Regeling vervallen per 01-01-2013

Reglement van orde voor de gemeenteraad 2009

Geldend van 27-06-2009 t/m 31-12-2012 met terugwerkende kracht vanaf 20-06-2009

Intitulé

Reglement van orde voor de gemeenteraad 2009

Reglement van Orde voor de gemeenteraad 2009

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • -

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-besluit dat is opgenomen in een raadsvoorstel. Het voorstel tot wijziging dient betrekking te hebben op hetgeen is opgenomen in het raadsbesluit.

  • -

    subamendement: voorstel tot wijziging van een ingediend amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • -

    initiatiefvoorstel: een voorstel van één of meerdere leden van de raad aan de raad over een onderwerp waarover de raad bevoegd is te beslissen;

  • -

    interruptie: korte onderbreking van een spreker ter verkrijging van duidelijkheid omtrent hetgeen aan de orde is door het stellen van een vraag;

  • -

    interpellatie: vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;

  • -

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp (dat op de agenda van de raad staat) waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken richting het college, dan wel de raad;

  • -

    motie vreemd aan korte, gemotiveerde verklaring over een onderwerp, dat niet opaan de orde van de agenda van de raad staat, waardoor een oordeel, wens of verzoekde dag (VOD):wordt uitgesproken richting het college, dan wel de raad;

  • -

    persoonlijk feit :mededeling buiten de orde van de vergadering;

  • -

    voorstel van orde:voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • -

    voorzitter:de burgemeester;

  • -

    plaatsvervangend voorzitter: de door de raad aangewezen voorzitters van de raadscommissies;

  • -

    collegeleden: het college van B&W, te weten de wethouders en de burgemeester van de gemeente Leiden;

  • -

    presidium: het presidium voor de raad en raadscommissies bestaande uit de commissievoorzitters, (uitgezonderd de voorzitter van de Commissie voor de Rekeningen), de voorzitter van de raad ondersteund door de griffier;

  • -

    regeling van werk-een planning van de agendapunten voor de eerstkomende commissiewerkzaamheden:en raadsvergaderingen;

  • -

    voorlopige agenda: agenda opgesteld door het presidium, die 10 dagen voor de vergadering wordt verzonden;

  • -

    agenda:de door de raad aan het begin van de raadsvergadering vastgestelde agenda;

  • -

    volstrektemeerderheid:de helft + 1.

Artikel 2 De voorzitter van de raad

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering van de raad en het presidium;

    • b.

      het handhaven van de orde in de vergadering van de raad;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. Hij verleent het woord, formuleert de conclusies waarover wordt gestemd en deelt de uitslag mee.

  • 3. De raad benoemt de vier voorzitters van de raadscommissies als eerste, tweede, derde of vierde plaatsvervangend voorzitter van de raad.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar (plv. griffier).

  • 3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden. De commissie bestaat uit de voorzitters van de drie grootste fracties of de door hen aangewezen plaatsvervangers. Als voorzitter van de commissie treedt op de voorzitter van de grootste fractie. Indien deze daar van afziet, beslist de commissie wie als voorzitter zal optreden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na de Gemeenteraadsverkiezingen roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van de commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 5 Fracties

  • 1. De leden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouw

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie binnen de raad deze aanduiding als naam.

    Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 2. De leden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk schriftelijkaan de voorzitter ter kennis gebracht.

  • 4. Er wordt een schriftelijke mededeling gedaan aan de voorzitter indien:

    eén of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie; Met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering van de raad wordt hiermee rekening gehouden

  • 5. Indien één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden, blijft de naam van de fractie bij de leden die in de oorspronkelijke fractie blijven.

Artikel 6 Fractievoorzittersoverleg

  • 1. Het fractievoorzittersoverleg bestaat uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters. De voorzitter van de raad treedt op als voorzitter van het overleg. De voorzitter kan zich laten vervangen door één van de plaatsvervangende voorzitters van de raad.

  • 2. De griffier treedt op als secretaris en is elke vergadering in die hoedanigheid aanwezig.

  • 3. Het fractievoorzittersoverleg komt bij elkaar indien hiertoe aanleiding bestaat.

  • 4. De griffier stelt de agenda op in samenspraak met de voorzitter van het overleg. De agenda en de bijbehorende stukken worden uiterlijk 72 uur voor de vergadering onder de leden verspreid.

