Regeling vervallen per 01-01-2016

Financiele Verordening Leeuwarden 2014

Geldend van 20-02-2016 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Financiële verordening Leeuwarden 2014

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Leeuwarden.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling 

In deze verordening wordt verstaan onder:

Afdeling  Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

Inkomsten  Totaal van de baten voor onttrekking reserves.

Netto schuld  Bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

Overheidsbedrijf Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

Majeure projecten  Door de gemeenteraad aangewezen belangrijke projecten die van zodanige importantie zijn dat hiervoor een aparte rapportagestructuur is opgezet naast de reguliere begrotingscyclus.

Administratie Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

 

Artikel 2. Programma-indeling  

  • 1.

    De gemeenteraad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een indeling van de beleidsbegroting in thema’s, programma’s en paragrafen vast.

  • 2.

    Bij de voorbereiding van de besluitvorming over het in het voorgaande lid vermelde voorstel wordt door het college de Auditcommissie betrokken.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

Met elkaar samenhangende programma’s worden in de begroting in domeinen geclusterd.

Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per beleidsproduct weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per beleidsproduct weergegeven.

Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

Aan het begin van elke nieuwe raadsperiode wordt het financiële kader - zoals vastgelegd in het collegeprogramma - vertaald in de meerjarenraming die samenvalt met deze raadsperiode; halverwege de raadsperiode wordt het financiële kader heroverwogen in een tussentijdse evaluatie.

Alleen op de twee in lid 1 genoemde momenten vindt een integrale afweging plaats van nieuw beleid.

Het college van burgemeester en wethouders informeert de gemeenteraad in het voorjaar door middel van een raadsbrief over de financiële positie.

De financiële positie uit lid 3 is gebaseerd op ongewijzigd beleid en mutaties die een onontkoombaar karakter hebben (mee- en tegenvallers).

Als de financiële positie uit de in lid 3 genoemde raadsbrief daartoe aanleiding geeft, kan het college van burgemeester en wethouders bezuinigingsvoorstellen doen.

In de ontwerpbegroting wordt een post voor incidentele onvoorziene uitgaven opgenomen van minimaal € 1,10 per inwoner.

Het college van burgemeester en wethouders legt een structureel sluitende ontwerpbegroting aan de gemeenteraad voor. Van een structureel sluitende begroting is sprake als de laatste jaarschijf van de meerjarenraming een positief of neutraal saldo laat zien en eventuele tekorten in de voorgaande drie jaren opgevangen kunnen worden ten laste van de algemene reserve zonder dat deze de benodigde ondergrens overschrijdt. Deze ondergrens wordt bepaald in de kader van de minimaal benodigde weerstandscapaciteit voor het opvangen van financiële risico’s en staat in de paragraaf weerstandsvermogen.

Bij het vaststellen van de primitieve begroting van het jaar ‘t + 1’ in het jaar ‘t’ worden de gevolgen van de na 1 juli in het jaar ‘t’ door het Rijk uitgebrachte circulaires niet meer meegenomen. De gevolgen hiervan worden verwerkt in de financiële positie van de begroting van het jaar ‘t + 2’.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De gemeenteraad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per beleidsproduct.

  • 2.

    Behalve de benodigde budgetruimte voor de kapitaallasten stelt de gemeenteraad gelijktijdig met de primitieve begroting ook de bijbehorende investeringskredieten vast. Tevens geeft het college van burgemeester en wethouders aan voor welke investeringen op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet aan de gemeenteraad zal worden aangeboden.

  • 3.

    De gemeenteraad autoriseert de nieuwe investeringskredieten bij de begroting per groep van samenhangende investeringskredieten. Het college van burgemeester en wethouders heeft de mogelijkheid binnen de groep budgetten over te hevelen tussen individuele investeringskredieten.

  • 4.

    Eventuele onderuitputting op kapitaallasten van het totaal aan investeringskredieten voor automatisering en informatisering mag door het college van burgemeester en wethouders worden ingezet voor incidentele automatiserings- en informatiseringsprojecten.

