Regeling vervallen per 01-01-2018

REGELING REISKOSTEN

Geldend van 04-02-2015 t/m 31-12-2017

Intitulé

REGELING REISKOSTEN

Het college van burgemeester en wethouders van Leiden

Gelet op hoofdstuk 3:1 en artikel 15:1:22 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten (CAR/UWO);

met instemming van de commissie voor Georganiseerd Overleg op 15 november 2012 en

20 november 2013;

b e s l u i t:

vast te stellen de navolgende

REGELING REISKOSTEN 

 

  • I.

    DIENSTREIZEN

 

 

Artikel 1 Vergoeding reis-en verblijfkosten dienstreizen

Naar de regels van de artikelen 2 tot en met 11, wordt een vergoeding verleend van reis- en verblijfskosten in verband met dienstreizen. Het overzicht van vergoedingen is opgenomen in

artikel 12.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In de regeling reiskosten wordt verstaan onder:

  • a.

    betrokkene: de ambtenaar in de zin van de CAR-UWO;

  • b.

    standplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van de gemeente waar de werkplek van betrokkene is gelegen;

  • c.

    werkplek: het gebouw of trein waar betrokkene gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht;

  • d.

    dienstreis: een naar het oordeel van het bevoegd gezag noodzakelijke verplaatsing van een betrokkene tot het verrichten van gemeente buiten de werkplek en het hiermee verband houdende verblijf buiten deze werkplek.

  • e.

    woongebied: als woongebied in de zin van artikel 18:1:1, lid 1 sub b, van de CAR-UWO wordt aangewezen het gebied dat – vanaf Leiden gerekend – wordt begrensd door de uiterste grenzen van de gemeenten Noordwijk, Noordwijkerhout, Lisse, Alkemade, Rijnsaterwoude, Ter Aar, Alphen aan de Rijn, Hazerswoude, Benthuizen, Zoeterwoude, Voorburg, Leidschendam en Wassenaar.

Artikel 3 Vermindering vergoeding

Indien van derden een vergoeding wordt ontvangen voor de in lid 1 bedoelde kosten, wordt deze in mindering gebracht op de vergoeding waarop ingevolge deze regeling aanspraak bestaat.

Artikel 4 Tijdelijke werkzaamheden buiten standplaats

  • 1.

    Indien en zodra is te voorzien dat de betrokkene tijdelijk, voor een periode van ten minste vier weken, gedurende meer dan de helft van de voor hem gebruikelijke werkdagen zijn werkzaamheden in of vanuit één bepaalde plaats buiten zijn standplaats moet gaan verrichten, heeft hij, in afwijking van het bepaalde in de artikel 6 tot en met artikel 10 van deze regeling, voor het afleggen van het traject tussen zijn woning en de tijdelijke werkplek en voor eventuele pensionkosten die hij vanwege dat tijdelijke werk maakt, aanspraak op een vergoeding voor reis- en pensionkosten op de voet van artikel 18:1:6, lid 2 CAR-UWO.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kan in de gevallen waarin het bevoegd gezag van oordeel is dat daartoe aanleiding bestaat, voor het afleggen van het traject tussen de woning en de tijdelijke werkplek vergoeding voor reiskosten worden verleend volgens de artikelen 6 tot en met 10.

Artikel 5 Begin- en eindpunt dienstreis

  • 1. Voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten geldt dat de werkplek het beginpunt en het eindpunt is van de dienstreis.

 

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de woning van de betrokkene of een andere plaats als beginpunt respectievelijk eindpunt van de dienstreis worden aangemerkt, tenzij op de heenreis of de terugreis de werkplek wordt bezocht

Artikel 6 Reiskosten openbaar vervoer

1. Wegens reiskosten per openbaar vervoer worden vergoed de kosten van openbaar vervoer die in verband met de dienstreis blijkens overgelegde bewijsstukken zijn gemaakt.

