Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2013

Geldend van 17-10-2013 t/m heden

Intitulé

Het college van burgemeester en wethouders, gelet op artikel 2.12, lid1, sub a onder 1 en 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht jo. artikel 4 Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit vast te stellen de navolgende

Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan herziening 2013

Hoofdstuk 1. Aanleiding en toelichting Beleidsregels

1.1 Inleiding

Burgemeester en wethouders zijn veelal bevoegd gezag voor kleinschalige ontwikkelingen welke in strijd zijn met het bestemmingsplan. In deze beleidsnotitie wordt een toelichting gegeven wanneer het College bevoegd is om af te wijken. Vervolgens wordt aan de hand van de artikelen uit het Besluit omgevingsrecht de beleidsruimte beschreven. Waar mogelijk wordt aangegeven hoe deze beleidsruimte wordt toegepast.

Beleidsregels voor de bevoegdheden van het college om af te wijken van het bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo beoogt een betere en snellere dienstverlening van de overheid aan burgers en bedrijven. Door integrale vergunningverlening en handhaving ontstaat een doelmatige manier van werken.

Wie bijvoorbeeld een huis of schuur wil bouwen, verbouwen, oprichten of gebruiken, krijgt te maken met veel vergunningen en voorschriften voor wonen, ruimte en milieu met elk hun eigen criteria, procedures, ambtelijke loketten, afhandelingstermijnen, leges en toezichthouders. Door de invoering van de Wabo worden 26 vergunningen en 1600 formulieren ondergebracht in één vergunning, de zogenoemde omgevingsvergunning. Zo hebben burgers en ondernemers nog maar te maken met één vergunning, één loket, één besluit en één procedure. Bovendien kan de aanvraag digitaal worden ingediend via Omgevingsloket online (OLO).

In artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is geregeld dat voor een activiteit als bedoeld in 2.1, eerste lid onder c (activiteit strijdig met het vigerende bestemmingsplan) slechts een omgevingsvergunning kan worden verleend met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking (binnenplanse afwijking) o f in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Dat laatste is uitgewerkt in artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en wordt ook wel de ‘planologische kruimelregeling’ genoemd. Hiermee maakt de Wabo kleine afwijkingen van de bouw- en gebruiksregels van het bestemmingsplan mogelijk. Het is tenslotte niet praktisch om voor elke kleine afwijking het bestemmingsplan aan te passen. Dat duurt te lang en is ingewikkelder dan voor zulke ‘kruimels’ nodig is. Deze afwijkingsmogelijkheid is beperkt tot een door het rijk opgestelde lijst.

Het college kan bij kleinschalige ontwikkelingen afwijken het bestemmingsplan. Soms gebeurt dat op basis van regels die zijn opgenomen in het bestemmingsplan en anders op basis van de ‘kruimelregeling’

1.3 Beleidsregels voor activiteiten in strijd met het bestemmingsplan

Een omgevingsvergunning voor (binnenplanse) afwijkingen van het bestemmingsplan kan worden verleend. Er is dus sprake van een bevoegdheid en geen plicht. Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitoefening van die bevoegdheid regels vaststellen. De bevoegdheid beleidsregels vast te stellen is in art 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen. Regels voor de uitoefening van de bevoegdheid om af te wijken van bestemmingsplan bepalingen leiden tot een eenduidige en consequente afhandeling van de aanvraag omgevingsvergunning. Bij de beoordeling van verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan worden de in deze nota opgenomen beleidsregels toegepast. Het beleid biedt duidelijkheid voor de aanvrager en vereenvoudigt de behandeling van de vergunning.

Consequente behandeling van aanvragen die afwijken van het bestemmingsplan door toepassing van beleidsregels.

