Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Leiderdorp 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Leiderdorp 2012

De raad van de gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van 8-11-2011, nr. 2011i01992;

gezien het advies van commissie Bestuur en Maatschappij van 28-11-2011;

gelet op het bepaalde in artikel 25 van de Wet Kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

Vast te stellen de

Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Leiderdorp 2012

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp;

    • b.

      de wet: de Wet kinderopvang;

    • c.

      tegemoetkoming: de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 24 van de wet;

    • d.

      sociaal medische indicatie (SMI): een lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijke of psychische beperking bij de ouder of het kind die kinderopvang noodzakelijk maakt;

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelgroepen

De personen als bedoeld in artikel 22 van de wet komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang

Hoofdstuk 2 EIGEN GEMEENTELIJKE DOELGROEP

Artikel 3 Tegemoetkoming op grond van sociaal medische indicatie

  • 1. Naast personen als bedoeld in artikel 22 van de wet, komt ook de ouder waarvoor een noodzaak tot kinderopvang is vastgesteld als gevolg van sociale of medische noodzakelijkheid in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang.

    2. Het college wijst een onafhankelijke instantie aan voor het vaststellen van de noodzaak van de kinderopvang zoals bedoeld in het eerste lid.

    3. Na maximaal 12 kalendermaanden, gerekend vanaf de ingangsdatum van de tegemoetkoming, vindt een herbeoordeling plaats van de noodzaak van de kinderopvang.

    4. Van de ouder wordt een bijdrage in de kosten van de kinderopvang gevraagd afhankelijk van het toetsingsinkomen.

    5. Voor de bepaling van de hoogte van de bijdrage als bedoeld in lid 4 wordt de tabel gebruikt voor het betreffende kalenderjaar, zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkoming in kosten kinderopvang, de Regeling indexering kinderopvang en de daarbij behorende bijlage.

    6. Het college kan beleidsregels vaststellen voor de nadere uitwerking van artikel 3.

HOOFDSTUK 3 Aanvraag van de tegemoetkoming

Artikel 4 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang dient te zijn ondertekend en bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

  • b.

    indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

  • c.

    naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • d.

    een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

  • e.

    gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 3 van deze verordening of artikel 22 van de wet;

  • f.

    overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming;

2. De aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

HOOFDSTUK 4 VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 5 Beslistermijn

1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 6 Weigeringsgrond

Het college weigert de tegemoetkoming indien:

a. de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 3 van deze verordening of artikel 22 van de wet;

b. de ouder die behoort tot personen als bedoeld in artikel 3 van deze verordening of artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a van de wet zelf aantoonbaar in de kinderopvang kan voorzien of als er een passende voorziening is waar een beroep op kan worden gedaan.

Artikel 7 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

1. Het college verleent de tegemoetkoming met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

2. Als op de in het eerste lid genoemde datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

3. Het college kan in afwijking van het gestelde in het eerste lid besluiten de tegemoetkoming toe te kennen vanaf een datum die ligt voor de datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen, mits de aanvraag binnen een redelijke termijn na de start van de kinderopvang is ontvangen.

4. De in het derde lid genoemde redelijke termijn bedraagt ten hoogste 60 kalenderdagen.

Artikel 8 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1.

    Het college verleent de tegemoetkoming voor de periode van een tegemoetkomingsjaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid verleent het college de tegemoetkoming aan de ouder als bedoeld in artikel 3 van deze verordening voor de periode dat het college de kinderopvang noodzakelijk acht.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan het college, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 9 Omvang van de kinderopvang

1. Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.

2. In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid

en zorg.

3. In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 3 van deze verordening de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is als gevolg van sociaal-medische indicatie met een maximum van drie dagen of zes dagdelen per week.

Artikel 10 Inhoud van de beschikking

1. Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling tot welke gemeentelijke doelgroep de ouder behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en het adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de omvang van de kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt uitbetaald;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de verplichtingen van de ouder.

2. Als de aanvraag betrekking heeft op een persoon als bedoeld in artikel 3 bevat het besluit tevens:

  • a.

    de geldigheidsduur van de indicatie;

  • b.

    wie de geïndiceerde personen zijn.

  • c.

    de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht;

Artikel 11 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2.

    Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

Hoofdstuk 5 Vaststelling van de tegemoetkoming

Artikel 12 Besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarover de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

    2. Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast en doet de ouder daarvan schriftelijk mededeling.

HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 13 Inlichtingenplicht

1. De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

2. De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

3. Wanneer de ouder de inlichtingenplicht, zoals genoemd in het eerste en tweede lid, schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming dan wel een te hoog vastgestelde tegemoetkoming heeft ontvangen, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag

terugvorderen.

4. Wanneer de ouder zijn inlichtingenplicht niet nakomt kan het college besluiten tot het opleggen van een bestuurlijke boete, als bedoeld in artikel 72 van de wet.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouder afwijken van de bepalingen in de verordening, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.

Artikel 15 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin de bepalingen van deze verordening niet voorzien, neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 16 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening toekenning tegemoetkoming kinderopvang 2004.

2. Ouders die vóór de datum van de inwerkingtreding van deze verordening recht hadden op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie, ontvangen tot zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening een tegemoetkoming conform de Verordening toekenning tegemoetkoming kinderopvang 2004.

Artikel 17 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: “Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Leiderdorp

2012”.