Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiderdorp houdende regels omtrent de heffing en invordering van hondenbelasting Verordening hondenbelasting 2019

Geldend van 21-12-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening hondenbelasting 2019

De raad van de gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 november 2018,

nr. Z/18/065236/124541;

gezien het advies van het politiek forum van 10 december 2018;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invorderingvan hondenbelasting 2019.

Artikel 1Belastbaar feit

Onder de naam “hondenbelasting” wordt een directe belasting geheven voor hethouden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zichheeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als hethouden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van deGemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3Vrijstellingen

  • 1.

    • In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte ofruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervendzijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan,welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

  • 2.

    • De belasting wordt niet geheven voor honden:

      • a.

        die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

      • b.

        die door de Stichting Hulphond Nederland als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

      • c.

        die verblijven in een hondenasiel;

      • d.

        die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

      • e.

        die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

      • f.

        die door politieambtenaren worden gebezigd bij de uitoefening van hun dienst, mitshiervoor een certificaat als afgericht politiehond kan worden overgelegd;

      • g.

        die in opleiding zijn voor personen genoemd onder a en b.

Artikel 4Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    a.

    voor een eerste hond

    € 60,86

    b.

    voor een tweede hond

    € 106,22

    c.

    voor iedere hond boven het aantal van twee

    € 153,43

  • 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden,gehouden in een kennel, per belastingjaar per kennel € 360,68. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder een kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

  • 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt deverschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt datdit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8Aangifte

  • 1. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak ontstaat dan wel het aantalhonden dat voor de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet debelastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht isontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij het college vanburgemeester en wethouders verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van

    aangifte.

  • 2. De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingtijdvak isuitgenodigd tot het doen van aangifte of wie niet binnen zes maanden na afloop van hetbelastingtijdvak een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloopvan die zes maanden bij de heffingsambtenaar een verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 9Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij deaanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden inde loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogerebelasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantalhonden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Belastingaanslagen van minder dan € 10,00 worden niet opgelegd.

Artikel 10Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslagworden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatstedag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet isvermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op éénaanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, € 50,00 of meer, doch minder is dan € 2.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande ledengestelde termijnen.

Artikel 11Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot deheffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 12Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening Hondenbelasting 2018” van 11 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening hondenbelasting 2019.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van Leiderdorp op 17 december 2018,

de plv. griffier,

mevrouw M.C. Burger

de voorzitter,

mevrouw L.M. Driessen - Jansen