1.4 Reden herziening

Kruimelregeling

De kruimelregeling bestond ook in eerdere wetgeving. Onder de WRO (Wet op de Ruimtelijke Ordening sinds 1965) was dit artikel 19 lid 3 en onder de Wro (Wet ruimtelijke ordening uit 2008) artikel 3.23. Voor de toepassing van de deze bevoegdheden om van het bestemmingsplan af te wijken zijn ook beleidsregels opgesteld. Voor toepassing van artikel 3.23 Wro is het ‘Ontheffingenbeleid 2009’ opgesteld. De beleidsregels voor de onder de Wabo geldende bevoegdheden zijn vervolgens opgenomen in de ‘Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2011’. Hiermee is een grote slag gemaakt naar de huidige wetgeving van de Wabo, maar zijn vrijwel geen inhoudelijke aanpassingen verwerkt.

In deze herziening van 2013 worden enkele inhoudelijke aanpassingen opgenomen. Deels houdt dat verband met de actualisatie van bestemmingsplannen die de laatste jaren heeft plaats gevonden. Daarmee is een deel van de afwijkingsmogelijkheden ook als binnenplanse omgevingsvergunning toegevoegd aan bestemmingplannen. Voor de meest voorkomende aanpassingen van woningen zoals aanbouwen, bijgebouwen en bedrijf-aan-huis kan het college nu de flexibiliteitsbepalingen van het bestemmingsplan gebruiken.

Binnenplanse afwijkingen

Mogelijkheden voor binnenplanse afwijkingen zijn onderdeel van vrijwel alle bestemmingsplannen. Met de actualisering van bestemmingsplannen in de afgelopen jaren is zijn de beleidsregels uit 2011 ook vertaald naar de bestemmingsplannen. Daardoor zijn veel van de mogelijkheden niet meer strijdig met het bestemmingsplan of voorziet het bestemmingsplan zelf in een afwijkingsmogelijkheid. Daarvoor zijn dezelfde beleidsregels van toepassing.

Beroep en bedrijf aan huis

Naar aanleiding van de behandeling in de raad van bestemmingsplan W4 is een notitie opgesteld over de toepassing van de regeling beroep/bedrijf-aan-huis. Het beroep-aan-huis is niet strijdig met de woonbestemming en daarom zonder omgevingsvergunning mogelijk. Een goede definitie en toetsingskader is dus belangrijk om overlast voor de omgeving te voorkomen. Daarnaast is voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor bedrijf-aan-huis ook een eenduidig beleidskader van toepassing die zowel voor binnen- als buitenplanse afwijkingen van toepassing is.

REO-advisering voor gebruikswijzigingen

De ‘kruimelregeling’ geeft de mogelijkheid om in gebouwen tot 1500 m2 een afwijkende functie toe te staan. Voor het toestaan van detailhandel was in de oude beleidsregels een positief REO-advies noodzakelijk bij ontwikkelingen van meer dan 300 m2. Deze beleidsregel staat op gespannen voet met het feit dat de afwijkingsmogelijkheid wettelijk gezien een bevoegdheid van het college is. Zijn afwegingsruimte wordt hiermee onnodig beperkt. Daarnaast past de beleidsregel ook niet bij het door de raad vastgestelde Detailhandelsbeleid.

Het afwijkingenbeleid wordt aangepast aan de laatste beleidsontwikkelingen voor detailhandel en bedrijf-aan-huis.

1.5 De ‘kruimelregeling’ samengevat

In de kruimelregeling zoals opgenomen in artikel 4, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) worden tien verschillende afwijkingen van het bestemmingsplan geregeld. Voor de niet-ingewijde is het misschien lastig om hieruit op te maken wat de afwijkingen zijn en welke mogelijkheden het beleid hiervoor biedt. De meest voorkomende gevallen op een rijtje:

- Uitbreiding van gebouwen waaronder woningen (lid 1 en 4)

Ondanks verruiming van het vergunningsvrij bouwen blijven sommige uitbreidingen aan en bij de woning nog steeds vergunningplichtig. Een dakkapel aan de voorzijde van de woning of een aanbouw van meer dan 2,5 meter aan de achterkant is vergunningplichtig. Vaak past een aanvraag binnen het bestemmingsplan (eventueel met een binnenplanse afwijking) en kan daarvoor een vergunning worden gegeven. Soms is echter het bestemmingsplan nog niet actueel en kan met toepassing van de “beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2013” alsnog een omgevingsvergunning worden verleend. 1 1

