Regeling vervallen per 01-10-2014

Gedragscode Bestuurlijke Integriteit Burgemeester en Wethouders

Geldend van 01-01-2006 t/m 30-09-2014

Intitulé

Gedragscode Bestuurlijke Integriteit Burgemeester en Wethouders

De Raad der gemeente Leiden;

Gezien het voorstel van de commissie voor Bestuur en Veiligheid (raadsvoorstel nr.05.0032);

B E S L U IT:

Vast te stellen de navolgende Gedragscode Bestuurlijke Integriteit Burgemeester en Wethouders;

ARTIKEL 1 Algemene bepalingen

  • 1. Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders;

  • 2. Deze gedragscode geldt voor de voorzitter en alle leden van het college;

  • 3. In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college, hetgeen ter kennis wordt gebracht aan de raad;

  • 4. De code is openbaar en door derden te raadplegen

  • 5. De leden van het college ontvangen en tekenen bij hun aantreden een exemplaar van de code. Een getekend exemplaar wordt in het persoonlijk dossier bewaard.

ARTIKEL 2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 1. Een bestuurder doet opgave van zijn aanmerkelijk financiële belang in ondernemingen en organisaties, voor zover dat belang groter is dan 5% van het aandelenkapitaal. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen;

  • 2. Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen;

  • 3. Een bestuurder die familiebetrekkingen of persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht;

  • 4. Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

  • 5. Een bestuurder die familie- of persoonlijke betrekkingen c.q. belangen heeft bij een organisatie dan wel een bedrijf dat een belang heeft bij een door het college te nemen besluit neemt niet deel aan de stemming over het besluit.

ARTIKEL 3 Nevenfuncties

  • 1. Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is in verband met mogelijke strijdigheid met het belang van de gemeente of waarbij het aanzien van het ambt wordt geschaad of de uitvoering van het ambt wordt belemmerd.

  • 2. Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties, waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. De gegevens over de nevenfunctie en de hoogte van de inkomsten van de nevenfunctie worden openbaar gemaakt.

  • 3. De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q.-nevenfunctie), worden door de gemeente vergoed. Een door de instantie in verband met de nevenfunctie (q.q.-functie) verstrekte vergoeding voor de verrichte werkzaamheden en/of gemaakte onkosten wordt in de gemeentekas gestort.

  • 4. Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, brengt zijn voornemen ter kennis aan de raad. Daarbij wordt aangegeven hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten en wat het tijdsbeslag is van de nevenfunctie.

  • 5. Een bestuurder meldt zijn nevenfuncties conform dit artikel voorafgaand aan zijn installatie aan de gemeenteraad. Tevens worden mogelijke wijzigingen uiterlijk drie maanden na zijn installatie aan de gemeenteraad gemeld.

ARTIKEL 4 Informatie

  • 1. Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie;

  • 2. Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij dit geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur;

  • 3. Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie;

ARTIKEL 5 Aannemen van geschenken

  • 1. Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht;

  • 2. Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd;

  • 3. Geschenken en giften worden bij voorkeur niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch gebeurt, wordt gehandeld conform de leden 1 en 2 van dit artikel.

ARTIKEL 6 Bestuurlijke uitgaven

1.Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond;

ARTIKEL 7 Declaraties

  • 1. De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed;

  • 2. Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure;

  • 3. Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld;

  • 4. Gemaakte kosten worden bij voorkeur voor het einde van de maand, volgend op de maand waarin de kosten zijn gemaakt, doch uiterlijk één maand na afloop van het kalenderjaar, gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voor het einde van de maand, volgend op de maand waarin de kosten zijn gemaakt, afgerekend;

  • 5. De gemeentesecretaris is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe door de gemeentesecretaris aangewezen ambtenaar;

  • 6. In geval dat de gemeentesecretaris twijfel heeft omtrent de hoogte en/of functionaliteit van een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd. Bij twijfel over een declaratie van de burgemeester, wordt deze altijd voorgelegd aan het college.

ARTIKEL 8 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

  • 1. Substantieel gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden zijn niet toegestaan;

  • 2. Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een fax en/of computer in bruikleen ter beschikking krijgen;

  • 3. Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking worden gesteld.

ARTIKEL 9 Reizen buitenland

  • 1. Een bestuurder die het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, heeft voorafgaand toestemming nodig van het college. De gemeenteraad wordt van het besluit op de hoogte gesteld;

  • 2. Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten;

  • 3. Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming;

  • 4. Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken;

  • 5. Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken;

  • 6. Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder;

  • 7. De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

ARTIKEL 10 Inwerkingtreding

1. Deze code treedt in werking op 1 januari 2006.

Bijlage gedragscode bestuurlijke integriteit Burgemeester en Wethouders