Regeling vervallen per 01-11-2010

Reintegratieverordening Wet werk en inkomen kunstenaars

Geldend van 01-10-2007 t/m 31-10-2010

Intitulé

Reintegratieverordening Wet werk en inkomen kunstenaars

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WWIK: Wet werk en inkomen kunstenaars;

    • b.

      kunstenaar: de persoon bedoeld in artikel 1 onder e van de WWIK die jegens het college recht op een uitkering heeft op grond van deze wet;

    • c.

      echtgenoot: de echtgenoot van de kunstenaar, waaronder begrepen de geregistreerde partner, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a van de WWIK en de ongehuwd samenwonende, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a van de WWIK;

    • d.

      gemengde beroepspraktijk: een beroepspraktijk waarin het inkomen wordt verworven uit werkzaamheden die zijn gerelateerd aan een beroep of bedrijf ter uitoefening van de scheppende, uitvoerende of toegepaste kunst en uit werkzaamheden die niet zijn gerelateerd aan een dergelijk beroep of bedrijf;

    • e.

      arbeidsinschakeling: het verkrijgen van betaalde, niet aan de kunstuitoefening gerelateerde werkzaamheden, welke redelijkerwijze gecombineerd kunnen worden met de werkzaamheden die de kunstenaar verricht in zijn beroep of bedrijf ter uitoefening van de scheppende, uitvoerende of toegepaste kunst;

    • f.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de WWIK en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Belanghebbenden

Belanghebbende in de zin van deze verordening is:

  • a.

    de kunstenaar die een uitkering ontvangt op grond van de WWIK;

  • b.

    de echtgenoot van de onder a bedoelde persoon.

HOOFDSTUK 2 ONDERSTEUNING BIJ ARBEIDSINSCHAKELING EN AANBIEDEN VAN VOOZIENINGEN

Artikel 3 Ondersteuning en voorzieningen

  • 1. Het college kan, op verzoek van de kunstenaar, aan de belanghebbende ondersteuning bij arbeidsinschakeling en/of voorzieningen gericht op het bevorderen van de arbeidsinschakeling aanbieden in het kader van het opbouwen van een gemengde beroepspraktijk waarmee de kunstenaar in zijn levensonderhoud kan voorzien.

  • 2. Het in lid 1 vermelde aanbod bestaat uit de naar het oordeel van het college geschikte en noodzakelijke ondersteuning, voorzieningen en instrumenten als bedoeld in de re-integratieverordening Wet werk en bijstand van de gemeente Leeuwarden en de daarop gebaseerde beleidsregels van het college.

  • 3. Het college kan in overleg met belanghebbende een andere dan de in lid 2 bedoelde voorziening gericht op het bevorderen van de arbeidsinschakeling aanbieden, indien deze voorziening naar het oordeel van het college in het kader van het opbouwen van een renderende gemengde beroepspraktijk noodzakelijk is.

Artikel 4 Beslissing op het verzoek

  • 1. Het college neemt op een verzoek om een voorziening een beslissing en deelt deze binnen acht weken na ontvangst van het verzoek per beschikking mee aan de belanghebbende(n).

  • 2. Het college vermeldt in de beschikking de inhoud van de aangeboden voorziening met de daaraan verbonden rechten en verplichtingen, welke voor de belanghebbende bij deelname aan de voorziening gelden.

  • 3. Het college kan aan de beslissing tot het aanbieden van een voorziening voorwaarden verbinden die gericht zijn op een doeltreffend en doelmatig gebruik door belanghebbende van de verkregen voorziening.

  • 4. De in lid 3 vermelde voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op gehele of gedeeltelijke betaling door de gewezen deelnemer na beëindiging van de voorziening van de kosten die met de voorziening zijn gemoeid voor het geval die voorziening voortijdig wordt beëindigd.

