Regeling vervallen per 20-09-2012

Verordening op de Commissie gemeentelijk muziekinstituut

Geldend van 03-02-2000 t/m 19-09-2012

Intitulé

Verordening op de Commissie gemeentelijk muziekinstituut

(Rb. 17-01-2000, nr. 72)

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de raad: de raad van de gemeente Leeuwarden;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

  • c.

    de commissie: de bij besluit van 9 oktober 1995 door de raad ingestelde commissie voor het bestuur en beheer van het gemeentelijk muziekinstituut Leeuwarden;

  • d.

    het instituut: het gemeentelijk muziekinstituut Leeuwarden;

  • e.

    de stichting: de stichting Creativiteitscentrum te Leeuwarden.

Artikel 2 Doelstelling

De commissie heeft tot doel de bevordering van de kunstzinnige vorming van de inwoners van de gemeente Leeuwarden.

Artikel 3 Taken en bevoegdheden

  • 1. Aan de commissie is opgedragen het bestuur en beheer van het instituut.

  • 2. Daartoe draagt de raad al zijn bevoegdheden ter zake aan de commissie over, echter met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen van de begroting;

    • b.

      het voorlopig vaststellen van de rekening;

    • c.

      goedkeuring beleidsplan en jaarverslag van de commissie;

    • d.

      het vaststellen van de rechtspositionele regelingen;

    • e.

      het wijzigen en het beëindigen van de tussen de gemeente Leeuwarden en de stichting op 9 oktober 1995 gesloten Samenwerkingsovereenkomst gemeentelijk muziekinstituut.

  • 3. De commissie is bevoegd ter uitoefening van haar taak zich door deskundigen met een adviserende stem te laten bijstaan of subcommissies in te stellen. De commissie regelt de bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van deze subcommissies.

  • 4. De commissie is bevoegd de raad of het college gevraagd of ongevraagd te adviseren over alle aangelegenheden in verband met haar taak.

HOOFDSTUK II Samenstelling en werkwijze van de commissie

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit 6 leden.

  • 2. De raad benoemt de leden van de commissie op voordracht van de stichting.

  • 3. Personen in dienst van de commissie kunnen geen lid van de commissie zijn.

  • 4. Benoeming tot lid van de commissie mag geen strijdigheid van belangen opleveren.

  • 5. Op de leden van de commissie is artikel 15 Gemeentewet omtrent verboden handelingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

De commissie kiest uit haar midden een voorzitter, secretaris en een penningmeester.

Artikel 6 Zittingsperiode

  • 1. De leden van de commissie worden voor vier jaar benoemd. De leden van de commissie treden daarna af en zijn herkiesbaar met inachtneming van de leden 2 en 3.

  • 2. Een dan in de commissie benoemd lid heeft een zittingsperiode van vier jaar, waarna hij/zij aftreedt en nog éénmaal herkiesbaar is. Dit uitgezonderd die leden, drie in getal, die hetzij op grond van eigen voorkeur, hetzij aangewezen bij loting, een zittingsperiode van twee jaar zullen hebben.

  • 3. Aftredende leden met een zittingsperiode van twee jaar, zoals bedoeld in het tweede lid, zijn tweemaal herkiesbaar voor een periode van vier jaar.

  • 4. Het lidmaatschap van de commissie eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      ontslag door de raad;

    • c.

      vervallenverklaring van het lidmaatschap op grond van het in deze verordening bepaalde omtrent toepassing van artikel 15 Gemeentewet;

    • d.

      onder curatele stelling;

    • e.

      bij overlijden.

  • 5. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien overeenkomstig hetgeen in deze verordening is bepaald omtrent benoeming.

  • 6. Een commissielid dat ingevolge het vorige lid benoemd wordt, heeft zitting voor de nog resterende periode van degene in wiens plaats hij/zij benoemd wordt.

  • 7. In het geval van dit artikel, lid 4 onder a, blijven de leden hun functie vervullen totdat hun opvolgers zijn benoemd.

Artikel 7 Frequentie van vergaderen

  • 1. De commissie vergadert tenminste vijf maal per jaar en voorts zo dikwijls als door de voorzitter dan wel tenminste twee leden van de commissie nodig wordt geoordeeld.

  • 2. De voorzitter draagt er zorg voor dat de oproeping, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste een week voor de dag van de vergadering aan de leden wordt toegezonden.

  • 3. Elk lid van de commissie is bevoegd om in een naar zijn oordeel spoedeisend geval ter vergadering voor te stellen een onderwerp aan de agenda toe te voegen.

  • 4. De commissie beslist, of en zo ja, in hoeverre aan een voorstel als bedoeld in het derde lid gevolg wordt gegeven.

  • 5. De voorzitter draagt zorg voor openbare mededeling van dag, aanvangsuur en plaats van elke openbare vergadering van de commissie.

Artikel 8 Quorum

  • 1. De vergadering vindt geen doorgang indien een kwartier na het aangekondigde tijdstip niet tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 2. In geval een vergadering op grond van het bepaalde in het eerste lid geen doorgang kan vinden, is de voorzitter bevoegd om in afwijking van het bepaalde in het vorige artikel een nieuwe vergadering te beleggen binnen twee weken na het aangekondigde tijdstip, echter niet binnen een week na het aangekondigde tijdstip.

