De Verordening Wet inburgering gemeente Leiderdorp 2010

Geldend van 01-01-2011 t/m heden

Intitulé

de Verordening Wet inburgering gemeente Leiderdorp 2010

Registratienr.: 2010i01211

Afdeling: Beleid & Projecten

Onderwerp: Wijzigen Verordening Wet inburgering gemeente Leiderdorp 2010

De raad van de gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van 16 november 2010;

gezien het advies van commissie Bestuur en Maatschappij van 29 november 2010,

besluit vast te stellen:

de Verordening Wet inburgering gemeente Leiderdorp 2010

gemeente Leiderdorp 2010' zoals die zal luiden bij inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2011.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijving

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp;

    • b

      de wet: de Wet inburgering;

    • c

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • d

      trajectplan: planmatige omschrijving van de voorziening;

    • e

      persoonlijk inburgeringsplan: door aanvrager van persoonlijk inburgeringsbudget opgestelde planmatige beschrijving van de inhoud, uitvoering en afronding van de door hem voorgestelde voorziening.

  • 2 De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Hoofdstuk 2 Informatieverstrekking

Artikel 2 Informatieverstrekking

  • 1 Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over in ieder geval het inburgeringsstelsel uit hoofde van de wet en deze verordening, de inhoud en uitvoering van de wet en deze verordening, de uit de wet en deze verordening voortvloeiende rechten en plichten en de eventuele door het college aangeboden flankerende voorzieningen of faciliteiten.

  • 2 Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a

      het verstrekken van voorlichting via een gemeentelijke informatiebalie;

    • b

      het inrichten van een digitaal informatiepunt op de gemeentelijke website;

    • c

      schriftelijk voorlichtingsmateriaal bij inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie en bij de aanvraag voor algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand.

  • 3 Het college beoordeelt tenminste eens in de drie jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 3 Aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 Aanwijzen van doelgroepen bij inburgeringsplichtigen

  • 1 Het college kan groepen van inburgeringsplichtigen aanwijzen waaraan het bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria dan wel combinaties daarvan:

    • a

      bron van inkomen;

    • b

      zorg- en opvoedingstaken;

    • c

      gezinssamenstelling;

    • d

      leefsituatie;

    • e

      woonachtig in een bepaalde wijk.

  • 2 Het college stelt de raad van de gemeente Leiderdorp in kennis van elk collegebesluit tot aanwijzing, wijziging of verwijdering van een doelgroep op basis van het eerste lid.

Artikel 4 Samenstelling van de voorziening voor inburgeringsplichtigen

  • 1 Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op in ieder geval het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2 Indien de inburgeringsplichtige algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand of een uitkering op grond van de in artikel 4.23 Besluit Inburgering vermelde socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangt, stemt het college, onverminderd lid 1, de voorziening af op de diens mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 3 Indien de inburgeringsplichtige arbeid verricht voorafgaand aan dan wel arbeid gaat verrichten gedurende een voorziening, stemt het college de voorziening af op de aard van de arbeid.

Artikel 5 Vaststellen van de identiteit van inburgeringsplichtigen

Het college stelt de identiteit van de inburgeringsplichtige vast aan de hand van een document, bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 6 Aanbod- en vaststellingsprocedure voor inburgeringsplichtigen

  • 1 Het college doet het aanbod, als bedoeld in artikel 19, eerste, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2 In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden in ieder geval de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3 De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken na de datum van ontvangst van het aanbod het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4 Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod in de vorm van een beschikking.

  • 5 Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod weigert, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling een besluit tot handhaving van de termijn, bedoeld in artikel 7, eerste lid van de wet in de vorm van een beschikking.

  • 6 Het college kan nadere regels stellen voor de uitvoering van het eerste tot en met het vijfde lid.

Artikel 7 Persoonlijk inburgeringsbudget voor inburgeringsplichtigen

  • 1 Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    • a

      het college beoordeelt of de inburgeringsplichtige de verantwoordelijkheid kan dragen voor het samenstellen van een voorziening;

    • b

      bij een positieve beoordeling als bedoeld onder a. verzoekt het college de inburgeringplichtige binnen zes weken een persoonlijk inburgeringsplan in te dienen. Indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is, kan het voornoemde termijn met een nader te bepalen aantal weken verlengen;

    • c

      na indiening van het persoonlijk inburgeringsplan beslist het college binnen zes weken na de datum van ontvangst op het verzoek tot het verstrekken van een persoonlijk inburgeringsbudget;

    • d

      bij toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget voegt het college het definitief vastgestelde inburgeringsplan als bijlage bij de beschikking tot toekenning.

  • 2 Het college adviseert en begeleidt de inburgeringsplichtige bij de vormgeving en invulling van de voorziening en de keuze van het inburgeringsbedrijf, tenzij de inburgeringsplichtige aangeeft hierop geen prijs te stellen.

  • 3 Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft toegekend, sluit het college met de inburgeringsplichtige een overeenkomst als ook het college of de inburgeringsplichtige een overeenkomst met de aanbieder.

  • 4 Het college kan nadere regels stellen voor de invulling en uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 8 Inhoud van de beschikking voor inburgeringsplichtigen

  • 1 De beschikking tot toekenning van de voorziening bevat in ieder geval:

    • a

      een beschrijving van de voorziening;

    • b

      een opgaven van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • c

      de datum waarop het inburgeringsexamen of Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo1 of Mbo 2 moet zijn behaald;

    • d

      de termijnen, wijze van betaling en eventuele verrekening van de eigen bijdrage;

    • e

      de gevolgen van het niet naleven van de verplichtingen en/of termijnen;

    • f

      in geval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt;

  • 2 In geval van weigering door de inburgeringsplichtige van een aanbod, bedoeld in artikel 6, vijfde lid bevat de beschikking in elk geval:

    • a

      de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht aanvangt;

    • b

      de datum waarop het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo 1 of Mbo 2 moet zijn behaald.

Artikel 9 Opleggen van verplichtingen aan inburgeringsplichtigen

Onverminderd andere aan de wet verbonden verplichtingen kan het college een inburgeringsplichtige bij beschikking in ieder geval een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    medewerking verlenen aan de uitvoering van de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • c.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • d.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    het op verzoek of uit eigen beweging direct melden van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op, toekenning, uitvoering van of deelname aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • g.

    het deelnemen aan en behalen van het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo 1 of Mbo 2, binnen de gestelde termijn zoals vastgelegd in het trajectplan, doch in ieder geval binnen de gestelde termijn, bedoeld in artikel 7 van de wet, of een verlengde termijn op grond van artikel 31, tweede lid onder a en b van de wet.

Artikel 10 Inning van de eigen bijdrage van inburgeringsplichtigen

  • 1 De inburgeringsplichtige betaalt de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet in ten hoogste 12 termijnen

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een inburgeringsplichtige met een inkomen tot 100% van de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief de van toepassing zijnde gemeentelijke toeslag of verlaging, op grond van de Wet werk en bijstand, op diens verzoek, de eigen bijdrage in ten hoogste 24 maandelijkse termijnen betalen.

  • 3 Het college legt in de beschikking tot toekenning van de voorziening de wijze van betaling en de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt de toepassing van de verrekening in de beschikking bekendgemaakt.

Hoofdstuk 4 Bestuurlijke boete voor inburgeringsplichtigen

Artikel 11 Hoogte van de bestuurlijk boetes voor inburgeringsplichtigen

  • 1 Het college legt een bestuurlijk boete op van 10% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm voor een alleenstaande, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag op grond van de Wet werk en bijstand of de Wet investeren in jongeren, indien de inburgeringsplichtige, of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2 Het college legt een bestuurlijk boete op van 20% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm voor een alleenstaande, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag op grond van de Wet werk en bijstand of de Wet investeren in jongeren , indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, niet of niet behoorlijk nakomt.

  • 3 Het college legt een bestuurlijke boete op van 50% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm voor een alleenstaande, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag op grond van de Wet werk en bijstand of de Wet investeren in jongeren, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a en b, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo 1 of Mbo 2, heeft behaald.

  • 4 De boete als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid van de gedraging en de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige.

  • 5 Bij de toepassing van eerste tot en met derde lid neemt het college de artikelen 36, 37 en 44 van de wet, titel 5.4 Bestuurlijke boete en titel 4.4 Bestuursrechtelijke geldschulden, met uitzondering van paragraaf 4.4.4.2 , van de Algemene wet bestuursrecht in acht.

Artikel 12 Waarschuwing aan inburgeringsplichtigen

Indien de mate van verwijtbaarheid of overige omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan het college in afwijking van artikel 11, eerste tot en met derde lid, bij een eerste verwijtbare gedraging volstaan met een waarschuwing.

Artikel 13 Afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete aan inburgeringsplichtigen

  • 1 Het college legt een bestuurlijk boete, bedoeld in artikel 12, niet op, indien elke verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 2 Het college kan geheel of gedeeltelijk afzien van een bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste lid, indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

Artikel 14 Verhoging van de bestuurlijk boete aan inburgeringsplichtigen bij recidive

  • 1 Het college legt een bestuurlijk boete op voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van 20% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm voor een alleenstaande, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag op grond van de Wet werk en bijstand of de Wet investeren in jongeren, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de datum van beschikking inzake de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging zich opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2 Het college legt een bestuurlijk boete op voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van 50% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm voor een alleenstaande, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag op grond van de Wet werk en bijstand of de Wet investeren in jongeren, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de datum van de beschikking inzake de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde gedraging.

  • 3 Het college legt een bestuurlijk boete op van 100% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm voor een alleenstaande, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag op grond van de Wet werk en bijstand of de Wet investeren in jongeren , indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo 1 of Mbo 2, heeft behaald.

  • 4 Artikel 11, vierde en vijfde lid en artikel 13 zijn van toepassing op eerste tot en met derde lid.

Hoofdstuk 5 Aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 15 Aanwijzen van doelgroepen bij vrijwillige inburgeraars

  • 1 Het college kan groepen van vrijwillige inburgeraars aanwijzen waaraan het bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria dan wel combinaties daarvan:

    • a

      bron van inkomen;

    • b

      zorg- en opvoedingstaken;

    • c

      gezinssamenstelling;

    • d

      leefsituatie;

    • e

      woonachtig in een bepaalde wijk.

  • 2 Het college stelt de raad van de gemeente Leiderdorp in kennis van elk collegebesluit tot aanwijzing, wijziging of verwijdering van een doelgroep op basis van het eerste lid.

Artikel 16 Samenstelling van de voorziening voor vrijwillige inburgeraars

  • 1 Het college stemt de voorziening af op in ieder geval het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijk positie van de vrijwillige inburgeraar.

  • 2 Indien de vrijwillige inburgeraar algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand of een uitkering op grond van de in artikel 4.23 Besluit Inburgering vermelde socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangt, stemt het college, onverminderd lid 1, de voorziening af op de diens mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 3 Indien de vrijwillige inburgeraar arbeid verricht voorafgaand aan dan wel arbeid gaat verrichten gedurende een voorziening, stemt het college de voorziening af op de aard van de arbeid..