Artikel 7 Het presidium

  • 1. Er is een presidium voor de raad en de raadscommissies. Het presidium bestaat uit de commissievoorzitters, (uitgezonderd de voorzitter van de Commissie voor de Rekeningen), de voorzitter van de raad en de griffier.

  • 2. De griffier treedt op als secretaris en is elke vergadering in die hoedanigheid aanwezig.

  • 3. Het presidium vergadert één keer in de twee weken of zo vaak als de voorzitter dit noodzakelijk acht.

  • 4. Het presidium bereidt de raads- en commissievergaderingen voor. Hij bespreekt alle vergaderingen van raad en commissies voor, beoordeelt de kwaliteit van stukken, bepaalt of stukken ‘rijp’ zijn voor behandeling, stelt het vergaderschema vast, houdt overzicht over aanlevering en agendering van stukken en de wijze van behandeling van stukken in commissies en raad. Hij bewaakt de lange termijnagenda’s van de commissies en de raad en draagt zorg voor de planning van de activiteiten voor raad en commissies.

  • 5. Het presidium beoordeelt voor de commissievergaderingen op welke wijze een voorstel wordt geagendeerd, te weten I (informatief), BC (besluit commissie), DC (debat en pre-besluitvorming in de commissie, besluitvorming in de raad), DR (debat in de commissie, debat en besluitvorming in de raad) of als hamerstuk.

  • 6. De vergaderingen van het presidium zijn openbaar, tenzij de aard van het te bespreken onder- werp zich daartegen verzet. De griffier verstuurt de agenda en de adviezen van de griffie op de te agenderen voorstellen minimaal 48 uur voor de vergadering aan de presidiumleden. De griffier maakt een besluitenlijst. Alle raadsleden, duo-raadsleden en collegeleden ontvangen zo spoedig deze besluitenlijst per email.

  • 7. Ieder lid van het presidium kan bij de voorzitter verzoeken om een extra vergadering van het presidium. Het lid dient het verzoek met redenen te omkleden. De voorzitter beslist zo spoedig mogelijk over het verzoek na consultatie van de griffier.

Hoofdstuk 2: Orde van de vergaderingen

Artikel 8 Vergaderfrequentie en aanvangstijd

  • 1. De raad vergadert in een cyclus van drie weken, uitgezonderd de recesperiodes. De raadsvergadering vindt plaats in de derde week van de cyclus.

  • 2. De vergaderingen vinden altijd plaats op donderdagavond. De vergaderingen beginnen om 20.00 uur en eindigen uiterlijk om 23.00 uur. Extra vergaderingen worden in principe op dinsdagavond gehouden.

  • 3. De raadsvergadering waarin de Perspectiefnota, Jaarrekening of Begroting wordt behandeld kan vanaf 16.00 uur plaatsvinden.

  • 4. Voorts vergadert de raad indien de burgemeester het nodig oordeelt of ten minste acht leden van de raad schriftelijk, met opgaaf van redenen, daarom verzoekt.

  • 5. De voorzitter kan de raad bij de schriftelijke oproep voor de vergadering (art. 9 lid 1) voorstellen de aanvangstijd te vervroegen voor andere raadsvergaderingen dan die genoemd in het derde lid.

    De raad kan bij meerderheid van stemmen besluiten dat een vergadering na 23.00 uur wordt voortgezet. Indien de vergadering niet na 23.00 uur wordt voortgezet, wordt de vergadering voortgezet op de daarop volgende dinsdagavond.

  • 6. De voorzitter bepaalt tijdstip en plaats van de extra vergadering bedoeld in het vierde lid, met dien verstande dat de raadsvergadering moet plaatsvinden binnen 7 dagen gerekend vanaf de dag dat het verzoek is gedaan. De termijn genoemd in artikel 10 eerste lid is niet van toepassing.

Artikel 9 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste 10 dagen vóór een vergadering de leden, de griffier, de leden van het college, de gemeentesecretaris en genodigden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25 van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproeping aan de leden verzonden.

  • 3. De openbare aankondiging van de vergadering vindt plaats in het gemeentelijke informatieblad en op de internetsite van de gemeente met de vermelding van de agendapunten die behandeld worden. De agenda en stukken die ter toelichting van de onderwerpen, of voorstellen op de agenda dienen, worden voor een ieder op het stadhuis, stadsbouwhuis en openbare bibliotheek ter inzage gelegd.

