Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2014

Geldend van 19-12-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2014

De raad van de gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 november 2013, nr. 2013i01635 ;

gezien het advies van de commissie Bestuur en Maatschappij van 2december 2013;

gelet op het bepaalde in artikel 228 en artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2014

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a. dag : een aaneengesloten periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan.

  • b. week : een aaneengesloten periode van zeven dagen;

  • c. maand : een kalendermaand;

  • d. jaar : een kalenderjaar

  • e. vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemd grond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De in artikel 2 bedoelde belasting wordt niet geheven voor:

  • a.

    het hebben van voorwerpen of werken, ten behoeve van eigendommen welke bij de gemeente of haar instellingen in gebruik zijn, met uitzondering van eigendommen welke aan derden zijn verhuurd of in beheer en exploitatie zijn gegeven;

  • b.

    het hebben van voorwerpen of werken welke, noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak, door het rijk, de provincie, de gemeente of door waterschappen zijn aangebracht of geplaatst;

  • c.

    verzamelbakken, zoals glascontainers, welke in het belang van het hergebruik van afzonderlijk in te zamelen afvalstoffen bedoeld in artikel 10.17 van de Wet milieubeheer op of in de voor de openbare dienst bestemde grond zijn geplaatst;

  • d.

    brievenbussen, postzegelautomaten, telefooncellen;

  • e.

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van andere overeenkomstige instellingen;

  • f.

    het hebben van voorwerpen waarvan de aanwezigheid door de gemeente op grond van een overeenkomst of anderszins rechtens moet worden gedoogd;

  • g.

    het hebben van voorwerpen uitsluitend langs de gevel aangebracht, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,10 meter buiten de gevel steken;

  • h.

    het hebben van voorwerpen uitsluitend gebezigd door een liefdadig doel of door instelling of groeperingen welke een bijdrage kunnen leveren tot politieke of maatschappelijke bewustwording van de burgers, en welke nog direct, noch indirect een zakelijk belang nastreven;

  • i.

    het hebben van reclame-uitingen en aankondigingen voor een periode van maximaal vier aaneengesloten weken per jaar;

  • j.

    evenementen die openbaar toegankelijk zijn en die worden georganiseerd ten behoeve van de Leiderdorpse bevolking door een instelling zonder winstoogmerk.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Indien een tarief per oppervlakte van toepassing is, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 2. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 3. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt indien in de vergunning een oppervlakte is bepaald of aangeduid, die oppervlakte in aanmerking genomen tenzij blijkt dat de oppervlakte groter is.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het zesde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is de in een kalenderjaar gelegen periode gedurende welke zich een belastbaar feit in de zin van de verordening voordoet of zal voordoen.

  • 2. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is in afwijking van het eerste lid, het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het gedeelte van de periode van de vergunning gelegen in het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing; tijdstip verschuldigdheid

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor de nog volle kalendermaanden die na de aanvang van de belastingplicht, in het belastingtijdvak overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de volle kalendermaanden die na het einde van de belastingplicht, in het belastingtijdvak overblijven.

  • 4. Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

  • 5. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen precariobelasting aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders

aangewezen ambtenaren belast met de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen.

Artikel 14 Rente

In afwijking van de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze een bedrag van € 23,-- niet te boven gaat.

Artikel 15 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    De Verordening precariobelasting 2013 van 17 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening precariobelasting 2014.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Leiderdorp op 16 december 2013.

Bijlage Tarieventabel

Postregistratienummer: 2013i01649

Tarieventabel behorende bij Verordening precariobelasting 2013

Rubriek

Omschrijving

Euro

1 BOUWWERKEN

Het tarief bedraagt voor:

1.1

het afschutten van grond of water, per afgeschut gebied:

1.1.1

tot € 500 m2, per m2, per jaar

54,03;

1.1.2

van 500 m2 tot 2000 m2, per m2, per jaar

10,80;

1.1.3

boven 2000 m2, per m2, per jaar

2,16.

1.2

het hebben van een loods, directiekeet, container of ander tijdelijk getimmerte, per m2, per jaar

63,60;

1.3

het hebben van een stelling of steiger, per m2 per jaar

63,60.

2 WOONWAGENS EN WOONSCHEPEN

Het tarief bedraagt voor:

2.1

het innemen van een staan- of ligplaats, per woonwagen of

woonschip, per jaar

276,90.