Artikel 17 Vaststellen van identiteit van vrijwillige inburgeraars

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document, bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 18 Aanbod- en vaststellingsprocedure voor vrijwillige inburgeraars

  • 1 Het college doet het aanbod, als bedoeld in artikel 24a, eerste, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de vrijwillige inburgeraar in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2 In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden in ieder geval de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3 De vrijwillige inburgeraar aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken na de datum van ontvangst van het aanbod het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4 Wanneer de vrijwillige inburgeraar het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod in de vorm van een beschikking.

  • 5 Wanneer de vrijwillige inburgeraar het aanbod weigert, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling een besluit tot afwijzing in de vorm van een beschikking.

  • 6 Het college kan nadere regels stellen voor de uitvoering van het eerste tot en met het vijfde lid.

Artikel 19 Persoonlijk inburgeringsbudget voor vrijwillige inburgeraars

  • 1 Het college behandelt het verzoek van de vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    • a

      het college beoordeelt of de vrijwillige inburgeraar de verantwoordelijkheid kan dragen voor het samenstellen van een voorziening;

    • b

      bij een positieve beoordeling als bedoeld onder a. verzoekt het college de vrijwillige inburgeraar binnen zes weken een persoonlijk inburgeringsplan in te dienen. Indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is, kan het voornoemde termijn met een nader te bepalen aantal weken verlengen;

    • c

      na indiening van het persoonlijk inburgeringsplan beslist het college binnen zes weken na de datum van ontvangst op het verzoek tot het verstrekken van een persoonlijk inburgeringsbudget;

    • d

      bij toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget voegt het college het definitief vastgestelde inburgeringsplan als bijlage bij de beschikking tot toekenning.

  • 2 Het college adviseert en begeleidt de inburgeringsplichtige bij de vormgeving en invulling van de voorziening en de keuze van het inburgeringsbedrijf, tenzij de inburgeringsplichtige aangeeft hierop geen prijs te stellen.

  • 3 Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft toegekend, sluit het college met de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst als ook het college of de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met de aanbieder.

  • 4 Het college kan nadere regels stellen voor de invulling en uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 20 Inhoud van de beschikking voor vrijwillige inburgeraars

  • 1 De beschikking tot toekenning van de voorziening dan wel de inburgeringsovereenkomst bevatten in ieder geval:

    • a

      een beschrijving van de voorziening;

    • b

      een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

    • c

      de datum waarop aan het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, of het examen op het niveau Mbo 1 of Mbo 2 moet zijn deelgenomen;

    • d

      de gevolgen van het niet naleven van de verplichtingen en/of termijnen.

  • 2 De door de vrijwillige inburgeraar en het college ondertekende inburgeringsovereenkomst inzake de vastgestelde voorziening wordt als bijlage bij de beschikking tot toekenning gevoegd, die integraal deel uitmaakt van die beschikking.

Artikel 21 Opleggen van verplichtingen aan vrijwillige inburgeraars

Het college kan bij beschikking en middels de inburgeringsovereenkomst aan de vrijwillige inburgeraar in ieder geval een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    medewerking verlenen aan de uitvoering van de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • c.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • d.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    het op verzoek of uit eigen beweging direct melden van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op, toekenning, uitvoering van of deelname aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • g.

    het deelnemen aan het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo 1 of Mbo 2 binnen de trajectperiode zoals vastgelegd in het trajectplan.

Artikel 22 Geen eigen bijdrage van vrijwillige inburgeraars

De vrijwillige inburgeraar is eenmalig geen eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet verschuldigd.

Artikel 23 Herziening, intrekking en terugvordering van vrijwillige inburgeraars

  • 1 Het college kan een aan de vrijwillige inburgeraar toegekende voorziening herzien of intrekken, indien:

    • a

      het verwijtbaar niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 21 onder a tot en met g, geleid heeft tot ten onrechte ofte hoog verstrekte vergoedingen en gemaakte kosten voor een toegekende voorziening;

    • b

      anderszins ten onrechte of tot een te hoog bedrag vergoedingen verstrekt en kosten gemaakt zijn voor een toegekende voorziening, voor zover de vrijwillige inburgeraar dit redelijkerwijs had kunnen weten of begrijpen.

  • 2 In geval van een besluit tot herziening of intrekking, bedoeld in het eerste lid , kan het college de ten onrechte ofte hoog verstrekte vergoedingen en gemaakte kosten terugvorderen. Het college maakt het besluit tot herziening of intrekking en tot terugvordering bekend met een beschikking.

  • 3 Afdeling 4.2.6 Intrekking en wijziging en Afdeling 4.2.7. Betaling en terugvordering Algemene wet bestuursrecht zijn op het eerste en tweede lid van toepassing.

  • 4 Invordering van het terug te vorderen bedrag als bedoeld in het tweede lid geschiedt op basis van artikel 4:57, tweede lid Algemene wet bestuursrecht en Titel 4.4. Bestuursrechtelijke geldschulden Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 24 Maatregelen bij verwijtbaar niet nakomen van verplichtingen door vrijwillige inburgeraars

  • 1

    Indien de vrijwillige inburgeraar een verplichting , bedoeld in artikel 21, verwijtbaar niet of niet behoorlijk nakomt, kan het college een maatregel opleggen in de vorm van een herziening van het recht op een toegekende voorziening en terugvordering, bedoeld in artikel 23, ter hoogte van:

    • a

      20% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm voor een alleenstaande, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag op grond van de Wet werk en bijstand of de Wet investeren in jongeren, voor het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting, bedoeld in artikel 21 onder a tot en met f;

    • b

      30% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm voor een alleenstaande, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag op grond van de Wet werk en bijstand of de Wet investeren in jongeren, voor het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 21 onder g.

  • 2

    De maatregel bedoeld in het eerste lid onder a en b wordt tezamen met het besluit tot herziening en terugvordering bekendgemaakt in een beschikking.

  • 3

    De maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging , de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de vrijwillige inburgeraar.

  • 4

    Bij een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b van de wet wordt geen maatregel, bedoeld in het eerste lid, opgelegd, indien voor het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting, bedoeld in het eerste lid, de bijstand wordt of kan worden verlaagd op grond van de geldende Maatregelenverordening Wet werk en bijstand , de inkomensvoorzieningsnorm wordt of kan worden verlaagd op grond van de geldende Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren, dan wel indien voor het niet nakomen van dezelfde verplichting een maatregel wordt of kan worden opgelegd op grond van de in artikel 4.23 Besluit Inburgering genoemde socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen.

Artikel 25 Waarschuwing aan vrijwillige inburgeraars

Indien de mate van verwijtbaarheid of overige omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan het college in afwijking van artikel 24, eerste lid, bij een eerste verwijtbare gedraging volstaan met een waarschuwing.

Artikel 26 Afzien van het opleggen van een maatregel voor vrijwillige inburgeraars

  • 1 Het college legt een maatregel, bedoeld in artikel 24 eerste lid, niet op, indien elke verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 2 Het college kan geheel of gedeeltelijk afzien van een maatregel, bedoeld in het eerste lid , indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

Artikel 27 Verhoging van de maatregelen voor vrijwillige inburgeraars bij recidive

  • 1 Het college kan een maatregel opleggen voor de gedragingen , bedoeld in artikel 24, eerste lid onder a, van 40% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm voor een alleenstaande, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag op grond van de Wet werk en bijstand of de Wet investeren in jongeren, indien de vrijwillige inburgeraar zich binnen twaalf maanden na de datum van beschikking inzake de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde gedraging.

  • 2 Het college kan een maatregel opleggen voor de gedraging, bedoeld in artikel 24, eerste lid onder b, van 60% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm voor een alleenstaande, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag op grond van de Wet werk en bijstand of de Wet investeren in jongeren, indien de vrijwillige inburgeraar niet binnen de vastgestelde nieuwe termijn aan het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo 1 of Mbo 2, heeft deelgenomen.

  • 3 Artikel 24, derde lid en artikel 26 zijn van toepassing op eerste en tweede lid.

Hoofdstuk 6 Flankerende voorzieningen voor inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 28 Vergoedingen voor inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1 Het college kan aan de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar een vergoeding verstrekken voor gemaakte of te maken noodzakelijke kosten voor de uitvoering van of deelname aan de voorziening.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde kosten:

    • a

      zijn, naar het oordeel van het college, noodzakelijk;

    • b

      zijn verifieerbaar dan wel aantoonbaar gemaakt of te maken;

    • c

      kunnen, naar het oordeel van het college, redelijkerwijs niet ten laste van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar gebracht worden;

    • d

      worden niet vergoed door een voorliggende voorziening;

    • e

      omvatten de goedkoopste en meest adequate oplossing.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen en overgangsrecht

Artikel 29 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.

Artikel 30 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin de bepalingen van deze verordening niet voorzien, neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar.

Artikel 31 Overgangsrecht bonus

Artikel 9 Verordening Wet inburgering gemeente Leiderdorp 2009 blijft van toepassing op de inburgeringsplichtige of inburgeringbehoeftige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bij beschikking of overeenkomst is vastgesteld tot de datum van de inwerkingtreding van deze verordening en die nadien voor het betreffende examen slaagt.

Artikel 32 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Leiderdorp 2010.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Leiderdorp op 13 december 2010,
de voorzitter,
M.Zonnevylle
de griffier,
mw. J.C. Zantingh

Toelichting op de Verordening wet inburgering gemeente Leiderdorp 2010

Algemeen

1 Aanleiding voor hernieuwde wijziging van de verordening

In Staatsblad 2009 nr. 539 van 18 december 2009 is een wijziging van de Wet inburgering (Wi) gepubliceerd. Aanleiding voor de wetswijziging waren een aantal in het zgn. Deltaplan Inburgering (2007) opgenomen voorstellen tot deregulering en kwaliteitsverbetering van het inburgeringsstelsel, waarvan de uitvoering door de kabinetten Balkenende III en IV aan de Tweede Kamer toegezegd was. Het gaat om de volgende wijzigingen met

verschillende data van inwerkingtreding1:

  • 1

    de twee gehanteerde termijnen voor het behalen van het inburgeringsexamen van resp. drieënhalf jaar voor inburgeringsplichtigen die het basisexamen inburgering in het buitenland behaald hebben en van vijfjaar voor de overige inburgeringsplichtigen zijn geharmoniseerd tot één examentermijn van drieënhalf jaar (art. 7 lid 1 Wi). Deze geharmoniseerde termijn geldt vanaf 19 december 2009, doch alleen voor inburgeringsplichtigen aan wie op of na die datum voor het eerst een examentermijn gesteld wordt;

  • 2

    de mogelijkheid van het verlenen van een eenmalige verlenging van voornoemde geharmoniseerde examentermijn met ten hoogste tweeënhalf jaar voor inburgeringsplichtigen die een alfabetiseringscursus volgen of hebben gevolgd (art. 31 lid 2 onder b Wi). Deze wijziging is in werking getreden met ingang van 19 december 2009, echter uitsluitend voor analfabete inburgeringsplichtigen aan wie op of na die datum een examentermijn gesteld wordt;

  • 3

    de mogelijkheid tot het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan zgn. vrijwillige inburgeraars (art. 1 lid 1 onder q Wi) is in de wet opgenomen (art. 24a tot 24f Wi). Tot de wetswijziging was deze mogelijkheid opgenomen in een ministeriële regeling. Deze wijziging is van kracht geworden vanaf 1 januari 2010;

  • 4

    de mogelijkheid om op verzoek van de inburgeringplichtige of vrijwillige inburgeraar een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden in de vorm van een zgn. persoonlijk inburgeringsbudget (art. 1 lid 1 onder s Wi) is in de wet opgenomen (art. 19 lid 2 en 5 en art. 24a lid 5 Wi). Het aanbieden van een persoonlijk inburgeringsbudget was voorheen opgenomen in ministeriële besluiten en regelingen. Deze wijziging is in werking getreden voor inburgeringsplichtigen met ingang van 19 december 2009 en voor vrijwillige inburgeraars met ingang van 1 januari 2010;

  • 5

    De mogelijkheid om bij verordening te regelen dat vrijwillige inburgeraars of bepaalde categorieën daarvan een lagere of geen eigen bijdrage verschuldigd zijn (art. 24e Wi). Deze wijziging is in werking getreden met ingang van 1 januari 2010. Voor het gebruik maken van één of meer van de onder 3. tot en met 5 genoemde nieuwe bevoegdheden dient, op grond van de Wi, de gemeenteraad over de toepassing, invulling en uitvoering van deze bevoegdheden regels bij verordening vast te stellen, waarbij - zoals dat ook voor bestaande taken en bevoegdheden al het geval is - in de wet vastgelegd is dat het vaststellen van regels in ieder geval verplicht is voor een aantal expliciet vermelde aspecten van de betreffende bevoegdheid. Voorgaande maakt een aanpassing van de geldende Verordening Wet inburgering gemeente Leiderdorp 2009 noodzakelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering conform de gewijzigde Wi.

