Regeling vervallen per 11-09-2008

Verordening baatbelasting Leeuwarden 2004 fase 3

Geldend van 11-09-2008 t/m 10-09-2008

Intitulé

Verordening baatbelasting Leeuwarden 2004 fase 3

DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het bekostigingsbesluit herinrichting binnenstad derde fase:

de Berlikumermarkt, de Groentemarkt, de Kelders, Over de Kelders, het Naauw en de Voorstreek;

BESLUIT:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting in verband met de herinrichting van de binnenstad fase 3: de Berlikumermarkt, de Groentemarkt, de Kelders, Over de Kelders, het Naauw en de Voorstreek.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    een onroerende zaak:

    • 1.

      een gebouwd eigendom;

    • 2.

      een ongebouwd eigendom;

    • 3.

      een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, waarop een appartementsrecht is gevestigd;

    • 4.

      een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

  • b.

    het bestemmingsplan: het bestemmingsplan Over de Kelders/ Minnemastraat, het bestemmingsplan St. Jacobsstraat/Wirdumerdijk, het bestemmingsplan Blokhuisplein, het bestemmingsplan Breedstraat, het bestemmingsplan Bonifatiuskerk/Turfmarkt.

  • c.

    de openbare ruimte: het gedeelte van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden dat een openbaar karakter heeft of zal krijgen met inbegrip van alle voorzieningen van openbaar nut.

  • d.

    baatbelasting fase 3: herinrichting binnenstad Leeuwarden; de Berlikumermarkt, de Groentemarkt, de Kelders, Over de Kelders, het Naauw en de Voorstreek.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. De belasting wordt geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 december 2003 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde voorzieningen omvatten:

    • a.

      het verfraaien van de bestrating;

    • b.

      het aanbrengen en verfraaien van straatmeubilair.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid van deze verordening, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid van deze verordening, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Grondslag en maatstaf van heffing

  • 1. De maatstaf van heffing bestaat uit:

    • a.

      het gewogen aantal volle vierkante meters oppervlakte van de onroerende zaak als bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

    • b.

      het gewogen aantal strekkende meters gevellengte van de onroerende zaak als bedoeld in het derde lid van dit artikel.

  • 2. De gewogen oppervlakte van de onroerende zaak wordt bepaald op het aantal vierkante meters oppervlakte dat op grond van het bestemmingsplan volledig mag worden bebouwd, afgerond naar beneden op volle vierkante meters en vermenigvuldigd met de verdiepingsfactor als bedoeld in het vierde lid. Bij de bepaling van de oppervlakte blijft buiten beschouwing de oppervlakte gelegen op een afstand van meer dan 40 meter van de zijde van de onroerende zaak, die grenst aan de her in te richten openbare ruimte. Bij de bepaling van de oppervlakte van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 1, sub a, onder 3 van deze verordening, wordt de oppervlakte van de gemeenschapsruimten per bouwlaag toegerekend aan de op die bouwlaag aanwezige belastingobjecten naar rato van de oppervlakte van die belastingobjecten. Indien de onroerende zaak met meerdere zijden grenst aan de her in te richten openbare ruimte dan blijft buiten beschouwing de oppervlakte van de onroerende zaak die is gelegen op een afstand van meer dan 40 meter van ieder van die zijden.

  • 3. De gewogen gevellengte van de onroerende zaak wordt bepaald op het aantal strekkende meters van de zijde van de onroerende zaak die grenst aan de heringerichte openbare ruimte, afgerond naar beneden op volle strekkende decimeters en vermenigvuldigd met de verdiepingsfactor als bedoeld in het vierde lid. Bij de bepaling van de gevellengte van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 1, sub a, onder 3 van deze verordening, wordt de gevellengte van de gemeenschapsruimten per bouwlaag toegerekend aan de op die bouwlaag aanwezige belastingobjecten naar rato van de oppervlakte van die belastingobjecten. Indien meerdere zijden van een onroerende zaak grenzen aan de heringerichte openbare ruimte geldt de gevellengte van de zijde van de onroerende zaak waaraan de huisnummering is toegekend.

  • 4. De verdiepingsfactor bedraagt:

    a.

    Voor een onroerende zaak waarvan uitsluitend de begane grond is gebaat door de getroffen voorzieningen

    0,8

    b.

    Voor een onroerende zaak waarvan uitsluitend de eerste verdieping is gebaat door de getroffen voorzieningen

    0,2

    c.

    Voor een onroerende zaak waarvan de begane grond en de eerste verdieping zijn gebaat door de getroffen voorzieningen

    1,0

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt de som van de volgende twee componenten:

  • a.

    € 4,18 per vierkante meter van de heffingsmaatstaf, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a van deze verordening;

  • b.

    € 107,59 per strekkende meter van de heffingsmaatstaf, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b van deze verordening.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 van deze verordening wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende tien jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van tien jaren en een rentevoet van 5,5 %.

  • 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 5,5 %.

  • 5.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid van dit artikel eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a van dit lid, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid van dit artikel gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 6. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingjaar de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 van deze verordening voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Tijdstip van betaling en betaling in termijnen

  • 1. De aanslag moet worden betaald binnen dertig dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Baatbelasting Leeuwarden 2004 fase 3.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2003.

voorzitter
griffier