- Kleine bouwwerken (lid 2en 3)

Ook biedt de kruimelregeling de mogelijkheid tot verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen van kleine gebouwen voor nutsvoorzieningen en verkeersfuncties, zoals bijvoorbeeld transformatorgebouwen en bushokjes. De gebouwen kunnen maximaal 5 meter hoog zijn en 50m2 groot. Voor bouwwerken die niet onder de categorie gebouw vallen, zoals lichtmasten, kunstwerken, geluidsschermen en dergelijke is de bouwhoogte maximaal 10 meter.

- Gebruiksverandering van gebouwen (lid 9)

Eén van de belangrijkste mogelijkheden van de kruimelregeling is het toestaan van gebruik dat in strijd is met het bestemmingsplan. Daarmee kan bijvoorbeeld een leegstaand schoolgebouw gebruikt worden als kantoor. De verandering van gebruik kan worden gecombineerd met een inpandige verbouwing en het maximum oppervlak hiervoor is 1500 m2. Voor het toestaan van ander gebruik geldt overigens wel de beperking dat het om gebouwen binnen de bebouwde kom moet gaan. 2

1.6 Binnenplanse afwijkingen in recente bestemmingsplanen

Bestemmingsplannen die recent zijn geactualiseerd zijn opgesteld met vergelijkbare regels. In die regels zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen die afgestemd zijn op de eerdere beleidsregels. Voor deze binnenplanse afwijkingsbevoegdheden is ook het college bevoegd gezag. De toepassing van die afwijkingsmogelijkheden volgt daarom hetzelfde beleidskader. Overigens kan in een bestemmingsplan gekozen zijn voor maatwerk in de binnenplanse afwijkingen die verder gaan dan deze beleidsregels omdat het specifieke bestemmingsplan hier om vraagt (bijvoorbeeld afwijkingen voor functies in het buitengebied).

In deze actualisering wordt voor een beperkt deel van deze afwijkingsmogelijkheden beleid geformuleerd. Alleen voor binnenplanse afwijkingen die een directe relatie hebben met de mogelijkheden van de kruimelregeling zijn deze beleidsregels mede van toepassing. 3

Hoofdstuk 2. Beleidsregels

2.1 Beleid voor toepassing Artikel 4, Bijlage II Bor

Bij de beoordeling van verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan zullen voor wat betreft de afwijkingsmogelijkheden zoals genoemd in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2º, Wabo de hiernavolgende beleidsregels worden toegepast. Indien het bestemmingsplan na de inwerkingtreding van dit beleid is gemaakt zullen de mogelijkheden die deze regels bieden daarin zijn opgenomen. (Zowel direct als in de vorm van binnenplanse afwijkingen.)

In Artikel 4, Bijlage II Bor is het volgende geregeld:

Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen op grond van het Besluit omgevingsrecht (artikel 4, bijlage 2) in aanmerking:

1.een bijbehorend bouwwerk:

  • a.

    binnen de bebouwde kom,

  • b.

    buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • o

      niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

    • o

      de oppervlakte niet meer dan 150 m 2 , en

    • o

      het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden;

Toepassing:

Voor de toepassing onder 1.a. wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en andere gebouwen. Voor woningen wordt mogelijk gemaakt, voor zover niet mogelijk vanuit het bestemmingsplan:

bijbehorende bouwwerken, voorzover:

  • -

    de bebouwing meer dan 2 meter achter voorgevelrooilijn ligt

  • -

    meer dan 50% van het erf onbebouwd blijft

  • -

    aanbouwen niet meer dan 3,5 meter diep of breed zijn, gemeten vanuit respectievelijk de achtergevel of de zijgevel van het hoofdgebouw

  • -

    de goothoogte van aan- en uitbouwen aan zij- en achtergevel niet meer is dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 meter

  • -

    de bouwhoogte van vrijstaande bouwwerken niet meer is dan 3 meter

In bestemmingsplannen is dit vertaald naar bestemmingsvlakken voor ‘Wonen’ en ‘Tuin’. Binnen de bestemming ‘Tuin’ worden geen bouwwerken toegestaan. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt daarvan afgeweken.