  • 4. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het tweede lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 10 Agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast. Indien de vergadering van de raad vóór 20.00 uur begint, worden de agenda- punten waarvoor (veel) publiek valt te verwachten zoveel mogelijk na 20.00 uur geagendeerd.

  • 2. Ieder lid en de voorzitter kunnen binnen twee dagen na het verschijnen van de voorlopige agenda het presidium verzoeken een onderwerp aan de agenda toe te voegen. Het presidium beslist zo spoedig mogelijk. Indien het presidium positief beslist worden de aangepaste agenda en eventueel daarbij behorende stukken verspreid.

  • 3. In spoedeisende gevallen kan het presidium na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een herziene agenda opstellen. De herziene agenda en de daarop vermelde voorstellen worden zo spoedig mogelijk aande leden verzonden.

  • 5. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen van de agenda afvoeren of de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 De wethouders en burgemeester

  • 1. De burgemeester heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2. Een wethouder kan al dan niet op zijn verzoek door de raad worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

    Indien een wethouder zich wil laten vervangen door een ander lid van het college om het woord te voeren meldt hij dit bij de voorzitter.

  • 3. Indien de burgemeester het woord wil voeren over voorstellen die tot zijn portefeuille behoren kan hij het voorzitterschap van de raadsvergadering overdragen aan een van de plaatsvervangende voorzitters.

Artikel 12 De gemeentesecretaris

De gemeentesecretaris kan indien de raad het college hierom verzoekt, aanwezig zijn bij de raadsvergadering en deelnemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 13 Presentielijst

  • 1. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst.

  • 2. De leden die voor de sluiting de vergadering verlaten, geven daarvan kennis aan de voorzitter dan wel de griffier.

Artikel 14 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met het presidium bij iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien in overleg met het presidium.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats in de raadzaal voor de gemeentesecretaris, personen die voor de ondersteuning van de raadsleden en collegeleden zijn uitgenodigd, gehandicapte personen die niet op de publieke tribune kunnen plaatsnemen en overige genodigde personen.

  • 4. Tijdens de raadsvergadering worden in de raadzaal, naast de raadsleden en genodigden (lid 3), alleen diegenen die zijn beëdigd, toegelaten.

Artikel 15 Opening van de vergadering; quorum

  • 1. De vergadering van de raad wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3. Op de vergadering, als bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden, dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd, alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 16 De actualiteit

  • 1. Na de opening van de vergadering geeft de voorzitter de leden gelegenheid om gedurende totaal dertig minuten vragen te stellen over actuele onderwerpen.

  • 2. Het lid van de raad dat tijdens de actualiteit vragen wil stellen, meldt dit onder vermelding van het onderwerp en zo mogelijk de concrete vra(a)g(en) uiterlijk om 10.00 uur op de dag van de vergadering bij de griffier.

  • 3. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens de actualiteit aan de orde te stellen indien:

    • -

      het onderwerp niet voldoende nauwkeurig is omschreven;

    • -

      het onderwerp in de raadsvergadering van die dag aan de orde komt;

    • -

      over het onderwerp reeds een rondvraag is aangekondigd in een raadscommissie;

    • -

      het een onderwerp betreft waarover nog een inspraak- of zienswijzenprocedure aanhangig is;

    • -

      over het onderwerp reeds schriftelijke vragen zijn gesteld conform artikel 43;

    • -

      de actualiteitsvraag wordt gesteld aan een lid van het college en het onderwerp niet behoort tot de invloedssfeer of bevoegdheid van het college van B&W;

  • 4. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens de actualiteit aan de orde worden gesteld.

  • 5. Het lid dat de actualiteitsvraag wil stellen geeft bij het aanmelden van de actualiteit aan hoeveel spreektijd voor dit punt wordt gereserveerd. De voorzitter deelt het lid van het college dat de actualiteitsvraag gaat beantwoorden een spreektijd toe voor de beantwoording.

  • 6. Per actualiteitsvraag wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het collegelid of een ander lid te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 7. Na de beantwoording door het collegelid of een ander lid krijgt de vragensteller desgewenst nog éénmaal het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 8. Tijdens de actualiteit kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten. De voorzitter kan aan andere leden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan een lid van het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

Artikel 17 Regeling van Werkzaamheden

  • 1. Na het agendapunt ‘Actualiteit’ wordt het punt ‘Regeling van werkzaamheden’ geagendeerd. De regeling van werkzaamheden bevat de besluiten van het presidium voor de komende vergadercyclus van drie weken.

