Regeling vervallen per 31-12-2008

Deelverordening amateurkunst subsidies 2007-2008

Geldend van 09-06-2007 t/m 30-12-2008 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2007

Intitulé

Deelverordening amateurkunst subsidies 2007-2008

DEELVERORDENING AMATEURKUNST SUBSIDIES 2007-2008

HOOFDSTUK I DEFINITIES EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Begrippen

Voor de toepassing van deze deelverordening wordt verstaan onder:

amateurkunst: het beoefenen van kunst in zijn verschillende uitingsvormen, in groepsverband en op niet professionele basis; dit impliceert dat de deelnemers uit hoofde van deze activiteit geen presentiegeld of andere vergoedingen anders dan een onkostenvergoeding op declaratiebasis ontvangen;

Werkgroep Amateurkunst (WAK): de Leidse koepelorganisatie ten dienste van de sector amateurkunst;

instelling: een in Leiden gevestigde vereniging, stichting of groep personen die zich, blijkens de statuten en feitelijke werkzaamheden, de amateurkunst ten doel stelt;

werkvormoverleg: een organisatie die optreedt als representatief overlegorgaan en belangenbehartiger voor bij haar aangesloten instellingen in één of meer werkvormen van de amateurkunst;

deelnemer: aan een instelling op het gebied van de amateurkunst, verbonden natuurlijk persoon, die door een contributiebijdrage en door deelname aan activiteiten zich aan de instelling verbindt;

werkvormen: de verschillende verschijningsvormen van de amateurkunst;

instandhoudingssubsidie: een per werkvorm vastgestelde algemene subsidie ter tegemoetkoming in de vaste lasten van een instelling;

jeugd(leden)subsidie: extra instandhoudingssubsidie voor (jeugd)leden van instellingen;

uitvoeringssubsidie: subsidie in (een deel van) het nader gespecificeerde tekort van door de instellingen gehouden openbare optredens.;

huurkostensubsidie: extra uitvoeringssubsidie voor optredens in de Stadsgehoorzaal of de Leidse Schouwburg.

aanmoedigingssubsidie: een incidentele subsidie ter tegemoetkoming van de vaste lasten dan wel kosten voor een uitvoering van een instelling die nog niet tot de deelverordening is toegelaten.

openbaar optreden: een optreden op Leids grondgebied dat al dan niet tegen betaling voor iedereen toegankelijk is en dat als zodanig van te voren publiekelijk wordt aangekondigd.

richtbedrag: standaard subsidiebedrag waarop op grond van dreigende overschrijding van het subsidieplafond een korting kan worden toegepast.

egalisatiereserve: financiële reserve waaruit kan worden geput indien korting van de richtbedragen plaatsvindt.

Artikel 2: Toelating

  • 1. Bij de inwerkingtreding van deze deelverordening worden geacht tot de regelingen voor instandhoudings- en uitvoeringssubsidie als bedoeld in deze deelverordening te zijn toegelaten:

    A. ORKESTEN

    Frits Landesbergen Big Band, Leiden Sinfonietta, Klarinetensemble Lignum Leiden/Stichting de Grenzeloze Klarinet, Toonkunstorkest Leiden, Blokfluitensemble Praetorius, Zigeunerorkest Csárdás.

    B. HARMONIE, (DRUM)FANFARES, BRASSBAND, SHOWKORPSEN

    Drumfanfare Amigo Leiden, Con Fuoco Drum & Bugle Corps, Concordia, De Burcht, Drumfanfare FBL, K & G, Leidse Harmoniekapel, Nieuw Leven, Trommelgroep West Nederland, Werkmans Wilskracht.

    C. KOREN

    Arnold Schönberg Kamerkoor, C.O.V. Con Amore, Stichting Couleur Vocale, C.O.V. Ex Animo, Kamerkoor Akkoord, Stichting Capella Vocale, Eurokoor Nederland, Kamerkoor Hathor, Interkerkelijk Gospelkoor Dabar, Leiden English Choir, Kamerkoor Het Zingend Hart, Leids Vocaal Ensemble, Kamerkoor Lingua Musica, Leids Projectkoor, Klein Leids Liederen Koor, Schola Gregoriana Leithonensis, Toonkunstkoor Leiden e.o., Viswijvenkoor, R.C.M. Vox Humana, William Byrd Vocaal Ensemble.

