Regeling vervallen per 06-12-2005

Verordening kwaliteitseisen kinderopvang Leeuwarden

Geldend van 06-12-2005 t/m 05-12-2005

Intitulé

Verordening kwaliteitseisen kinderopvang Leeuwarden

(Rb. 17-01-2000, nr. 72)

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    het college van burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

  • b.

    kinderopvang: het in georganiseerd verband tegen vergoeding bieden van verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen van 0 jaar tot en met einde basisschoolleeftijd door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders op uren dat ouders/verzorgers hiervoor niet beschikbaar zijn;

  • c.

    kindercentrum: kinderopvang in een ruimtelijke voorziening buiten een gezinssituatie, alsmede kinderopvang binnen een gezinssituatie indien de opvang betrekking heeft op meer dan vier kinderen gelijktijdig;

  • d.

    kinderdagverblijf: een kindercentrum waar één of meer van de navolgende vormen van kinderopvang plaatsvinden:

    • -

      hele- of halve-dagopvang: opvang gedurende de dag voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar;

    • -

      24-uurs opvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts voor kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar;

  • e.

    buitenschools kinderverblijf: een kindercentrum voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar voor en na schooltijd en gedurende de vakanties;

  • f.

    gastouderopvang: kinderopvang in een gezinssituatie die tot stand komt door middel van een gastouderbureau en die betrekking heeft op gelijktijdig ten hoogste vier kinderen;

  • g.

    gastouderbureau: een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang tussen gastouders en ouders/verzorgers regelt;

  • h.

    gastouder: een persoon die gastouderopvang biedt;

  • i.

    functionaris:

    • 1.

      in een kindercentrum werkzame persoon, niet zijnde een vrijwilliger, belast met de verzorging en opvoeding van kinderen, die beschikt over de voor die werkzaamheden benodigde opleiding conform de voor kinderopvang geldende CAO;

    • 2.

      in een gastouderbureau werkzame persoon, zijnde niet een vrijwilliger, belast met de bemiddeling van gastouderopvang, die voor die bemiddelingswerkzaamheden de benodigde opleiding heeft conform de voor kinderopvang geldende CAO;

  • j.

    houder: een natuurlijke- of rechtspersoon die een kindercentrum of gastouderbureau in stand houdt;

  • k.

    NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut vastgestelde norm;

  • l.

    begeleider: de in een kindercentrum werkzame persoon die anders dan als functionaris belast is met het bieden van verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen.

Artikel 2 Vergunningsplicht

  • 1. Het is verboden, zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders, een kindercentrum open te stellen of te houden.

  • 2. Het is verboden, zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders, een gastouderbureau op te zetten of te houden.

Artikel 3 Weigering en ontheffing

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders weigert de vergunning indien niet wordt voldaan aan de kwaliteitsregels die in hoofdstuk 2 van deze verordening worden gesteld.

  • 2. In afwijking van lid 1 is het college van burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de op artikel 11 gebaseerde nadere regels, alsmede van de voorschriften in de artikelen 13b en 22.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht om de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 5 Behandeling aanvragen

  • 1. Op de in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 Awb van toepassing (openbare voorbereidingsprocedure).

  • 2. Een ieder kan zijn zienswijze over de aanvraag naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen.

Artikel 6 Termijnen

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders beslist op een aanvraag om vergunning of op een verzoek tot ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag of het verzoek is ontvangen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan de beslissing bedoeld in lid 1 voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 7 Aanhouding

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders houdt de beslissing op de aanvraag om vergunning of het verzoek tot ontheffing aan, totdat het een beslissing heeft genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, lid 1 van de Woningwet.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 6 neemt het college van burgemeester en wethouders, voor zover de aanhouding bedoeld in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 6 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of een verzoek tot ontheffing zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 6 bedoelde termijnen.

Artikel 8 Duur van de vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing wordt verleend voor maximaal vijf jaar.

Artikel 9 Verplichtingen van de houder

  • 1. De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.

  • 2. De houder is verplicht aan het college van burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken die door of namens het college in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht.

  • 3. De houder is voorts verplicht om bij wijziging van de gegevens die zijn verstrekt bij de vergunningaanvraag daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 4. De houder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in het kindercentrum/gastouderbureau op te hangen.

Artikel 10 Intrekken of wijzigen van vergunning of ontheffing

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is verstrekt;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien binnen de termijn van één jaar geen gebruik van de vergunning wordt gemaakt;

    • e.

      indien de houder dit verzoekt.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan in het belang van de kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een kindercentrum of een gastouderbureau gelasten, indien naar het oordeel van het college dringende omstandigheden die niet uit deze verordening voortvloeien daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK II Kwaliteitsregels

Paragraaf 1 Regels voor alle vormen van kinderopvang

Artikel 11 Nadere regels

  • 1. Het kindercentrum dient hygiënisch en veilig te zijn en een deugdelijke inrichting te hebben.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere regels te stellen waaraan het kindercentrum, de houder en de in het kindercentrum werkzame functionarissen en begeleiders moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:

    • a.

      de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen;

    • b.

      de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van het kindercentrum voor zover deze eisen noodzakelijk zijn voor de kinderopvang en hierin niet wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;

    • c.

      de aan functionarissen en begeleiders te stellen gezondheidseisen;

    • d.

      de aanwezigheid van gegevens in het kindercentrum.

  • 3.

