Regeling vervallen per 11-06-2008

HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN VAN DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEIDERDORP

Geldend van 27-11-2006 t/m 10-06-2008

Intitulé

HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN VAN DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEIDERDORP

De raad der gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van 20 oktober 2006, nr.169;

gelet op het bepaalde in artikel 16 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

het bekrachtigen van

HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN VAN DE

RAAD VAN DE GEMEENTE LEIDERDORP

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit reglement wordt verstaan onder:

    • a.

      een voorstel van orde:

      een voorstel, dat alleen betrekking heeft op de gang van zaken tijdens de vergadering of op de wijze van beraadslaging;

    • b.

      interpellatie:

      het vragen van inlichtingen aan het college of aan de burgemeester over een onderwerp dat niet op de agenda staat;

    • c.

      motie:

      korte, gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

    • d.

      initiatiefvoorstel:

      een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

    • e.

      amendement:

      een voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

    • f.

      subamendement:

      een voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

    • g.

      persoonlijk feit:

      mededeling buiten de orde van de vergadering;

    • h.

      interruptie:

      korte onderbreking van een spreker ter verkrijging van duidelijkheid over hetgeen aan de orde is;

    • i.

      termijn:

      het aantal keren dat de voorzitter een onderwerp in discussie geeft.

    • j.

      voorzitter

      De voorzitter van de raad of diens door de raad benoemde eerste of tweede vervanger

  • 2. Waar in dit reglement mannelijke zelfstandige naamwoorden en persoonlijke voornaamwoorden in de mannelijke vorm worden gebruikt, zijn deze tevens van toepassing op de vrouwelijke vorm van deze woorden.

Hoofdstuk II Toelating en installatie van leden; fracties

Artikel 2 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden van de raad en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 3 Fracties

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degene die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    • a.

      Zo spoedig mogelijk dient schriftelijk melding aan de voorzitter te worden gedaan indien:

      • -

        één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      • -

        twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

      • -

        één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie.

    • b.

      Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

HOOFDSTUK III Aanwezigen in en bij de vergaderingen

Artikel 4 De voorzitter

  • 1. De voorzitter is – naast hetgeen hem elders in dit reglement of op grond van de Gemeentewet is opgedragen – belast met:

    • a.

      het leiden van de raadsvergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het inachtnemen en doen naleven van dit reglement;

    • d.

      het geven van gelegenheid aan alle leden – met in achtneming van dit reglement – te spreken over de aan de orde zijnde onderwerpen;

    • e.

      het stellen van de conclusies, waarover gestemd wordt;

    • f.

      het doen plaatsvinden van de stemmingen;

    • g.

      het mededelen van de uitslag der stemmingen.

  • 2. De raad benoemt uit zijn midden een eerste en een tweede plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 5 De Griffier

  • 1. De griffier is bij elke vergadering van de raad aanwezig

  • 2. Onder de verantwoording van de griffier worden de notulen van de vergaderingen gemaakt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 en 20 van dit reglement.

  • 3. Bij verhindering wordt de griffier vervangen door de plaatsvervangend griffier en bij afwezigheid van deze door een door de raad aangewezen ambtenaar.

  • 4. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslaging als bedoelt in dit reglement deelnemen.

Artikel 6 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslaging als bedoeld in dit reglement.

Artikel 7 Raadspresidium

  • 1. De voorzitter, de eerst plaatsvervangend voorzitter, de fractievoorzitters, evenals de griffier vormen samen het raadspresidium.

  • 2. Het raadspresidium wordt voorgezeten door de eerst plaatsvervangend voorzitter en bij diens afwezigheid door een door de aanwezige leden van het raadspresidium aan te wijzen voorzitter.

  • 3. De griffier treedt op als secretaris en is bij elke vergadering van het presidium in die hoedanigheid aanwezig

  • 4. De voorzitter pleegt overleg met het raadspresidium, wanneer hem dit wenselijk voorkomt. Zodanig overleg vindt tevens plaats, indien tenminste twee leden van het raadspresidium hierom verzoeken.

  • 5. Het in het vorige lid bedoelde betreft de gang van zaken met betrekking tot de organisatie van de raadsvergaderingen in de meest ruime zin.

  • 6. Bij afwezigheid van een fractievoorzitter kan deze worden vervangen door een door hem aangewezen raadslid.

  • 7. De vergaderingen van het presidium zijn openbaar tenzij de aard van de onderwerpen naar het oordeel van de meerderheid van het presidium zich daartegen verzetten.

  • 8. De besluitenlijst van de vergadering van het raadspresidium wordt aan alle raads- en burgerleden toegezonden ter kennisneming.

Artikel 7A

  • 1. De raad kan raadscommissies, overige commissies en werkgroepen instellen

  • 2. De nadere taken en bevoegdheden casu quo de werkwijze van het presidium, de agendacommissie en de overige commissies en werkgroepen kunnen bij afzonderlijk raadsbesluit geregeld worden.

  • 3. In overleg met de secretaris kunnen ambtenaren op ad hoc basis als adviseur aan het presidium, de commissies en werkgroepen worden toegewezen

  • 4. De leden van de raadscommissies en overige commissies worden door de raad benoemd. De leden van werkgroepen worden vanuit de fracties via het presidium voorgedragen.

Artikel 7B Agendacommissie

  • 1. De agendacommissie bestaat uit de voorzitter van de raad, de voorzitters van de raadscommissies evenals de griffier

  • 2. De voorzitter van de raad en bij diens afwezigheid zijn vervanger, treedt op als voorzitter van de agendacommissie.