Waar het aanbieden van een persoonlijk inburgeringsbudget aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars alsmede geen of een lagere eigen bijdrage in rekening brengen bij vrijwillige inburgeraars nieuwe in de verordening op te nemen bevoegdheden zijn, geldt dit laatste evenwel niet voor het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan vrijwillige inburgeraars. In de Verordening Wet inburgering gemeente Leiderdorp 2009 was, gebruik makend van de Regeling vrijwillige inburgering niet G-31 2007, deze mogelijkheid reeds opgenomen, zij dat vrijwillige inburgeraars aangeduid werden als inburgeringsbehoeftigen. Waar in die verordening de inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen in vrijwel alle bepalingen tezamen vermeld konden worden, is in voorliggende verordening een apart hoofdstuk voor vrijwillige inburgeraars gecreëerd vanwege de uit hoofde van de wet specifiek in de verordening te regelen aspecten.

1 Staatsblad 2009 nr. 539 artikel VI en Staatsblad 2009 nr. 576 artikel IV.

2 Wi en de kerntaken van de gemeente

De Wi regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle personen van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven en die afkomstig zijn uit landen gelegen buiten de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte en Zwitserland. Sinds 1 januari 2010 biedt de wet ook aan (nog) onvoldoende ingeburgerde niet-inburgeringsplichtigen - zoals bijv. bezitters van een Nederlands paspoort, onderdanen van de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte en Zwitserland – de mogelijkheid op vrijwillige basis in te burgeren: de zgn. vrijwillige inburgeraars. Doel is deze personen de benodigde kennis van de Nederlandse taal en samenleving te laten verwerven om zelfstandig in de Nederlandse samenleving te kunnen participeren. Inburgering wordt gezien als eerste stap van het integratieproces tot volwaardige deelname aan en burgerschap in Nederland. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar centraal. De inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar kunnen naar eigen inzicht bepalen hoe zij zich willen voorbereiden op het inburgeringsexamen. De Wi kent voor de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar een resultaatsverplichting. Aan de inburgeringsverplichting c.q. vrijwillige inburgeringsovereenkomst is in beginsel pas voldaan wanneer het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen Mbo niveau 1 of 2 is behaald c.q. deelgenomen.

De gemeente Leiderdorp vervult bij de uitvoering van de Wi in medebewind een spilfunctie op lokaal niveau, waarbij 3 kerntaken met bijbehorende werkzaamheden te onderscheiden zijn:

  • 1

    informeren: om inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in staat te stellen de eigen verantwoordelijkheid voor inburgering waar te maken, dient het college de in de gemeente woonachtige inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars adequaat te informeren over alle relevante aspecten van het Nederlandse inburgeringstelsel en de gemeentelijke invulling en uitvoering daarvan, zoals bijv. over de geldende rechten en plichten , de gemeentelijke taken, de cursusaanbieders, de financiële kosten en faciliteiten, handhaving en sancties. De gemeenteraad kan zelfde vormgeving, invulling en uitvoering van de informatieverstrekking bepalen;

  • 2

    faciliteren: naast het verplicht aanbieden van een inburgerings- of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtige asielzoekers en geestelijke bedienaren (art. 19 lid 1 onder a en b Wi), kan de gemeenteraad in de gemeentelijke verordening andere aangewezen categorieën van inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars opnemen die in aanmerking kunnen komen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (art. 19 lid 1 Wi en art. 24 Wi).

Het college kan een inburgeringsplichtige die tot een van bovenvermelde groepen behoort – dan wel daarover een redelijk vermoeden bestaat - oproepen voor een intakegesprek, waaraan deze (potentiële) inburgeringsplichtige medewerking dient te verlenen. Dit laatste geldt niet voor een vrijwillige inburgeraar, indien het college hem uitnodigt voor een intakegesprek. Op basis van de in dit gesprek verkregen informatie en overige beschikbare gegevens beoordeelt het college aan de hand van de wet en de in de verordening vastgelegde regels of de betreffende persoon tot de in de wet en de verordening vermelde doelgroep(en) behoort. Indien dit laatste het geval is, bepaalt het college - veelal in samenspraak met hem dan wel, in voorkomende geval, door de laatste zelf voorgesteld - welke inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening voor de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar de (meest) geschikte geacht wordt en biedt deze vervolgens aan.

Dit is het zgn. aanbodstelsel voor de inburgering, zoals dat standaard uitgangspunt is van de Wi.

In afwijking van dit aanbodstelsel kan de gemeenteraad bij verordening regelen dat uitsluitend voor de inburgeringsplichtige het college de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen zonder voorafgaand aanbod en zonder instemming van de inburgeringsplichtige,

het zgn. vaststellingsstelsel (artikel 19a Wi). Het enige significante voordeel van dit laatste stelsel is dat het college voor een voor de inburgeringsplichtige geschikt geachte inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening een beschikking kan afgeven waarin zowel de geschikte geachte voorziening als de begin- en einddatum van de examentermijn opgenomen zijn, ook indien de inburgeringsplichtige deze voorziening niet wenst c.q. weigert. Het college is in dit stelsel niet afhankelijk van de reactie/keuze van inburgeringsplichtige zoals in het aanbodstelsel, welke bij een weigering slechts kan leiden tot een beschikking waarin, naast louter mededeling van de weigering door de inburgeringsplichtige, tot handhaving van de beginen einddatum van de examentermijn besloten is.

Een inburgeringsvoorziening bestaat in de regel uit een cursus of opleiding om de Nederlandse taal te leren en kennis van de Nederlandse maatschappij te verwerven voor maatschappelijke participatie. De inburgeringsvoorziening omvat tevens het eenmaal zonder kosten afleggen van het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De inburgeringsvoorziening kan in specifieke gevallen geval een duaal karakter hebben, de zgn. duale inburgeringsvoorziening: een inburgeringsvoorziening gecombineerd met een participatiecomponent, zoals bijv. arbeid in loondienst, vrijwilligerswerk, onderwijs of voorbereiding op een eigen bedrijf. Laatstgenoemde activiteiten en die voor de inburgering moeten gelijktijdig worden uitgevoerd c.q. gevolgd met als doel elkaar wederzijds te versterken (art. 1.1 onder o Besluit Inburgering).2

Een taalkennisvoorziening is een cursus of opleiding die specifiek gericht is op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een Mbo-opleiding op niveau 1 of 2.

De inburgeringsvoorziening en taalkennisvoorziening voor inburgeringsplichtige asielgerechtigden omvat tevens maatschappelijke begeleiding (art. 19 lid 6 Wi).

Is de praktijk veelal dat het college, in overleg met de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar, de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening samenstelt, op verzoek van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar, kan echtereen zgn. persoonlijk inburgeringsbudget beschikbaar gesteld worden om hem zelf de voorziening te laten samenstellen (artikel 19 lid 2 Wi en artikel 24a lid 2 Wi). Daarmee verkrijgt de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar - binnen bepaalde grenzen - de regie over het vormgeven en invullen van de voorziening.

Gegeven de in de Wi benadrukte eigen verantwoordelijkheid zijn inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars vrij in de wijze van het verwerven van de kennis en vaardigheden ter voorbereiding op het inburgeringsexamen, staatsexamen of Mbo-examen. Om die reden zijn zij dan ook niet verplicht om de door de college aangeboden voorziening te aanvaarden. Waar een weigering voor de vrijwillige inburgeraar vanwege het vrijwillige karakter geen enkele consequentie heeft, heeft deze - zoals hierboven bij de bespreking van aanbod- en vaststellingsstelsel reeds aangegeven - voor inburgeringsplichtige tot gevolg dat hij middels een beschikking aan de examentermijn gehouden wordt. Aanvaardt de inburgeringsplichtige de aangeboden voorziening dan ontvangt hij een beschikking inzake de toekenning van de aangeboden inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten alsmede

overige algemene en individueel toegespitste informatie. Ook de vrijwillige inburgeraar ontvangt bij aanvaarding een beschikking, waarvan de opgemaakte en ondertekende inburgeringsovereenkomst als bijlage integraal onderdeel uitmaakt.

Met de vaststelling en toekenning van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening zijn de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar een eigen bijdrage - bedrag 2010: € 270,00 - verschuldigd (art. 23 lid 2 Wi en art. 24e lid 1 Wi). Voor uitsluitend de vrijwillige inburgeraar kan de gemeenteraad bij verordening bepalen dat een lagere of geen eigen bijdrage verschuldigd is (art. 24e lid 2 Wi). Voorts geldt uitsluitend voor vrijwillige inburgeraars dat bij een zgn. gecombineerde inburgeringvoorziening, d.w.z. een combinatie van een met het college overeengekomen en vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening en een door het college of andere instantie - bijv. het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) - aangeboden re-integratievoorziening op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en andere sociale zekerheidswetten, geen eigen bijdrage verschuldigd is (art. 24e lid 3 Wi).

In beginsel dienen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars de met hun inburgering gemoeide kosten zelf te dragen. Onder voorwaarden voorziet de Wi in de mogelijkheid van een studielening en een gedeeltelijke vergoeding van de Dienst Uitvoering Onderwijs voor inburgeringsplichtigen die zelfstandig inburgeren (art. 16 tot en met 18 Wi). Deze faciliteiten gelden echter niet voor de vrijwillige inburgeraar.