    D. TONEELGEZELSCHAPPEN

    Theatergroep Paradox (onder voorbehoud van advies WAK), Toneelgroep Imperium, Litteris Sacrum, Ploef, Timdelerclub, Tot Ieders Genoegen, Toneelfabriek, Toneelvereniging Al Dente. Stichting Triade Musical Productions.

    E. OPERETTEGEZELSCHAPPEN

    Crescendo.

    F. VOLKSDANSVERENIGINGEN

    FETA, Oud Poelgeest.

    G. MAJORETTENVERENIGINGEN

    Heavy Metol, The Kopergirls, Ons Buiten.

    H. VERNIEUWENDE THEATERGROEPEN

    Kindertheater Splinter, Ins Blau, Kindertoneelgroep Pats (onder voorbehoud van advies WAK), PLOT, Toch Theater.

    I. FOTO-, FILM- EN VIDEOVERENIGINGEN

    Leidse Video en Smalfilm Liga, L.A.F.V.

    J. DIVERSE MUZIEKGROEPEN

    VTV/Centrum Club 58, Sempre Avanti.

  • 2. Voor de geldingsduur van deze deelverordening hebben de volgende, niet in lid 1 van dit artikel opgenomen, instellingen de mogelijkheid om bij Burgemeester en Wethouders van Leiden uitvoeringssubsidie aan te vragen: Collegium Musicum, de Leidse Amateurfotografen Vereniging en het Comité Leidse Korendag voor Ouderen.

  • 3. Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen, wanneer zich een instelling aanmeldt voor toelating tot de deelverordening, onverlet de geldigheidsduur van de deelverordening, gehoord het advies van de WAK, besluiten de aanvrager tot de deelverordening toe te laten. Hierbij gelden de volgende criteria. De instelling dient:

      • a.

        rechtspersoonlijkheid bezitten en als zodanig ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden;

      • b.

        de toegelaten verenigingen worden geacht aangesloten te zijn bij de WAK;

      • c.

        een minimaal aantal deelnemers hebben van: 6 deelnemers voor toneelverenigingen;16 deelnemers voor koren; 20 deelnemers voor harmoniekorpsen, drumfanfares en brassbands; 8 deelnemers voor drumbands; 15 deelnemers voor orkesten; 18 deelnemers voor operetteverenigingen; 10 deelnemers voor volksdansverenigingen (demonstratiegroepen); 25 deelnemers voor volksdansverenigingen (overige); 3 deelnemers voor vernieuwende theatergroepen; 13 deelnemers voor majoretteverenigingen; 10 deelnemers voor foto-, video- en popmuzikantenverenigingen;

      • d.

        haar oefenruimte binnen het grondgebied van de gemeente Leiden hebben;

      • e.

        bij voorkeur minimaal één maal per jaar doch tenminste één maal per twee jaar in het openbaar op te treden, door middel van een uit de werkvorm voortvloeiende wijze van uitvoeren;

      • f.

        in het geval zij muziekvereniging is, zoals genoemd in artikel 2, 1B, minimaal één maal per jaar in het openbaar op te treden;

      • g.

        gedurende een periode van tenminste drie jaar door de uitvoering van activiteiten en het instandhouden van een organisatie haar bestaansrecht te hebben bewezen.

Artikel 3: Nadere bepalingen omtrent toelating en subsidiëring

  • 1. Niet voor subsidiëring in het kader van de deelverordening komen in aanmerking: kerkkoren, onder studentenorganisaties vallende instellingen en instellingen waarvan de financiële ondersteuning behoort tot de zorg van overheden, waaronder de gemeente Leiden, de Universiteit Leiden en/of van het bedrijfsleven.

  • 2. De in de hoofdstukken II, III en IV genoemde werkvormen en richtbedragen worden elke twee of drie jaar geëvalueerd en, na overleg met de WAK, in al dan niet aangepaste vorm, opnieuw voor een periode van twee of drie jaar vastgesteld.

  • 3. Op grond van de jaarlijkse subsidie-afrekeningen en –aanvragen van de toegelaten instellingen zal jaarlijks worden beoordeeld of deze instellingen hebben voldaan c.q. voldoen aan de bepalingen van deze Deelverordening. Deze beoordeling vindt plaats door de Dienst Cultuur en Educatie en wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de WAK, vergezeld van een overzicht van verstrekte instandhoudings- en uitvoeringssubsidies en de egalisatiereserve.

  • 4. Wanneer de gemeente aanleiding ziet om op grond van het niet of onvoldoende nakomen van de bepalingen uit deze deelverordening het subsidie voor een bepaalde instellingen te beëindigen of te verminderen, zal alvorens daartoe te besluiten, de WAK worden gehoord.