2. Indien de betrokkene voor de dienstreis gebruik maakt van een niet van gemeentewege verstrekt(e) abonnement, kortingskaart e.d. wordt, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, voor vergoeding wegens reiskosten uitgegaan van de kosten zonder gebruikmaking van het/de abonnement, kortingskaart e.d. De vergoeding wordt aan de betrokkene toegekend voor zover daarmee de voor hem ten laste blijvende kosten niet worden overschreden. Voor het bepalen van de voor de betrokkene ten laste blijvende kosten wordt rekening gehouden met:

  • -

    eventuele tegemoetkomingen die krachtens de regels van hoofdstuk 18 CAR-UWO voor het dagelijkse reizen tussen de woning en de werkplek over de periode van geldigheid van het/de abonnement, kortingskaart e.d. aan betrokkene zijn verstrekt;

  • -

    eventuele reeds aan betrokkene verstrekte reiskostenvergoedingen voor andere dienstreizen, waarbij gebruik is gemaakt van het/de abonnement, kortingskaart e.d.

Artikel 7 Dienstreis eigen mortorvoertuig

Indien de dienstreis naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden ondernomen, kan het bevoegd gezag aan de betrokkene toestemming verlenen voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen voertuig, in welk geval hem een vergoeding wordt verleend volgens door het bevoegd gezag te stellen regels.

Artikel 8 Doelmatigheid

1. Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het dienstbelang er mee is gebaat dat tijdens een dienstreis naast openbaar vervoer tevens gebruik wordt gemaakt van een taxi, worden de aan dat taxigebruik verbonden kosten volledig vergoed.

2. Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, een eigen voertuig voor het vervoer tussen de woning en de werkplek noodzakelijk is voor het op doelmatige wijze uitvoeren van een op die dag voorkomende dienstreis, kan daarvoor per kilometer een vergoeding worden verleend.

3. Het bevoegd gezag kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 6 en artikel 7, regels stellen krachtens welke voor een betrokkene een tegemoetkoming in reiskosten en andere kosten die rechtstreeks verband houden met het carpoolen wordt verstrekt, indien de betrokkene voor het ondernemen van de dienstreis:

  • a.

    gebruik maakt van een eigen motorvoertuig tezamen met één of meer anderen of

  • b.

    meerijdt in een motorvoertuig van een ander.

 

4. De tegemoetkoming in reiskosten bedoeld in het eerste lid bedraagt ten hoogste het bedrag vastgesteld krachtens artikel 15, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964.

 

Artikel 9 Vergoeding verblijfkosten

1. De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden en logies en voor kleine uitgaven overdag en 's avonds worden vergoed volgens door het bevoegd gezag te stellen regels.

2. Geen aanspraak op vergoeding wegens verblijfkosten bestaat voor een dienstreis kort dan vier uur en voor een dienstreis binnen de standplaats.

3. Aan de betrokkene die tijdens de dienstreis overnachting van overheidswege ontvangt en daarvoor betaling verschuldigd is, wordt een vergoeding verleend volgens de door het bevoegd gezag te stellen regels. In geval van de verstrekking van overheidswege geen gebruik is gemaakt, bestaat geen aanspraak op vergoeding.

4. Geen aanspraak op vergoeding voor maaltijden bestaat indien tijdens een dienstreis de gelegenheid bestaat al dan niet tegen betaling maaltijden van overheidswege te ontvangen, tenzij de betrokkene aannemelijk maakt dat hij daarvan geen gebruik heeft kunnen maken.

5. Indien veelvuldig dienstreizen moeten worden gemaakt, kan het bevoegd gezag een lage vergoeding wegens verblijfkosten vaststellen dan de vergoeding die wordt vastgesteld volgens de in het eerste lid te stellen regels.

6. Aan de betrokkene in bepaalde functies kan door het bevoegd gezag een vaste maandelijkse onkostenvergoeding worden toegekend. Het bevoegd gezag verklaart deze regeling van toepassing voor de sociale rechercheurs.

7. Bij grote verschillen in de kosten tussen betrokkenen, fiscale wijzigingen of wegens andere redenen kan deze vergoeding worden afgeschaft.

8. Bij de toekenning wordt per groep betrokkenen bepaald:

  • a.

    waarvoor de vergoeding bestemd is en in welke omvang, declaraties van deze kosten is dan niet mogelijk.

  • b.

    de hoogte van de vergoeding, deze wordt bepaald door de kosten van het in sub a benoemde te bepalen over 3 maanden. Bij deze bepaling wordt rekening gehouden met de hoeveelheid vrije dagen in die periode en de hoeveelheid op jaarbasis.