Voor andere gebouwen (niet-zijnde woningen zoals kantoren, bedrijven) wordt meegewerkt aan uitbreidingen bij of aan het hoofdgebouw voorzover:

  • -

    de uitbreiding niet meer bedraagt dan 10% van het oppervlak danwel volume van het hoofdgebouw

  • -

    De voorgevelrooilijn of andere aan het openbaar gebied gelegen rooilijn niet wordt overschreden

2. een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemde eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

a. niet hoger dan 5 m, en

b. de oppervlakte niet meer dan 50 m2.

Toepassing:

Aan dergelijke bouwwerken van algemeen nut wordt meegewerkt in overleg met de beheerder van de openbare ruimte.

3.een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

a. niet hoger dan 10 m , en

b. de oppervlakte niet meer dan 50 m2.

Toepassing:

Voor bouwwerken die voldoen aan de kenmerken van lid 3 kan vergunning worden verleend mits de noodzaak is aangetoond en de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd.

4.een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw.

Toepassing:

Dakkapellen

Voor het toestaan van dakkapel zijn in de Welstandsnota Leiderdorp(2010) duidelijke criteria geformuleerd. Deze criteria voor dakkapellen vormen de uitvoeringsregels waarbinnen medewerking kan worden verleend aan een omgevingsvergunning.

Dakopbouwen

Aan de uitbreiding van gebouwen met een extra bouwlaag wordt alleen meegewerkt als het bestaande bouwblok daar aanleiding toegeeft. Zo zijn er plekken waar de bestaande bebouwing 2 lagen zonder kap is en sinds langere tijd woningen worden uitgebreid met een kap of terugliggende dakopbouw. Als niet sprake is van een duidelijke trend wordt niet in afwijking van het bestemmingsplan meegewerkt aan een extra bouwlaag. Voor die situaties waar wel wordt meegewerkt geldt:

a. Gebouw, een woning of woongebouw zijnde

Afwijking verlenen voor een dakopbouw ten behoeve van woningen of woongebouw met in achtneming van de uitgangspunten verwoord in de welstandsnota en naar het advies van de welstandscommissie, waarbij in geval van precedenten op naburige woningen, hiermee zorgvuldig rekening wordt gehouden met het doel een nieuwe eenheid in visuele beleving te verkrijgen. Hierbij dient als uitgangspunt te worden aangehouden dat de dakgoot of het boeiboord van het platte dak gehandhaafd blijft en de dakopbouw bestaat uit een kap met een helling van maximaal 60 graden. Een dakopbouw is uitsluitend mogelijk op het hoofdgebouw.

b. Kap op aangebouwd of vrijstaand bijgebouw

Binnen bestemmingsplannen wordt veelal de mogelijkheid geboden om een kap op aanbouwen en/of bijgebouwen te realiseren. Daarvoor kan het college afwijken tot een bouwhoogte van 6 meter. De goothoogte wordt daarbij alleen verhoogd voorzover dat nodig is om een kap te realiseren. De goothoogte zodanig verhogen dat een raam in de gevel past is dus niet gewenst. 4

c. Gebouw, geen woning of woongebouw zijnde

Afwijking verlenen voor een dakopbouw ten behoeve van een ander gebouw dan een woning of woongebouw (zoals een kantoor of een bedrijf) waarbij de hoogte van de opbouw maximaal 3 m en de oppervlakte daarvan maximaal 50 m2 bedraagt en waarbij qua visuele beleving zorgvuldig rekening wordt gehouden met eventueel aanwezige precedenten op naburige bedrijfsgebouwen. Dit overeenkomstig de uitgangspunten verwoord in de welstandsnota en naar het advies van de welstandscommissie. Slechts afwijking verlenen indien het een dakopbouw op een hoofdgebouw betreft en de noodzaak is aangetoond. De overwegingen om de omgevingsvergunning te verlenen worden zorgvuldig onderbouwd.