  • 5. Instellingen die tot de deelverordening zijn toegelaten hebben recht op instandhoudingssubsidie (incl. jeugdledensubsidie) en uitvoeringssubsidie (incl. huurkostensubsidie) zoals omschreven in deze deelverordening.

Artikel 4: Subsidiemogelijkheden van nog niet tot de deelverordening toegelaten instellingen

  • 1. Aan een instelling die zich heeft aangemeld voor toelating tot de deelverordening, maar die nog niet voldoet aan voorwaarden van artikel 2 lid 3, kan door Burgemeester en Wethouders van Leiden, gehoord het advies van de WAK, binnen de in Hoofdstuk II opgenomen richtbedragen en subsidiebepalingen voor instandhoudingssubsidies, een aanmoedigingssubsidie worden toegekend.

  • 2. Aan een niet tot de deelverordening toegelaten instelling die voor een eenmalige openbare activiteit een subsidie aanvraagt kan door Burgemeester en Wethouders van Leiden een aanmoedigingssubsidie in het tekort van de kosten van de activiteit worden verstrekt, binnen de normbedragen en subsidiebepalingen vastgelegd in hoofdstuk III worden vastgesteld.

  • 3. Voor het toekennen van de in lid 1 en lid 2 genoemde subsidies dient een instelling te voldoen aan het gestelde in artikel 3a, b, c en d van de deelverordening.

  • 4. Jeugd- en overige onderafdelingen van instellingen komen eerst dan voor zelfstandig instandhoudingssubsidie in aanmerking als zij als zelfstandig rechtspersoon ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden.

Artikel 5: Subsidieplafond

  • 1. De in deze deelverordening genoemde bedragen zijn richtbedragen. Het totale maximale subsidievolume voor de amateurkunst wordt jaarlijks door de Gemeenteraad vastgesteld. Dit totale subsidievolume kan niet overschreden worden.

  • 2. Het totale subsidievolume zal jaarlijks verhoogd worden met een door de Gemeenteraad vast te stellen indexeringspercentage.

  • 3. Overbestedingen van het beschikbare budget voor de amateurkunst als gevolg van de aan de hand van de in deze deelverordening beschikbaar gestelde subsidiebedragen zullen ten laste worden gebracht van de reserve Amateurkunst, onderbestedingen zullen ten gunste komen van de reserve Amateurkunst.

  • 4. Indien de overbestedingen in een bepaald jaar tot een negatiefstand van de egalisatiereserve zouden leiden, zullen de beschikbaar gestelde subsidiebedragen in dat betreffende jaar zodanig naar rato worden aangepast dat de reserve een nulstand bereikt.

  • 5. Bij de jaarlijkse vaststelling van het totale subsidievolume voor de amateurkunst zal een eventueel positief saldo van de egalisatiereserve niet betrokken te worden.

HOOFDSTUK II INSTANDHOUDINGSSUBSIDIE

Artikel 6: Bepalingen omtrent aanvraag en toekenning

  • 1. De in hoofdstuk I genoemde instellingen dienen hun instandhoudingssubsidie elk jaar opnieuw aan te vragen. Daartoe wordt hen voor of uiterlijk op 1 januari het betreffende formulier door de dienst Cultuur en Educatie toegezonden. Met dien verstande dat wanneer het bedoelde formulier om welke reden dan ook niet wordt ontvangen, de verenigingen desondanks gehouden zijn het formulier, verkrijgbaar bij de dienst Cultuur en Educatie, voor of uiterlijk 1 maart van het betreffende jaar bij de dienst Cultuur en Educatie in te leveren. Met het aanvraagformulier voor instandhoudingssubsidie en jeugd(leden)subsidie moet ook de ledenlijst van de instelling, met als peildatum 1 januari van het betreffende jaar, worden meegezonden. De ledenlijst dient de NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) en de geboortedata te bevatten.

  • 2. De instandhoudingssubsidie wordt binnen 12 weken na het in behandeling nemen van de aanvraag aan de betreffende instelling uitbetaald.

  • 3. Indien aan het gestelde in lid 1 van dit artikel zonder overleg met de dienst Cultuur en Educatie van de gemeente Leiden niet is voldaan, vervalt in het betreffende jaar het recht op instandhoudingssubsidie.