  • 5.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college van burgemeester en wethouders een voorstel tot het autoriseren van een investeringskrediet aan de gemeenteraad voor.

  • 6.

    Door de gemeenteraad geautoriseerde investeringskredieten vallen 2 jaar na toekenning weer vrij indien deze nog niet gestart zijn.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de gemeenteraad door middel van een tussentijdse rapportage (TURAP) over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste acht maanden van het lopende begrotingsjaar. Belangrijkste doelstelling van de TURAP is om richting en omvang van het rekeningresultaat over het lopende jaar te schatten.

  • 2.

    De TURAP wordt voorafgaand aan de behandeling van de begroting van het nieuwe jaar aan de gemeenteraad aangeboden.

  • 3.

    De inrichting van de TURAP sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4.

    De TURAP gaat alleen in op de materiële afwijkingen van de lasten en de baten. Hierbij gaat het in ieder geval om alle afwijkingen groter dan € 250.000.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders rapporteert de gemeenteraad gelijktijdig met de TURAP over de stand van zaken met betrekking tot door de gemeenteraad aan te wijzen onderwerpen van bijzonder belang. Hierbij gaat het in ieder geval om: - de voorgenomen stortingen in de reserve budgetoverheveling; - de stand van zaken rond de in de begroting opgenomen financiële taakstellingen.

  • 6.

    Ten minste één keer per jaar wordt de raad geïnformeerd over de majeure projecten.

  • 7.

    Tweemaal per jaar ontvangt de raad een overzicht van alle verbonden partijen of andere instellingen die een jaarlijkse subsidie van de gemeente ontvangen van meer dan 1 miljoen Euro:

Vóór het zomerreces, met daarbij aangegeven of betreffende partijen de jaarstukken over het voorgaande kalenderjaar hebben ingediend, waarbij het jaarresultaat wordt weergegeven.

Vóór het eind van het kalenderjaar, met daarbij aangegeven: of betreffende partijen een begroting hebben ingediend met resultaatprognose, of de reden waarom dit niet gebeurd is.

 

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

1. de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 2.500.000;

2. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 250.000;

3. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

 

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

 

Hoofdstuk 3. Financieel beleid 

 

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

Kosten voor het afsluiten en voor het vervroegd aflossen van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Voor het afschrijven van de materiële vaste activa worden de methodieken en termijnen gehanteerd zoals vermeld in bijlage I behorend bij deze verordening. Uitgangspunt is dat er lineair afgeschreven wordt. Bij activa met economisch nut waar tevens sprake is van een restwaarde, vindt geen afschrijving plaats over de restwaarde. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in het kader van een goed financieel beheer tussentijds wijzigingen in bijlage I aan te brengen. Het college maakt pas gebruik van de voorgaande bevoegdheid, nadat de Auditcommissie is geïnformeerd over het voornemen tot wijziging van bijlage I en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Van de in bijlage I vermelde termijnen kan naar beneden toe worden afgeweken indien de technische of economische levensduur daartoe aanleiding geeft. Langere afschrijvingstermijnen zijn niet toegestaan.

Geactiveerde kosten als gevolg van renovaties en restauraties worden afgeschreven over een looptijd die overeenkomt met de resterende economische levensduur.

Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden bij voorkeur niet geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden afgeschreven volgens de in bijlage I vermelde wijze. In het kader van balanssanering kunnen activa met maatschappelijk nut indien wenselijk vervroegd afgeschreven worden met behulp van overtollige middelen uit de algemene reserve.

De raad kan besluiten bij specifieke activa met maatschappelijk nut bijdragen van reserves in mindering te brengen op de boekwaarde; dit is echter pas toegestaan bij de gereedmelding van het activum.

Aanpassingen in de afschrijvingstermijnen zoals genoemd in bijlage I gaan in vanaf het moment dat deze verordening van kracht wordt en zijn niet van toepassing op reeds bestaande materiële vaste activa.

