Beleidsregels Verhaal Participatiewet 2015

Geldend van 26-02-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregels Verhaal Participatiewet 2015

Beleidsregels Verhaal Participatiewet 2015

Artikel 1

Algemeen

    • 1.

      Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van de uitkering zoals neergelegd in paragraaf 6.5 van de Participatiewet.

    • 2.

      bij verhaal op onderhoudsplichtigen volgt het college het rapport alimentatienormen te vinden op www.nvvr.org (tremanormen).

Artikel 2

Verhalen van de uitkering

    • 1.

      Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van de uitkering:

      • a.

        tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoel in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;

      • b.

        tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

      • c.

        tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

      • d.

        op degene aan wie de persoon die een uitkering ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de aanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van uitkeringsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;

      • e.

        op de nalatenschap van de persoon indien: 1. ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verleend dan wel anderszins onverschuldigd is betaald en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden; 2. uitkering is verleend in de vorm van een geldlening of als gevolg van borgtocht.

    • 2.

      Behoudens in de gevallen als bedoeld in onderdeel e, worden kosten van uitkering die meer dan vijf jaar voor de datum van verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald.

Artikel 3

Beperking Verhaal

Buiten de gevallen aangegeven in artikel 2 vindt geen verhaal plaats.

Artikel 4

Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van artikel 1 kan het college besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de verhaalde uitkering indien:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

    • c.

      de vordering van de gemeente wegens verhaalde uitkering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 5

Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van verhaal

wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal of tot het gedeeltelijk afzien van verder verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in artikel 3 onder b tot stand is gekomen.

Artikel 6

Verhaalsbesluit

Een besluit tot verhaal op grond van artikel 1 wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht schriftelijk medegedeeld. Het besluit vermeldt het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.

Bij verhaal op nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

Artikel 7

Verhalen van rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud (alimentatiebeschikking)

    • a.

      Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak;

    • b.

      het besluit tot verhaal wordt in dat geval bij brief medegedeeld aan degene op wie wordt verhaald, met de aanmaning het verschuldigde binnen dertig dagen na verzending van de brief te voldoen;

    • c.

      het besluit tot verhaal levert een executoriale titel op, die op kosten van de schuldenaar wordt betekend en met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer gelegd.

Artikel 8

Verhaalsbijdrage in aanvulling op een door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage (alimentatiebeschikking)

Het college verzoekt de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter

    • a.deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

    • b.geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

Artikel 9

Heronderzoek

    • 1.

      Tenminste één keer per 36 maanden,of indien nodig eerder. verricht het college een onderzoek naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven wordt als gevolg van dit onderzoek de verhaalsbijdrage gewijzigd vastgesteld.

    • 2.

      Het verhaalsbedrag zoals bedoeld in de artikelen 7 en 8 wordt niet gewijzigd vastgesteld indien de wijziging in de draagkracht minder blijkt te zijn vermeerderd dan met € 50,- per maand ten opzichte van het vorige onderzoek.

Artikel 10

  • Verhaal in rechte

    • 1.

      Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen, dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluit het college tot verhaal in rechte.

    • 2.

      Het college ziet af van verhaal in rechte indien het een afgesloten periode betreft en het totaal te verhalen bedrag niet hoger is dan € 600,-.

Artikel 11

Indexering

De door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdragen worden jaarlijks met ingang van1 januari van rechtswege gewijzigd met het ingevolge artikel 1:402a BW vast te stellenpercentage.

Artikel 12

Beslaglegging

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het verhaals-besluit ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 13

Kosten

Indien moet worden overgegaan tot beslaglegging als bedoeld in artikel 11 dan kan de vordering worden verhoogd met kosten.

Artikel 14

Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als 'Beleidsregels Verhaal Participatiewet 2015'.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de 'beleidsregels Verhaal 2011'.

Nota-toelichting

Toelichting op de beleidsregels Verhaal Participatiewet gemeente Leiden

 

 

Algemene toelichting

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van de uitkering zoals neergelegd in paragraaf 6.5 van de Participatiewet.

Onder de Participatiewet zijn gemeenten volledig financieel verantwoordelijk voor de bijstandsverlening. Zij worden hiertoe gecompenseerd door middel van een uitkering uit het Gemeentefonds. Tevens hebben gemeenten met de invoering van de  WWB meer vrijheid gekregen voor het ontwikkelen van eigen beleid. In de nieuwe financieringssystematiek belanden de inkomsten uit de incasso van verhaal bijstand in de gemeentekas. Vanuit dat oogpunt is het uitoefenen van de bevoegdheid tot verhaal financieel aantrekkelijk.