    • a.

      het gastouderbureau dient geschikt te zijn voor de uit te voeren bemiddelingswerkzaamheden;

    • b.

      de woning van de gastouder dan wel de ruimte waarin de gastouderopvang plaatsvindt, dient hygiënisch en veilig te zijn voor de kinderen.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere regels te stellen waaraan het gastouderbureau, de houder van het gastouderbureau en de in het gastouderbureau werkzame functionarissen en begeleiders moeten voldoen.

Artikel 12 Invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het beleid van de houder

De houder zorgt ervoor dat de invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het beleid van de houder gewaarborgd is.

Artikel 13a Informatie aan ouders/verzorgers

De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over:

  • a.

    het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 15, derde lid;

  • b.

    de wijze waarop klachten worden behandeld;

  • c.

    de wijze waarop de inspraak is geregeld;

  • d.

    de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.

Artikel 13b

  • 1. Niet gesubsidieerde kindercentra en gastouderbureaus regelen de inspraak van ouders/verzorgers.

  • 2. Bij de wijze waarop de in lid 1 genoemde inspraak geregeld wordt, worden de Richtlijnen Medezeggenschap Cliënten niet-gesubsidieerde Kinderopvang Leeuwarden 1997 in acht genomen.

Artikel 14 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering

  • 1. De houder van een kindercentrum moet ten behoeve van in het centrum aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

  • 2. De houder van een gastouderbureau moet ten behoeve van de bij het bureau werkzame functionarissen en begeleiders, alsmede de bij het bureau aangesloten gastouders en door hen opgevangen kinderen, een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

Paragraaf 2 Specifieke regels voor kindercentra

Artikel 15 Groepsgrootte en aantallen functionarissen

  • 1. De opvang van kinderen vindt in groepen plaats met dien verstande dat een groep van kinderen:

    • a.

      in de leeftijd van 0 tot 1 jaar gelijktijdig ten hoogste 12 kinderen omvat;

    • b.

      in de leeftijd van 0 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 16 kinderen omvat, waaronder ten hoogste 8 kinderen van 0 tot 1 jaar;

    • c.

      in de leeftijd van 4 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 20 kinderen omvat.

  • 2. Ten minste één functionaris wordt ingezet voor de verzorging en opvoeding van gelijktijdig ten hoogste:

    • a.

      4 kinderen in de leeftijd van 0 tot 1 jaar;

    • b.

      5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;

    • c.

      6 kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;

    • d.

      8 kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;

    • e.

      10 kinderen in de leeftijd van 4 tot het einde van de basisschoolleeftijd;

    Het aantal functionarissen bij een gemengde groep wordt bepaald aan de hand van het gemiddelde, waarbij naar boven kan worden afgerond.

  • 3. In afwijking van lid 2 kan gedurende een beperkte tijd, doch niet meer dan anderhalf uur, na opening en voor sluiting van het kindercentrum en in bijzondere omstandigheden een functionaris minder ingezet worden, met dien verstande dat tenminste een functionaris wordt ingezet.

  • 4. Indien slechts één functionaris ingezet wordt ingevolge lid 2 of 3, wordt naast deze functionaris ten minste één volwassene ingezet ter ondersteuning van die functionaris.

Artikel 16 Verblijfsruimte kindercentra

  • 1. Per groep is een ruimte beschikbaar die per kind drie vierkante meter netto speel-/werkoppervlakte bevat, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 2. Er is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal vier vierkante meter per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 3. Kinderen tot 1,5 jaar beschikken over slaapgelegenheid in een aparte ruimte en kinderen ouder dan 1,5 jaar beschikken over slaapgelegenheid in een rustige af te scheiden ruimte.

Artikel 17 Voorkoming verspreiding infectieziekten

  • 1. Het is aan de houder, dan wel aan degene die met de dagelijkse leiding is belast, verboden:

    • a.

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekte-oorzaken, aanwezig is;

    • b.

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is.

  • 2. Van het in het eerste lid onder a. omschreven verbod is de houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

  • 3. De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a, genoemde wet.

Paragraaf 3 Specifieke regels voor gastouderopvang

Artikel 18 Eisen aan de gastouderopvang

  • 1. Gastouderopvang geschiedt op basis van schriftelijke overeenkomsten tussen het gastouderbureau, de ouders/verzorgers en de gastouder.

  • 2. Contractueel worden in ieder geval vastgelegd de vergoeding voor de opvang en de kwaliteitseisen die het gastouderbureau aan de gastouderopvang stelt.

  • 3. Als kwaliteitseisen zijn in ieder geval opgenomen:

    • a.

      dat de woning waar gastouderopvang plaatsvindt veilige en voldoende ruimte biedt voor het aantal kinderen dat daar verblijft. De hier bedoelde ruimte heeft zowel betrekking op de speelgelegenheid binnen en buiten de woning als op de slaap- en rustruimte;

    • b.

      dat de gastouder over te controleren deskundigheid beschikt.

HOOFDSTUK III Straf- en slotbepalingen

Artikel 19 Strafbepaling

Overtreding van artikel 2 en 9 en van de kwaliteitsregels in hoofdstuk 2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak.

Artikel 20 Toezicht en opsporing

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

  • 2. De opsporing van de in artikel 19 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college van burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast, voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van een woning indien de bewoner hier geen toestemming voor gegeven heeft.

Artikel 21 Controle

Het college van burgemeester en wethouders controleert ten minste een maal per jaar de houders op naleving van de verordening.

Artikel 22 Citeertitel, inwerkingtreding, bekendmaking

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening kwaliteitseisen kinderopvang Leeuwarden"

  • 2. De verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordening van 16 december 1996, sedertdien gewijzigd.