3 handhaven: de Wi voorziet in handhaving van de inburgeringsplicht door het college. Het college is op grond van de wet onder meer bevoegd om potentiële inburgeringsplichtigen te selecteren, op te roepen om gegevens te verstrekken die voor hun inburgeringsplichtigheid van belang zijn en bij geconstateerde overtredingen - bijv. niet nakomen van de medewerkingsverplichting, niet naleven van een in de verordening opgenomen verplichting, het examen niet behaald hebben binnen de gestelde termijn - een bestuurlijke boete (art. 29 tot en met 37 Wi) op te leggen. Het college wordt bij de uitvoering van zijn handhavende taak ondersteund door middel van twee - door de Dienst Uitvoering Onderwijs beheerde - informatiesystemen: het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen (BPI) en het Informatiesysteem Inburgering (ISI). Met behulp van het ISI kan de voortgang van inburgeringsplichtigen bewaakt worden ten aanzien van wie reeds handhavend opgetreden is. Indien een vrijwillige inburgeraar de in de beschikking en inburgeringsovereenkomst opgenomen verplichtingen en/of afspraken niet naleeft, kan het college, uitsluitend op basis van in de verordening opgenomen bepalingen, bij geconstateerde verwijtbaarheid een in de verordening vastgelegde maatregel opleggen.

Hoewel niet als kerntaak aan te merken heeft het college de taak samen te werken met andere organisaties op het terrein van inburgering en re-integratie. De Wi verplicht diverse partijen zelfs tot samenwerking bij de uitvoering (art. 21 lid 1 Wi en art. 24c lid 1 Wi). Zo dienen het college en het UWV in ieder geval samen te werken en afspraken te maken bij het vaststellen en uitvoeren van gecombineerde inburgeringsvoorzieningen (art. 21 lid 2 Wi en art. 24c lid 2 Wi). Hiervan is sprake wanneer de inburgeringsvoorziening met een re-integratievoorziening gecombineerd wordt - zie ook onder 2. faciliteren. Hoewel het college voor het verstrekken van een gecombineerde voorziening verantwoordelijk is, kan het UWV het feitelijk aanbieden van een gecombineerde voorziening verzorgen.

2 Zie voor nadere informatie op de duale inburgeringvoorziening: Nota van toelichting op Besluit van 29 december 2008 tot wijziging van o.a. Besluit Inburgering, zoals gepubliceerd in Staatsblad 2008 nr. 605.

3 Bij verordening te stellen regels voor de uitvoering van de gemeentelijke taken en bevoegdheden

Voor de invulling en uitvoering van de uit de Wi voortvloeiende taken en bevoegdheden wordt de gemeenteraad, in diverse bepalingen verspreid over de wet, opgedragen bij verordening regels te stellen. Ofschoon in voorgaande paragraaf al voor sommige vermeld, volgt hieronder een opsomming van alle bij verordening verplicht en facultatief te regelen onderwerpen met de bijbehorende wetsartikelen:

  • a.

    de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 Wi en art. 24fWi);

  • b.

    het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (art. 19 lid 5 Wi en art. 24a lid 5 Wi), waaronder in ieder geval regels over:

    • 1

      de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod (art. 19 lid 5 onder a Wi en art. 24a lid 5 onder a Wi);

    • 2

      de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod (art.19 lid 5 onder a Wi en art. 24a lid 5 onder a Wi);

    • 3

      de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening voor de inburgeringsplichtige (art. 19 lid 5 onder b Wi);

    • 4

      de wijze waarop het college met een vrijwillige inburgeraar in overleg treedt om te komen tot een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening.(art. 24a lid 5 onder b Wi);

  • c.

    de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar voor c.q. met wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld c.q. overeengekomen (artikel 23 lid 3 Wi en art. 24f Wi);

  • d.

    het verstrekken van een inburgeringsvoorziening, taalkennisvoorziening of de inburgeringscomponent van een gecombineerde inburgeringsvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget aan de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar die daarom verzoekt (art. 19 lid 2 Wi en art. 24a lid 2 Wi). Hiervoor dienen bij verordening eveneens regels gesteld te worden voor de onderwerpen zoals genoemd onder b. 1. tot en met 4.;

  • e.

    de inning van de eigen bijdrage van en mogelijkheid van betaling in termijnen door de inburgeringsplichtige (art. 23 lid 3 Wi);

  • f.

    de hoogte van de bestuurlijke boete die aan de inburgeringsplichtige kan worden opgelegd voor de in de wet vermelde overtredingen (art. 35 Wi);

  • g.

    geen eigen of een lagere eigen bijdrage verschuldigd zijn door de vrijwillige inburgeraar (art. 24e lid 2 Wi);

  • h.

    de inning van de volledige of een lagere eigen bijdrage en mogelijkheid van betaling in termijnen door de vrijwillige inburgeraar (art. 24f Wi);

  • i.

    het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar (art. 24f Wi);

  • j.

    de gevolgen van het niet nakomen van de plichten op grond van de wet en de verordening door de vrijwillige inburgeraar (art. 24f Wi).

Over alle onderwerpen zijn in voorliggende verordening regels vastgesteld, waarvoor derhalve voor die onder b. voor de vrijwillige inburgeraars3, d. en g. gebruik gemaakt wordt van de wettelijke bevoegdheid om van deze instrumenten gebruik te maken.

3 In artikel 24a Wi is opgenomen dat het college een voorziening 'kan (...) aanbieden' aan vrijwillige inburgeraars, hetgeen een bevoegdheid impliceert. Dit in tegenstelling tot artikel 19 lid 1 dat met de formulering 'biedt aan', die wettelijke verplichting voor het college voor inburgeringsplichtigen inhoudt. Zoals in paragraaf 1. in de 3e alinea gemeld is, was de aan de toenmalige Regeling vrijwillige inburgering niet G-31 2007 ontleende mogelijkheid van voorzieningen voor vrijwillige inburgeraars reeds in de Verordening Wet inburgering gemeente Leiderdorp 2009

opgenomen. Door de wetswijziging heeft de vrijwillige inburgering een wettelijke grondslag gekregen en zijn de bij verordening te regelen aspecten in voorliggende verordening opgenomen, waarin tevens bepalingen uit de verordening uit 2009, waar nodig en nuttig, opgenomen zijn.

4 Aanbodstelsel

In paragraaf 2. onder 2. faciliteren zijn het zgn. aanbodstelsel en vaststellingstelsel voor de inburgeringsvoorziening en taalkennisvoorziening aan de orde gesteld.

In voorliggende verordening wordt, zoals dat ook al in de 2 voorgaande verordeningen het geval was, het aanbodstelsel gehandhaafd. Dit stelsel houdt in dat het college de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar een aanbod doet en de voorziening vaststelt overeenkomstig het aanbod, als de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar het aanbod heeft aanvaard.

Artikelsgewijze toelichting

Daar waar geen toelichting is gegeven, wordt het artikel en/of lid voldoende duidelijk geacht.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Ten behoeve van een eenduidige uitleg en toepassing zijn, naast de gebruikte begrippen in respectievelijk de wet, Besluit inburgering en Regeling inburgering, in onderhavig artikel uitsluitend de specifiek in de verordening gebruikte begrippen omschreven. Indien gebruik van het verzamelbegrip 'voorziening' niet mogelijk is, wordt in het betreffende artikel of lid de specifieke voorziening afzonderlijk vermeld.

Voor nadere informatie over de duale inburgeringsvoorziening wordt verwezen naar paragraaf 2. onder 2. faciliteren van de algemene toelichting.

Artikel 2 Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Het college heeft de taak de in de gemeente woonachtige inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars te informeren over alle relevante aspecten van het Nederlandse en het binnen de gemeente functionerende inburgeringsstelsel. Op grond van art. 8 Wi en art. 24f Wi wordt de gemeenteraad opgedragen voor deze informatieverstrekking aan beide groepen bij verordening regels vast te stellen. In onderhavig artikel zijn de kaders vastgelegd voor een als adequaat aan te merken informatievoorziening (lid 1), alsmede de periodieke beoordeling van de uitvoering door het college en controle daarop door de gemeenteraad (lid 3). Ook zijn er instrumenten benoemd, waarvan het college ten minste gebruik moet maken bij de invulling en uitvoering van de informatieverstrekking (lid 2). Ten overvloede zij gemeld dat dit geen limitatieve opsomming betreft.

Artikel 3 Aanwijzen van doelgroepen bij inburgeringsplichtigen

De enigszins cryptische formulering van - het reeds per 1 januari 2009 gewijzigde - artikel 19 lid 1 Wi biedt het college de mogelijkheid aan alle in de gemeente woonachtige inburgeringsplichtigen een aanbod te doen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Dit vloeit namelijk voort uit de zinsnede 'biedt in ieder geval aan', welke verplicht tot tenminste een aanbod aan asielgerechtigden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19 lid 1 onder a Wi) en aan geestelijke bedienaren van uitsluitend een inburgeringsvoorziening (artikel 19 lid 1 onder b Wi). Buiten voornoemde groepen staat het college vrij in beginsel aan alle andere in de gemeente woonachtige inburgeringsplichtigen een voorziening aan te bieden. Tegelijkertijd draagt de wet de gemeenteraad op bij verordening kaders aan te geven in de vorm van criteria voor de selectie van - groepen van - inburgeringsplichtigen die het college bij voorrang een aanbod doet (artikel 19 lid 5 onder a Wi).

Onderhavig artikel voorziet hierin. Lid 1 regelt dat op basis van vermelde criteria onderscheiden - groepen van - inburgeringsplichtigen bij voorrang een aanbod van het college kunnen krijgen. 'Bij voorrang' betekent dat de het college ook andere inburgeringsplichtigen een aanbod kan doen, indien de specifieke situatie en omstandigheden van de inburgeringsplichtige dit naar het oordeel van het college noodzakelijk maken. De bepaling 'kan' betekent niet alleen dat het college de gewenste handelingsvrijheid - gegeven juist die individuele situatie en omstandigheden - heeft, maar ook dat de volgens de criteria geselecteerde - groepen van - inburgeringsplichtigen geen afdwingbaar recht op een aanbod kunnen doen gelden. Het college informeert de gemeente raad bij de benoeming, wijziging of verwijdering van groepen in zijn aanbodbeleid.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening voor inburgeringsplichtigen

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19 lid 5 onder b Wi). In onderhavig artikel zijn in lid 1 de kaders opgenomen op basis waarvan het college een op de persoon toegesneden voorziening dient samen te stellen:

  • a.

    de startpositie en vaardigheden: hierbij kan gedacht worden aan o.a. de kennis van de Nederlandse taal en van de Nederlandse samenleving en de leercapaciteit;

  • b.

    de persoonlijke omstandigheden: hierbij kan gedacht worden aan o.a. lichamelijke en geestelijke gesteldheid, handicaps, sociale inbedding;

  • c.

    de maatschappelijke positie: hierbij kan gedacht worden aan o.a. zorgtaken, het verrichten van vrijwilligerswerk en deelnemen aan verenigingsleven.

Bovengenoemde wijze van samenstelling geldt niet voor geestelijke bedienaren. Het college heeft niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening, die zij aan geestelijke bedienaren moeten aanbieden, naar eigen inzicht vorm te geven. Het is ook niet mogelijk om deze groep een taalkennisvoorziening aan te bieden (artikel 19 lid 1 onder b Wi). De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijk bedienaren is nader geregeld in artikel 4:24 Besluit Inburgering en artikel 4:25 Regeling Inburgering.

Voor de inhoud op hoofdlijnen van de (duale) inburgeringsvoorziening en taalkennisvoorziening wordt verwezen naar de algemene toelichting, paragraaf 2. onder 2. faciliteren. De inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening voor asielgerechtigden omvat in ieder geval maatschappelijke begeleiding (artikel

19 lid 6 Wi).

