Regeling vervallen per 24-12-2009

Drank- en Horecaverordening

Geldend van 15-10-2005 t/m 23-12-2009

Intitulé

Drank- en Horecaverordening

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    alcoholvrije drank: alcoholvrije drank, alsmede de drank, die bij een temperatuur van 15oC voor minder dan 1,5 volumeprocent uit alcohol bestaat;

  • b.

    de wet: de Drank- en Horecawet;

  • c.

    horecabedrijf: een horecabedrijf als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van de wet;

  • d.

    horecawerkzaamheid: een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c van de wet;

  • e.

    lokaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet;

  • f.

    terras: een gedeelte van de openbare weg waarvoor een vergunning is verleend tot het hebben van een terras.

Artikel 2

De artikelen 1, 3 en 4 van de Algemene termijnenwet zijn op deze verordening van overeenkomstig toepassing.

Hoofdstuk 2: Drankverstrekking op terrassen

Artikel 3

Het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse is toegestaan op terrassen, gelegen in de onmiddellijke nabijheid van en behorende bij een inrichting waarin een horecabedrijf of een horecawerkzaamheid wordt uitgeoefend.

Artikel 4

Het is verboden op een terras alcoholhoudende drank te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van de op het terras aanwezige zitplaatsen.

Artikel 5

Het terras moet tijdens het gebruik als zodanig voldoende verlicht zijn.

Hoofdstuk 3: Beperking verstrekking sterke drank

Artikel 6

Het is verboden anders dan om niet sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een inrichting:

  • a.

    waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe eetwaren, zoals belegde broodjes, patates frites en kroketten worden verkocht;

  • b.

    waarin onderwijs wordt gegeven;

  • c.

    die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of -instellingen en/of bij sportorganisaties of -instellingen;

  • d.

    die of waarvan een onderdeel in gebruik is als wachtruimte voor passagiers van een openbaar vervoerbedrijf;

  • e.

    die gelegen is op een kampeer- of caravanterrein.

Artikel 7

Het is verboden bedrijfsmatig sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken in een inrichting als bedoeld in artikel 6.

Artikel 8

  • 1. De burgemeester kan op aanvraag ontheffing verlenen van de verboden, gesteld in de artikelen 6 en 7. Deze beslist binnen vier weken nadat de aanvraag is ingekomen.

  • 2. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden; een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd.

Hoofdstuk 4: Dansen

Artikel 9

  • 1. Voor het verkrijgen van toestemming om gelegenheid te geven tot dansen in een inrichting waarin een horecabedrijf wordt uitgeoefend, moet worden voldaan aan de volgende inrichtingseisen:

    1. in het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt, moet een duidelijk van het overige deel van de vloer te onderscheiden dansvloer aanwezig zijn;

    2. de dansvloer mag niet vervaardigd zijn van of bedekt zijn met weerspiegelend materiaal;

    3. het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt, moet van alle kanten goed te overzien zijn;

    4. in de inrichting moeten ten behoeve van de bezoekers, voor mannen en voor vrouwen afzonderlijke, volledig van elkaar gescheiden, toiletgelegenheden aanwezig zijn. Elke toiletgelegenheid moet voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      zij moet een of meer behoorlijke privaten bevatten;

    • b.

      zij moet een of meer behoorlijke voorzieningen bevatten om de handen met stromend deugdelijk drinkwater te kunnen wassen;

    • c.

      de in de privaten aanwezige closetpotten en de urinoirs moeten voorzien zijn van een waterspoeling;

    • d.

      de privaten, alsmede de ruimten welke urinoirs bevatten, mogen niet rechtstreeks in verbinding staan met het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt.

  • 2. Wanneer de toestemming wordt gevraagd voor een vertrek of open aanhorigheid die pleegt te worden gebruikt als voor de publiek toegankelijke dansgelegenheid, of voor het houden van voor het publiek toegankelijke uitvoeringen, van bijeenkomsten of van partijen, moet bovendien worden voldaan aan de volgende inrichtingseisen:

    1. de oppervlakte van het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt moet ten minste 70 m2 bedragen;

    2. de oppervlakte van de dansvloer moet ten minste een zesde deel bedragen van de oppervlakte van het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt, met een minimum van 20 m2;

    3. voor de toiletten, bedoeld in het vorige lid, onder 4e, mag geen voor mannen zowel als vrouwen toegankelijk voorportaal aanwezig zijn.