  • 2. Elk lid kan bij dit agendapunt het woord vragen en voorstellen een stuk op een andere wijze te behandelen dan het presidium heeft voorgesteld. Een voorstel van een lid wordt overgenomen indien de raad hierbij met meerderheid van stemmen instemt.

  • 3. Een lid dat een wijziging in de Regeling van Werkzaamheden wil voorstellen conform het tweede lid meldt dit voor 10.00 uur op de dag van de raadsvergadering bij de griffier.

Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming

De voorzitter van de raad bepaalt aan het begin van de raadsvergadering bij welk lid een hoofdelijke stemming, zoals bedoeld in artikel 32 lid 7 zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 19 Het verslag

  • 1. De griffier zorgt dat van het verhandelde in de vergadering een verslag wordt gemaakt, dat een volledige weergave van het ter vergadering besprokene bevat en dat wat vorm en inrichting betreft niet afwijkt van het stenoanalytische verslag. Dit verslag wordt aangeduid met de term ‘handelingen’.

  • 2. De handelingen zijn ongeveer 5 dagen voor de volgende raadsvergadering in te zien via de website van de gemeente Leiden en liggen ter inzage in de leeskamer van het Huis van de Raad.

  • 3. Wijzigingsvoorstellen op hetgeen vermeld staat in de handelingen dienen uiterlijk om 10.00 uur op de dag van de raadsvergadering schriftelijk bij de griffier te worden ingediend. De leden, de voorzitter, de griffier, de gemeentesecretaris en de leden van het college hebben het recht een voorstel tot wijziging aan de raad te doen, indien de handelingen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is.

Artikel 20 Besluitenlijst

  • 1. Van hetgeen wordt besproken in een raadsvergadering wordt een besluitenlijst gemaakt.

  • 2. De besluitenlijst bevat in ieder geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezig leden;

    • b.

      de namen van de leden die afwezig waren;

    • c.

      de namen van de overige personen die in de vergadering het woord gevoerd hebben;

    • d.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • e.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • f.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • g.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 29 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3. De concept- besluitenlijst wordt, zo mogelijk gelijktijdig met de oproeping voor de volgende raadsvergadering, aan de leden van de raad en het college gestuurd.

  • 4. De leden, de leden van het college, de voorzitter van de raad en de griffier hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is.

  • 5. Een voorstel tot verandering wordt uiterlijk om 10.00 uur op de dag van de vergadering bij de griffier ingediend.

  • 6. De besluitenlijst wordt vastgesteld door de gemeenteraad in de eerstvolgende raadsvergadering. De besluitenlijst wordt op de agenda na het agendapunt ‘Ingekomen Stukken’, zoals bedoeld in artikel 21 geagendeerd.

Artikel 21 Ingekomen stukken

  • 1. De vrijdag voor de vergadering van de raad, wordt door de griffier aan de leden een lijst toegezonden met de ingekomen stukken. De lijst met ingekomen stukken bevat alle correspondentie gericht aan de raad en de raadscommissies die in de drie weken daarvoor zijn ontvangen bij de griffie.

  • 2. Op de lijst wordt aangegeven wie de afzender van het bericht is, een korte omschrijving van de inhoud van de mededelingen en de door het presidium voorgestelde wijze van afdoening van het ingekomen stuk.

  • 3. De ingekomen stukken worden geagendeerd na het agendapunt ‘Regeling van Werkzaamheden’. De raad stelt de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 4. Indien een of meer leden over de ingekomen stukken het woord vraagt, kan de voorzitter hiertoe onmiddellijk gelegenheid geven danwel de beraadslaging uitstellen tot de op de agenda vermelde onderwerpen worden behandeld. Voor zover de mededelingen en ingekomen stukken niet betrekking hebben op punten van de raadsagenda, kunnen slechts besluiten worden genomen ten aanzien van de procedure. Een voorstel tot wijziging van de wijze van afhandeling kan tot uiterlijk de aanvang van de vergadering doorgegeven worden aan de griffier.

Artikel 22 Spreekregels

  • 1. De leden van de raad en van het college spreken vanaf hun plaats indien het een stemverklaring of een voorstel van orde betreft, en voor het overige vanaf het spreekgestoelte of een interruptiemicrofoon.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en het college vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 23 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid voert het woord alleen na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De voorzitter bepaalt de volgorde van de sprekers.