9. Bijstelling van het in lid 3 bepaalde bedrag vindt plaats door de meting na 3 jaar te herhalen.

 

10. De vaste onkostenvergoeding is voor parttimers naar rato van toepassing.

 

11. De onkostenvergoeding vervalt

  • a.

    bij ziekte:

  • I.

    bij kortstondige afwezigheid wordt de onkostenvergoeding doorbetaald. Van kortstondige afwezigheid is sprake als een afwezigheid van maximaal zes aaneensluitende weken in redelijkheid te verwachten is.

  • II.

    indien langdurige afwezigheid, langer dan zes weken, is te voorzien, wordt de onkostenvergoeding de lopende en de eerstvolgende kalendermaand nog uitbetaalt. Per de eerste van de maand volgend op de hervatting van het werk, al dan niet op therapeutische basis, wordt de onkostenvergoeding weer uitbetaald.

  • b.

    Als de betrokkene de functie niet meer uitoefent.

12. Het bevoegd gezag kan te allen tijde de betrokkene verplichten over een periode van 3 maanden de werkelijke kosten bij te houden en aan te tonen met bonnen en bescheiden.

 

13. Betrokkenen die niet voor koffie- en theepauzes terug kunnen keren naar de werkplek, alsmede de betrokkenen wiens functie bestaat uit het heen en weer reizen tussen de vaste standplaats en elders ontvangen een naar redelijkheid vast te stellen vergoeding voor kleine uitgaven aan koffie, thee en dergelijke.

 

14. De vergoeding bedraagt per dag maximaal het bedrag voor kleine uitgaven van artikel 12, lid 2 sub b, punt I.

 

15. De hoogte van de vergoeding is mede afhankelijk van het aantal dagen per maand, dat de betrokkene geen gebruik heeft kunnen maken van de door de gemeente verstrekte koffie en thee.

Artikel 10 Declaratie

Lid 1

Het declareren van de reis- en verblijfkosten geschiedt op een het bevoegd gezag voorgeschreven wijze, onder overlegging van de vereiste bewijsstukken.

Lid 2 De aanspraak op een vergoeding vervalt, indien de betrokkene de declaratie niet indient binnen drie maanden na de maand waarop de declaratie betrekking heeft.

Lid 3

De vergoedingen voor reis- en verblijfkosten krachtens deze regeling, zoals opgenomen in artikel 14, worden gewijzigd overeenkomstig sectorale richtlijnen.

Artikel 11 Afbouwregeling lease auto's

1. De betrokkene die op 1 januari 2011 de functie van sociaal rechercheur vervult, kan, zolang hij de functie van sociaal rechercheur vervult, gebruik maken van een leaseauto.

2. Bij gebruik van een leaseauto wordt gebruik gemaakt van een leasemaatschappij, waar de gemeente een binding mee heeft.

  • a.

    Bij gebruik van een leaseauto volgens deze regeling maakt de betrokkene twee maanden voor het aangaan van het leasecontract de keuze:

  • I.

    om deze alleen voor de gemeente, inclusief woon- werkverkeer te gebruiken, of of

  • II.

    om deze ook privé te gebruiken, in dat geval is maandelijks een inhouding van € 125,- maand op het salaris van toepassing. Dit bedrag wordt verhoogd met het bedrag, dat de leaseprijs hoger is dan € 500,- of verlaagd als de leaseprijs lager is.

  • b.

    Tegemoetkoming in reiskosten:

  • I.

    een vergoeding voor woon- werkverkeer (conform hoofdstuk 18 of 4a van de CAR-UWO) is bij gebruik van een leaseauto niet van toepassing.

  • II.

    een vergoeding voor dienstreizen is alleen van toepassing, als in overleg met de leidinggevende van het openbaar vervoer gebruik gemaakt is.

  • c.

    De auto heeft een maximaal leasebedrag van € 500,- per maand de looptijd van een leasecontract is in principe 5 jaar. Bij het contract wordt rekening gehouden met:

  • I.

    Maximaal 10.000 km per jaar privégebruik.

  • II.

    Een indicatie voor de verreden kilometers per betrokkene blijkt uit de periodieke afrekening van het brandstofpasje. Na inschatting hiervan zal er bij twijfel in individuele gevallen een sluitende kilometerregistratie van het zakelijk gebruik moeten worden bijgehouden.