  • 4. De richtbedragen voor instandhoudingssubsidies in de periode 2007 tot en met 2009 voor de verschillende werkvormen bedragen:

    A. ORKESTEN:

    Een jaarlijkse bijdrage van € 955,= voor reguliere volwassenenorkesten, € 1.910,= voor jeugdorkesten en een percentage van € 955,=, berekend naar rato van het aantal oefenweken per jaar, met een maximum van 32 weken per jaar, voor projectorkesten.

    B. HARMONIE- EN FANFARE, BRASSBANDS EN SHOWKORPSEN

    Voor muziekverenigingen een jaarlijkse bijdrage van € 955,=, vermeerderd met een bijdrage van € 12,90 per lid. Onder lid wordt verstaan een spelend lid en/of een lid van de bij de muziekvereniging behorende majorettegroep.

    C. KOREN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 852,= voor reguliere koren en een percentage van € 852,=, berekend naar rato van het aantal oefenweken per jaar, met een maximum van 32 weken per jaar, voor projectkoren.

    D. OPERETTEGEZELSCHAPPEN

    Voor operettegezelschap Crescendo een jaarlijkse bijdrage van € 1.941,=.

    E. TONEELGEZELSCHAPPEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 852,=.

    F. VOLKSDANSVERENIGINGEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 852,=.

    G. MAJORETTENVERENIGINGEN

    Een basissubsidie van € 335,= per jaar, vermeerderd met € 12,90 per lid per jaar.

    H. DIVERSE MUZIEKGROEPEN (VTV/Centrum Club 58, Sempre Avanti)

    Een jaarlijkse bijdrage van € 1.058,=.

    I. VERNIEUWENDE THEATERGROEPEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 568,=.

    J. LEIDSE VIDEO- EN SMALFILM LIGA

    Een jaarlijkse bijdrage van € 852,=.

  • 5. Voor jeugdleden van instellingen wordt een aanvullende instandhoudingssubsidie beschikbaar gesteld van € 25,80 per actief jeugdlid onder de 18 jaar, per jaar. De jeugdsubsidie dient te worden gebruikt voor extra activiteiten ten behoeve van de jeugdleden. De instellingen dienen jaarlijks door middel van een inhoudelijk en financieel verslag verantwoording af te leggen over de besteding van de jeugdsubsidie. Niet gebruik kunnen maken van de aanvullend instandhoudingssubsidie zijn de jeugdorkesten in categorie A.

HOOFDSTUK III UITVOERINGSSUBSIDIE

Artikel 7: Bepalingen omtrent de aanvraag

  • 1. De in hoofdstuk I genoemde instellingen dienen hun uitvoeringssubsidie elk jaar opnieuw aan te vragen. Hiervoor moet een bij de dienst Cultuur en Educatie van de gemeente Leiden verkrijgbaar aanvraagformulier worden ingevuld, dat uiterlijk 1 maart van het betreffende jaar bij de dienst Cultuur en Educatie van de gemeente Leiden dient te zijn ingeleverd.

  • 2. Gelijktijdig met het beschikbaar stellen van instandhoudingssubsidie zal jaarlijks een voorschot van 50% op het richtbedrag van de per werkvorm maximaal beschikbare uitvoeringssubsidie beschikbaar worden gesteld.

  • 3. De uitvoeringssubsidie bedraagt 80% van het tekort van de activiteit(en) waarvoor het wordt toegekend met een richtbedrag van maximaal € 1.626,= per kalenderjaar. Voor vernieuwende theatergroepen geldt een richtbedrag van maximaal € 2.168,= per kalenderjaar.

  • 4. Het tekort van de activiteit wordt gedefinieerd als het verschil tussen de aan de activiteit gerelateerde opbrengsten (zie artikel 9) en de subsidiabele uitgaven (zie artikel 10).

  • 5. Een instelling kan voor meer dan één activiteit, dan wel voor meer dan één project een uitvoeringssubsidie aanvragen, maar de totaal te ontvangen uitvoeringssubsidie is nooit meer dan de hiervoor genoemde maximum richtbedragen.

  • 6. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere, hieronder te noemen gevallen, het hiervoor genoemde maximum richtbedrag verhogen tot een richtbedrag van maximaal € 2.814,=:

    • a.

      in geval van uitvoeringen van oratoriumverenigingen of daaraan gelijk te stellen koren, waarvoor begeleiding door een beroepssymfonie-orkest en beroepssolisten (zangeressen/zangers) onontbeerlijk is;

    • b.

      in geval van uitvoeringen van toneelverenigingen, als bedoeld in lid 4e van artikel 6 en van operettegezelschappen, als bedoeld in lid 4d van hetzelfde artikel, waarbij voor de regie een als zodanig geregistreerde beroepsregisseur is aangetrokken;

    • c.

      in andere gevallen voorzover het deze verenigingen betreft, afzonderlijk te beoordelen door het College van B&W, gehoord hebbende de WAK.