3 WEGWIJZERS EN RECLAMEBORDEN

Het tarief bedraagt voor:

3.1

het hebben van reclame of andere aankondiging zonder kunstverlichting, per m2 frontoppervlakte, per jaar

22,92;

3.2

het hebben van reclame of andere aankondiging met kunstverlichting, per m2 frontoppervlakte, per jaar

33,89.

4 BENZINEPOMPEN, -LEIDINGEN EN DERGELIJKE

Het tarief bedraagt voor:

4.1

het hebben van een mantel, inhoudende een benzine- of oliepomp

of luchten/of wateraftappunt, al dan niet in bedrijf, een loze mantel of voetstuk:

4.1.1

een loze mantel met één pomp (inclusief de in- of aangebrachte

vulgelegenheid) of een mantel met een lucht- en/of wateraftappunt, of een voetstuk zonder mantel, per jaar

247,19;

4.2

het hebben van een vulput voor benzine, olie en dergelijke, per

vulput, per jaar

76,76;

4.3

het hebben van een tank voor benzine, olie en dergelijke, per m2 per jaar

17,20.

5 LEIDINGEN, BUIZEN, KABELS

Het tarief bedraagt voor:

5.1

het hebben van leidingen, buizen en kabels per strekkende meter

tot en met een totale lengte van 100 km, per jaar

1,76;

5.2

vermeerderd met per strekkende meter uitgaande boven 100 km, per jaar.

0,81.

6 LUIFELS, BALKONS, OVERBOUWINGEN EN DERGELIJKE

Het tarief bedraagt voor:

6.1

het hebben van een luifel, balkon, erker, uitbouw, overbouwing en dergelijke onderdelen van bouwwerken voor de in beslag genomen c.q. overdekte grond of water, tot en met 10 m2, per m2, per jaar

12,12;

6.1.1

vermeerderd voor de oppervlakte uitgaande boven 10 m2 met

per m2, per jaar.

5,28.

7 CIRCUSSEN, KERMISSEN EN BRADERIEËN

Het tarief bedraagt voor:

7.1

het innemen van een standplaats door circussen of kermissen, per

circus of per kermis, per keer

528,60;

7.2

het innemen van een standplaats c.q. het hebben van kramen,

podia, wagens, installaties etc. ten behoeve van braderieën, per

braderie, per keer

355,76.

8 STANDPLAATSEN DIENENDE TOT VERKOOP

Het tarief bedraagt voor:

8.1

Het voor de verkoop van goederen innemen van een toegewezen standplaats tot en met 30 m2, per m2,

8.1.1

per dag

5,27;

8.1.2

per maand

11,60;

8.1.3

per jaar

113,11.

8.2

elke m2 boven de 30m2, per m2,

8.2.1

per dag

2,64;

8.2.2

per maand

5,27;

8.2.3

per jaar

52,79.

8.3

Het recht als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt, voor zover betrekking hebbend op de stroomvoorziening, per standplaats, bij een totale capaciteit van de aldaar aanwezige elektrische installaties van

8.3.1

niet meer dan 500 watt

8.3.1.1

per dag

5,27;

8.3.1.2

per maand

15,83;

8.3.1.3

per jaar

154,75.

8.3.2

501 watt tot en met 1.000 watt

8.3.2.1

per dag

10,55;

8.3.2.2

per maand

31,67;

8.3.2.3

per jaar

310,32.

8.3.3

1.001 watt tot en met 1.500 watt

8.3.3.1

per dag

15,83;

8.3.3.2

per maand

47,51;

8.3.3.3

per jaar

466,53.

8.3.4

meer dan 1.500 watt

8.3.4.1

per dag

21,11;

8.3.4.2

per maand

63,35;

8.3.4.3

per jaar

622,05.

9 DIVERSE VOORWERPEN

Het tarief bedraagt voor:

9.1

Voor het plaatsen van wagens, aanhangwagens, handwagens, en andere voertuigen, uitgezonderd motorvoertuigen anders dan bedoeld in rubriek 8, per m2, per jaar

92,52.

10 ALGEMEEN TARIEF

Het tarief bedraagt voor:

10.1

Voorwerpen waarvoor onder de bovenstaande nummers niet in een bijzonder tarief is voorzien, per m2, per jaar

84,55.

Behorende bij raadsbesluit van 16 december 2013, registratienr. 2103i01648.