  • III.

    Alle voertuigen worden op naam van de gemeente gesteld of op naam van de betrokkene, al naar gelang de vereisten van de leasemaatschappij.

  • IV.

    De kosten voor om- en inbouw van accessoires en verbindingsapparatuur nodig voor een goede uitoefening van de functie zijn voor rekening van de gemeente. Het bevoegd gezag bepaalt de noodzaak. De meerkosten van op verzoek van de betrokkene ingebouwde duurdere apparatuur worden bij de aanschaf ingehouden op het salaris van de betrokkene.

  • d.

    Brandstofkosten in Nederland worden vergoed door de gemeente. Brandstofkosten in het buitenland, zijn voor rekening van de betrokken betrokkene, declaratie is mogelijk als deze kosten voor het werk gemaakt zijn.

  • e.

    De auto kan, indien dit voor het werk nuttig is, aan andere ambtenaren van de gemeente na overleg onder werktijd in gebruik worden gegeven.

  • f.

    Het is mogelijk, dat ambtenaren, die parttime werken, verplicht worden om één of meer auto’s gezamenlijk te gebruiken. In dat geval kan afgesproken worden, dat slechts één van de twee ambtenaren de auto tevens privé gebruikt.

  • g.

    Indien een betrokkene (tijdelijk) geen gebruik kan maken of behoeft te maken van de aan hem ter beschikking gestelde auto (bijvoorbeeld door tijdelijke uitoefening van een andere functie of ziekte) geldt het volgende:

  • I.

    bij ziekte:

  • -

    bij kortstondige afwezigheid loopt het privégebruik van de leaseauto door. Van kortstondige afwezigheid is sprake als een afwezigheid van maximaal zes aansluitende weken in redelijkheid te verwachten is;

  • -

    indien langdurige afwezigheid, langer dan 6 weken is te voorzien, loopt het privégebruik van de leaseauto de lopende en de eerstvolgende kalendermaand nog door, daarna kan de gemeente de auto op een andere wijze inzetten. Per de eerste van de maand volgend op de hervatting van het werk, al dan niet op therapeutische basis, is privégebruik van de leaseauto weer mogelijk.

  • II.

    Bij het tijdelijk vervullen van een andere functie kan de gemeente vanaf de eerste dag de auto op een andere wijze inzetten.

  • III.

    Als de betrokkene de auto niet meer ter beschikking heeft, dan vervalt de eigen bijdrage.

  • h.

    De voorwaarden van het leasecontract met betrekking tot het melden van schade, reparaties en dergelijke worden aan de betrokkene verstrekt en dienen door hem nageleefd te worden. Schade, reparaties en dergelijke worden terstond aan de gemeente gemeld. Het aanbieden ter reparatie geschiedt in overleg met de leidinggevende.

  • i.

    Voor het gemeentegebruik gelden de volgende aanvullende regels:

  • I.

    De betrokkene mag de auto bij de woning parkeren.

  • II.

    De betrokkene draagt als een goed huisvader zorg voor de aan hem toebedeelde leaseauto.

  • II.

    De kosten voor de parkeerkaart in Leiden worden door de gemeente betaald.

  • IV.

    Verkeersboetes zijn voor rekening van de werknemer. Alleen als de boete veroorzaakt werd door de uitoefening van de functie en niet aan de betrokkene te wijten is, wordt deze door de gemeente vergoed.

  • V.

    Indien sprake is van privégebruik gelden de volgende aanvullende regels: Meer gereden kilometers worden aan de gemeente vergoed op basis van de prijs per leasekilometer vermeerderd met de gemiddelde brandstofprijs per kilometer. De meer gereden kilometers worden berekend over de leaseperiode van 5 jaar.

  • VI.

    Naast de betrokkene zijn de levenspartner waarmee duurzaam wordt samengeleefd en gezinsleden eveneens gerechtigd tot gebruik. De betrokkene doet opgaaf van deze personen. In afwijking hiervan kan bij dringende redenen eveneens van de leaseauto gebruik worden gemaakt door een ieder die door de hoofdverantwoordelijke, dan wel één van zijn gemachtigde wordt aangewezen. De eindverantwoordelijkheid blijft bij de betrokkene.