Er wordt gestart met afschrijving zodra een investering nut afwerpt.

Bijdragen van derden voor een specifiek activum worden op de boekwaarde van dat activum in mindering gebracht.

 

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Op basis van een beoordeling van de oninbaarheid van de openstaande vorderingen van de gemeente worden een of meerdere toereikende voorzieningen voor oninbaarheid gevormd.

 

Artikel 11. Reservering en vrijval niet bestede budgetten

Uitgangspunt is dat niet bestede (jaargebonden) budgetten bij de jaarrekening vrij vallen ten gunste van het rekeningresultaat.

Jaaroverstijgende budgetten, zoals investeringskredieten en voorzieningen, vallen vrij in het jaar dat de middelen niet meer benodigd zijn voor het doel waarvoor ze beschikbaar gesteld waren. Bij de jaarrekening en tussentijdse rapportage informeert het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad over de stand van zaken.

In de onderstaande situaties worden in afwijking van het gestelde onder lid 1 de niet bestede middelen gestort in een reserve ‘budgetoverheveling’:

Van andere overheidslichamen ontvangen incidentele middelen voor een bepaald doel zonder bestedingsverplichting, maar waar wel een nadrukkelijke politieke wens van de gemeenteraad is om de middelen voor het aangegeven doel aan te wenden.

Door de gemeenteraad voor een of meerdere jaren beschikbaar gestelde incidentele middelen voor een specifiek doel, waarbij het wenselijk is dat de niet bestede middelen besteed kunnen worden aan dit specifieke doel in het volgende dienstjaar.

Het niet bestede incidentele deel van de in artikel 5 lid 4 bedoelde onderuitputting op kapitaallasten van investeringskredieten voor informatisering en automatisering, voor zover hier budgettaire verplichtingen voor zijn aangegaan.

Het niet bestede deel van het budget Impuls Sociale Investeringen (ISI).

Bij de tussentijdse rapportage en de jaarrekening geeft het college van burgemeester en wethouders een duidelijk inzicht in de omvang en samenstelling van de reserve budgetoverheveling.

 

Artikel 12. Kostprijsberekening 

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente Leeuwarden wordt als basis uitgegaan van de systematiek van integrale kostentoerekening. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen de indirecte kosten betrokken, die op enigerlei wijze samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden in ieder geval betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa.

  • 3.

    Bij het in rekening brengen van kosten aan derden kan gemotiveerd, en afhankelijk van de specifieke omstandigheden, van het bepaalde in lid 1 en 2 door het college worden afgeweken.

 

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

 

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen 

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en rechten waaronder rioolheffing, afvalstoffenheffing en leges. De uitgangspunten van dit voorstel staan in de paragraaf lokale heffingen van de begroting.

  • 2.

    Bij de volgende kostendekkende heffingen wordt het werkelijke saldo van lasten en baten na afloop van het jaar verrekend met een voorziening ‘Egalisatie heffingen’: - Afvalstoffenheffing; - Rioolheffing; - Hondenbelasting.

  • 3.

    Bij de berekening van de tarieven voor de gemeentelijke heffingen wordt geen gebruik gemaakt van de in artikel 228b, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet genoemde mogelijkheid om de compensabele BTW als kostenpost mee te nemen bij de berekening van de tarieven. Uitzondering hierop zijn de rioolheffing en de afvalstoffenheffing. De kosten van het kwijtscheldingsbeleid in de vorm van gederfde opbrengsten worden wel meegenomen in de tariefberekening.

  • 4.

    Bij de berekening van de tarieven voor de gemeentelijke heffingen worden de kosten van heffing en invordering (de zogenaamde perceptiekosten) niet in de tarieven meegenomen.

  • 5.