  • 3. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid het woord vraagt over de orde van de vergadering, of over een persoonlijk feit. Een voorstel van orde kan door de voorzitter of een lid worden gedaan. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

  • 4. De leden van het college voeren indien nodig het woord nadat alle raadsleden die dat wensten het woord hebben gevoerd. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • -

      de voorzitter van een raadscommissie in geval van informatieverstrekking uit de raadscommissie;

    • -

      leden die een initiatiefvoorstel (art. 43) hebben ingediend of een interpellatiedebat (art. 44) hebben aangevraagd.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 25 Spreektijd

  • 1. Het presidium bepaalt het aantal minuten dat beschikbaar is voor de behandeling van alle agendapunten per fractie. De fracties krijgen gezamenlijk 66% van de beschikbare spreektijd en het college 33%.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het presidium ook bepalen dat een debattijd per onderwerp wordt ingevoerd. De beschikbare debattijd wordt over de agendapunten verdeeld. De fracties en het college hebben per agendapunt recht op 66% respectievelijk 33% van de debattijd. Indien de totale debatijd is verstreken wordt het onderwerp afgesloten en indien nadere beraadslaging of stemmingen nodig zijn, in een volgende vergadering voortgezet.

  • 3. De fracties en het college geven voor 10.00 uur op de dag van de raadsvergadering bij de griffier aan hoe zij de hun toebedeelde spreektijden verdelen over de verschillende onderwerpen.

  • 4. Het raadslid dat namens zijn fractie het woord voert dient zich aan de vooraf opgegeven spreektijd te houden. Het is niet toegestaan om niet gebruikte spreektijd bij een onderwerp op de agenda mee te nemen naar een volgend agendapunt. Ook mag het raadslid dat het woord voert en door zijn spreektijd heen is, geen (deel van de) spreektijd overhevelen van een later geagendeerd onderwerp naar het agendapunt waar het raadslid het woord over voert.

Artikel 26 Orde der vergaderingen

  • 1. De voorzitter draagt zorg voor de handhaving van de orde in een vergadering en is bevoegd, wanneer de orde op enigerlei wijze wordt verstoord, hen die de orde verstoren te verwijderen. De voorzitter kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd . Na aanneming van het voorstel verlaat het lid onmiddellijk de vergadering. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

  • 2. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • -

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • -

      een lid of een lid van het college dat aan de beraadslagingen deelneemt hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 3. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 4. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

Artikel 27 Advisering aan raad

Een voorstel kan op vier verschillende wijzen door de raadscommissie aan de raad worden gezonden ter besluitvorming. Voorstellen kunnen worden besproken als hamerstuk, hamerstuk met stemverklaring, kort bespreekpunt of inhoudelijk bespreekpunt met daarbij geformuleerd over welke onderdelen van het voorstel nog gesproken wordt en welke moties en amendementen zullen worden ingediend.

Artikel 28 Beraadslaging

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad besluiten over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. Het verzoek om schorsing dient door de helft van de aanwezige raadsleden te worden ondersteund. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 29 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad en het college, de gemeentesecretaris, de griffier of de voorzitter mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. De raad beslist daartoe op voorstel van de voorzitter of één van de leden van de raad voordat met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt wordt begonnen.

Artikel 30 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 31 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen en moties, de stemming plaats over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 32 Algemene bepalingen over stemmingen

  • A. Algemeen

  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt verlangd stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd.

  • 3. De leden brengen hun stem uit door het opsteken van een hand.

  • 4. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet tevens mededeling of het voorliggende besluit, voorstel, motie, amendement of verzoek is aangenomen of verworpen.

  • 5. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 6. Het vijfde lid is niet van toepassing:

    a. ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat niet geldig was.

    b. in een vergadering als bedoeld in artikel 15, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 15, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

  • 7. Indien een raadsvergadering op grond van artikel 9 derde of vijfde lid eerder dan 20.00 uur begint, dienen de stemmingen over de voorstellen die vóór 20.00 uur worden behandeld pas na 20.00 uur plaats te vinden.

  • B. Hoofdelijke stemming

  • 8. De overige stemmingengeschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

  • 9. De griffier roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst. Stemming vindt plaats door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 10. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 11. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

  • 12. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 13. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of ingevolge het tiende lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 14. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

  • 15. Indien hoofdelijk wordt gestemd kan een lid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist, deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

Artikel 33 Deelneming aan stemming

  • 1. Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

    a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    b.de vaststelling of goedkeuring der rekening vaan een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welk bestuur hij behoort.