Lid 2 en 3 zijn de vrijwel integrale weergave van - het per 19 december 2009 gewijzigde – artikel 19 lid 4 Wi, die opgenomen zijn om deze opdracht voor het college bij de samenstelling van de aan te bieden voorziening expliciet onder de aandacht de brengen. Met deze leden wordt beoogd bij de samenstelling van de voorziening zowel het belang van arbeid als het belang van inburgering voor inburgeringsplichtige, die naar arbeid wordt toegeleid of reeds arbeid verricht, te dienen.

Wanneer een uitkeringsgerechtigde inburgerinsplichtige een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening wordt aangeboden, dient het college rekening te houden met de mogelijkheden van deze uitkeringsgerechtigde tot arbeidsinschakeling, zodat de inburgering ondersteunend kan zijn aan de arbeidsinschakeling. Voorts is de situatie mogelijk dat de inburgeringsplichtige reeds arbeid verricht en vervolgens een inburgeringsvoorziening van het college krijgt aangeboden. In dat geval stemt het college de inburgeringsvoorziening af op de aard van de arbeid die de inburgeringsplichtige verricht, zodat het voor hem mogelijk is om zowel in te burgeren als arbeid te verrichten.

Ten slotte is de situatie mogelijk dat een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is toegekend en nadien arbeid aanvaardt. In dat geval gaat het college na of de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening en de arbeid met elkaar te combineren zijn. Daarbij dient het college er zo nodig zorg voor te dragen dat de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening wordt aangepast aan de arbeid die de inburgeringsplichtige gaat verrichten.

Op deze wijze wordt voorkomen dat door het aanvaarden van arbeid verzuim in het inburgeringstraject of zelfs uitval plaatsvindt, waardoor de inburgering wordt belemmerd en de arbeidsmarktpositie van de inburgeringsplichtige niet wordt versterkt.

In samenhang met voorgaande wordt nog nadrukkelijk gewezen op de verplichting voor het college om een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening te combineren met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, de zgn. re-integratievoorziening, als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een in artikel 4.23

Besluit Inburgering opgenomen socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling en die een reintegratieplicht heeft (artikel 20 lid 1 Wi). Daar de re-integratievoorziening in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of-regelingen ook door andere partijen dan het college wordt aangeboden, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerder van de betreffende socialezekerheidswet of-regeling, zoals het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodrager of overheidswerkgever (artikel 21 Wi). Het college is echter verantwoordelijk voor het aanbieden van de hiervoor bedoelde zgn. gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20 lid 2 Wi).4

4een combinatie van een met het college overeengekomen en vastgestelde inburgeringsvoorziening of

taalkennisvoorziening en een door het college of andere instantie - bijv. het Uitvoeringsinstituut

Werknemersverzekeringen (UWV) - aangeboden re-integratievoorziening op grond van de Wet werk en bijstand

(WWB) en andere sociale zekerheidswetten.

Artikel 5 Vaststellen van de identiteit van inburgeringsplichtigen

In onderhavig artikel is nog eens expliciet de wettelijke verplichting voor het college vermeld om de identiteit van een inburgeringsplichtige vast te stellen (artikel 27 Wi). Daar de wet met betrekking tot vrijwillige inburgeraars - wegens ontbreken van een soortgelijke wettelijke verplichting – de gemeenteraad wel opdracht geeft bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit, is, met het oog op een uniforme en eenduidige uitvoering van de verordening, ook het vaststellen van de identiteit van de inburgeringsplichtige in onderhavig hoofdstuk opgenomen.

Artikel 6 Aanbod- en vaststellingsprocedure voor inburgeringsplichtigen

Onderhavig artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het aanbod voor en de vaststelling van een voorziening op zorgvuldige wijze gebeurt.

In lid 1 is geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod toestuurt naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Op deze wijze kan er in de regel geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (lid 2). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de door het college af te geven beschikking tot het vaststellen van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (lid 4).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan het college meedeelt (lid 3). Dit kan een door de inburgeringsplichtige zelf opgemaakte schriftelijke mededeling zijn, doch ook middels een bij het aanbod gevoegde verklaring waarin hij dient aan te geven wel of niet akkoord te gaan met het aanbod.

Het kan voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan het college meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van het college. Als het college hierop positief reageert, zal het gedane aanbod aanpassen en opnieuw aan de inburgeringsplichtige voorleggen

Zoals reeds aangegeven in de algemene toelichting - zie paragraaf 2. onder 2. faciliteren - hoeft een inburgeringsplichtige een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. In dat geval zendt het college de inburgeringsplichtige een handhavingsbeschikking waarin, naast de bevestiging van weigering van het aanbod, de startdatum en de einddatum van de termijn waarbinnen hij het inburgeringsexamen behaald moeten hebben.

Artikel 7 Persoonlijk inburgeringsbudget voor inburgeringsplichtigen

Met de intentie het gebruik te bevorderen is ingaande 19 december 2009 in de wet expliciet de mogelijkheid opgenomen om, op verzoek van de inburgeringsplichtige, een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) te verstrekken (artikel 19 lid 2 Wi). Vanaf eind 2007 was mogelijkheid van het PIB al in de Regeling vrijwillige inburgering niet G-31 2007 opgenomen, maar het gebruik was marginaal te noemen. Het PIB is een door het college aan de inburgeringsplichtige beschikbaar gesteld geldbedrag waarmee de inburgeringsplichtige zijn inburgering naar een op zijn persoonlijke situatie afgestemde wijze kan inrichten. Het is een instrument om meer maatwerk en een grotere eigen verantwoordelijkheid aan de inburgeringsplichtige te bieden voor de vormgeving en invulling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Met het PIB kan de inburgeringsplichtige voor de voorziening een opzet en inhoud kiezen die het beste past bij zijn wensen, omstandigheden, ambities etc. Zo kan bijv. een kortere of intensievere cursus opgezet c.q. gevolgd worden voor een persoon die snel kan leren, kan een cursus faciliteiten bieden voor een persoon met een lichamelijke of psychische beperking of een cursus afgestemd worden op een ploegendienst of thuissituatie van de betreffende persoon.

Een inburgeringsplichtige kan echter uit hoofde van de wet niet automatisch aanspraak maken op een PIB. Hij moet daarvoor namelijk een verzoek indienen bij het college. Na een positieve beoordeling tijdens de intakeprocedure dat hij persoonlijk in staat geacht wordt een voorziening samen te stellen zal de inburgeringsplichtige in beginsel zelfstandig op zoek moeten gaan naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college ondersteunt de inburgeringsplichtige, waar nodig en nuttig, bij vormgeving en inhoud van de voorziening en de keuze van een inburgeringsbedrijf (artikel 4.27 lid 1 Besluit Inburgering). Bij laatstgenoemde keuze is de inburgeringsplichtige overigens volledig vrij om een aanbieder met of zonder branchekenmerk in de arm te nemen.5 Het is uiteindelijk de inburgeringsplichtige - al dan niet met hulp van of via een inburgeringsbedrijf - zelf die verantwoordelijk is voor de vorm en invulling van een inburgeringsprogramma dat hij bij het college indient. Het college dient goedkeuring te geven aan het voorstel, waarbij het voorstel in ieder geval beoordeelt op geschiktheid om de inburgeringsplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening op geschiktheid om hem kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een Mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Voorts is een beoordeling van de kwaliteit en prestaties van het gekozen inburgeringsbedrijf zeer wenselijk ter bescherming van zowel de inburgeringsplichtige als het college.6

Zowel de goedkeuring als de afwijzing van resp. het verzoek om in aanmerking te komen voor een PIB en van de voorgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening maakt het college bekend middels een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking. Met name bij een besluit tot afwijzing luistert de motivering met de daaraan ten grondslag liggende feiten en omstandigheden nauw. Bij goedkeuring tekent, gegeven het maatwerkkarakter van de voorziening - i.t.t. de standaardvoorzieningen waarvoor het college veelal buikcontracten afsluit -, de inburgeringsplichtige, het college of de inburgeringsplichtige en het college tezamen een overeenkomst met het gekozen inburgeringsbedrijf. Wie van voorgaande partijen dit doet c.q. doen dient door de gemeenteraad in de verordening bepaald te worden (artikel 4.27 lid 3 Besluit Inburgering). De bekostiging van het persoonlijk inburgeringsbudget verloopt voor het college op dezelfde wijze als bij een "reguliere" inburgeringsvoorziening. Het PIB wordt niet in handen gesteld van de inburgeringsplichtige. De financiële afwikkeling van het PIB geschiedt door het college, die de betreffende gelden aan het inburgeringsbedrijf betaalt.'

De gemeenteraad dient voor bovenstaande zaken in de verordening regels op te nemen (artikel 19 lid 5 Wi). In onderhavig artikel is daaraan in lid 1 voor de procedure van aanvraag tot goedkeuring c.q. afwijzing, in lid 2 voor de ondersteuning en lid 3 voor wie de overeenkomst kunnen sluiten met het inburgeringsbedrijf voldaan. Wat betreft dit laatste lid is er voor gekozen een brede keuzemogelijkheid te hebben, zodat flexibel gehandeld kan worden, al naar gelang de specifieke situatie van de inburgeringsplichtige en de vorm en invulling van de voorziening. Tot slot is in lid 4 voor het college de mogelijkheid geschapen om nadere uitvoeringvoorschriften met betrekking voorgaande leden in de vorm van beleidsregels vast te stellen.

5 Zie Nota van Toelichting bij Besluit van 17 december 2009 tot wijziging van o.a. het Besluit inburgering, zoals gepubliceerd in Staatsblad 2009, nr. 576.

6 Zie noot 3

Artikel 8 Inhoud van de beschikking voor inburgeringsplichtigen

Het besluit tot toekenning - de wet spreekt in artikel 22 van 'vaststellen' - van een voorziening is een beschikking in de zin van artikel 1:3 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht. Daaruit vloeit voort dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In onderhavig artikel is geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. Het is derhalve geen limitatieve opsomming.

In de beschikking zullen de vorm en inhoud van de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). Zo is de inburgeringsplichtige bijv. verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23 lid 1 Wi). Handhaving van een dergelijke verplichting is alleen mogelijk als deze duidelijk is omschreven en in ieder geval middels een beschikking aan de inburgeringsplichtige is bekendgemaakt. Voor de aan de wet en de verordening verbonden verplichtingen wordt verwezen naar artikel 9 van de verordening.

Eveneens in het kader van handhaving, doch ook ten behoeve van informatieverstrekking dient in de beschikking de termijn, waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, vermeld te worden. Zoals reeds in de algemene toelichting aangegeven is, is deze in de wet vastgelegde termijn voor alle inburgeringsplichtigen, aan wie op of na 19 december 2009 een voorziening toegekend wordt, geharmoniseerd tot drieënhalf jaar (onderdeel c). In geval van toekenning van een voorziening vóór 19 december 2009 gelden andere termijnen - zie paragraaf 1. van de algemene toelichting.