  • VII.

    Tijdens privé gebruik is het eigen risico van toepassing inclusief en voor zover van toepassing met een verhoging voor jeugdige bestuurders.

  • j.

    Bij wijziging van de fiscale wetgeving voor de gemeente vindt aanpassing van deze regeling plaats.

  • k.

    Het college kan voor zover nodig in afwijking van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde regels beslissen in individuele gevallen, waarin deze regelen naar het oordeel van het college niet of niet naar redelijkheid voorzien.

Artikel 12 Vervoers- en verblijfskosten dienstreis (peildatum 1-1-2013)

1.

  • a.

    de vergoeding wegens vervoerskosten volgt de rijksvergoedingen; de bedragen worden automatisch jaarlijks aangepast;

  • b.

    de kosten van het openbaar vervoer worden vergoed bij overlegging van de vervoerbewijzen. Bij gebruik van eigen vervoer zonder dat van de bij lid c beschreven situatie sprake is wordt € 0,09 per afgelegde kilometer vergoed;

  • c.

    Vergoeding voor het gebruik van een eigen voertuig vindt alleen plaats indien openbaar vervoer niet mogelijk of niet doelmatig is en hiervoor toestemming is verleend. De vergoeding bij toestemming voor het gebruik van eigen voertuig is € 0,37 per afgelegde kilometer.

2.

  • a.

    De vergoeding wegens verblijfkosten volgt de rijksvergoedingen de bedragen worden automatisch jaarlijks aangepast.

  • b.

    De hoogte van de vergoedingen bedraagt:

 

  • I.

    voor ieder vol etmaal dat de dienstreis duurt een bedrag van € 4,43 voor kleine uitgaven overdag

  • II.

    een bedrag van € 13,23 voor kleine uitgaven 's avonds

  • III.

    € 13,90 voor een lunch

  • IV.

    € 21,03 voor een avondmaaltijd

  • V.

    € 85,92 voor logies

  • VI.

    € 8,39 voor een ontbijt

  • c.

    De aanspraak op de onder het eerste lid, onderdelen a t/m f, bedoelde vergoedingen bestaat slechts indien voor het verkrijgen van de respectievelijke verstrekkingen kosten gemaakt moesten worden in een daarvoor bestemde gelegenheid. De vergoedingen worden alleen betaald bij overlegging van de rekening.

  • d.

    Bij aansluitende dienstreizen kan de avondcomponent als bedoeld in het eerste lid niet langer dan voor de eerste acht avonden worden toegekend. Voor ieder volgend etmaal dat binnen die dienstreizen valt, wordt het bedrag van de avondcomponent gehalveerd.

  • e.

    Voor een (deel van) een dienstreis van kortere duur dan een etmaal worden de uit te keren bedragen voor verblijfkosten berekend overeenkomstig het eerste, het tweede en het derde lid, met dien verstande dat:

    • I.

      de dagcomponent slechts wordt toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat ten minste 4 uren in de dienstreis valt;

    • II.

      de avondcomponent en de ontbijtcomponent slechts worden toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde, dat een overnachting in de dienstreis valt;

    • III.

      de lunchcomponent respectievelijk de dinercomponent slechts worden toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat de tijd tussen 12.00 uur en 14.00 uur respectievelijk tussen 18.00 uur en 21.00 uur geheel in de dienstreis valt.

  • 3.

    Bij overwerk geldt dat indien nodig bovenstaande regeling wordt toegepast. De noodzaak wordt in overleg met het bevoegd gezag vastgesteld. De werktijd moet bovendien tenminste 2 uur verlengd zijn.

 

II. Woon-WERKVERKEER

Artikel 13 Vergoeding reiskosten woon - werkverkeer voor niet-verhuisplichtigen

  • 1.

    Voor niet-verhuisplichtigen, die meer dan 10 km van het werk wonen is een vergoeding voor reiskosten voor het woon- werkverkeer van toepassing. Bij de berekening en uitbetaling wordt uitgegaan van de volgende leden van dit artikel.

 

  • 2.

    Voor medewerkers die op of voor 31 december 2014 in dienst zijn wordt de reiskosten vergoeding voor het woon- werkverkeer 2015 vastgesteld op het bedrag van het jaar 2013 (maximaal € 95,23 netto per maand) opgehoogd met 5,07%.

