Regeling vervallen per 13-06-2013

Deelverordening Kunst- en Cultuursubsidies

Geldend van 21-04-2012 t/m 12-06-2013

Intitulé

Deelverordening Kunst- en Cultuursubsidies

Artikel 1 Algemeen

  • 1. Ten behoeve van het organiseren en uitvoeren van, en/of deelnemen aan activiteiten op het gebied van kunst en cultuur kan aan een in Leiden woonachtige kunstenaar en/of een instelling een bijdrage in het financieel tekort van de activiteit worden verstrekt.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van de volgende soorten activiteiten:

    • -

      Presentatiesubsidies. Het houden van tentoonstellingen door Leidse, getoetste, beeldend kunstenaars.

    • -

      Promotionele activiteiten. Publicaties en uitgaven op cultureel en cultuurhistorisch gebied.

    • -

      Bijzondere projecten. Bijzondere tentoonstellingen en beeldende kunstprojecten, bijzondere theater- en muziekproducties, schrijf- en compositieopdrachten, culturele evenementen/manifestaties/festivals en beeldende kunst in de openbare ruimte.

  • 3. Activiteiten met een duidelijk commercieel karakter i.c. waarbij sprake is van een winstoogmerk komen niet in aanmerking voor een subsidie op grond van deze deelverordening.

  • 4. Voorzover in deze deelverordening niet anders is bepaald, zijn de begripsomschrijvingen en bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 2012 van toepassing

Artikel 2 Presentatiesubsidie

  • 1. Voor het houden van een tentoonstelling van werken van één of meer in Leiden woonachtige beeldende kunstenaars kan aan de betreffende beeldende kunstenaar(s) een financiële bijdrage in de vorm van een presentatiesubsidie worden verstrekt.

  • 2. De regeling geldt tevens voor kunstmanifestaties die met tentoonstellingen vergelijkbaar zijn. Onder kunstmanifestatie wordt verstaan een openbare vertoning van kunstwerken, die door een professionele organisatie is georganiseerd en tenminste in de regionale nieuwsmedia bekend is gemaakt.

  • 3. Presentatiesubsidies worden niet verleend aan deelnemers van zogenaamde kunstmarkten c.q. braderieën.

  • 4. Behoudens het gestelde in lid 8 worden presentatiesubsidies uitsluitend verleend ten behoeve van tentoonstellingen in galeries of musea:

    • -

      waarvan het (doen) organiseren van tentoonstellingen van beeldende kunst hoofdactiviteit is;

    • -

      die met regelmaat en met inachtneming van de onder 2. van dit artikel genoemde voorwaarden tentoonstellingen organiseren.

  • 5. Voor het verkrijgen van presentatiesubsidie dient de tentoonstelling waar het subsidie voor bedoeld is te voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • -

      de tentoonstelling dient minimaal 16 uur per week publiekelijk toegankelijk te zijn op daarvoor gebruikelijke tijdstippen;

    • -

      de duur van de tentoonstelling dient minimaal drie weken (21 dagen) aaneensluitend te zijn;

    • -

      de tentoonstelling dient op enigerlei wijze duidelijk ter plaatse herkenbaar te zijn als tentoonstelling van beeldende kunst;

    • -

      de organisator van de tentoonstelling, of een terzake kundige vertegenwoordiger daarvan, dient, voor het verstrekken van informatie over het tentoongestelde, tijdens de openingstijden voor het publiek bereikbaar te zijn. Gegevens met betrekking tot die bereikbaarheid dienen ter plaatse van de tentoonstelling vermeld te worden;

    • -

      van de tentoonstelling dienen, tenminste, de regionale nieuwsmedia op de hoogte gesteld te worden.

  • 6. Deelnemers aan tentoonstellingen van één of meer kunstenaars kunnen een bijdrage ontvangen in het subsidiabele tekort van de tentoonstelling van maximaal € 341,-- per persoon, per tentoonstelling. Bij tentoonstellingen in ziekenhuizen, bedrijven of openbare gebouwen geldt een maximum van € 114,-- in het subsidiabel tekort per persoon, per tentoonstelling.

  • 7. Het subsidiabel tekort wordt berekend op basis van de subsidiabele presentatiekosten -/- netto-opbrengsten uit verkopen.

  • 8. Als subsidiabele tentoonstellingskosten worden aangemerkt: de kosten die verband houden met de organisatie en inrichting van de tentoonstelling, zoals vervoer, verzekering, drukwerk, verzending van uitnodigingen, publiciteit, vernissage, zaalhuur, materiaalkosten van tijdelijke, éénmalige installaties, voor zover het materiaal na afloop van de tentoonstelling niet meer geschikt is voor hergebruik, en toezicht alsmede de kosten van het inlijsten van de kunstwerken. Niet subsidiabel zijn: de kosten die verband houden met het vervaardigen van de tentoongestelde kunstwerken en de overige beroepskosten van de beeldende kunstenaar zoals atelierhuur, gereedschap etc.

  • 9. Per kalenderjaar kan aan een kunstenaar een bedrag van ten hoogste € 455,-- in totaal worden uitgekeerd.