Artikel 5 Verplichtingen

  • 1. Onverminderd andere verplichtingen ingevolge de WWIK geldt voor een belanghebbende die deelneemt aan een voorziening de verplichting:

    • a.

      van de voorziening gebruik te maken en zich te houden aan de in artikel 4, lid 2, bedoelde afspraken;

    • b.

      alle inlichtingen te verstrekken over de voortgang van de voorziening en over wijzigingen in zijn persoonlijke situatie die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van een voorziening;

    • c.

      medewerking te verlenen aan een onderzoek naar de voortgang en de passendheid van de voorziening;

    • d.

      naar vermogen mee te werken aan de voorziening;

    • e.

      na te laten datgene wat het realiseren van het afgesproken doel van de voorziening belemmert.

Artikel 6 Afspraken

  • 1. De afspraken over de door het college aangeboden en door belanghebbende geaccepteerde voorziening worden vastgelegd in een door beide partijen ondertekende overeenkomst.

  • 2. De afspraken hebben betrekking op de inrichting van de voorziening, de rechten en verplichtingen van belanghebbende en op de voorwaarden die aan het verkrijgen en voortzetten van de aangeboden voorziening zijn verbonden.

Artikel 7 Beëindiging

  • 1. Het college kan de voorziening of ondersteuning beëindigen:

    • a.

      indien een belanghebbende die deelneemt aan een voorziening zijn verplichtingen bedoeld in artikel 5 naar het oordeel van het college niet of in onvoldoende mate nakomt;

    • b.

      indien de voorziening niet langer de arbeidsinschakeling bevordert;

    • c.

      indien een voorziening naar het oordeel van het college niet langer noodzakelijk is.

  • 2. Het college deelt de beslissing tot beëindiging schriftelijk aan belanghebbende mee.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8 Onvoorziene omstandigheden; hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 9 Rapportage

Het college rapporteert jaarlijks aan de raad over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Re-integratieverordening WWIK.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2007.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 september 2007.

voorzitter
griffier

Toelichting Re-integratieverordening Wet werk en inkomen kunstenaars ( WWIK )

Algemeen

De WWIK : doelstelling en uitgangspunten

De WWIK is op 1 januari 2005 in werking getreden als opvolger van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars ( WIK ).

Eén van de doelstellingen van de invoering van de WWIK is het effectiever bevorderen van de zelfstandige bestaansvoorziening van de beroepsmatig actieve kunstenaar via een renderende, al dan niet gemengde, beroepspraktijk als kunstenaar.

Net als voor de bijstandsgerechtigde in de Wet werk en bijstand ( WWB ) staat ook voor de kunstenaar in de WWIK het uitgangspunt voorop, dat hij in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor de voorziening in het bestaan. Dit betekent, dat de kunstenaar weliswaar de vrijheid heeft om naar eigen inzicht gedurende een bepaalde tijd te werken aan de opbouw van een renderende beroepspraktijk, maar tegelijk ( samen met zijn echtgenoot ) verantwoordelijk blijft om, zo nodig met aanvullende inkomsten, zelfstandig in de kosten van het bestaan te ( gaan ) voorzien.

De WIK had als doel kunstenaars te ondersteunen bij de opbouw van een beroepspraktijk als kunstenaar dan wel hen in staat te stellen een tijdelijke terugval in inkomen op te vangen. In het verlengde van deze doelstelling had de WIK ook als doel te voorkomen dat een beroepsmatig kunstenaar een beroep zou moeten doen op de bijstand.

In de WWIK blijven deze doelstellingen gehandhaafd. Maar in de WWIK wordt de verantwoordelijkheid van de kunstenaar om op termijn zelfstandig in de kosten van het levensonderhoud te kunnen voorzien meer dan in de WIK benadrukt.

In de WWIK wordt daarom méér dan in de WIK bevorderd, dat de kunstenaar zo snel mogelijk zelfstandig kan voorzien in het bestaan door middel van een renderende, gemengde beroepspraktijk als kunstenaar.

Wat ontbrak in de WIK is een aangescherpt instrumentarium gericht op het realiseren van een renderende gemengde beroepspraktijk. De WWIK biedt nu dit instrumentarium wel.