Onderdeel d bepaalt dat in de beschikking moet worden opgenomen in hoeveel termijnen de voor de inburgeringsplichtige wettelijke verplichte eigen bijdrage maximaal kan worden betaald en op welke wijze de betaling kan of zal plaatsvinden. Voor nadere informatie over de eigen bijdrage en de wijze van inning wordt verwezen naar artikel 10 van de verordening.

Belangrijk is ook dat in de beschikking informatie verstrekt wordt over de gevolgen van het niet nakomen van verplichtingen en het niet behalen van het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo 1 of Mbo 2 binnen de toepasselijke wettelijke examentermijn (onderdeel e). Voor de inburgeringsplichtige heeft voorgaande een bestuurlijke boete tot

gevolg. Voor nadere informatie over de bestuurlijke boete wordt verwezen naar de artikelen 11 tot en met 14 van de verordening.

Onderdeel f heeft betrekking op de beschikking voor de inburgeringsplichtige 'oudkomer'.8 Indien het college een voorziening toekent aan een oudkomer, moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht aanvangt (artikel 22 lid 2 juncto artikel 26 Wi). Indien de voorziening op of na 19 december 2009 toegekend wordt dient de oudkomer binnen drieënhalf jaar het inburgeringsexamen te hebben behaald. In geval van toekenning van een voorziening vóór deze datum gelden andere termijnen: zie hiervoor paragraaf 1. van de algemene toelichting. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan en niet te koppelen aan de datum waarop de voorziening van start gaat. De precieze datum waarop de voorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvraag van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de voorziening kan worden begonnen, goed bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende oudkomer inburgeringsplichtig is en primair zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.

Het tweede lid bepaalt welke onderdelen de beschikking in ieder geval moet bevatten, indien een inburgeringsplichtige een aanbod heeft geweigerd.

7 Zie noot 3

Artikel 9 Opleggen van verplichtingen aan inburgeringsplichtigen

In onderhavig artikel zijn de verplichtingen opgenomen die het college aan de inburgeringsplichtige kan opleggen bij de toekenning van de voorziening of nadien bij de uitvoering daarvan. Deze niet limitatieve opsomming is de neerslag van de op grond van artikel 23 lid 3 Wi verstrekte opdracht aan de gemeenteraad in de verordening verplichtingen te benoemen waaraan de inburgeringsplichtige dient te voldoen vanaf het moment van de vaststelling van de voorziening tot dat van het afleggen van het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo 1 of Mbo 2. Met betrekking tot de in beginsel voor zich sprekende verplichtingen wordt over de onder f genoemde verplichting nog opgemerkt dat dit de actieve ('uit eigen beweging') en passieve ('op verzoek') informatieplicht van de inburgeringsplichtige inhoudt. Deze verplichting is van essentieel belang voor een recht- en doelmatige uitvoering van de wet.

8 In de Wi is in artikel 1 lid 1 onder c de oudkomer gedefinieerd als: de vreemdeling die sedert het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet -1 januari 2007 - rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8 onder a tot en met e, dan wel I, van de Vreemdelingenwet 2000 en die op grond van de artikelen 3 en 5 inburgeringsplichtig wordt, voor zover die vreemdeling op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet geen nieuwkomer was in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers.

Artikel 10 De inning van de eigen bijdrage van inburgeringsplichtigen

Zoals reeds aangegeven in de algemene toelichting - zie paragraaf 2. onder 2. faciliteren - is de inburgeringsplichtige wettelijk verplicht een eigen bijdrage te betalen. De eigen bijdrage bedraagt in 2010: € 270,00 (artikel 23 lid 2 Wi). Bij verordening dienen regels gesteld te worden aangaande de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23 lid 3 Wi). In lid 1 is de hoofdregel neergelegd dat inburgeringsplichtige de eigen bijdrage zelf voldoet in maximaal 12 termijnen. Lid 2 maakt het evenwel voor de inburgeringsplichtige met een inkomen op het sociaal minimumniveau mogelijk, op verzoek, de bijdrage in maximaal 24 termijnen te voldoen. In dit verband zij nog gemeld dat artikel 24 lid 1 Wi het tevens mogelijk maakt bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen, de eigen bijdrage te verrekenen met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet de toepassing van de verrekening, naast het aantal betalingstermijnen, worden vermeld in de beschikking tot vaststelling van de voorziening (lid 3).

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV of eigen risicodrager ontvangt, kan het college het UWV of de eigen risicodrager verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met dan wel in te houden op de uitkering van het UWV of de eigen risicodrager. In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van het college (artikel 24 lid 2 Wi). Deze wijze van verrekening, inhouding en afdracht geschiedt door het UWV of de eigen risicodrager en kan derhalve niet via onderhavige verordening geregeld worden

Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor inburgeringsplichtigen

Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boetes vast te stellen die voor de verschillende overtredingen en schending van verplichtingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeenteraad kan deze maximumbedragen overnemen, doch ook lagere bedragen vaststellen.

Analoog aan de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand en de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren van de gemeente Leiderdorp is gekozen voor een stelsel van bestuurlijke boetes waarbij de hoogte van de boetes is gekoppeld aan een percentage van de hoogte van de algemene bijstand resp. de inkomensvoorzieningsnorm voor een alleenstaande van 18 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar op grond van de Wet werk en bijstand resp. de Wet investeren in jongeren. Hierbij is uiteraard rekening gehouden met de maximumbedragen die artikel 34 van de wet voorschrijft.

Tot 1 juli 2009 waren in de wet ook procedurele bepalingen voor het toepassen van een bestuurlijke boete opgenomen. Met de inwerkingtreding van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) per voornoemde datum zijn in de Awb algemene en procedurele regels voor het opleggen van boetes binnen het bestuurlijke domein opgenomen, zodat soortgelijke bepalingen in andere wetten niet langer noodzakelijk waren en verwijderd zijn. Aldus zijn in de huidige wet alleen nog de wettelijke bevoegdheid tot het opleggen van een boete, de omschrijving van de beboetbare gedragingen, de hoogte van de boete(s), de eventuele keuze voor een 'lichte' of 'zware' procedure, de samenloop van een boete met andere sancties bij dezelfde gedraging en de bevoegdheid van verrekening van de opgelegde boete met andere inkomensbronnen dan wel de inning en afdracht door derden geregeld (hoofdstuk 6 paragraaf 2 Wi).

De leden 1 tot en met 3 verplichten - conform de wet - het college een bestuurlijke boete voor het betreffende percentage van de bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm op te leggen voor de in wet (artikel 29 tot en met 31 Wi en artikel 33 Wi) vermelde overtredingen en bij het schenden van op grond van artikel 9 van de verordening opgelegde verplichtingen (artikel 30 Wi).

Lid 4 regelt dat het college bij elke overtreding en bij elke schending van een verplichting de bestuurlijke boete moet afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze de inburgeringsplichtige kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij rekening houden met de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige. Het college is daartoe weliswaar verplicht op grond artikel 5:46 lid 2 Awb - voorheen opgenomen in het vervallen artikel 38 Wi -, maar is in dit lid opgenomen om nog eens expliciet de verplichte beoordelingsaspecten in het afwegings- en besluitvormingsproces voor de boeteoplegging te benadrukken.

Die wens tot expliciet benadrukken van andere essentiële bij de boeteoplegging in acht te nemen artikelen uit de wet en uit andere wetgeving - met name ook voor de daartoe door het college gemandateerde ambtenaren die met de dagelijkse uitvoering belast zijn - ligt ook ten grondslag aan lid 5. Hieronder volgt per artikel of titel een korte inhoud op hoofdlijnen:

  • a.

    in de boeteopleggingsprocedure dient de behandelende ambtenaar altijd een volledig rapport op te maken en de inburgeringsplichtige de gelegenheid te geven zijn zienswijze over de overtreding of schending (artikel 36 Wi)9;

  • b.

    in geval van een gecombineerde inburgeringsvoorziening10 kan het college geen bestuurlijke boete opleggen, indien voor dezelfde gedraging de bijstand op grond van de geldende Maatregelenverordening Wet werk en bijstand of de inkomensvoorziening op grond van de geldende Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren als maatregel verlaagd kan worden, dan wel indien een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van de in artikel 4.23 Besluit Inburgering vermelde socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen (artikel 37 Wi);

  • c.

    een bestuurlijke boete kan worden verrekend met de bijstand op grond van de Wet werk en bijstand of een uitkering op grond van de in artikel 4.23 Besluit Inburgering vermelde socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen, waarbij de uitvoerders van die laatste wetten en regelingen het boetebedrag inhouden en afdragen aan het college (artikel Wi);

  • d.

    in de boeteopleggingsprocedure dient de behandelende ambtenaar de in titel 5.4 Awb opgenomen algemene en procedurele bepalingen - met name de artikelen 5:41 tot en met 5:52 - toe te passen;

  • e.

    indien de inburgeringsplichtige weigert een opgelegde boete te betalen en eveneens geen verrekening en/of inhouding als bedoeld in c. mogelijk is, zijn voor de invordering van de boete de bepalingen van titel 4.4. Awb van toepassing, waarbij echter geen invordering bij dwangbevel (= directe executoriale titel) mogelijk is.

9 In tegenstelling tot artikel 5:53 Awb, waaraan artikel 36 Wi wel refereert, wordt, in afwijking van het artikel in de Awb, rapporteren en horen verplicht gesteld voor alle overtredingen en schendingen, ook die waarbij de boete

minder dan € 340,00 bedraagt. Op grond van artikel 5:53 Awb is rapporteren en horen namelijk pas verplicht bij een boete boven voornoemd bedrag.

10 Zie noot 4

Artikel 12 Waarschuwing aan inburgeringsplichtigen

Soms zijn er verzachtende omstandigheden, waardoor het niet wenselijk is om direct een boete op te leggen. In die gevallen moet een waarschuwing mogelijk zijn. Er is bewust voor gekozen om niet standaardmatig een waarschuwing te geven. Inburgeringsplichtigen zijn in de regel uitvoerig geïnformeerd over de verplichtingen en dus op de hoogte van wat van hen verwacht wordt. De verordening biedt voorts mogelijkheden om een boete te verlagen of daarvan af te zien.

Artikel 13 Afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete aan inburgeringsplichtigen

Ook onderhavig artikel geeft de mogelijkheid om te kunnen individualiseren. Als de inburgeringsplichtige geen verwijt kan worden gemaakt van zijn gedraging, is een bestuurlijke boete niet op zijn plaats. Voorts kan door het verstrijken van de tijd het nut van het opleggen van een boete verdwenen zijn, zodat deze achterwege dient te blijven. Volledigheidshalve zij nog gemeld dat op grond van artikel 5:45 Awb de mogelijkheid tot het opleggen van een boete in ieder geval 5 jaar resp. 3 jaar na het tijdstip van de overtreding vervalt.

Artikel 14 Verhoging van de bestuurlijk boete aan inburgeringsplichtigen bij recidive

Onderhavig artikel verplicht het college om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen.

Om van herhaling van een overtreding of recidive te kunnen spreken dient deze binnen 12 maanden na de datum van een besluit tot opleggen van een boete voor de vorige verwijtbare gedraging plaatsgevonden te hebben.

