Regeling vervallen per 24-12-2008

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2008

Geldend van 24-12-2008 t/m 23-12-2008

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2008

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Invorderingswet

:

de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

b.

Wet WOZ

:

Wet waardering onroerende zaken;

c.

perceel

:

een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

d.

gemeentelijke riolering

:

een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

e.

verbruiksperiode

:

de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

f.

water

:

huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

g.

woning

:

een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient;

h.

niet-woning

:

een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam ‘rioolheffing’ wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel;

      en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Grondslag en maatstaf van heffing

  • 1. Het eigenarendeel wordt geheven naar de waarde in het economisch verkeer van het perceel.

  • 2. Ingeval het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economisch verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 8 bedoelde belastingjaar geldt.

  • 3. Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ.

  • 4. Het gebruikersdeel wordt ingeval van een woning geheven naar het aantal personen per huishouden en ingeval van een niet-woning naar het aantal kubieke meters water dat naar het perceel is toegevoerd of opgepompt.

  • 5. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij de herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 6. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 7. De op de voet van het vijfde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 6 Vrijstellingen

De rioolheffing wordt niet geheven ter zake van onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs.

Artikel 7 Belastingtarieven

1.

Het tarief van het eigenarendeel bedraagt per perceel voor elke volle € 2.500 van de heffingsmaatstaf

 1,25

2.

Het tarief van het gebruikersdeel bedraagt per perceel dat wordt gebruikt

a. als woning door een huishouding bestaande uit

1. één persoon

€ 

50,18

2. meer dan één persoon

75,27

b. als niet-woning voor toegevoegd of opgepompt water

1. bij een gebruik van 0 tot en met 10 m3

82,89

2. bij een gebruik van 11 tot en met 250 m3

€ 

165,78

3. bij een gebruik van 251 en meer voor iedere volle eenheid van 250 m3

met dien verstande dat per perceel niet meer dan 375.000 m3 in rekening wordt gebracht.

 165,78

3.

Voor de vaststelling van de gebruikerssituatie ten aanzien van een huishouden is beslissend hetgeen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is geregistreerd, tenzij blijkt dat de gebruikerssituatie anders is.

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De rioolheffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De rioolheffing is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt of in omvang wijzigt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang of wijziging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel, in de loop van het belastingjaar eindigt of in omvang wijzigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 6,00 worden niet geheven.

Artikel 11 Tijdstip van betaling en betaling in termijnen

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen dertig dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, ingeval het bedrag van de aanslag of het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenig-de aanslagen € 10.000,- of minder bedraagt, en zolang de verschul-digde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de rioolheffing kan kwijtschelding worden verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot heffing en invordering van de rioolheffing.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening rioolheffing

Leeuwarden 2008’.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1 De "Verordening rioolrechten Leeuwarden 2007", vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2006, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2008.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2007,

voorzitter
griffier