Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Leiderdorp 2013

Geldend van 05-02-2013 t/m heden

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Leiderdorp 2013

De raad van de gemeente Leiderdorp;gelezen het voorstel van 8 januari 2013, nr. 2012i02239;gezien het advies van commissie Bestuur en Maatschappij van 21 januari 2013;gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet;gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel i, van de Wet werk en bijstand;

b e s l u i t:

vast te stellen de:

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Leiderdorp 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e vanhet Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

b.recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Wet werken bijstand;

c.bezit: waarde van de bezittingen waarover belanghebbende of diens gezin beschikt ofredelijkerwijs kan beschikken, met uitzondering van het in de woning met bijbehorenderf gebonden vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Wet werk enbijstand;

d.verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Wet werk enbijstand;

e.college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp.

Hoofdstuk 2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive

Artikel 2. Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende bezit

1.Indien het bezit van een belanghebbende ten minste driemaal de toepasselijkebijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboete zonder inachtneming vande beslagvrije voet.

2.De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van driemaanden vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete isopgelegd.

Artikel 3. Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit

1.Indien het bezit van een belanghebbende niet ten minste driemaal de toepasselijkebijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboete gedurende één maandzonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment

van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

2.Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent het college derecidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze datbelanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van detoepasselijke bijstandsnorm.

3.Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld inartikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de Wet werk en bijstand.

Artikel 4. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

In afwijking van de artikelen 2 en 3 kan het college de recidiveboete met inachtneming van debeslagvrije voet verrekenen indien:

a.aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in de artikelen 2 of 3, zou leidentot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of

b.anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van debestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, indien envoor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van derecidiveboete.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 5 februari 2013.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bijrecidive Leiderdorp 2013

Toelichting

Algemeen deel

De WWB verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over debevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van derecidiveboete.

De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemenvan de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. Daar waar terugvordering eninvordering niet door de wetgever is verplicht, blijft sprake van een bevoegdheid van het

college. Het is derhalve aan het college op deze onderdelen nadere (beleids)regels vast testellen.

In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken vanandere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het college datde boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht

wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). De gemeente die deuitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voetniet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkeringontvangt, verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van

de WWB is geregeld dat het college die de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan ditverzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij debeslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijkeverordening zijn vastgelegd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste behoeven geennadere toelichting.

Bezit

De verordening kent een definitie van het begrip bezit. Het gaat daarbij om (de waarde van)alle bezittingen waarover een belanghebbende of diens gezinsleden beschikken ofredelijkerwijs kunnen beschikken. Bezittingen kunnen zowel bestaan uit geld als op geldwaardeerbare goederen.

Bij het begrip bezit zoals dat in deze verordening wordt gebruikt, gaat het nadrukkelijk niet omvermogen als bedoeld in artikel 34 van de WWB. Eventueel aanwezige schulden spelenimmers geen rol en worden dus ook niet op het bezit in mindering gebracht. Ook de vrijlatingenvan artikel 34, tweede lid, van de WWB zijn hier niet van toepassing. Een belanghebbende dievanwege de volledige verrekening met de beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, zalde bezittingen waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, volledig moetenaanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. Een

uitzondering is gemaakt voor de door belanghebbende en zijn gezin bewoonde (eigen) woning.

Verrekenen

De WWB kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van BurgerlijkeRechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

Artikel 2. Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende bezit

Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening met de beslagvrije voet plaats vindt voor de maximale termijn van drie maanden als een belanghebbende over voldoende bezittingen beschikt om dit op te kunnen vangen. Dat uitgangspunt is vastgelegd in artikel 2 van deze verordening. Van voldoende bezit is sprake als de waarde van de bezittingen waarover belanghebbende beschikt (of redelijkerwijs kan beschikken), ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Immers, bij aanwending of tegeldemaking van deze bezittingen, zou een periode van drie maanden overbrugd moeten kunnen worden.

Artikel 3. Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit

Heeft een belanghebbende onvoldoende bezittingen om een periode van drie maandenvolledige verrekening met de beslagvrije voet te kunnen overbruggen, dan verrekent hetcollege slechts één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Voor de overige twee

maanden vindt weliswaar verrekening met de beslagvrije voet plaats, maar niet volledig.

Belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.Voor het percentage van 80% is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden die deBelastingdienst heeft bij notoire wanbetalers. Onder omstandigheden kan deze de beslagvrijevoet (90% van de toepasselijke bijstandsnorm) verlagen met 10% op grond van artikel 19,eerste lid, van de Invorderingswet 1990.

Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat fraude niet maglonen. Het gaat hier immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplichthebben geschonden. Daar mag een duidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordtrekening gehouden met de zorgplicht van gemeenten. Het volledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, nu de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten.

Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van artikel 31, tweede lid,onderdelen n of r, van de WWB worden vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten echter gewoon mee. Het college laat deze inkomsten dus niet buiten beschouwing bij de beoordeling van devraag of een belanghebbende nog over voldoende inkomen beschikt. Dat is geregeld in lid 3.

Artikel 4. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situatiesdenkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordtgeacht. Die situaties komen aan de orde in artikel 4. Het gaat daarbij altijd om individuele

omstandigheden waaraan het college zal moeten toetsen.

In onderdeel a is geregeld dat het college kan besluiten in afwijking van de artikelen 2 en 3 toch de beslagvrije voet te respecteren wanneer volledige verrekening waarschijnlijk leidt tothuisuitzetting van belanghebbende en diens gezin. Voorkomen moet worden dat eenbelanghebbende door de volledige verrekening op straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle maatschappelijke kosten van dien.

Een dreigende huisuitzetting wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om van verrekening met de beslagvrije voet af te zien. Dat volgt uit het woord 'anderszins' in onderdeel

b.Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende huisuitzetting, kan het college rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.

Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid, van de WWB is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald.

Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.