  • 7. Muziekverenigingen die aan een concours of festival deelnemen kunnen een uitvoeringssubsidie aanvragen. Het richtbedrag voor de uitvoeringssubsidie voor deelname aan een concours of festival bedraagt maximaal € 335,=.

  • 8. Operettegezelschap Crescendo kan voor de jaarlijkse uitvoering voor senioren een extra uitvoeringssubsidie aanvragen. Het richtbedrag voor de maximale subsidie voor deze uitvoering bedraagt € 2.814,=.

  • 9. Bij gebruik van de Stadsgehoorzaal en/of de Leidse Schouwburg door amateurverenigingen zullen de in dit artikel genoemde richtbedragen, bij wijze van aanvullende subsidie in de kosten van de huur, verhoogd worden met een richtbedrag van € 516,= op de dag van de uitvoering alsmede de dag van de generale repetitie tot een richtbedrag van maximaal € 1.549,= per jaar.

  • 10. Verenigingen die aan een nationaal of internationaal concours deelnemen komen in aanmerking voor een subsidie van maximaal € 516,-. Wanneer tijdens een dergelijk concours een eerder behaalde nationale of internationale titel moet worden verdedigd, bedraagt het te verlenen subsidie maximaal € 1.033,-.

  • 11. Instellingen die in verband met een jubileum extra activiteiten willen organiseren, kunnen in aanmerking voor een extra jubileum subsidie. Deze subsidie die maximaal € 1.033,- bedraagt, wordt alleen toegekend bij kroonjaren, resp. bij een 25-, 50-, 75- en 100-jarig jubileum.

Artikel 8: Bepalingen omtrent de toekenning

  • 1. De instellingen waaraan een uitvoeringssubsidie is toegekend dienen verantwoording af te leggen over de besteding van de subsidie. Hiervoor moet een bij de dienst Cultuur en Educatie van de gemeente Leiden verkrijgbaar formulier ‘Jaaropgaaf’ worden ingevuld, dat uiterlijk 1 maart van het jaar volgend op het subsidiejaar bij de dienst Cultuur en Educatie van de gemeente Leiden dient te zijn ingeleverd.

  • 2. De definitief vastgestelde uitvoeringssubsidie zal, met aftrek van het voorschot, binnen 12 weken na het in behandeling nemen van de aanvraag, betaalbaar worden gesteld c.q. worden verrekend met de dan beschikbaar te stellen instandhoudingssubsidie en/of voorschot uitvoeringssubsidie.

  • 3. Ook in die gevallen waarin de organisatie wegens het positief sluiten van de begroting geen beroep zal doen op gemeentelijke uitvoeringssubsidie, doch wel verplicht is jaarlijks een uitvoering in het openbaar op Leids grondgebied te verzorgen, dient in de jaaropgaaf verantwoording te worden afgelegd met betrekking tot de door de organisatie gerealiseerde uitvoering(en).

Artikel 9: Bepalingen omtrent de te verantwoorden inkomsten

  • 1. Op de jaaropgaafformulieren voor uitvoeringssubsidie zijn de categorieën inkomsten en uitgaven vermeld op basis waarvan Burgemeester en Wethouders van Leiden de hoogte van de uitvoeringssubsidie vaststellen.

  • 2. De op te nemen inkomsten zijn:

    • a.

      de inkomsten uit de verkoop van plaatsbewijzen, abonnementen, programmablad e.d.;

    • b.

      donateursinkomsten, voor zover deze kunnen worden beschouwd als betaling van entreegeld voor optredens;

    • c.

      uitkoopsommen gedurende een periode tot één jaar na de première;

    • d.

      overige subsidies en bijdragen, direct verband houdende met het optreden.

    • 3.

      Niet tot de inkomsten worden gerekend de opbrengst van verlotingen, tombola’s en overige subsidies en bijdragen die niet direct verband houden met het optreden. Deze inkomsten dienen echter wel in de jaaropgaafformulieren te worden vermeld.

Artikel 10: Bepalingen omtrent de subsidiabele uitgaven

  • 1.