Dakterrassen

Voor het plaatsen van dakterrassen kan afwijking worden verleend. De volgende regels zijn van toepassing:

  • a.

    Een dakterras aan de voorzijde van een woning is niet toegestaan;

  • b.

    Een dakterras op een vrijstaand bijgebouw is niet toegestaan;

  • c.

    Een dakterras is gesitueerd op een aan- of uitbouw;

  • d.

    Een dakterras is bereikbaar via een deur vanuit een ruimte op de 1e of 2e verdieping van een woning;

  • e.

    Een dakterras dient te worden omsloten door een hekwerk. De minimale hoogte van dit hekwerk is conform hetgeen hierover is vastgesteld in afdeling 2.3 Bouwbesluit. Het hekwerk dient binnen de dakrand geplaatst te worden.

  • f.

    Het bouwplan dient te voldoen aan de welstandscriteria zoals deze per gebied zijn aangegeven in de Welstandsnota Leiderdorp;

  • g.

    Als een dakterras minder dan 2 meter uit de erfgrens is gelegen en uitzicht geeft op het naburige erf, is schriftelijke toestemming noodzakelijk van de eigenaar van dit erf (zonder toestemming is ingevolge artikel 50, boek 5 van het Burgerlijk Wetboek een dakterras dat uitzicht geeft op het naburig erf niet geoorloofd).

In bestemmingsplannen worden ook volgens deze beleidsregels dakterrassen toegestaan.

5.een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m.

Toepassing:

Afwijking wordt verleend overeenkomstig de beleidsnota ‘randvoorwaarden bij plaatsing van antenne in Leiderdorp’.

6.een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmte krachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998.

Toepassing:

Leiderdorp heeft geen glastuinbouwbedrijven waarvoor deze afwijking van toepassing is.

7.een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren

Toepassing:

Omdat de verwachting is dat dit zeer sporadisch voorkomt per geval bezien of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven.

8.het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per e venement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.

Toepassing:

Omdat de verwachting is dat dit zeer sporadisch voorkomt per geval bezien of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven.

Voor locaties waar met enige regelmaat evenementen worden gehouden wordt in bestemmingsplannen een aanduiding ‘evenemententerrein’ opgenomen. Op andere locaties is het ongewenst om regelmatig dergelijke evenementen toe te staan. Voor eendaagse evenementen zoals braderieën, vrijmarkten, straatfeesten e.d.is het voldoende om op basis van de APV een vergunning te verstrekken, mits geen sprake is van een veelvuldig terugkerend evenement.

  • 9.

    het gebruiken van bouwwerken, al dan n iet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    binnen de bebouwde kom, en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 1500 m2.

Toepassing:

De wens om voor een beperkt gebouwoppervlak ander gebruik toe te staan dan in het bestemmingsplan is opgenomen komt regelmatig voor. Voor de Leiderdorpse praktijk gaat het bijvoorbeeld om het toestaan van een kantoor of winkel in een bedrijfspand. Daarnaast wordt het ook gebruikt om vormen van bedrijvigheid aan huis toe te staan op plekken waar dit nog niet in het bestemmingsplan is geregeld.

Bedrijvigheid aan huis binnen de bebouwde kom

Voor toepassing van de afwijkingsmogelijkheden voor een aan-huis-verbonden bedrijf geldt de regeling overeenkomstig nieuwe bestemmingsplannen, waarin wordt toegestaan:

A an huis verbonden beroep of bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlakte van de gebouwen waarbij geldt dat:

  • 1.

    bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  • 2.

    de activiteit alleen in de woning of aangebouwde bijgebouw mag worden uitgeoefend;

  • 3.

    buitenopslag niet is toegestaan;

  • 4.

    geen detailhandel of horeca is toegestaan;

  • 5.

    er geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving mag optreden;

  • 6.

    er geen onevenredige druk op de bestaande parkeermogelijkheden bij de woning en in de omgeving van de woning mag ontstaan;

  • 7.

    de vestiging van een Bed & breakfast is toegestaan

Voor beroep-aan-huis geldt overigens dat deze wordt gezien als onderdeel van de woonbestemming. Daarvoor is dus geen aparte vergunning noodzakelijk. Om inzicht te geven in de reikwijdte van het begrip beroep-aan-huis is daarom in april 2013 een notitie opgesteld die als bijlage bij dit beleid is gevoegd. Voor bedrijf-aan-huis is wel een omgevingsvergunning nodig, omdat hierbij in ieder geval moet worden beoordeeld op de verkeersaspecten onder 5 en 6. Daarnaast wordt ook bekeken of de bedrijfsvoering in de woonomgeving past.