Daarnaast is een overweging dat daarmee voorkomen kan worden dat – door het verstrekken van een uitkering - de kosten op de gemeenschap afgewenteld worden bij het niet nakomen van de onderhoudsplicht, het kort voor de uitkeringsbehoeftigheid doen van schenkingen en bij het vrijkomen van een nalatenschap. Dit draagt aan het behouden van maatschappelijk draagvlak voor het stelsel van sociale zekerheid.

Het is wenselijk gebleken om de wijze waarop Leiden gebruik maakt van deze verhaalsbevoegdheid vast te leggen in formele gemeentelijke beleidsregels.

Verhaal leidt regelmatig tot procedures bij de rechtbank en/of het gerechtshof. De rechter zal over het algemeen een besluit toetsen aan het gemeentelijk beleid. Wanneer dit beleid niet is beschreven dan zal het besluit in elk individueel geval zorgvuldig moeten worden gemotiveerd. Bovendien brengt het ontbreken van een vastgelegd beleid het risico van willekeur met zich mee.

Artikelsgewijze toelichting

Daar waar hierna geen toelichting wordt gegeven worden de beleidsregels voldoende duidelijk geacht.

 

Artikel 1. Algemeen

Onder verhaal wordt verstaan het door het college “terughalen” van een (deel van) de uitkering bij een derde, niet zijnde degene aan wie de uitkering is verstrekt. Deze derde kan een onderhoudsplichtige zijn, degene die van de uitkeringsbehoeftige een schenking heeft ontvangen of degene die een nalatenschap van de overleden uitkeringsbehoeftige aanvaard heeft.

 

Om kosten van de uitkering op de (ex-)partner te kunnen verhalen moet er een causaal verband zijn tussen de duurzame scheiding en de uitkeringsbehoefte. De uitkeringsbehoefte moet rechtstreeks voortvloeien uit het verbroken gezinsverband.

Het causaliteitsvraagstuk doet zich overigens enkel voor bij verhaal in verband met de onderhoudsplicht jegens de ex-echtgenoot, niet bij verhaal in verband met de onderhoudsplicht jegens kinderen.

 

 

Artikel 2. Verhaal van uitkering

Bij lid 1 sub a. en b. worden de verhaalsmogelijkheden op de (ex)echtgenoot (en daarmee gelijkgesteld de geregistreerd partner) bedoeld t.a.v. zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex) echtgenoot en/of minderjarige kinderen.

 

Bij lid 1 sub c wordt de aanvullende verhaalsverplichting voor jong meerderjarige kinderen tot 21 jaar beschreven.

 

Bij lid 1 sub d wordt de verhaalsmogelijkheid bij schenking beschreven

Verhaal bij schenking vindt plaats als de uitkeringsgerechtigde een schenking heeft gedaan.

Hiervan kan worden afgezien als voldoende aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van de verstrekking van de uitkering redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien.

Verhaal vindt plaats voor zover bij het vaststellen van het recht op uitkering met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden. Als de schenker aannemelijk kan maken dat hij ten tijde van de schenking niet kon voorzien dat er een uitkeringsbehoefte zou kunnen ontstaan, dan kan er niet worden verhaald.

Elke bevoordeling wordt als schenking gezien. Niet alleen echte giften maar ook materiele bevoordelingen worden tot de schenking gerekend. Als bijvoorbeeld tijdens een echtscheiding de ene partner vermogensbestanddelen bij de andere partner laat (overbedeling) kan dit gezien worden als schenking.

 

Bij lid 1 sub e wordt verhaal op de nalatenschap beschreven.

Verhaal op nalatenschap vindt plaats voor zover de uitkeringsgerechtigde, toen hij nog in leven was, een schuld had aan de gemeente die op het moment van overlijden nog niet (geheel) is terugbetaald.

 

Een nalatenschap is het geheel of een evenredig gedeelte van goederen en schulden die een overledene bij versterf of uiterste wil heeft nagelaten. De bezittingen van de overledene gaan door het overlijden direct over op de erfgenamen. De schulden van de erflater gaan pas over op de erfgenamen als ze de nalatenschap hebben aanvaard.

Als terugvordering al plaatsvond voor het overlijden, dan kan de vordering worden ingebracht in de nalatenschap. Eventuele nabestaanden kunnen dan aangesproken worden in hun hoedanigheid als opvolgers onder algemene titel.