  • 10. Het maximale subsidiebedrag voor groepstentoonstellingen van tenminste zes kunstenaars bedraagt € 1.820,-- in totaal.

  • 11 De aanvraag moet schriftelijk op het daarvoor bestemde formulier worden gedaan en gericht zijn aan het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden.

  • 12 De aanvraag dient te worden ingediend in de maanden januari en februari en betrek-king te hebben op het voorafgaande kalenderjaar. Aanvragen die voortijdig dan wel te laat worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

  • 13 De aanvrager dient een bewijs te overleggen dat zij/hij als beeldend kunstenaar met positief resultaat getoetst is door de provinciale selectiecommissie. Het bewijs van positieve toetsing mag niet ouder zijn dan drie jaar. De startend beeldend kunstenaar die toetsing heeft aangevraagd doch op het tijdstip van de opening van de tentoonstelling niet langer dan een jaar in haar/zijn beroepspraktijk werkzaam is en nog geen bewijs van toetsing kan overleggen, dient, om in aanmerking te kunnen komen voor een presentatiesubsidie, een diploma te overleggen. Uit dit diploma moet blijken dat een vakgerichte opleiding is gevolgd. Het niet indienen van het bewijs van toetsing heeft als gevolg dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen.

  • 14 Indien zowel de aanvrager als de aanvraag voldoen aan de in deze deelverordening gestelde criteria wordt het presentatiesubsidie verleend. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

  • 15 Aangezien de presentatiesubsidie wordt verstrekt in de vorm van een declaratiesubsidie kunnen geen voorschotten op de subsidie worden verstrekt. Op basis van de ingediende afrekening wordt subsidie verleend en tevens vastgesteld.

Artikel 3 Promotionele activiteiten

  • 1. Het financieel tekort in de kosten van het zonder winstoogmerk (doen) uitgeven en/of vervaardigen van een publicatie, film, video of andere beeld- en/of geluidsdrager kan worden gesubsidieerd tot een maximum van €. 908,-- per uitgave.

  • 2. Voor het subsidiëren van promotionele activiteiten is jaarlijks een door de Raad vast te stellen, en via het subsidieboek bekend te maken, subsidiebedrag beschikbaar. Aanvragen worden in volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 3. Het financieel tekort wordt vastgesteld door de netto-opbrengsten die voortvloeien uit verkoop van een publicatie, film, video of andere beeld- en/of geluidsdrager in mindering te brengen op de subsidiabele productiekosten. Als subsidiabele kosten worden aangemerkt:

    • -

      80% van het honorarium van de samensteller, schrijver, vormgever, regisseur, producent etc.. Niet tot de subsidiabele kosten worden gerekend het honorarium van de initiatiefnemer of opdrachtgever van een publicatie, film, video of andere beeld- en/of geluidsdrager.

    • -

      - 80% van de kosten van vervaardiging.

    • -

      - 80% van de kosten van het verspreiden van een publicatie, film, video of andere beeld- en/of geluidsdrager.

  • 4. Als bijzondere voorwaarden voor het beschikbaarstellen van subsidie worden gesteld:

    • -

      De publicatie, film, video of andere beeld- en/of geluidsdrager moet op gangbare wijze in de handel of op openbare plaatsen in Leiden verkrijgbaar zijn.

    • -

      De publicatie, film, video of andere beeld- en/of geluidsdrager moet op enigerlei wijze de Leidse cultuur en/of cultuurhistorie tot onderwerp hebben.

    • -

      Heruitgaven komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4 Bijzondere projecten

  • 1.

    Ten behoeve van het organiseren en uitvoeren van en/of deelnemen aan bijzondere projecten op het gebied van kunst en cultuur kan aan een instelling een financiële bijdrage in het tekort van de organisatiekosten, uitvoeringskosten en/of deelnamekosten worden verstrekt tot een maximum van € 11.340,-- per project.

  • 2.

    Voor het subsidiëren van bijzondere projecten is halfjaarlijks een door de Raad vast te stellen subsidiebedrag beschikbaar. Aanvragen worden verzameld tot het verstrijken van de halfjaarlijkse indieningtermijn. Aanvragen die niet voldoen aan de criteria zullen terstond worden afgehandeld. De overige aanvragen zullen in hun totaliteit worden beoordeeld op de criteria zoals deze voor de toedeling van de subsidie op grond van dit onderdeel zijn vastgelegd. Vervolgens vindt afhandeling plaats. Bij overschrijding van het budget ingeval van honorering van alle gebundelde aanvragen vindt een zorgvuldige afweging van belangen plaats. In dit concrete geval dient rekening te worden gehouden met het beschikbaar stellen van een lager subsidiebedrag dan is aangevraagd dan wel dient rekening te worden gehouden met een afwijzing van het subsidieverzoek.

  • 3.

    Onder bijzondere projecten worden verstaan: activiteiten op het gebied van theater, beeldende kunst, muziek, dans, literatuur, vormgeving en architectuur die niet tot het reguliere programma of de werkzaamheden van een instelling behoren en in het Leidse kunst- en cultuurklimaat een belangrijke werking hebben. De activiteiten vinden plaats in Leiden.