Lid 1 en 2 zijn de equivalenten van die van artikel 11 van de verordening, zij het met een hoger percentage wegens geconstateerde recidive.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo-1 of Mbo-2 heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 11 lid 3 van de verordening. Op grond van artikel 32 Wi moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen, waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo-1 of Mbo-2 moet behalen dan wel op een andere wijze aan zijn inburgeringsplicht moet voldoen. Als de inburgeringsplichtige vervolgens ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo- 1 of Mbo-2 niet heeft behaald, maakt lid 3 van onderhavig artikel het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt (artikel 33 lid 1 Wi).Ook in dat geval zal in de boetebeschikking wederom een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen,

Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo-1 of Mbo-2 moet behalen. Als de inburgeringsplichtige opnieuw binnen laatstgenoemde nieuwe termijn niet aan de inburgeringsplicht heeft voldaan, dient het college een bestuurlijke boete op te leggen en vervolgens telkenmale een boete als bedoeld in lid 3 op te leggen voor elke verstreken periode van 24 maanden dat het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo-1 of Mbo-2 nog niet behaald is (artikel 33 lid 2 Wi).

Artikel 15 Aanwijzen van de doelgroepen bij vrijwillige inburgeraars

Zie de toelichting bij artikel 3, waarbij voor inburgeringsplichtigen gelezen kan worden: vrijwillige inburgeraars.

Artikel 16 De samenstelling van de voorziening voor vrijwilliger inburgeraars

Zie de toelichting bij artikel 4, waarbij voor inburgeringsplichtigen gelezen kan worden: vrijwillige inburgeraars. De verplichte aanbieding van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars, die geestelijk bedienaar en asielgerechtigde zijn, is niet van toepassing. Voor de artikelen 19, 20 en 21 Wi dienen respectievelijk gelezen te worden: artikel 24a, 24b en 24c Wi.

Artikel 17 Vaststellen van de identiteit bij vrijwillige inburgeraars

Artikel 24f van de Wi draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Onderhavig artikel is identiek aan de formulering van artikel 27 Wi, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van de inburgeringsplichtige vaststelt. Zie voor nadere informatie ook de toelichting bij artikel 5.

Artikel 18 Aanbod- en vaststellingsprocedure voor vrijwillige inburgeraars

Zie de toelichting bij artikel 6, waarbij voor inburgeringsplichtigen gelezen kan worden: vrijwillige inburgeraars. Voorts is hetgeen over de zelfstandige voorbereiding op het examen en het afgeven van de handhavingsbeschikking opgenomen is, niet van toepassing op vrijwilligere inburgeraar. De vrijwillige inburgeraar ontvangt bij definitieve weigering van het aanbod slechts een beschikking met het besluit tot afwijzing van een voorziening (lid 5).

Artikel 19 Persoonlijk inburgeringsbudget voor vrijwillige inburgeraars

Zie de toelichting bij artikel 7 van de verordening, waarbij voor inburgeringsplichtigen gelezen kan worden: vrijwillige inburgeraars. Voor artikel 19 Wi dient gelezen te worden: artikel 24a Wi.

Artikel 20 Inhoud van de beschikking voor vrijwillige inburgeraars

Zie de toelichting bij artikel 8 van de verordening, waarbij voor inburgeringsplichtigen gelezen kan worden: vrijwillige inburgeraars. Met betrekking tot de toelichting op onderdeel c in artikel 8 is het 'behalen' van het examen niet van toepassing. Voor vrijwillige inburgeraars geldt slechts de eis van 'deelnemen' binnen de gestelde termijn (artikel 4.26 lid 1 onder a Besluit Inburgering).

De toelichting op onderdelen d en f in artikel 8 zijn niet van toepassing op vrijwillige inburgeraars.

Wat betreft de toelichting op onderdeel b in artikel 8 geldt artikel 23 lid 1 Wi - de medewerkingsplicht voor de inburgeringsplichtige - niet voor vrijwillige inburgeraars, doch zijn op grond van de wettelijke verplichting tot het stellen van regels bij verordening krachtens artikel 24f Wi in artikel 22 van de verordening een soortgelijke medewerkingsplicht en overige verplichtingen opgenomen.

Met betrekking tot de toelichting op onderdeel e over sancties in artikel 8 moet ten aanzien van vrijwillige inburgeraars voor verwijzing voor nadere informatie gelezen worden: de artikelen 24 en 27 van de verordening. Tot slot is de toelichting op lid 2 van artikel 8 niet van toepassing op vrijwillige inburgeraars. In aanvulling op de toelichting van artikel 8 en bovenstaande leeswijzer voor gebruik van die toelichting bij onderhavig artikel wordt specifiek nog volgende opgemerkt over de positie van en de verhouding tussen de beschikking en de (inburgerings)overeenkomst in het kader van de vrijwillige inburgering. Met het opnemen van de mogelijkheid van het aanbieden van een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan vrijwillige inburgeraars in een wet in formele en materiële zin - waar deze voorheen in de ministeriële Regeling vrijwillige inburgering niet G-31 2007 opgenomen was - valt de besluitvorming daarover vanaf dat moment zonder voorbehoud onder de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit impliceert dat voor elk besluit tot toekenning, wijziging, intrekking dan wel beëindiging van een voorziening het college te allen tijde een beschikking dient af te geven.

Het louter 'sluiten van een overeenkomst' - op grond van het nieuwe artikel 24d lid 2 Wi, welke integraal overgenomen is uit artikel 5 van bovengenoemde regeling - waarin de tussen het college en de vrijwillige inburgeraar gemaakte afspraken opgenomen zijn, volstaat niet meer zoals voorheen gebeurde.

Een enkele overeenkomst met afspraken voor vrijwillige inburgering is niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb en heeft daarmee geen enkele bestuursrechtelijke status.

Voor de vrijwillige inburgeraar betekent dit bovendien het ontbreken van rechtsbescherming op grond van de Awb. In lid 1 van onderhavig artikel is daarom geregeld dat zowel een toekenningsbeschikking als een (inburgerings)overeenkomst in ieder geval de vermelde onderdelen bevatten, maar tegelijkertijd in lid 2 dat een opgemaakte overeenkomst altijd een verplichte bijlage van de beschikking moet vormen. M.a.w. een beschikking inzake vrijwillige inburgering kan zonder een overeenkomst, maar een overeenkomst zonder een beschikking is onmogelijk. Als de overeenkomst een integraal onderdeel van de beschikking vormt staat tevens bezwaar en beroep open tegen de in de overeenkomst vermelde afspraken, voor zover deze niet reeds geheel of gedeeltelijk opgenomen zijn in de beschikking. Voor dit laatste is dan essentieel dat in de beschikking vermeld wordt dat de in de overeenkomst opgenomen afspraken en verplichtingen verbonden zijn aan het in de beschikking vermelde besluit.

Artikel 21 Opleggen van verplichtingen aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 24f draagt de gemeenteraad op in de verordening de aan de vrijwillige inburgeraars op te leggen verplichtingen op te nemen. In tegenstelling tot een reeks in de wet vermelde verplichtingen voor inburgeringsplichtigen, ontbreken die in het geheel voor vrijwillige inburgeraars. Met onderhavig artikel is daaraan voldaan, waarbij zoveel mogelijk aansluiting gezocht is bij de verplichtingen voor inburgeringsplichtigen. Zie de toelichting bij artikel 9 van de verordening, waarbij voor inburgeringsplichtigen gelezen kan worden: vrijwillige inburgeraars. Met betrekking tot de juridische status en de relatie tussen de beschikking en de inburgeringsovereenkomst wordt naar de toelichting op artikel 20 verwezen.

Artikel 22 Geen eigen bijdrage voor vrijwillige inburgeraars

Uitgangspunt in de wet is dat de vrijwillige inburgeraar, evenals de inburgeringsplichtige, een eigen bijdrage voor de toegekende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening dient te betalen (artikel 24e lid 1 Wi). De gemeenteraad heeft echter de bevoegdheid bij verordening bepalen dat vrijwillige inburgeraars een lagere of geen eigen bijdrage verschuldigd zijn (artikel 24e lid 2 Wi).

Er is gekozen om de vrijwillige inburgeraar eenmalig geen eigen bijdrage te laten voldoen. De keuze is ingegeven door signalen uit de uitvoeringspraktijk dat reeds de mededeling van een eigen bijdrage in meerdere gevallen een belangrijke factor is geweest om alsnog af te zien van vrijwillige inburgering als ook een financiële drempel voor deelname vormde. Voorgaande in combinatie met het individuele en maatschappelijke belang bij een succesvolle integratie, deelname en bijdrage aan de Nederlandse samenleving met het oog op de toekomst zijn doorslaggevend geweest voor het besluit eenmalig geen eigen bijdrage te vragen van de vrijwillige inburgeraar.

'Eenmalig' in bovenvermelde zin omvat de totale 'inburgeringscarrière' van de vrijwillige inburgeraar. In de praktijk betekent dit dat de vrijwillige inburgeraar uitsluitend voor de eerste inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening geen eigen bijdrage wordt opgelegd. Behaalt hij het examen niet en wenst hij opnieuw een traject te doorlopen, dan dient hij voor deze en volgende voorzieningen wel een eigen bijdrage te betalen.

Artikel 23 Herziening, intrekking en terugvordering van vrijwillige inburgeraars

De gemeenteraad stelt - conform de wet - bij verordening regels vast voor het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening met als doel de vrijwillige inburgeraar te laten integreren in en deelnemen aan de Nederlandse samenleving. Als een vrijwillige inburgeraar echter niet langer voldoet aan de voorwaarden of verplichtingen voor de voortzetting van een voorziening, vloeit daaruit voort dat er ook regels gesteld moeten kunnen worden om deze te kunnen herzien of intrekken.

De rechtswetenschap en rechtspraak hanteren primair het uitgangspunt dat aan intrekking of herziening van een toegekend recht of voorziening een wettelijke bepaling ten grondslag dient te leggen, Zij erkennen tegelijkertijd ook dat intrekking en herziening zonder wettelijke grondslag mogelijk moet zijn, mits daarbij de algemene rechtsbeginselen in acht worden genomen. Op grond van dat laatste is, bij ontbreken van een bepaling in de wet, in lid 1 van onderhavig artikel alsnog de bevoegdheid opgenomen het recht op een verstrekte voorziening te herzien of in te trekken op de aangegeven gronden. Uit de zinsnede 'in ieder geval' blijkt dat daarmee geen limitatieve opsomming beoogd is. Er kunnen zich namelijk specifieke individuele gevallen situaties voordoen waarin het artikel niet voorziet, zodat enige flexibiliteit gewenst is. Herziening of intrekking op een andere grond dan de aangegeven gronden is derhalve mogelijk, mits deze in het beschikking zorgvuldig gemotiveerd is op basis van eveneens zorgvuldig uitgevoerd onderzoek en gemaakte afweging.

De door het college verstrekte voorziening geschiedt in natura aan de vrijwillige inburgeraar, waarvoor het echter een financiële vergoeding aan het inburgeringsbedrijf verstrekt voor de uitvoering daarvan.

Deze vergoeding kan in de regel als subsidie in de zin van artikel 4:21 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangemerkt worden. Daar de herziening of intrekking van een voorziening i.e. de daarvoor verstrekte subsidie geen wettelijke grondslag kent, dient deze op grond van Afdeling 4.2.6 van de Awb te geschieden

Uit de term 'kan' blijkt dat het een bevoegdheid van het college betreft. Het college kan derhalve per individuele zaak, gelet op alle omstandigheden van een vrijwillige inburgeraar, besluiten al dan niet tot herziening of intrekking over te gaan. Dit vereist uiteraard per individueel geval een zorgvuldig onderzoek en rapportage alsmede een beschikking die specifiek gemotiveerd is.