Indien nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden kan alleen verhaal op de nalatenschap worden gezocht.

 

Wettelijke erfgenamen zijn:

groep 1 – echtgeno(o)t(e) en kinderen

groep 2 – ouders, broers en zusters

groep 3 – de verdere bloedverwanten in opgaande lijn zoals bijv. grootouders

 

De volgorde is dwingend voorgeschreven: groep 1 erft voor groep 2 enzovoort.

 

Artikel 3. Beperking

Hierbij wordt benadrukt dat de uitkering uitsluitend wordt verhaald in de in artikel 1 vastgestelde gevallen.

 

Artikel 6 Verhaalsbesluit

Het verhaalsbesluit vermeldt het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of  termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd De verhaalsbijdrage inzake onderhoudsplicht, gaat in per de eerste van de maand volgend op de datum van de eerste aanschrijving als de eerste aanschrijving heeft plaatsgevonden voor de vijftiende van de betreffende maand. Als de eerste aanschrijving geschiedt na de vijftiende van de betreffende maand, gaat de verhaalsbijdrage in per de eerste van de tweede daarop volgende maand.

 

Artikel 7 Verhalen van rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud

(alimentatiebeschikking)

Wanneer een onderhoudsplichtige niet bereid is om aan zijn betalingsverplichting welke door een rechterlijke uitspraak (alimentatiebeschikking) is opgelegd te voldoen, wordt een verhaalsbesluit overeenkomstig de rechterlijke uitspraak genomen dat na een aanmaning volgend dwangbevel executoriale titel verkrijgt en zo nodig wordt overgegaan tot dwangincasso.

 

Artikel 8. Verhaalsbijdrage in aanvulling op een door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage (alimentatiebeschikking)

In onderling overleg kunnen ex-partners de duur en de hoogte van de onderhoudsbijdrage bepalen. De rechter kan niet meer toewijzen dan er verzocht wordt. In beginsel is het college gebonden aan een rechterlijke uitspraak inzake de onderhoudsbijdrage.

Het gemeentelijke verhaalsrecht kan hierdoor worden gefrustreerd. Het college kan in zulke gevallen de rechter verzoeken de onderhoudsbijdrage wegens gewijzigde omstandigheden in afwijking van de eerdere rechterlijke uitspraak opnieuw vast te stellen

 

Indien er sprake is van een nihilbeding als bedoeld in artikel 1:159 BW doorkruist het college dit door toepassing te geven aan artikel 6 van deze beleidsregels.  Deze grondslag hiervoor vloeit voort uit 1:159a BW in combinatie met de artikelen genoemd in paragraaf 6:5 van de WWB.

 

Artikel 10. Verhaal in rechte 

De gemeente kan bij uitblijven van de opgelegde verhaalsbijdrage overgaan tot indiening van een verzoekschrift tot vaststelling van de onderhoudsverplichting bij de rechtbank te

‘s-Gravenhage. 

 

De gemeente kan om praktische reden af zien van het instellen van verhaal in rechte indien het totaalbedrag van de te verhalen onderhoudsbijdrage het bedrag van € 600,- (12 maanden kruimelbedrag, zie artikel 7) niet te boven gaat. 

 

Artikel 11. Indexering

Conform artikel 62d van deParticipatiewet wordt de hoogte van de door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage jaarlijks op 1 januari van rechtswege verhoogd tenzij in de rechterlijke uitspraak is opgenomen dat dit is uitgesloten. De verhoging wordt op grond van artikel 1:402a BW jaarlijks vastgesteld door de overheid en wordt gepubliceerd in de Staatscourant door het Ministerie van Justitie.

 

De indexering van rechtswege is alleen van toepassing op door de rechter vastgestelde verhaalsbijdragen. De indexering is niet van toepassing op door het college vastgestelde verhaalsbijdragen, die (nog) niet door de rechter zijn vastgesteld.                           

 

Artikel 12. Beslaglegging 

Mocht vereenvoudigd derdenbeslag niet mogelijk blijken te zijn, dan zal de gemeente de incasso uit handen geven aan een gerechtsdeurwaarder. In artikel 62i van de Participatiewet is geregeld dat de artikelen 58, vierde lid, en artikel 60, eerste en vierde tot en met zesde lid van de Participatiewet, met betrekking tot het verhaal van kosten van een uitkering van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat artikel 479e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing is.