Artikel 10

Gedurende de tijd dat gelegenheid wordt gegeven tot het dansen moeten de volgende voorschriften in acht worden genomen:

  • 1.

    het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt, moet voldoende verlicht zijn;

  • 2.

    in dat vertrek of die open aanhorigheid mogen niet aanwezig zijn schotten, schermen, gordijnen of andere afscheidingen hoger dan 1.25 m van de vloer, die van dat vertrek of die open aanhorigheid een deel afzonderen;

  • 3.

    in dat vertrek of die open aanhorigheid mogen niet meer bezoekers aanwezig zijn dan het aantal behoorlijke zitplaatsen bedraagt;

  • 4.

    dansen mag uitsluitend op de dansvloer plaatsvinden;

  • 5.

    personen die kennelijk onder de invloed van alcoholhoudende drank verkeren, die door hun gedrag aanstoot geven of die op enige wijze in strijd met de welvoeglijkheid handelen, en personen van verdachte zeden of die zich als zodanig voordoen, moeten uit de inrichting worden verwijderd;

  • 6.

    voor de bezoekers moeten alcoholvrije dranken verkrijgbaar zijn;

  • 7.

    de toiletten en de wasgelegenheden moeten in zindelijke staat verkeren.

Artikel 11

  • 1. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de inrichtingseisen, gesteld in artikel 9, eerste lid, onder 1e, 3e, en 4e, en tweede lid.

  • 2. Een verzoek om ontheffing kan zijn vervat in een aanvraag om toestemming.

  • 3. De burgemeester beslist binnen vier weken nadat de aanvraag om ontheffing is ingekomen. Deze beslissing kan zijn vervat in zijn beschikking op de aanvraag om toestemming.

  • 4. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden; een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd.

Hoofdstuk 5: Vrijstelling verbod verstrekken zwak-alcoholische drank

Artikel 12

Het verbod, vervat in artikel 3, eerste lid, onder a, van de wet geldt ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcoholische drank niet op de dagen, waarop het 3-oktoberfeest wordt gevierd, voor door de burgemeester aan te wijzen gedeelten der gemeente en tot een door hem te bepalen sluitingsuur.

Hoofdstuk 6: Gebruiksvoorschriften

Artikel 13

Indien zich publiek in een lokaliteit bevindt, moet de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte, gemeten op 1 m boven de vloer, over de gehele oppervlakte van die lokaliteit ten minste 5 lux bedragen.

Artikel 14

De voorzieningen, bedoeld in de artikelen 8, 10 en 11 van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet, moeten bruikbaar zijn en in zindelijke staat verkeren.

Hoofdstuk 7: Het verstrekken van alcoholvrije drank

Artikel 15

  • 1. Het is verboden zonder verlof van de burgemeester in een besloten ruimte bedrijfsmatig alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken.

  • 2. Dit verbod geldt niet:

    • a.

      indien wordt gehandeld krachtens een vergunning ingevolge de wet tot het uitoefenen van een horecabedrijf of een horecawerkzaamheid;

    • b.

      indien deze verstrekking geschiedt als dienstverlening van bijkomstige aard aan personen die in die besloten ruimte vertoeven anders dan voor het gebruiken van consumpties;

    • c.

      voor legerplaatsen en aan het militair gezag onderworpen lokaliteiten;

    • d.

      voor middelen van vervoer tijdens hun gebruik als zodanig.

Artikel 16

  • 1. Het verlof geldt uitsluitend voor een of meer in het verlof vermelde ruimten.

  • 2. Bij overlijden van een verlofhouder kan het verlofbedrijf door of namens één van zijn rechtsopvolgers worden voortgezet tot een maand na het overlijden of, indien binnen die termijn terzake een nieuw verlof is aangevraagd, tot het tijdstip waarop op deze aanvraag onherroepelijk is beslist.

Artikel 17

Voor het verkrijgen van een verlof moet een natuurlijk persoon de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en voldoen aan de eisen, die bij of krachtens artikel 5, tweede lid, aanhef en letters a en b, en derde lid, van de wet, worden gesteld aan de bedrijfsleiders en de beheerders.