  • 2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 34 Besluitquorum

  • 1. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 35 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien zowel een amendement als een motie op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd, vervolgens over de motie en daarna over het voorstel.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien bij een voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel.

  • 5. Artikel 32A lid 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter vier leden in het stembureau.

  • 2. De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen is geheim.

  • 3. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes zijn identiek.

  • 4. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 5. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als hiervoor bedoeld worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 8. De griffier draagt ervoor zorg dat de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag worden vernietigd.

Artikel 37 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 38 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 3: Rechten van leden

Artikel 39 Amendementen

  • 1. Ieder lid is bevoegd tijdens de beraadslagingen wijzigingen voor te stellen op het voorgestelde besluit. Ook kan hij voorstellen, het voorgestelde besluit in een of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke stemming zal plaatsvinden. Dit splitsingsvoorstel brengt de voorzitter in stemming. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moetom in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan. Het amendement dient voorzien te zijn van de handtekening van de indiener(s).

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, tot het moment dat de besluitvorming door de raad plaatsvindt.

  • 5. Een amendement is ontoelaatbaar, indien het een strekking heeft, tegengesteld aan die van het voorstel, of indien er tussen de materie van het amendement en die van het voorstel geen rechtstreeks verband bestaat, zulks ter beoordeling van de voorzitter.

Artikel 40 Moties

  • 1. Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, voorzien van de handtekening van de indiener(s).

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. Fracties die voornemens zijn een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp, (motie vreemd aan de orde van de dag) te gaan indienen, dienen deze ten minste 48 uur voor aanvang van de vergadering in bij het presidium. Het presidium doet een voorstel waar en op welke wijze de motie behandeld wordt.

  • 5. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld. Voor de behandeling van deze moties gelden de spreekregels vermeld in artikel 24.

Artikel 41 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad bij gewone meerderheid.

Artikel 42 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raad (art. 10 lid 2), kan niet van de agenda worden afgehaald zonder toestemming van de raad.

Artikel 43 Initiatiefvoorstellen

  • 1. Elk lid kan een initiatiefvoorstel aanbieden ter besluitvorming in de raad. Een initiatiefvoorstel wordt in behandeling genomen, indien het schriftelijk bij het presidium is ingediend.

  • 2. Het presidium plaatst het voorstel op de lijst van ingekomen stukken van de eerstvolgende raadsvergadering met een behandelingsadvies, tenzij de lijst op grond van artikel 21, eerste lid reeds is verzonden.

  • 3. Het behandelingsadvies genoemd in het tweede lid geeft aan dat er advies van het college wordt gevraagd en wanneer en in welke commissie het intitiatief wordt behandeld. Het advies van het college moet uiterlijk een week voor de commissievergadering bij de commissiegriffier worden aangeleverd.

  • 4. Na behandeling in de raadscommissie vindt besluitvorming in de eerstvolgende raadsvergadering plaats.

  • 5. Indien het initiatiefvoorstel op grond van de Inspraakverordening inspraakplichtig is dient in het behandelingsadvies vermeld te worden in welke commissie en wanneer wordt beoordeeld of het initiatief op een meerderheid kan rekenen in de raad. Na instemming van een meerderheid van de raadscommissie wordt het voorstel voor inspraak vrijgegeven.

  • 6. De initiatiefnemers handelen de inspraakprocedure af en beantwoorden de ingediende zienswijzen. Na de beantwoording van de zienswijzen wordt het initiatiefvoorstel in twee instanties door de commissie behandelt, waarna besluitvorming in de raad volgt.

  • 7. In afwijking van het tweede en derde lid kan het presidium het initiatief rechtstreeks agenderen voor de eerstvolgende raadsvergadering . De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp moet worden behandeld.

  • 8. De raad kan nadere voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel.

  • 9. Indien het initiatiefvoorstel vermeldt staat op de agenda van de raad en de indiener het voorstel wil intrekken is het bepaalde in artikel 40 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 44 Interpellatie

  • 1. Een verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van het presidium spoedeisende gevallen, tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij het presidium ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd en indien mogelijk de concrete vragen.

  • 2. De voorzitter van het presidium brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college. Het verzoek wordt in stemming gebracht op de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek bij het agendapunt ‘vaststellen agenda’. Bij aanvaarding van het verzoek door tenminste 8 raadsleden bepaalt de raad op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden, met dien verstande dat uiterlijk om 22.00 uur met de interpellatie moet worden aangevangen.