A an huis verbonden beroep of bedrijf in een vrijstaand bijgebouw

Voor een beroep-aan-huis of bedrijf-aan-huis is daarnaast vergunning nodig als het wordt gevestigd in een vrijstaand bijgebouw. Dit onderscheid wordt gemaakt omdat hierbij het risico aanwezig is dat de bedrijfsvoering geen relatie (meer) heeft met de woonfunctie. Zo is een schuur of een garagebox die direct vanaf de openbare weg te bereiken is ook los van de woning te gebruiken. In dat geval is geen sprake van ‘aan-huis-verbonden’. Daarnaast voldoen veel vrijstaande bijgebouwen ook niet aan de eisen voor verblijfsruimte. In de aanvraag moeten die aspecten dus worden meegenomen.

In bestemmingsplannen is deze mogelijkheid als een aparte afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Daarvoor gelden dezelfde criteria als hierboven, met uitzondering de eis dat alleen de woning of aanbouw mag worden gebruik In bestemmingsplannen is daaraan toegevoegd:

- het gebruik heeft slechts een beperkte ruimtelijke uitstraling;

Voor het beoordelen van deze aanvullende voorwaarde is van belang dat het bijgebouw het karakter van een bijbehorend bouwwerk behoud. Het bijgebouw moet dus niet door gebruik of verschijningsvorm ervaren worden als een hoofdgebouw.

Andere wijzigingen van gebruik binnen de bebouwde kom

Voor toepassing van de afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van wijziging in het gebruik van bestaande opstallen geldt dat:

  • a.

    de nieuwe functie moet passen binnen de omgeving;

  • b.

    het nieuwe gebruik slechts een beperkte ruimtelijke uitstraling heeft;

  • c.

    er mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting en de parkeerdruk in de omgeving ontstaan;

  • d.

    een omzetting van een functie naar wonen alleen kan binnen een gebied met een overwegende woonfunctie (5 );

  • e.

    bij omzetting van een functie in detailhandel moet de detailhandelsfunctie passen binnen het gemeentelijke detailhandelsbeleid ( 6 ).

  • f.

    indien het gemeentelijk detailhandelsbeleid dat expliciet nodig acht wordt advies gevraagd aan het Regionaal Economisch Overleg (REO). Dit advies moet worden toegevoegd aan de aanvraag omgevingsvergunning ( 7 ).

  • g.

    bij omzetting van een functie in bedrijfsmatige activiteiten er een advies moet zijn van de Omgevingsdienst West Holland, ten aanzien van de milieueffecten van de bedrijfsvestiging op de omgeving.

    (noot 5. het aantal woningen blijft in ieder geval gelijk. )

    (noot 6. bij vaststelling van deze bleidsregels is dat "Gemeentelijk detailhandelsbeleid Leiderdorp 2012 - 2016", vastgesteld op 2 juli 2012. )

    (noot 7. Voor een REO-advies is een DPO en een positief collegebesluit noodzakelijk. De advisering duurt langer dan de behandeltermijn van 8 weken. Daaarom moet het advies voorafgaand aan de aanvraag omgevingsvergunning worden aangevraagd. )

10. het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden

c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.

Toepassing:

Geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het wijzigen van het gebruik van een recreatiewoning voor permanente bewoning.

2.2. Begrippen

Voor het beleid gelden de begrippen zoals opgenomen in artikel 1 van Bijlage II van het Bor alsook de volgende begrippen:

aan huis verbonden beroep

zie bijlage 1

aan huis verbonden bedrijf

zie bijlage 1

Bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een Bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en/of bijbehorende gebouwen en wordt geëxploiteerd door de huurders of eigenaren van het betreffende huis.