Op basis van het besluit tot herziening of intrekking kan het college, gelet op alle omstandigheden, besluiten de - aan het inburgeringsbedrijf - verstrekte financiële vergoedingen terug te vorderen van de vrijwillige inburgeraar. Echter voor de terugvordering van de verstrekte vergoedingen i.e. subsidie is eveneens geen grondslag in de wet aanwezig. Terugvordering is om voorgaande reden ook niet rechtstreeks mogelijk op grond van onderhavig lid 2 van de verordening.

Terugvordering van vergoedingen i.e. subsidie dient op grond van Afdeling 4.2.7 van de Awb te geschieden. Terugvordering is met toepassing van artikel 4:57 lid 1 Awb uit die afdeling mogelijk op grond van de zgn. onverschuldigde betaling van de verstrekte vergoedingen i.e. subsidie (lid 3).

Ingaande 1 juli 2009 is met de invoering van de vierde tranche van de Awb aan artikel 4:57 een nieuw lid 2 toegevoegd dat bepaalt dat het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel ingevorderd kan worden. De toelichting daarop verwijst naar - de tot titel 4.4 bestuursrechtelijke geldschulden behorende – afdeling 4.4.4 aanmaning en invordering bij dwangbevel (artikel 4:112 tot en met 4:123 Awb). Kort samengevat betekent dit dat, na uitblijven van de verzochte terugbetaling binnen een gestelde aanmaningstermijn, tot dwanginvordering van het terugvorderingsbedrag overgegaan kan worden middels een dwangbevel. Dit dwangbevel levert een executoriale titel op, welke met toepassing van het Wetboek van Burgerlijke

Rechtsvordering ten uitvoer gelegd kan worden. Een - tot 1 juli 2009 noodzakelijke - kostbare en arbeidsintensieve civielrechtelijke procedure voor het verkrijgen van een dwanginvorderingstitel op grond van de zgn. onverschuldigde betaling conform artikel 6:203 Burgerlijk Wetboek, na voorafgaande aanmaning en ingebrekestelling, is daarmee niet meer noodzakelijk. Volledigheidshalve zij nog gemeld dat een bestuursorgaan laatstgenoemde mogelijkheid nog wel heeft (behouden) op grond van art. 4:124 Awb (lid 4).

Nadrukkelijk zij nog gemeld dat uit de term 'kan' in lid 2 eveneens blijkt dat terugvordering een bevoegdheid van het college betreft. Het college kan derhalve per individueel geval, gelet op de mate van verwijtbaarheid en omstandigheden van de persoon, besluiten al dan niet tot terugvordering over te gaan. Dit vereist, evenals bij voorafgaande intrekking of herziening, echter een zorgvuldig onderzoek, rapportage en afweging van alle relevante feiten en omstandigheden alsmede een beschikking die specifiek gemotiveerd is. Kunnen herziening of intrekking en terugvordering van een toegekende voorziening als op zichzelf staande bevoegdheden in bovenbedoelde zin gebruikt worden, ze kunnen echter ook als bijzondere vorm van sanctie ingezet worden. Voor dit laatste wordt verwezen naar artikel 24 van de verordening en de toelichting daarop.

Artikel 24 Maatregelen bij verwijtbaar niet nakomen van verplichtingen door vrijwillige inburgeraars

Op grond van artikel 24f Wij dient de gemeenteraad bij verordening regels te stellen over de niet-nakoming van de vastgestelde uitvoering van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening door de vrijwillige inburgeraar, d.w.z. welke gevolgen i.e. sancties verbonden worden aan het niet naleven van de in de beschikking en inburgeringsovereenkomst neergelegde afspraken en verplichtingen. De gemeenteraad is derhalve vrij in de vorm en inhoud, maar niet in de keuze wel of geen gevolgen i.e. sancties aan niet-nakoming te verbinden. Vervolgens rijst dan de vraag welke vorm en inhoud de sancties of maatregelen kunnen of moeten krijgen. Vanuit het oogpunt van rechtsgelijke en uniforme toepassing lijkt het opleggen van een boete, analoog aan die voor de inburgeringsplichtigen,

als vorm van maatregel het meest voor de hand te liggen. Was het tot 1 januari 2010 wellicht mogelijk door in de inburgeringsovereenkomst een (privaatrechtelijke) boete te bedingen bij niet-nakomen van de overeenkomst, met de opname in de wet van de mogelijkheid van vrijwillige inburgering per 1 januari 2010 heeft die vrijwillige inburgering juridisch een ander karakter gekregen. Met de opname de vrijwillige inburgering in een wet in formele en materiële zin dient ook het opleggen van een boete aan vrijwillige inburgeraars een wettelijke grondslag te hebben, zoals dit ook voor de inburgeringsplichtige het geval is.

Gelet op het punitieve karakter van een boete en ontbreken van een wettelijke grondslag daarvoor is het opleggen van een boete aan vrijwillige inburgeraars op grond van de verordening niet mogelijk. Daar bij de wetswijziging geen wettelijke grondslagen voor het opleggen van enige vorm van sanctie voor het niet naleven van afspraken en verplichtingen door vrijwillige inburgeraars ingebouwd zijn, is gekozen voor een maatregel in de vorm van een herziening van het recht op de toegekende voorziening en terugvordering van de ten onrechte verstrekte voorziening wegens het verwijtbaar niet of niet voldoende nakomen van een op grond van artikel 21 opgelegde verplichting. De hoogte van het herzienings- en terugvorderingsbedrag wordt uitgedrukt in een toegepast percentage over de voor een vrijwillige inburgeraar toepasselijke hoogte van de bijstandsnorm of inkomensvoorziengsnorm van een alleenstaande van 18 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. Voornoemd toe te passen percentage is gerelateerd aan een niet of niet voldoende nagekomen verplichting. In lid 1 onder a en b van onderhavig artikel zijn 2 percentages met verschillende categorieën van verplichtingen onderscheiden. Wat betreft die categorieën is het belangrijk te onderscheiden dat het gaat om verplichtingen die niet of niet behoorlijk nageleefd worden nadat eerder een voorziening middels een beschikking en inburgeringsovereenkomst toegekend is, waarbij tegelijkertijd een of meer verplichtingen opgelegd zijn.

Gegeven het vrijwillige karakter wordt voor gedragingen tot de datum van afgifte van de toekenningsbeschikking en inburgeringsovereenkomst geen maatregel opgelegd. Het gaat dan om gedragingen als het niet verschijnen - inclusief geboden hersteltermijn - op een uitnodiging voor een of meer gesprekken na een verzoek voor een voorziening dan wel geen medewerking verlenen aan de totstandkoming en samenstelling van een voorziening, die voor inburgeringsplichtigen wel als beboetbare gedragingen - zie artikel 11 lid 1 en lid 2 van de verordening - aangemerkt worden.

De 'indirecte maatregel' waarmee de vrijwillige inburgeraar in voornoemde situaties geconfronteerd wordt is resp. het buiten behandeling stellen van het verzoek (artikel 4:5 lid 1 Awb) en een beschikking waarbij besloten is tot afwijzing van het verzoek wegens het niet kunnen vaststellen van een voorziening wegens onvoldoende medewerking en/of onvoldoende verstrekken van informatie.

Uit de term 'kan' blijkt dat het een bevoegdheid van het college betreft. Het college kan derhalve per individueel geval, gelet op alle omstandigheden van een vrijwillige inburgeraar, besluiten al dan niet een maatregel op te leggen. Dit vereist uiteraard per individueel geval een zorgvuldig onderzoek en rapportage alsmede een beschikking die specifiek gemotiveerd is (lid 1).

Bij het opleggen van een maatregel in bovendoelde zin is het noodzakelijk dat het besluit tot herziening van het recht, het besluit tot het opleggen van een maatregel voor het betreffende bedrag en het besluit tot terugvordering van dit bedrag tezamen in één beschikking opgenomen worden vanwege de onlosmakelijke verbondenheid van alle besluiten. In de beschikking zal tevens de wijze en de termijn van betaling vermeld dienen te worden. Wanneer de vrijwillige inburgeraar het bedrag niet binnen de gestelde termijn betaalt of geen betalingsregeling getroffen heeft, wordt de invorderingprocedure als bedoeld in lid 4 van artikel 23 in gang gezet (lid 2).

De leden 3 en 4 van onderhavig artikel zijn dezelfde in acht te nemen zaken als die voor de boeteoplegging aan inburgeringsplichtigen gelden: zie voor lid 3 de toelichting op lid 4 van artikel 11 en voor lid 4 de toelichting op lid 5 van artikel 11 onder onderdeel c.

Artikel 25 Waarschuwing aan vrijwillige inburgeraars

Zie de toelichting bij artikel 12, waarbij voor inburgeringsplichtigen en boete respectievelijk gelezen kan worden: vrijwillige inburgeraars en maatregel.

Artikel 26 Afzien van het opleggen van een maatregel voor vrijwillige inburgeraars

Zie de toelichting bij artikel 13, waarbij voor inburgeringsplichtigen en boete respectievelijk gelezen kan worden: vrijwillige inburgeraars en maatregel.

Artikel 27 Verhoging van de maatregelen voor vrijwillige inburgeraars bij recidive

Onderhavig artikel biedt het college de mogelijkheid bij recidive een maatregel met een hoger percentage op te leggen. Evenals voor artikel 24 betreft het hier een kan-bepaling: zie toelichting aldaar.

Artikel 28 Vergoedingen voor inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Onderhavig artikel biedt de mogelijkheid om kosten te vergoeden die voortkomen uit deelname aan een inburgerings- of taalkennisvoorziening. Hierbij kan bijv. gedacht worden aan kosten van kinderopvang, reizen, lesmateriaal etc. Voor vergoeding van deze kosten dient voldaan te worden aan de in lid 2 vermelde criteria.

Artikel 31 Overgangsrecht bonus

Onderhavig artikel regelt het overgangsrecht voor de mogelijkheid van een bonus voor het slagen van het examen, zoals die in de Verordening wet inburgering gemeente Leiderdorp 2009 geregeld was. Artikel 9 van die verordening bepaalde het volgende:

Indien de inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige binnen de gestelde termijn is geslaagd voor het inburgeringsexamen, Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het examen op het niveau Mbo-1 of Mbo-2, verstrekt het college een bonus ter hoogte van de eigen bijdrage.

Nu met de vaststelling van de nieuwe verordening deze bonus vervallen is, dient vanuit het oogpunt van rechtszekerheid een bepaling opgenomen te worden inzake het behoud van het recht op een bonus voor de inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige (d.i. de vrijwillige inburgeraar vóór 1 januari 2010) voor wie vóór 1 januari 2011 (= inwerkingstredingsdatum verordening; zie artikel 32), onder het regime van de vorige verordening, een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bij beschikking of overeenkomst is vastgesteld. Indien de betreffende inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige vóór of na 1 januari 2011 met de uitvoering van de voorziening gestart is en na 1 januari 2011 slaagt voor bovengenoemd examen, kan hij nog steeds aanspraak maken op de bonus van € 270,00.