    Jaarlijks wordt voor de zogenaamde kostendekkende heffingen een overzicht opgesteld van de mate van kostendekkendheid. De raad ontvangt dit overzicht gelijktijdig met het tarievenvoorstel voor het komende jaar. Met behulp van dit overzicht kan vastgesteld worden of de wettelijk toegestane kostendekkendheid van maximaal 100% niet overschreden wordt. Bij het bepalen van de mate van kostendekkendheid wordt wel rekening gehouden met de onder lid 3 en 4 genoemde kosten.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders biedt aan de gemeenteraad nota’s ter vaststelling aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten, zoals de verhuur en verkoop van onroerende zaken, prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons, et cetera.

  • 7.

    De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de gemeenteraad gezonden.

 

Artikel 15. Financieringsfunctie

Het college van burgemeester en wethouders draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s en kredietrisico’s;

het beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

dat in geval van uitzettingen van overtollige middelen het rendement ondergeschikt is aan het beperken van het risico;

het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

Het college van burgemeester en wethouders neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij het Rijk of in Nederland gevestigde financiële instellingen. Voor uitzettingen korter dan 3 maanden geldt minimaal als ratingeis AA, voor uitzettingen langer dan 3 maanden geldt AAA. De rating dient te zijn toegekend door tenminste 2 gezaghebbende ratingbureaus;

overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd intact is;

er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;

voor het aantrekken van financieringen voor langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro’s;

voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden;

de gemeente hanteert het uitgangspunt van integrale financiering. Dit houdt in dat er geen specifieke geldleningen voor bepaalde activa worden aangetrokken;

de rekening-courantfaciliteit bedraagt maximaal twee maal de kasgeldlimiet;

het college van burgemeester en wethouders is geautoriseerd om jaarlijks langlopende geldleningen aan te trekken tot maximaal 25% van het begrotingsvolume volgens de primitieve begroting.

De Auditcommissie wordt binnen een maand na het aantrekken van een nieuwe geldlening door burgemeester en wethouders hiervan op de hoogte gesteld door middel van een memorandum met daarin minimaal de volgende gegevens: naam geldverstrekker, bedrag, rentepercentage, looptijd, aflossingswijze en aanleiding.

Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het tweede lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak.

Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening op de balans gevormd ten laste van de begroting ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college voorafgaand aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

 

Artikel 15A – Mutaties reserves

Mutaties in reserves mogen in de jaarrekening slechts worden verantwoord:

als deze in lijn zijn met opzet en doelstelling van de reserve zoals door de raad vastgesteld;

tot maximaal het bedrag dat door de raad in de begroting is goedgekeurd.

In afwijking op het gestelde in lid 1 onder b is het college van burgemeester en wethouders bevoegd bij de volgende reserves in de jaarrekening mutaties op te voeren zonder dat daar door de raad een toereikend bedrag in de begroting voor is goedgekeurd: Dit geldt voor:

de reserve parkeren;

de reserve grondexploitatie;

de reserve sociaal domein;

de reserve budgetoverheveling.

  

Hoofdstuk 4. Paragrafen

 

Artikel 16. Lokale heffingen 

  • 1.

    In de paragraaf lokale heffingen van de begroting neemt het college van burgemeester en wethouders naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • 1.

      een weergave van het tarievenbeleid voor het komende jaar;

    • 2.

      de wijze waarop teveel ontvangen opbrengsten uit voorgaande jaren die gestort zijn in de voorziening egalisatie heffingen verrekend worden met de tarieven in de komende jaren.

 

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

een berekening van de minimaal benodigde omvang van de algemene reserve op basis van een risico-analyse.

Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een nota Risicomanagement en weerstandsvermogen aan.

 

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag van de voortgang van het geplande onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, riolering en gebouwen.

  • 2.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een kadernota openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen en kunstwerken. De raad stelt de nota vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een beheerplan riolering aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 4.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een kadernota gemeentelijk vastgoed aan. Deze nota bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan het gemeentelijk vastgoed. De raad stelt de nota vast.