 

  • 3.

    De vergoeding wordt aangepast bij:

    • a.

      minder dan 4 reisdagen (zie artikel 14);

    • b.

      doorbetalen en stopzetten van de regeling bij afwezigheid:

    • I. bij kortstondige afwezigheid wordt de reiskostenvergoeding doorbetaald. Van kortstondige afwezigheid is sprake als een afwezigheid van maximaal zes aaneensluitende weken in redelijkheid te verwachten is;

  • II. indien langdurige afwezigheid, langer dan 6 weken, is te voorzien, wordt de reiskostenvergoeding de lopende en de eerstvolgende kalendermaand nog uitbetaald. Per de eerste van de maand volgend op de hervatting van het werk, al dan niet op therapeutische basis, wordt de reiskostenvergoeding weer uitbetaald.

    4. Deze regeling wordt automatisch aangepast als de belastingtechnische mogelijkheden voor de gemeente veranderen. 

  • 5. Bedragen van € 5,00 of minder worden niet uitbetaald.

Artikel 13a Reiskostenvergoeding woon- werkverkeer voor medewerkers die op of na 1 januari 2015 in diensttreden of verhuizen.

  • 1.

    Medewerkers die op of na 1 januari 2015 in diensttreden of verhuizen en voldoen aan het gestelde in artikel 13 eerste lid, ontvangen een vergoeding voor reiskosten voor het woon- werkverkeer overeenkomstig de volgende leden.

 

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding bedraagt € 0,05 netto per kilometer, waarbij de reisafstand is beperkt tot maximaal 45 kilometer enkele reisafstand. De vergoeding wordt verstrekt over de heen en terugreis.

 

  • 3.

    De enkele reisafstand wordt berekend volgens de ANWB autorouteplanner, (snelste route met de auto) op basis van de postcode en het huisnummer van het woonadres van de medewerker en de postcode en huisnummer van de werkplek.

 

  • 4.

    De vergoeding wordt aangepast bij:

  • a.

    minder dan 4 reisdagen (zie artikel 14);

  • b.

    doorbetalen en stopzetten van de regeling bij afwezigheid:

 

  • I.

    bij kortstondige afwezigheid wordt de reiskostenvergoeding doorbetaald. Van kortstondige afwezigheid is sprake als een afwezigheid van maximaal zes aaneensluitende weken in redelijkheid te verwachten is;

  • II.

    indien langdurige afwezigheid, langer dan 6 weken, is te voorzien, wordt de reiskostenvergoeding de lopende en de eerstvolgende kalendermaand nog uitbetaald. Per de eerste van de maand volgend op de hervatting van het werk, al dan niet op therapeutische basis, wordt de reiskostenvergoeding weer uitbetaald.

  • 5.

    Bedragen van € 5,00 of minder worden niet uitbetaald.

Artikel 14 Reiskostenvergoeding woon - werkverkeer voor niet-verhuisplichtigen

Artikel 14   Reiskostenvergoeding woon- werkverkeer voor niet- verhuisplichtigen

De vergoeding, als bedoeld in artikel 13 en 13a is afhankelijk van het aantal dagen dat de betrokkene reist. Het percentage, dat van het berekende bedrag wordt betaald is afhankelijk van het aantal reisdagen:

 

werkdagen

 

uitbetaald percentage van de berekende reiskosten

1 dag

30%

2 dagen

60%

3 dagen

90%

4 of meer dagen

100%

Artikel 15 Reiskostenvergoeding woon- werkverkeer en verhuiskostenvergoeding voor verhuisplichtigen

1. Overeenkomstig artikel 18:1:6 CAR-UWO de verhuisplichtige ambtenaren gedurende een beperkte periode een volledige vergoeding van de reiskosten woon- werkverkeer toe te kennen. Ingevolge het bepaalde in artikel 18:1:7, lid 1, bedraagt de vergoeding van de reiskosten de gemaakte kosten van het openbaar vervoer op basis van het tarief van de tweede klasse. Artikel 18:1:7, lid 2, bepaalt vervolgens dat de tegemoetkoming in kosten voor treinreizen per jaar tot ten hoogste de maximumprijs van een NS-trajectkaart tweede klasse. Voor 2011 bedraagt de maximumprijs van een NS-jaartrajectkaart € 3.503,-.