  • 4.

    Het financieel tekort wordt vastgesteld door de netto-opbrengsten die voortvloeien uit de organisatie en uitvoering van, en/of deelname aan een bijzonder project in mindering te brengen op de subsidiabele organisatie-, uitvoerings- en/of deelnamekosten. Als subsidiabele kosten worden aangemerkt:

    • -

      80% van de kosten die direct te herleiden zijn tot de organisatie en uitvoering van, en/of deelname aan een bijzonder project en die niet behoren tot de overheadkosten en/of reguliere exploitatiekosten van de organiserende instelling.

Niet tot de subsidiabele kosten worden gerekend:

  • -

    Voorbereidingskosten (reis- en verblijfkosten ten behoeve van oriënterend onderzoek en voorbereidende besprekingen, bronnenonderzoek, plankosten etc.).

  • -

    Honoraria van initiatiefnemers en opdrachtgevers van bijzondere projecten.

  • -

    Kosten van maaltijden en versnaperingen voor organisatoren, deelnemers, uitvoerenden en bezoekers van bijzondere projecten.

  • -

    Kosten van voorzieningen met een langere gebruiksduur dan de duur van het bijzondere project.

Artikel 5Aanvragen, verlenen en vaststellen van subsidie

  • 1. Subsidieverzoeken dienen schriftelijk te worden ingediend bij Burgemeester en Wethouders van Leiden.

  • 2. De aanvraag dient te vermelden:

    - Naam, adres en telefoonnummer van de aanvragende kunstenaar en/of instelling

    - Contactpersoon

    - Doel van de aanvraag

    - Projectbeschrijving

    - Begroting van inkomsten en uitgaven

    - Dekkingsvoorstel

  • 3. Voor het indienen van subsidieverzoeken gelden de volgende termijnen:

    - Presentatiesubsidies: van 1 januari tot 1 maart van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft. Aanvragen dienen vergezeld te gaan van het verslagformulier presentatiesubsidies.

    - Promotionele activiteiten – geen aanvraagtermijn.

    - Bijzondere projecten – vóór 1 november voorafgaand aan de periode januari tot en met juni waarin het project wordt uitgevoerd, vóór 1 mei voorafgaand aan de periode juli tot en met december waarin het project wordt uitgevoerd.

  • 4. Binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag, respectievelijk na sluiting van de aanvraagtermijn, doen Burgemeester en Wethouders van Leiden van hun besluit betreffende de verlening van de subsidie terzake schriftelijke mededeling aan de betreffende kunstenaar en/of instelling.

  • 5. Indien de subsidie meer bedraagt dan € 5.000,00, dient dertien weken na afsluiting, beëindiging, voltooiing of presentatie van de activiteit waarvoor het subsidie beschikbaar is gesteld dient een inhoudelijk en financieel verslag ingediend te worden bij Burgemeester en Wethouders van Leiden. Het verslag dient te vermelden:

    - Inhoudelijk verslag van de activiteit.

    - Staat van inkomsten en uitgaven.

    - Ingeval van de uitgave van een publicatie, video of andere multipele beeld- en/of geluidsdrager: een presentexemplaar.

    Voor presentatiesubsidies wordt volstaan met indiening van het jaarlijks in te dienen afrekeningformulier alsmede bewijsstukken, zoals vermeld onder punt 3 van dit artikel.

  • 6. Indien het verleende subsidiebedrag lager is dan € 5.000 dan dient binnen 13 weken na afsluiting, beëindiging, voltooiing of presentatie van de activiteit waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld, een inhoudelijk verslag te worden ingediend bij Burgemeester en Wethouders van Leiden dat in geval van een publicatie, video of ander multipele beeld- en/of geluidsdrager, een presentexemplaar dient te bevatten

  • 7. Binnen dertien weken na ontvangst van het in lid 5 van dit artikel genoemde verslag zenden Burgemeester en Wethouders van Leiden het besluit betreffende de vaststelling van het subsidie aan de betreffende kunstenaar en/of instelling en wordt het vastgestelde bedrag, met aftrek van een eventueel verleend voorschot, betaalbaar gesteld.

  • 8. Het subsidieplafond wordt jaarlijks verhoogd met een door de Raad vast te stellen indexeringspercentage.

  • 9. De subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie, het door de gemeenteraad in het kader van de begrotingsvaststelling, vastgelegde subsidieplafond wordt overschreden.

Artikel 6 Slotbepalingen

  • 1. Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen één of meer bepalingen van deze deelverordening, in incidentele gevallen niet van toepassing verklaren. Indien Burgemeester en Wethouders van Leiden van deze bevoegdheid gebruik maken, doen zij hiervan gemotiveerd schriftelijk mededeling aan de betreffende kunstenaar en/of instelling.

  • 2. Deze deelverordening kan worden aangehaald als 'Deelverordening Kunst- en Cultuursubsidies'.

  • 3. De deelverordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.