Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiderdorp houdende regels omtrent de heffing en invordering van precariobelasting Verordening precariobelasting 2019

Geldend van 21-12-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening precariobelasting 2019.

De raad van de gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 november 2018,

nr. Z/18/065236/124541;

gezien het advies van het politiek forum van 10 december 2018;

gelet op het bepaalde in artikel 228 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2019.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a. dag : een aaneengesloten periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan.

  • b. week : een aaneengesloten periode van zeven dagen;

  • c. maand : een kalendermaand;

  • d. jaar : een kalenderjaar

  • e. vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke

    registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon

    een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst

    bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaarfeit

Onder de naam ’precariobelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpenonder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan welvan degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of bovenvoor de openbare dienst bestemd grond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunningheeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of bovenvoor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning isverleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzijblijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbaredienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De in artikel 2 bedoelde belasting wordt niet geheven voor:

  • a.

    het hebben van voorwerpen of werken, ten behoeve van eigendommen welke bij de

    gemeente of haar instellingen in gebruik zijn, met uitzondering van eigendommen

    welke aan derden zijn verhuurd of in beheer en exploitatie zijn gegeven;

  • b.

    het hebben van voorwerpen of werken welke, noodzakelijk voor de uitoefening van

    hun publiekrechtelijke taak, door het rijk, de provincie, de gemeente of door

    waterschappen zijn aangebracht of geplaatst;

  • c.

    verzamelbakken, zoals glascontainers, welke in het belang van het hergebruik vanafzonderlijk in te zamelen afvalstoffen bedoeld in artikel 10.17 van deWet milieubeheer op of in de voor de openbare dienst bestemde grond zijn geplaatst;

  • d.

    brievenbussen, postzegelautomaten, telefooncellen;

  • e.

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van andere overeenkomstige instellingen;

  • f.

    het hebben van voorwerpen waarvan de aanwezigheid door de gemeente op grond van een overeenkomst of anderszins rechtens moet worden gedoogd;

  • g.

    het hebben van voorwerpen uitsluitend langs de gevel aangebracht, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,10 meter buiten de gevel steken;

  • h.

    het hebben van voorwerpen uitsluitend gebezigd door een liefdadig doel of doorinstelling of groeperingen welke een bijdrage kunnen leveren tot politieke ofmaatschappelijke bewustwording van de burgers, en welke direct, noch indirect een zakelijk belang nastreven.

  • i.

    het hebben van reclame-uitingen en aankondigingen voor een periode van maximaal vier aaneengesloten weken per jaar;

  • j.

    evenementen die openbaar toegankelijk zijn en die worden georganiseerd tenbehoeve van de Leiderdorpse bevolking door een non-profit organisatie die blijkens haar statuten, alsmede gelet op de ingediende aanvraag, geen individueel, persoonlijk of groepswinstoogmerk heeft en waarbij de doelstellingen van de non-profitorganisatie van maatschappelijke, sociale, pedagogische, sportieve, charitatieve en/of culturele aard zijn.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in debij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in dezeverordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Indien een tarief per oppervlakte van toepassing is, wordt de precariobelastingberekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 2. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldigerechthoek.

  • 3. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerpof de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemdegemeentegrond, wordt indien in de vergunning een oppervlakte is bepaald of aangeduid, die oppervlakte in aanmerking genomen tenzij blijkt dat de oppervlakte anders is.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerpof de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het zesde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenhedenzijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtigemeest voordelige wijze.

  • 6. Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabelgenoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is de in een kalenderjaar gelegen periode gedurende welke zich

    een belastbaar feit in de zin van de verordening voordoet of heeft voorgedaan.

  • 2. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben vanhet voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemdegemeentegrond, is in afwijking van het eerste lid, het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het gedeelte van de periode van de vergunning gelegen in het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor de nog volle kalendermaanden die na de aanvang van de belastingplicht, in het belastingtijdvak overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de volle kalendermaanden die na het einde van de belastingplicht, in het belastingtijdvak overblijven.

  • 4. Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

  • 5. Voor de toepassing van het bepaalde in het vierde lid wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen precariobelasting aangemerkt als een belastingaanslag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden

    gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot deheffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1. De “Verordening precariobelasting 2018” van 11 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening precariobelasting 2019.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van Leiderdorp op 17 december 2018,

de plv. griffier,

mevrouw M.C. Burger

de voorzitter,

mevrouw L.M. Driessen – Jansen

Bijlage 1 Tarieventabel

i305105.pdf [Klik hier om het document te downloaden]