 

Artikel 19. Financiering

In de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken doet het college van burgemeester en wethouders naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval verslag van:

a. de kasgeldlimiet;

b. de renterisiconorm;

c. ontwikkeling gemeentelijke schuldpositie, waarbij in de jaarstukken nieuw aangetrokken geldleningen expliciet vermeld worden;

d. de rente-ontwikkeling;

e. de gegarandeerde geldleningen.

 

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting geeft het college van burgemeester en wethouders haar visie op bedrijfsvoering en gaat in op relevante ontwikkelingen. In ieder geval wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

Omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en loonkosten;

Omvang, ontwikkeling en kosten van externe inhuur;

automatisering en informatisering;

(project)control;

dienstverlening voor burgers;

dienstverlening voor overige overheidsorganisaties in het kader van de centrumfunctie van Leeuwarden.

 

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

De risico’s en de getroffen beheersmaatregelen bij de verbonden partijen met een hoog risico.

 

Artikel 22. Grondbeleid

In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een nota grondbeleid ter vaststelling aan met daarin de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente.

Jaarlijks vindt een hercalculatie plaats van de grondexploitaties waarvan de resultaten worden verwerkt in de begroting van het lopende jaar.

 

Artikel 23. Meerjaren investeringen

In de paragraaf meerjaren investeringen wordt een toelichting gegeven op de belangrijkste investeringen en de stand van het Strategisch investerings- en ontwikkelingsfonds (SIOF). In de bijlagen zijn alle investeringen samengebracht in één bijlage.

 

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

 

Artikel 24. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • 1.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • 2.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden, contracten enzovoort;

  • 3.

    het verschaffen van informatie aan budgethouders over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • 4.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijk effecten van het gemeentelijk beleid;

  • 5.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • 6.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevant wet- en regelgeving.

 

Artikel 25. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;  

de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

het beleid voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

het beleid voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

het beleid voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

 

Artikel 26. Interne controle

Het college van burgemeester en wethouders zorgt, ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college van burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel.

Bij de interne toetsing dient het actuele control-model van de gemeente Leeuwarden in acht te worden genomen. Het control-model is bedoeld als een richtlijn voor interne controle en ondersteunt het management en de concerncontroller van de gemeente Leeuwarden bij de verbetering van het interne controlesysteem. Het control-model richt zich niet alleen op de interne controle maar op het gehele interne beheersingssysteem ten behoeve van de risicobeheersing.

Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Voor registergoederen en bedrijfsmiddelen worden afhankelijk van de omvang en aard van het risico specifieke beheersmaatregelen genomen. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

 

Artikel 27. Nadere uitwerking in richtlijnen

Het college kan deze verordening nader uitwerken in richtlijnen. Het college stelt in ieder geval richtlijnen vast voor de volgende onderwerpen:

De ambtelijke organisatie, het zogenaamde organisatiebesluit (artikel 25);

Voorzieningen voor dubieuze debiteuren (artikel 10);

Financiering (artikel 12 lid 1 en 2), dit betreft het Financieringsbesluit zoals bedoeld in de Wet fido;

Verstrekken en waarborgen van geldleningen (artikel 12 lid 3 en 4);

Contant geldverkeer (artikel 12 lid 5);

Inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten (artikel 26 lid g);

Staatssteun (artikel 13 lid 4);

De wijze van rentetoerekening;

Het aangaan van verplichtingen met derden welke financiële gevolgen hebben voor de gemeente;

Het maken van begrotingswijzigingen;

Formatiebeheer;

Reserves en voorzieningen;

Budgethouderschap.

De door het college op grond van het voorgaande lid vastgestelde richtlijnen worden ter kennisneming aan de gemeenteraad gezonden.

Het college stelt de in de voorgaande leden bedoelde richtlijnen niet vast na deze voor wensen en bedenkingen aan de Auditcommissie te hebben voorgelegd.

 

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel 

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

  • 2.

    Met het inwerking treden van deze verordening wordt de Financiële verordening Leeuwarden 2014, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 december 2014, per 1 januari 2015 vervallen verklaard.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Financiële verordening Leeuwarden 2014”.