Vrijwillig maar niet vrijblijvend

De WWIK is op de eerste plaats een regeling die beroepsmatige kunstenaars in de gelegenheid stelt om te werken aan de opbouw van een renderende - al dan niet gemengde - beroepspraktijk als kunstenaar. Ook in de WWIK zijn daarom net als in de WIK géén op arbeidsinschakeling gerichte verplichtingen opgenomen die als doel hebben een zo kort mogelijk verblijf in de WWIK te bewerkstelligen.

Maar een beroep op de WWIK mag ook niet vrijblijvend zijn. Vandaar dat in de systematiek van de WWIK sterk de nadruk ligt op activering en stimulering gericht op het snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 48 uitkeringsmaanden realiseren van een renderende beroepspraktijk en daarmee op financiële onafhankelijkheid van de kunstenaar.

Ondersteunend, activerend beleid

De WIK kende niet de mogelijkheid om kunstenaars die via een gemengde beroepspraktijk als kunstenaar in het levensonderhoud wilden voorzien te ondersteunen bij het realiseren van een inkomstenbron naast die uit kunst. Vanwege het feit dat kunstenaars met een WIK - uitkering niet werden aangemerkt als werkloze werknemers stonden de re-integratiemiddelen die van toepassing zijn op ontvangers van een bijstandsuitkering niet open voor hen.

Waar het accent in de WWIK ligt op het zo snel mogelijk realiseren van een renderende - al dan niet gemengde - beroepspraktijk spreekt het voor zich, dat de gemeente in de WWIK de mogelijkheid heeft gekregen om op verzoek van de kunstenaar voorzieningen aan te bieden gericht op het verwerven van inkomsten náást die uit of in verband met de kunstuitoefening. Het is daardoor mogelijk om de voor de kunstenaar noodzakelijke, op het bevorderen van de arbeidsinschakeling gerichte, ondersteuning te financieren vanuit het re-integratiebudget WWB. In beginsel kan bij deze voorzieningen worden gedacht aan alle voorzieningen die ook kunnen worden aangewend in het kader van de WWB en de plaatselijke Re-integratieverordening WWB.

In lijn met het ontbreken van verplichtingen die op het aanvaarden van arbeid zijn gericht kan het college het aanvaarden van op de arbeidsmarkt gerichte ondersteuning niet verplichtend opleggen aan de kunstenaar. Andersom heeft de kunstenaar geen récht op een voorziening, maar heeft de gemeente de bevoegdheid deze aan te bieden. Het initiatief voor een beroep op de arbeidsmarkt - gerichte ondersteuning ligt bij de kunstenaar zelf die hiertoe een onderbouwd verzoek kan indienen. In het verlengde van de eigen verantwoordelijkheid van de kunstenaar is het volgens de wetgever redelijk om aan het verkrijgen van op de arbeidsmarkt gerichte ondersteuning voorwaarden te verbinden die gericht zijn op een doeltreffend en doelmatig gebruik van de verkregen voorziening. Bij het niet-doelmatig gebruik van de voorzieningen kan het college bijvoorbeeld beslissen de met de voorziening gemoeide kosten geheel of gedeeltelijk ten laste te brengen van de kunstenaar.

Activerend beleid : artikel 21 WWIK

De hierboven bedoelde ondersteuning van de kunstenaar bij de opbouw van een renderende gemengde beroepspraktijk is geregeld in artikel 21 van de WWIK. Artikel 21 is niet tegelijk met de WWIK op 1 januari 2005 in werking getreden, maar een half jaar later, te weten 1 juli 2005.

Op grond van dit artikel kan het college op verzoek van de kunstenaar die een uitkering ingevolge de WWIK ontvangt aan hem en/of zijn echtgenoot een voorziening aanbieden gericht op het bevorderen van de arbeidsinschakeling in het kader van de uitoefening van een gemengde beroepspraktijk.

Het doel is uiteraard dat de kunstenaar daardoor in staat wordt gesteld om zelf met zowel het inkomen uit de professionele kunstbeoefening als het inkomen uit de níet aan de kunst gerelateerde ( part time ) werkzaamheden in de kosten van levensonderhoud te voorzien, zodat een beroep op uitkering op grond van de WWIK niet langer nodig is en een beroep op bijstand wordt voorkómen.