Artikel 18

  • 1. De burgemeester beslist binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Een verlof kan onder beperkingen worden verleend; aan een verlof kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 19

  • 1. De burgemeester weigert het verlof indien niet wordt voldaan aan de in artikel 17 gestelde eisen. Voorts weigert de burgemeester het verlof indien aannemelijk is dat het woon-, leef- en winkelklimaat in negatieve zin benvloed zal worden door de activiteiten die plaatsvinden binnen de besloten ruimte of indien aannemelijk is dat zich de in het tweede lid met c., e., f. en h. bedoelde gevallen voordoen.

  • 2. Hij trekt het verlof in ieder geval in, indien:

    • a.

      niet langer wordt voldaan aan de in artikel 17 gestelde eisen;

    • b.

      gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van het verlof;

    • c.

      de loopafstand gerekend vanaf de hoofdingang van de besloten ruimte, waarbinnen softdrugs kunnen worden verkregen en de hoofdingang van een school waar onderwijs wordt gegeven aan jongeren in de leeftijd van 9 tot 18 jaar, dan wel de hoofdingang van een consultatiebureau voor alcohol en drugs, minder dan 150 meter bedraagt;

    • d.

      indien het woon-, leef- en winkelklimaat in negatieve zin beïnvloed wordt door de activiteiten die plaatsvinden binnen de besloten ruimte;

    • e.

      in de besloten ruimte softdrugs kunnen worden verkregen door minderjarigen;

    • f.

      in of aan de besloten ruimte een zodanige reclame wordt gevoerd dat personen kennis kunnen nemen van het feit dat er softdrugs in de besloten ruimte kunnen worden verkregen;

    • g.

      de houder van het verlof niet bereid is op eerste aanzegging van de burgemeester een overeenkomst aan te gaan ter regulering van de bescherming van het woon-, leef- en winkelklimaat dan wel indien een dergelijke overeenkomst niet wordt nagekomen door de houder;

    • h.

      het aantal besloten ruimten waarvoor een verlof is verleend en waarin softdrugs kunnen worden verkregen meer bedraagt dan 12 in het gebied gelegen binnen de singels, dan wel indien in een besloten ruimte buiten de singels softdrugs kunnen worden verkregen.

Hoofdstuk 8: Beroepsregeling

Artikel 20

Vervallen.

Hoofdstuk 9: Straf- en slotbepalingen

Artikel 21

  • 1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, voor zover niet reeds strafbaar gesteld in artikel 71 van de Drank- en Horecawet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Artikel 70 van de wet is van overeenkomstig toepassing.

Artikel 22

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Drank- en Horecaverordening.

  • 2. Zij treedt in werking op 1 november 1967.

  • 3. Voor degenen, die op 1 november 1967 een in artikel 3, eerste lid, onder a of b, van de wet bedoeld bedrijf of de in dat lid, onder c, bedoelde werkzaamheid uitoefenen, treedt deze verordening ten aanzien van de betrokken inrichting eerst in werking op een door burgemeester en wethouders te bepalen later tijdstip (1 januari 1969).

  • 4. Voor degenen, aan wie ingevolge de Drankwet (stb. 1931, 476) een verlof B is verleend, geldt dit verlof B ten aanzien van de betrokken inrichting, tot het in het derde lid bedoelde tijdstip, als een verlof in de zin van hoofdstuk 7 van deze verordening.

Artikel 23

  • 1. Verloven verleend krachtens artikel 18 van de Drank- en Horecaverordening, zoals deze verordening luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening blijven nog gedurende 18 maanden na inwerkingtreding van kracht.

  • 2. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een verlof van kracht totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag krachtens deze verordening indien deze aanvraag ten minste 8 weken voor afloop van de in het eerste lid genoemd termijn bij de burgemeester is ingediend.

  • 3. Verloven verleend krachtens artikel 18 van de Drank- en Horecaverordening worden in ieder geval ingetrokken indien in de besloten ruimte waarvoor verlof is verleend op enig moment gedurende de periode als bedoeld in lid 1, softdrugs kunnen worden verkregen waardoor het maximum als aangegeven in artikel 19, lid 2 sub h., wordt overschreden en ten tijde van inwerkingtreding naar het oordeel van de burgemeester geen sprake was van het kunnen verkrijgen van softdrugs in de desbetreffende ruimte.