  • 3. Indien wegens onvoltalligheid op grond van het bepaalde in het tweede lid een nieuwe vergadering is belegd, beraadslagen en besluiten de aanwezige leden over de onderwerpen, die voor de eerste vergadering aan de orde waren gesteld, ongeacht het aantal leden dat aanwezig is.

Artikel 9 Stemmen

  • 1. De leden stemmen zonder last of ruggespraak.

  • 2. Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen van de leden die aan de stemming hebben deelgenomen.

  • 3. Over personen wordt schriftelijk gestemd, over zaken mondeling.

  • 4.

    • a.

      Als bij een mondelinge stemming de stemmen staken, wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien bij herstemming de stemmen staken, is de stem van de voorzitter beslissend.

    • b.

      In geval schriftelijk wordt gestemd, beslist na overeenkomstige herstemming het lot.

Artikel 10 Geheimhouding van stukken

  • 1. De commissie kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken, die aan haar zijn of worden voorgelegd, geheimhouding opleggen.

    Deze geheimhouding geldt in ieder geval met betrekking tot de beraadslagingen, die plaats vinden met gesloten deuren.

  • 2. De ingevolge het vorige lid opgelegde geheimhouding wordt zowel door degenen die bij de behandeling tegenwoordig waren alsmede door hen, die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen, totdat de commissie de geheimhouding opheft.

  • 3. De voorzitter kan omtrent de inhoud van stukken voorlopige geheimhouding opleggen. De verplichting tot voorlopige geheimhouding vervalt, indien zij niet in de eerstvolgende vergadering, waarin meer dan de helft van de zittende leden tegenwoordig is, door de commissie wordt bekrachtigd.

HOOFDSTUK III De voorzitter

Artikel 11

De voorzitter is belast met:

  • a.

    de leiding van de vergadering van de commissie;

  • b.

    het mede ondertekenen van alle stukken die van de commissie uitgaan;

  • c.

    het vertegenwoordigen in en buiten rechte van de commissie;

  • d.

    de zorg van het doen van een voorlopig onderzoek in zaken met een spoedeisend karakter.

HOOFDSTUK IV De secretaris

Artikel 12

De secretaris is belast met:

  • a.

    de voorbereiding van de vergaderingen van de commissie;

  • b.

    het medeondertekenen van alle stukken die van de commissie uitgaan.

HOOFDSTUK V Informatie

Artikel 13

  • 1. De commissie verschaft de raad en het college alle gevraagde inlichtingen.

  • 2. Het college doet de commissie alle informatie toekomen die nodig is voor een goed functioneren van de commissie.

HOOFDSTUK VI Financiën

Artikel 14

  • 1. Jaarlijks voor 1 april doet de commissie aan het college een rekening van ontvangsten en uitgaven met toelichting van het afgelopen kalenderjaar toekomen.

  • 2. Jaarlijks voor 1 juli zendt de commissie een ontwerpbegroting met toelichting voor het daaropvolgende kalenderjaar aan het college.

  • 3. De door de commissie ingediende voorstellen worden ongewijzigd door het college overgenomen, tenzij deze naar het oordeel van het college in strijd zijn met het recht en het algemeen of financieel belang van de gemeente. Van de gang van zaken doet het college verslag bij de aanbieding van de financiële stukken aan de raad.

HOOFDSTUK VII Verantwoording

Artikel 15

  • 1. De commissie is verantwoording verschuldigd aan de raad. Hiertoe verzorgt de commissie jaarlijks een verslag omtrent haar werkzaamheden ten behoeve van de raad, welk verslag gelijktijdig met de financiële stukken wordt uitgebracht.

  • 2. Het college is belast met het houden van toezicht op de uitoefening van de bevoegdheden door de commissie.

  • 3. De notulen van de vergaderingen en de besluiten van de commissie worden terstond na de vaststelling toegezonden aan het college.

HOOFDSTUK VIII Ontslag

Artikel 16

De raad kan een lid van de commissie ontslaan, indien deze door handelen of nalaten in ernstige mate afbreuk doet aan het functioneren van de commissie. Alvorens een dergelijke besluit te nemen hoort een door de raad uit zijn midden aan te wijzen delegatie het lid dat wordt ontslagen en de commissie.

HOOFDSTUK IX Wijziging of intrekking van de verordening

Artikel 17

  • 1. De commissie kan een verzoek tot wijziging of intrekking van deze verordening indienen bij de raad.

  • 2. In de overige gevallen wordt deze verordening niet eerder gewijzigd dan na overleg met de commissie.

  • 3. Een besluit tot intrekking van deze verordening kan niet eerder worden genomen dan na overleg met de commissie.

HOOFDSTUK X Geschillen

Artikel 18

  • 1. De raad stelt een geschillencommissie in.

  • 2. Geschillen tussen de raad en de commissie over de uitvoering en toepassing van de verordening zullen worden voorgelegd aan de geschillencommissie.

  • 3. De verordening waarbij de bevoegdheid, samenstelling en werkwijze van de geschillencommissie wordt geregeld wordt vastgesteld na instemming van de commissie.

HOOFDSTUK XI Slotbepalingen

Artikel 19

In alle zaken de commissie betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, neemt het college een besluit, de commissie gehoord.

Artikel 20

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de Commissie gemeentelijk muziekinstituut".

  • 2. De verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordening van 9 oktober 1995, sedertdien gewijzigd.