Regeling vervallen per 01-04-2022

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Leiden

Geldend van 10-02-2022 t/m 31-03-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Leiden

Artikel 1. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Wanneer het college niet kan vaststellen of de aanvrager voldoet aan de voorwaarde dat hij wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft maar niet in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen, kan het college advies vragen aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Een adviesaanvraag blijft achterwege wanneer over de mogelijkheid tot arbeidsparticipatie en het verdienvermogen geen enkel twijfel bestaat.

Artikel 3. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag

  • 1. Een individuele studietoeslag wordt toegekend voor zolang de betreffende persoon voldoet aan de voorwaarden voor de individuele studietoeslag zoals bepaald in de Participatiewet, voor een periode van maximaal vier jaar. Bij onderbreking van de studie, wordt de toeslag opgeschort.

  • 2. De individuele studietoeslag wordt per maand uitbetaald.

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

De individuele studietoeslag bedraagt netto €300 per maand.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015.

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Leiden’.

Toelichting op de Verordening

 

Algemeen

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

De gemeenteraad stelt bij verordening de hoogte van de toeslag vast. Gekozen is voor een maandelijkse toeslag van €100 netto gedurende maximaal vier jaar. Na een jaar (eind 2015 / begin 2016) wordt de regeling geëvalueerd en beoordeeld of er reden is om de hoogte van de tegemoetkoming te herzien.

 

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid Participatiewet).

 

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

- 18 jaar of ouder is;

- recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

- geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

- een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding over te leggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Artikelsgewijze toelichting

Alleen de bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

 

Artikel 1. Indienen verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling:

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier..

Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

- 18 jaar of ouder is;

- recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

- geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

- een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium kan het college advies vragen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het gaat om het oordeel of een persoon niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Het college vormt eerst zelf een oordeel. Wanneer over het verdienvermogen van de aanvrager geen enkele twijfel bestaat, bijvoorbeeld als de aanvrager praktijkonderwijs volgt of aansluitend op praktijkonderwijs een vervolgopleiding doet, wordt van een adviesaanvraag bij het UWV afgezien.

 

Artikel 3. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag

 

Lid 1

Aangezien het ongewenst is dat de toeslag blijft doorlopen na het beëindigen van de studie, is tevens bepaald dat de toeslag stopt zodra betrokkene niet meer voldoet aan de voorwaarden. De voorwaarden die op de datum van aanvraag gelden, gelden dus ook voor de voortzetting van het recht op de individuele studietoeslag.

Omdat in de regel de duur van een studie/studiefinanciering vier jaar is, is dit als maximumduur opgenomen. Als de studie wordt onderbroken, wordt ook de toeslag opgeschort. Op verzoek van de aanvrager kan de toeslag worden voortgezet als de studie weer wordt opgepakt tot de maximale termijn van vier jaar is bereikt.

 

Lid 2

Om recht te doen aan de functie van inkomensondersteuning, wordt de toeslag per maand uitbetaald.

 

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag bedraagt €100 netto in de maand. Gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, komen afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.