Voor de op gedeeltelijke inschakeling op de arbeidsmarkt gerichte activiteiten kan het college gebruik maken van de expertise van de re-integratiebedrijven die ook voor de uitvoering van de WWB – voorzieningen worden ingeschakeld.

Verordening

Volgens artikel 21, lid 4 van de WWIK moet de centrumgemeente bij verordening regels stellen met betrekking tot het aanbieden aan de kunstenaar en/of diens echtgenoot van de voormelde voorzieningen.

De gemeente Leeuwarden is wat betreft de uitvoering van de WWIK centrumgemeente voor de inwoners van alle gemeenten in de Provincie Friesland. De verordening is van toepassing op alle kunstenaars ( en hun echtgenoten ) uit de gemeenten voor wie B&W van Leeuwarden verantwoordelijk is waar het de uitvoering van de WWIK betreft.

De regels over het aanbieden van voorzieningen werden door de gemeente Leeuwarden naar aanleiding van de invoering van het activerend beleid ingevolge artikel 21 WWIK eerst ondergebracht in de huidige Re-integratieverordening WWB.

Het locale re-integratiebeleid wordt evenwel in 2007 herzien en aangepast. Bijgevolg wordt de bestaande Re-integratieverordening WWB ingetrokken en vervangen door een nieuwe verordening.

Van deze gelegenheid wordt nu gebruik gemaakt om de regels met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen alsnog in twee afzonderlijke re-integratieverordeningen - WWB en WWIK - neer te leggen.

Een belangrijke reden hiervoor is het verschil in uitgangspunt van de WWB respectievelijk de WWIK : de WWB gaat uit van verplichte deelname aan voorzieningen en de WWIK van vrijwillige deelname. Dat brengt een verschillend juridisch regime voor beide met zich mee, bijvoorbeeld wat betreft de gevolgen van het niet accepteren van een aangeboden voorziening, de mogelijkheden tot het opleggen van maatregelen in geval van het niet naleven van verplichtingen, het soort werk, dat belanghebbende bij arbeidsinschakeling moet aanvaarden ( algemeen geaccepteerde arbeid versus arbeid welke redelijkerwijze valt te combineren met de professionele kunstuitoefening ) en dergelijke.

Bij het opstellen van een verordening moet rekening worden gehouden met deze consequenties van het verschil in uitgangspunt. Het komt de overzichtelijkheid, leesbaarheid en juridische houdbaarheid niet ten goede, als de regels voor zowel de doelgroep van de WWB als die van de WWIK in één Re-integratieverordening worden vervat.

Daarom worden de regels over het aanbieden van voorzieningen als bedoeld in artikel 21 WWIK nu alsnog in deze afzonderlijke Re-integratieverordening WWIK neergelegd. De meeste centrumgemeenten hebben de regels in zo’n afzonderlijke Re-integratieverordening neergelegd.

Zodoende zijn er twee Re-integratieverordeningen met een gemeenschappelijk pakket aan voorzieningen maar elk met haar eigen specifieke uitgangspunten en personele werkingssfeer.

Voor de beschikbaarstelling van die voorzieningen aan de belanghebbenden in de WWIK – verordening wordt in artikel 3 de verbinding gelegd met de voorzieningen zoals opgenomen de Re-integratieverordening WWB.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 en 2 ( begrippen en belanghebbenden ).

Van belang is, dat zowel de kunstenaar zelf als zijn of haar partner een beroep kan doen op voorzieningen van de gemeente. Binnen het gezinsverband kan aldus de keuze worden gemaakt of de kunstenaar zelf zich inspant om andere inkomsten te verwerven naast het inkomen uit kunstenaarschap, of dat de ( niet in de kunst werkende ) partner zorgdraagt voor aanvullende inkomsten. Ook beiden mogen de arbeidsmarkt op en daarbij de gemeente om ondersteuning vragen.

Voor de definities en begripsomschrijving is aangesloten bij de tekst en strekking van de wet.

Artikel 3 ( ondersteuning en voorzieningen ).

