaliteitseisen zoals beschreven in artikel 14 wordt voldaan.

5. Het plan, zoals bedoeld in lid 3, dient tenminste door 3 bewoners te zijn ondertekend.

6. Het college wijst een of meerdere onafhankelijke organisaties aan die zorg draagt/dragen voor:

a. Ondersteuning van de bewoners en maatschappelijke initiatieven gedurende de onderzoeksfase en de uitvoering van de taken;

b. Ondersteuning bij de verantwoording aan het college van de realisatie van het plan, zoals bedoeld in lid 3;

c. De afhandeling van klachten;

d. De beoordeling van initiatieven, zoals bedoeld in lid 1.

7. Het college maakt het besluit op de aanvraag voor een initiatief, zoals bedoeld in lid 1, binnen 14 dagen openbaar en informeert de gemeenteraad hierover.

Artikel 25. Hardheidsclausule

1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de bewoner afwijken van de bepalingen van deze verordening indien naar het oordeel van het college, toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 26. Overige aanvullende bepalingen

1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening en de hierop gebaseerde regelgeving niet voorziet, beslist het college.

2. Het college is bevoegd om een (her)onderzoek te doen naar het voortbestaan van de aanspraak op een voorziening en eventueel de aanspraak te herzien, bijvoorbeeld indien er sprake is van en wijziging in de situatie van de bewoner, de vorm van de voorziening, de afwegings- en toetsingscriteria voor de toekenning van een voorziening of het tarief.

Indien de herbeoordeling leidt tot een wijziging ten nadele van de bewoner wordt een gewenningstermijn gehanteerd van minimaal 3 maanden en maximaal 6 maanden, ingaande vanaf de datum van het nieuwe besluit.

3. Het college is bevoegd ter zake van de uitvoering van deze verordening en de daarop berustende besluiten nadere regels te stellen, overeenkomsten met derden aan te gaan en algemene voorwaarden te stellen.

Artikel 27. Evaluatie

1. Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt tenminste eenmaal per 2 jaar geëvalueerd, waarbij onder andere de ervaringen van bewoners en de bij het college over een zorgaanbieder ingediende klachten in het kader van de klachtenregeling betrokken worden.

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

1. De Verordening Wmo 2021 gemeente Leeuwarden treedt in werking op 1 januari 2021, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Wmo 2020 gemeente Leeuwarden.

2. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Wmo 2021 gemeente Leeuwarden’.

Artikel 29. Overgangsbepaling

1. Een besluit op een aanvraag wordt genomen op basis van de op de datum van het besluit geldende verordening.

2. Een bewoner houdt het recht op een verstrekte voorziening, ook na inwerkingtreding van een nieuwe verordening, tot de einddatum van de beschikking of tot het college een nieuw besluit genomen heeft.

3. In afwijking op lid 2 worden beschikkingen van bewoners voor de voorzieningen Praktische Thuisondersteuning, Thuisondersteuning, Dagbesteding en Persoonlijke Verzorging, die doorlopen na 1 januari 2021 in 2020 herbeoordeeld conform deze verordening en de voor 2021 geldende beleidsregels Wmo, om te bepalen of de bewoner de benodigde ondersteuning geboden krijgt vanuit de algemene voorziening Basisondersteuning of vanuit een individuele maatwerkvoorziening.

4. Voor bewoners die gebruik maken van de Algemene Schoonmaakvoorziening wordt de voorziening per 1 januari 2021 omgezet naar de individuele maatwerkvoorziening Hulp bij Huishouden, met dezelfde omvang.

5. Op bezwaarschriften wordt beslist met in achtneming van de verordening die geldig was ten tijde van het bestreden besluit.

Ondertekening