Regeling vervallen per 01-01-2003

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REININGINGSRECHTEN 2002

Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2002

Intitulé

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REININGINGSRECHTEN 2002

De raad der gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 september 2001, nr. 188;

gezien het advies van commissie 1 en 2 van 1 oktober 2001;

gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

b e s l u i t :

vast te stellen de

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REININGINGSRECHTEN 2002

verordening reinigingsheffingen 2002

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten

Artikel 2

Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder grof bedrijfsafval:

afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen,

welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

Hoofdstuk II AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3

Aard van de belasting en belastbaar feit

1.Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld

in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stbl. 1994, 80)

2.De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk

gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.11 van de Wet

milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4

Belastingplicht

1.De belasting wordt geheven van diegene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van

Een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.11 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      diegene die naar de omstandigheden beoordeelt al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: diegene die dat

gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 5

Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofd- stuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6

Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7

Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8

Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij

de aanvang van de belastingplicht.

2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting

verschuldigd voor de nog volle kalendermaanden die na de aanvang van de belasting-

plicht, in het belastingtijdvak overblijven.

3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op

Ontheffing voor zoveel nog volle kalendermaanden die na het einde van de belasting-

Plicht, in het belastingtijdvak overblijven.

4.Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de

Gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 9

Termijnen van betaling

1.De aanslagen moeten betaald worden in drie gelijke termijnen waarvan de eerste ter-mijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagteke-ning van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een

maand later.

2.In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op een aanslag-

biljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat het bedrag

daarvan meer is dan € 136,13 doch minder is dan € 1361,34 en zolang de verschuldig-de bedragen door middel van automatische incasso van de daartoe door de belasting-plichtige aangewezen bank- of girorekening kunnen worden afgeschreven, dat de aan-slagen betaald moeten worden in tien gelijke termijnen.

De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in

de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen tel-kens een maand later.

3.In afwijking van het tweede lid geldt dat in geval het totaalbedrag van de op een aan-slagbiljet Verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan 136,13 Euro en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de daartoe door de belastingplichtige aangewezen bank- of girorekening kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen betaald moeten worden in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Hoofdstuk III REININGINGSRECHTEN

Artikel 10

Belastbaar feit

Onder de naam “reinigingsrechten” worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of onderhoud zijn.

Artikel 11

Belastingplicht

De rechten worden geheven van diegene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van diegene die van de bezittingen, werken of inrichtingen ge-bruik maakt.

Artikel 12

Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 13

Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14

Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1.1 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een af-zonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1.2 en 2.1.3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het ge-vorderde bedrag is vermeld.

Artikel 15

Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar

tijdsgelang voor de verschuldigde rechten

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1.1 van de tarieventabel zijn verschul-digd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is bij de aanvang van de be-lastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting

verschuldigd voor de nog volle kalendermaanden die na de aanvang van de belas-tingplicht, in het tijdvak overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel nog volle kalendermaanden die na het einde van de belasting-plicht, in het belastingtijdvak overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 16

Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1.2 en 2.1.3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 17

Termijnen van betaling

  • 1.

    De op grond van artikel 14, eerste lid, verschuldigde rechten moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgende op de maand die in de dag-tekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    De op grond van artikel 14, tweede lid, geheven rechten moeten worden betaald:

  • a.

    ingeval van uitreiking van de kennisgeving: op het tijdstip van uitreiking

  • b.

    ingeval van toezending van de kennisgeving: binnen 14 dagen na de dagtekening.

Hoofdstuk IV AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 18

Machtiging tot overdracht bevoegdheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

Artikel 19

Verzenden van aanslagbiljetten

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitrei-king van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de invorderingswet 1990 (Stbl. 221) voor de met de invordering van gemeentelijk belastingen belaste gemeente-ambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 20

Nakomen van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47,49 en 50 van de Algemene wet inzake rijks-belastingen (Stbl. 1959,301) en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachten artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast met de heffing of de invor-dering van gemeentelijk belastingen.

Artikel 21

Rente

  • 1.

    Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toepassing op de invordering van deze rechten.

  • 2.

    De ministeriele regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet vindt daarbij overeenkomstige toepassing.

Artikel 22

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening Reinigingsheffing 1999” van 7 december 1998, alsmede de eerste wijziging van 29 oktober 1999, de tweede wijziging 21 februari 2000 en de derde wijziging van 11 december 2000 worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2002.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als

    “Verordening reinigingsheffingen 2002”

Vastgesteld in de openbare vergadering van

de raad van Leiderdorp op 10 december 2001,

de voorzitter, M.Zonnevylle

de secretaris, D.G.C. van der Spek (plv.)