2.3 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders blijft bevoegd om af te wijken van deze beleidsregels, wanneer:

  • ·

    deze voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen, of

  • ·

    deze de uitvoering van beleid, welk door de gemeenteraad is vastgesteld na de inwerkingtreding van deze beleidsregels, in de weg staat, of

  • ·

    deze beleidsregels niet voorzien in mogelijkheden die door wijziging van wet- en regelgeving ontstaan.

Hierbij wordt gesteld dat bij toepassing van de hardheidsclausule een afweging plaatsvindt, waarin wordt ingegaan op de door deze beleidsregels beoogde beleidsdoelen en de belangen van derden, waaronder omwonenden.

2.4Inwerkingtreding

Dit beleid treedt in werking op de eerste dag na de dag waarop zij op grond van de Algemene wet bestuursrecht is bekendgemaakt. De “Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2011” worden op dezelfde dag ingetrokken.

2.5 Citeertitel

Het beleid kan worden aangehaald met de citeertitel: “Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2013”

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp op 8 oktober 2013. 

De burgemeester                                          De secretaris.

Bijlage 1: Beroep aan huis - een nadere verkenning

1. Inleiding

Een beroep aan huis kan door een ondernemer zonder vergunning gestart worden. Beroepen dieaan huis uitgeoefend kunnen worden, zijn de zelfstandige of vrije beroepen, zoals bijvoorbeeld eenfysiotherapeut. Er zijn wel voorwaarden verbonden aan een beroep aan huis en ook is er een

verschil tussen een beroep of een bedrijf aan huis. In deze notitie wordt dit nader toegelicht.

2. Jurisprudentie

Hoofdregel: Beroep aan huis valt binnen de woonbestemming

In de bestemmingsplannen is de bepaling opgenomen dat het verboden is gronden en bouwwerkente gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik danwonen is dan niet toegestaan.

In vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is bepaald dat hetvestigen van een vrij beroep niet strijdig is met de woonbestemming en dus geen naderetoestemming vereist. Hierbij geldt overigens wel de belangrijke voorwaarde dat dewoonbestemming in overwegende mate gehandhaafd moet blijven. Voor andere ondergeschikte

vormen van aan huis verbonden beroepen of bedrijven (niet zijnde een vrij beroep) geldt op grondvan jurisprudentie dat aan de hand van de aard, omvang en intensiteit per geval moet wordenbezien of de bedrijvigheid al dan niet in strijd is met de woonbestemming.

3. Beleid en bestemmingsplannen

Regels voor de vestiging van beroep en bedrijf aan huis worden opgenomen in bestemmingsplannen. In de meest recente bestemmingsplannen binnen Leiderdorp (W4, De Hoven, De Bloemerd) is het beroep aan huis geregeld door enerzijds de definitie, waarbij is gesteld dat de ruimtelijke uitwerking en uitstraling in overeenstemming moet zijn met de woonfunctie, anderzijds door een oppervlaktebeperking tot 30% op te leggen:

-Definitie

Het uitoefenen van een vrij of zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen vandiensten op persoonlijk, zakelijk, administratief, educatief, juridisch, medisch,therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig gebied, of daarmee gelijk te stellenactiviteiten, waaronder een atelier, kapper, schoonheidsspecialiste, dat in of bij eenwoning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, dat niet krachtens een milieuwetvergunning- of meldingplichtig is en waarbij de woning in overwegende mate de

woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die metde woonfunctie in overeenstemming is;

-Beperking oppervlakte tot 30% in de bestemming Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

b . aan huis verbonden beroep in de woning, c.q. aan- of uitbouw, mits de

oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlakte van de

gebouwen.