2. Artikel 18:1:7, lid 3, bepaalt dat de verhuisplichtige ambtenaar die met de trein reist en van de woning of het pension met ander (aansluitend) openbaar vervoer naar het eerst mogelijk NS-station kan reizen, maar van dit openbaar vervoer geen gebruik maakt en in plaats daarvan met eigen vervoer reist een tegemoetkoming op jaarbasis ontvangt. Dit bedrag is voor 2011 vastgesteld op € 94,40 op jaarbasis.

3. Artikel 18:1:7, lid 4, bepaalt dat verhuisplichtige ambtenaren die werken op een plaats die niet per openbaar vervoer te bereiken is, voor de duur van het dienstverband een maandelijkse vergoeding krijgen waarbij de hoogte afhangt van de enkele reisafstand en van het aantal dagen dat iemand naar de plaats van tewerkstelling reist.

Ingevolge artikel 18:1:7, lid 4, wordt de maandelijkse vergoeding voor 2011 volgens onderstaande tabel vastgesteld (het betreft hier enkele reisafstanden):

1 dag p/w

2 dgn p/w

3 dgn p/w

4 of meer dgn p/w

0 tot en met 10 km

€ 8,13

€ 16,25

€ 24,38

€ 32,50

10 tot en met 15 km

€ 16,25

€ 32,50

€ 48,75

€ 65,00

15 tot en met 20 km

€ 22,75

€ 45,50

€ 68,25

€ 91,00

20 km of meer

€ 32,50

€ 65,00

€ 97,50

€ 130,00

Lid 4

De tegemoetkoming in de verhuiskosten overeenkomstig artikel 18:1:5 bedraagt:

  • -

    voor dubbele woonlasten voor 2011 maximaal € 283,42 per maand;

  • -

    voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, bijvoorbeeld inrichtingskosten voor 2011 maximaal € 5.648,10.

Artikel 16 Ingangsdatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Toelichting regeling reiskosten

Artikel 7

Uitgangspunt bij het criterium doelmatigheid is dat het opdracht geven en mogelijk maken van dienstreizen een zaak van de gemeente is en dat deze moet voorzien in het voor die reizen adequate vervoer. Het gebruik van privé-vervoermiddelen moet daarom tot bijzondere situaties beperkt blijven. In verband daarmee zal het toekennen van de in artikel 12, eerste lid onder c genoemde vergoeding in het vervolg per betreffende dienstreis dienen te worden onderbouwd bij de aanvraag voor vergoeding. Het gebruik van privé-vervoermiddelen is geïndiceerd in het geval waarin een dienstreis absoluut noodzakelijk is, deze reis naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden gemaakt en voor die reis geen adequaat gemeentevervoer beschikbaar is. Er is sprake van het niet of niet doelmatig per openbaar vervoer kunnen reizen indien bijvoorbeeld een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoen:

a. er rijdt geen openbaar vervoer naar de plaats waar de werkzaamheden moeten worden verricht;

b. er moet niet draagbare bagage of zeer kostbare apparatuur worden vervoerd;

c. de afstand tussen de dichtstbijzijnde halte van het openbaar vervoer en de plaats waar de werkzaamheden moeten worden verricht bedraagt meer dan 1 kilometer;

d. tijdens (een gedeelte van) de reis is de veiligheid van de betrokkene en/of de meegevoerde bagage in het geding;

e. de bedrijfsarts is van oordeel dat om medische redenen geen gebruik mag worden gemaakt van het openbaar vervoer;

f. er moeten verschillende adressen op dezelfde dag worden bezocht die niet in elkaars nabijheid liggen;

g. het begin of einde van de werkzaamheden maken het gebruik van openbaar vervoer (over een deel van het traject) onmogelijk.

h. de reisafstand in combinatie met de onzekerheid over de aanwezigheid van de te bezoeken klant maken het gebruik van openbaar vervoer inefficiënt;

i. een zwaarwegend gemeentebelang sluit het gebruik van openbaar vervoer uit.

Artikel 12, lid 1 sub c

De vergoeding is inclusief parkeerkosten.