Het is aan het college om te bepalen welke ondersteuning bij arbeidsinschakeling en/of welke voorzieningen ter bevordering van de arbeidsinschakeling ten behoeve van de kunstenaar en/of diens partner worden ingezet. Uiteraard zal dit zoveel mogelijk in goed overleg met de belanghebbenden worden bepaald. Er is immers geen plicht om van ondersteuning en voorziening gebruik te maken. Daarom is het van belang, dat ondersteuning en voorziening aansluiten bij de wensen van de gebruikers, voor zover deze reëel zijn en op korte termijn leiden tot arbeidsinschakeling. Ook het kostenaspect zal hierbij een rol kunnen spelen. De ondersteuning en voorzieningen die kunnen worden aangeboden zijn die, welke zijn beschreven in de Re-integratieverordening WWB. Als deze naar het oordeel van het college in een bepaald geval geen uitkomst kunnen bieden kan het college besluiten bij wijze van maatwerk een andere vorm van ondersteuning en/of voorziening aan te bieden.

Artikel 4 ( beslissing op het verzoek ).

In dit artikel is geregeld, dat de beslissing op het verzoek binnen een (redelijke) termijn van 8 weken na ontvangst van het verzoek per beschikking aan belanghebbende wordt meegedeeld. In de beschikking worden behalve de inhoud van de voorziening ook de rechten en verplichtingen opgenomen welke gelden voor de belanghebbende die deelneemt aan de voorziening. Tevens worden hierin de voorwaarden opgenomen die het college wil stellen aan ( het aanbieden van ) de voorziening, zulks met de intentie dat van de voorziening een doelmatig en doeltreffend gebruik wordt gemaakt. Ook de voorwaarde om de gewezen deelnemer na beëindiging van de voorziening de daarmee gemoeide kosten geheel of gedeeltelijk te laten betalen kan hier onder vallen. De bepaling vormt aldus de basis waarop (juridische) gevolgen kunnen worden verbonden aan het niet naleven van de in de beschikking opgenomen verplichtingen en de voorwaarden.

De bepaling bevat ook de grondslag voor de verplichting om na deelname op eerste verzoek van het college kosten die met de voorziening zijn gemoeid te betalen als die voorziening vanwege verwijtbaar handelen of nalaten van belanghebbende voortijdig is beëindigd. Als hier niet aan wordt voldaan wordt betaling zonodig in een juridische procedure afgedwongen. Zie hiervoor ook de toelichting op artikel 6.

Artikel 5 ( verplichtingen ).

In dit artikel zijn de verplichtingen opgenomen, waaraan de kunstenaar/partner na aanvaarding van het aanbod moet voldoen. Hoewel deelname aan een voorziening op basis van vrijwilligheid plaatsvindt, kan er geen sprake zijn van vrijblijvendheid op het tijdstip dat het aanbod is aanvaard en de voorziening daadwerkelijk wordt ingezet.

De kunstenaar en/of diens partner die deelneemt aan een voorziening is gehouden alles in het werk te stellen om de voorziening tot een succes te maken.

Artikel 6 ( afspraken ).

De afspraken worden door partijen schriftelijk vastgelegd. Van hen mag worden verwacht dat de afspraken worden nagekomen. De afspraken bevatten ook de verplichtingen en voorwaarden die aan het verkrijgen of voortzetten van de aangeboden voorziening zijn verbonden. Zonodig wordt in een civielrechtelijke procedure nakoming gevraagd van de afspraken betreffende deze verplichtingen en voorwaarden.

Artikel 7 ( beëindiging ).

Er kunnen zich omstandigheden voordoen op grond waarvan het wenselijk is een voorziening voortijdig te beëindigen. Hiervan kan sprake zijn als niet wordt voldaan aan de verplichtingen zoals die zijn opgenomen in artikel 5, indien de voorziening niet meer bijdraagt aan de inschakeling in de arbeid of indien om andere redenen geen noodzaak meer aanwezig is om de voorziening voort te zetten.

Het college deelt de beslissing tot beëindiging schriftelijk aan belanghebbende mee.

Artikel 8 tot en met 11.

Deze artikelen bevatten standaardbepalingen over onvoorziene omstandigheden, hardheidsclausule, citeertitel en inwerkingtreding.