4. Criteria beroep aan huis

Verschil beroep en bedrijf aan huis

Een vrij of zelfstandig beroep is iets anders dan een bedrijfsmatige activiteit. Een bedrijfsmatigeactiviteit is in strijd met de woonbestemming. Dit betekent dat dan een omgevingsvergunning nodigis. Hiervoor wordt getoetst aan de gestelde voorwaarden in het bestemmingsplan en aan de overigeregelgeving, zoals bijvoorbeeld het bouwbesluit.

Een beroep aan huis wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, zoals hierboven in dedefinitie omschreven. Ondersteunende functies om dit beroep uit te oefenen (bijv. administratiefmedewerker of assistent) zijn mogelijk binnen een beroep aan huis. Zodra echter meer mensen dit

beroep in de woning gaan uitoefenen (niet zijnde: gebruikers van de woning), is er sprake van eenbedrijfsmatige activiteit.

Bijvoorbeeld: een bewoner kan als kapper een beroep aan huis hebben, zodra hier echter meerderemensen als kapper werkzaam zijn, betreft het een bedrijfsmatige activiteit als kapsalon waarvooreen vergunning aangevraagd moet worden. Ook een huisarts kan zijn beroep aan huis uitoefenen.

Een huisartspraktijk daarentegen is niet mogelijk als beroep aan huis, maar kan via een vergunningvoor een bedrijf aan huis wel mogelijk gemaakt worden (binnen de gestelde voorwaarden).

Regels

Regels kunnen slechts aangeven hoe wij binnen de kroonjurisprudentie invulling geven aan de vraagwanneer sprake is van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie inovereenstemming is. Hier ligt nog enige interpretatievrijheid, al zal de Raad van State inberoepszaken het eindoordeel geven over de toepassing daarvan. Het gebruik van een limitatievelijst voor beroepen aan huis is daarom niet effectief en beperkt houdbaar. In plaats van eenlimitatieve lijst te gebruiken is een lijst met algemene criteria die als toetsingskader kunnen dienenom te bepalen of een beroep aan huis kan worden toegestaan bij de woonfunctie.

Op basis van de definitie, zoals ook opgenomen in de bestemmingsplannen, volgen hieronder deaspecten en criteria die van belang zijn bij een beroep aan huis:

a. Het uitoefenen van een vrij of zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten..

Hierbij kan gedacht worden aan: op persoonlijk, zakelijk, administratief, educatief, juridisch,medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig gebied, of daarmee gelijk te stellenactiviteiten, waaronder een atelier, kapper, schoonheidsspecialiste;

b. dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er..

bewoner(s) met hoofdverblijf in de woning;

c. dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is..

d. en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt..

kleinschalige functie van ondergeschikte betekenis, de woning behoudt overwegend dewoonfunctie; max. 30% van het vloeroppervlakte van de gebouwen;

e. en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

Ruimtelijke uitstraling en visuele aspecten:

  • ·

    De woning moet als woning herkenbaar blijven.

  • ·

    De activiteit mag alleen inpandig worden uitgeoefend (buitenopslag is niet toegestaan).

  • ·

    Opschriften c.q. naamaanduidingen met betrekking tot de beroepsactiviteit dienen beperkt te zijn en in overeenstemming met het woonkarakter.

  • ·

    (Licht)reclame is niet toegestaan.

Ruimtelijke uitwerking:

·Verkeer en parkeren: het uitoefenen van de beroepsmatige activiteit mag niet leiden tot eenonaanvaardbare aantrekking van verkeer en/of parkeeroverlast voor de omgeving.

·Geen detailhandel of horeca.


Noot
1
Noot
1

Bor Bijlage II, artikel 2 en 3

Noot

1. Bor Bijlage II, artikel 2 en 3

Noot
2
Noot

2. In het algemeen geldt ook dat het aantal woningen niet mag toe- of afnemen, Bor Bijlage Ii, artiel 7

Noot
3

3.In bestemmingsplannen zijn ook andere afwijkingsregelingen, zoals bijvoorbeeld in het artikel over archeologei, opgenomen. wellicht dat daar in een later stadium nog beleid voor nodig lijkt.

Noot
4

4. Een raam in de kopgevel kan natuurlijk wel als dit met het naburig erf mogelijk is.