  • 3. De interpellant(en) voert (voeren) niet meer dan driemaal het woord en het college en de overige fracties voeren niet meer dan tweemaal het woord. Allereerst voert (voeren) de interpellant(en) het woord en aansluitend het college. Waarna de interpellant(en) de gelegenheid krijgt (krijgen) te reageren op het college en zo nodig moties in te dienen. Daarna hebben alle overige fracties het recht om het woord te voeren, vervolgens het college, de overige fracties en ter afsluiting nogmaals de interpellant(en).

  • 4. Interrupties zijn alleen toegestaan in de tweede en derde termijn van de interpellant(en) indien dit noodzakelijk is voor het verhelderen van standpunten. De voorzitter kan op verzoek van een raadslid ook interrupties toestaan in de termijn van de overige fracties.

Artikel 45 Schriftelijke vragen

  • 1. Ieder lid kan aan het college of de burgemeester schriftelijke vragen stellen.

  • 2. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering.

  • 3. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen ter kennis van de overige leden van de raad, het college en de pers worden gebracht.

  • 4. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen zes weken nadat de vragen zijn binnengekomen plaats, de recesperiodes uitgezonderd. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan voor het einde van de termijn gemotiveerd in kennis. Het college dient aan te geven binnen welke termijn wel beantwoording zal plaatsvinden.

  • 5. Indien binnen de (uit)gestelde termijn in het vierde lid, geen beantwoording volgt worden de schriftelijke vragen op de agenda geplaatst van de eerstvolgende raadsvergadering ter behandeling.

  • 6. De antwoorden worden digitaal via de griffie aan alle leden van de raad gestuurd.

  • 7. De vragensteller kan in geval van schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en in het geval van mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door het college of de burgemeester gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.Het is niet mogelijk naar aanleiding van de beantwoording van de nadere vragen moties in te dienen.

Hoofdstuk 4: Begroting en Rekening

Artikel 46 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek en behandeling van de begroting volgens een procedure die de raad elk jaar voor 1 april vaststelt.

Artikel 47 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek en behandeling van de jaarrekening en jaarverslag volgens een procedure die de raad elk jaar voor 1 april vaststelt.

Artikel 48 Informatie en verantwoording

  • 1. Eenlid van de raad of het college, dat door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht in de raadsvergadering in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.

  • 2. De voorzitter kan bepalen dat de bespreking van dit verslag plaats vindt in de desbetreffende raadscommissie.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. Indien een door de raad aangewezen lid niet meer het vertrouwen van de raad heeft als lid van een in het eerste lid bedoeld orgaan, kan de raad het voorstel doen dat lid te ontslaan.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden of andere in het eerste lid bedoelde personen, heeft benoemd. Hoofdstuk 5: Besloten Vergaderingen

Artikel 49 Algemeen

  • 1. De vergaderingen van de raad zijn openbaar, tenzij financiële of andere zwaarwegende belangen van de gemeente, van gemeentelijk personeel of van derden daardoor geschaad zouden worden.

  • 2. De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3. De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de raad anders beslist.

  • 5. De raad maakt een besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. De raad laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 52 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 50 Het verslag

  • 1. Het concept-verslag van het behandelde in een besloten vergadering worden in een envelop toegezonden aan de leden van de raad en de leden van het college die aanwezig waren bij de vergadering. Het concept-verslag van het behandelde in een besloten vergadering waarover geheimhouding is opgelegd, liggen voor de leden ter inzage bij de griffier.

  • 2. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens de vergadering waarin het verslag van de besloten vergadering wordt vastgesteld neemt de raad een beslissing over het al dan niet openbaar maken van het verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 51

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

a.de toelating van nieuw benoemde leden;

b.de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

c.de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke belastingen;

d. de benoeming en het ontslag van wethouders;

Artikel 52

  • 1. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.

  • 2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan de leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Hoofdstuk 6: Toehoorders en Pers

Artikel 53 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en belangstellenden kunnen de openbare vergadering vanaf de Publieke tribune volgen. Vertegenwoordigers van de pers kunnen op de perstribune de openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken vragen hiervoor toestemming aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 55 Richtlijnen gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk 7: Slotbepalingen

Artikel 56 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 57 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt in werking op 20 juni 2009.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad van de Gemeente Leiden vastgesteld bij raadsbesluit van 11 maart 2008 en inwerking getreden op 12 maart 2008, raadsvoorstelnr. 08.0001.