    • Subsidiabele uitgaven zijn de binnen redelijke grenzen te maken kosten van:

    • a.

      zaalhuur (inclusief generale repetitie), plus extra's, zoals suppoosten, pianohuur, kaartverkoop;

    • b.

      zaalversiering;

    • c.

      (voor koren) medewerking van een begeleidend orkest en solisten (inclusief belasting en sociale premies), voor zover die medewerking gezien de aard van de uit te voeren werken noodzakelijk is;

    • d.

      (voor koren en orkesten) honorarium van de eigen dirigent op de avond van de uitvoering en de generale repetitie, waarbij als maximum geldt een bedrag van € 1.239,=;

    • e.

      programmablad, affiches, uitnodigingen;

    • f.

      (huur) decor, rekwisieten en kleding (echter niet de kleding voor de koren);

    • g.

      huur van audio-visuele apparatuur, aanschaf van beeld- en/of geluidsdragers en kosten verbonden met opname en montage;

    • h.

      (huur) bladmuziek, teksten, kosten arrangementen, mits speciaal voor het concert of de voorstelling waarvoor uitvoeringssubsidie is gevraagd, aangeschaft of gehuurd;

    • i.

      verzekeringspremies;

    • j.

      vervoer van instrumenten, decors etc. en van vervoer van orkestleden bij koorbegeleiding;

    • k.

      (voor toneel- en operettegezelschappen) een beroepsregisseur, tot een maximum van € 1.239,=;

    • l.

      .grimeerkosten;

    • m.

      Bumarechten en auteursrechten.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen andere op de uitvoering betrekking hebbende uitgaven subsidiabel verklaren, met dien verstande, dat in elk geval niet worden vergoed:

    • a.

      de afschrijving op uniformen, kleding en instrumenten die tot de vaste uitrustingvan het gezelschap behoren;

    • b.

      de kosten van de feestelijkheden na afloop van de activiteit;

    • c.

      de consumpties van de leden-medewerkenden en genodigden;

HOOFDSTUK IV AANVULLENDE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11: Aanvullende Bepalingen

  • 1. Indien blijkt dat bij twee of meer instellingen binnen een werkvorm voor een belangrijk deel dezelfde deelnemers zijn betrokken en de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd in hoge mate met elkaar overeenkomen, kunnen Burgemeester en Wethouders van Leiden bepalen, dat de betreffende instellingen gezamenlijk slechts éénmaal gebruik maken van de in de deelverordening genoemde subsidiemogelijkheden.

  • 2. Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen, indien achteraf blijkt dat een subsidie ten onrechte is toegekend, het toekenningsbesluit intrekken en het betreffende subsidiebedrag terugvorderen.

  • 3. Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen een of meer bepalingen van deze deelverordening, waarin voorwaarden en/of verplichtingen aan instellingen worden opgelegd, in incidentele gevallen, na overleg met de WAK, niet van toepassing verklaren. Indien Burgemeester en Wethouders van Leiden van deze bevoegdheid gebruik maken, doen zij hiervan gemotiveerd schriftelijk mededeling aan de betreffende instelling.

  • 4. Een instelling die voornemens is zich in de loop van het boekjaar op te heffen en/of zijn activiteiten niet voort te zetten, dient Burgemeester en Wethouders van Leiden onmiddellijk van deze voornemens schriftelijk op de hoogte te stellen. Een dergelijke instelling wordt dan in afwijking van Hoofdstuk I niet meer beschouwd als toegelaten tot de deelverordening.

  • 5. Wanneer zou blijken dat een vereniging op grond van het niet of onvoldoende nakomen van de bepalingen in deze deelverordening niet in aanmerking komt voor een subsidie in het betreffende jaar dan zal de vereniging gedurende het restant van de driejarige looptijd van de deelverordening toch als een toegelaten instelling worden beschouwd, tenzij de WAK, gevraagd of ongevraagd, zou adviseren om de toelating tussentijds op te heffen. De gemeente behoudt zich daarbij het recht voor niet gebruikte of ten onrechte gebruikte subsidiegelden terug te vorderen.

Artikel 12: Slotbepalingen

  • 1. Deze deelverordening kan worden aangehaald als 'Deelverordening Amateurkunst Subsidies'.

  • 2. De deelverordening heeft een looptijd van twee jaren, van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008. De looptijd van de deelverordening is onder voorbehoud van tussentijdse wijzigingen voortvloeiende uit wijzigingen in de Algemene Subsidieverordening van de Gemeente Leiden.