  • 3. De griffier treedt op als secretaris en is bij elke vergadering in die hoedanigheid aanwezig.

  • 4. De voorzitter roept de agendacommissie tijdig voor een geplande raadsvergadering bijeen. Ook als tenminste een van de leden hierom verzoekt roept de voorzitter de agendacommissie bijeen.

  • 5. De agendacommissie bereidt de agenda’s voor van de raadscommissies en van de raadsvergaderingen. De agendacommissie kan voorstellen doen voor het opstellen van een jaaragenda voor de raad en de raadscommissies. Ook kan zij voorstellen doen voor een vergaderschema voor de raad en de raadscommissies.

  • 6. De agendacommissie beslist bij gewone meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken wordt het besluit voorgelegd aan het presidium.

  • 7. De besluitenlijst wordt aan alle raads- en burgerleden ter kennisneming gemaild.

Artikel 8 De toehoorders

  • 1. Toehoorders kunnen de openbare raads- en commissievergaderingen bijwonen op de daartoe voor hen bestemde plaatsen.

  • 2. Toehoorders mogen zich niet in de discussie mengen, met gebruikmaking van hulpmiddelen of anderszins uitingen van beïnvloeding geven of op enigerlei wijze de orde verstoren.

  • 3. De voorzitter kan toehoorders die zich niet houden aan hetgeen in het eerste en het tweede lid van dit artikel is bepaald, uit de vergaderzaal doen verwijderen voor de duur van de vergadering.

  • 4. Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raads- commissievergadering geluid- dan wel beeld registraties willen maken vragen hiertoe vooraf toestemming aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen

Artikel 9 Plaatsen in de vergaderzaal

  • 1. De leden hebben in de vergaderzaal hun vaste zitplaats.

  • 2. De zitplaatsen worden door de voorzitter, na overleg met het raadspresidium, bij het begin van de zittingsperiode, zodanig aangewezen dat de leden, die tot dezelfde groepering (fractie) behoren, naast elkaar hun zitplaats hebben.

  • 3. De griffier heeft zijn zitplaats ter linkerzijde van de voorzitter.

  • 4. Het college neemt plaats aan de vergadertafel.

Artikel 10 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, van communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

HOOFDSTUK IV Vergadering

Afdeling 1 ALGEMEEN

Artikel 11 Vergaderdata

  • 1. De voorzitter bepaalt de dag en uur van de vergadering.

  • 2. De vergadering wordt als regel in de avonduren gehouden.

  • 3. Indien het in artikel 17 Gemeentewet bedoelde aantal leden van de raad een vergadering wensen, wordt zij behoudens het bepaalde in artikel 20 Gemeentewet, binnen veertien dagen gehouden.

Artikel 12 Oproeping en bekendmaking

  • 1. De voorzitter roept de leden tenminste tien dagen tevoren schriftelijk op de vergadering bij te wonen, met vermelding van:

    • a.

      de agenda, waarop de te behandelen onderwerpen zijn vermeld;

    • b.

      een lijst van ingekomen stukken met voorstellen over de wijze van afdoening;

    • c.

      de voorstellen met de daarbij behorende ontwerpbesluiten.

  • 2. Aan de agenda kunnen, zo het raadspresidium zulks nodig oordeelt, bij aanvullingsagenda onderwerpen worden toegevoegd. Een aanvullingsagenda en de desbetreffende stukken worden zoveel mogelijk tenminste tweemaal vierentwintig uur voor het houden van de vergadering aan de leden bezorgd.

  • 3. De in artikel 19 van de Gemeentewet bedoelde openbare kennisgeving geschiedt door publicatie in de voorlichtingsrubriek, zoals die wordt opgenomen in een in de gemeente verschijnend weekblad.

  • 4. In de openbare kennisgeving wordt vermeld de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 17.

  • 5. De raad kan bij vaststelling van de agenda in de vergadering besluiten op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter, onderwerpen die niet in de oproepingsbrief zijn vermeld, aan de agenda toe te voegen of af te voeren.

  • 6. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 7. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13 De wethouder

  • 1. De wethouders zijn voor elke vergadering van de raad uitgenodigd.

  • 2. Wethouders en de burgemeester kunnen deelnemen aan de beraadslagingen over voorstellen die tot hun portefeuille behoren. Indien de portefeuillehouder zich wil laten vervangen door een ander lid van het college meldt hij dit vooraf bij de voorzitter.

  • 3. Het college ontvangt alle relevante stukken.

Artikel 14 Inzage van stukken

  • 1. De stukken, die betrekking hebben op de zaken die aan de orde komen, worden een dag na de oproeping tot en met de dag van de vergadering ter inzage gelegd voor de leden van de raad en de raadscommissies in de leeskamer, worden naar de raads- en burgerleden gemaild en op de website geplaatst.

  • 2. Voor belangstellenden, niet-raadsleden zijnde, worden naast plaatsing op de website ter inzage gelegd de voorstellen die in de vergadering zullen worden behandeld en de lijst van ingekomen stukken.

  • 3. Niemand mag enig stuk buiten het gemeentehuis brengen of doen brengen, tenzij de voorzitter of de griffier daartoe toestemming heeft verleend

  • 4. Indien over stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 15 Presentielijst

De leden van de raad tekenen bij binnenkomst in de vergaderzaal onmiddellijk de daarvoor bestemde presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering, indien op het vastgestelde aanvangsuur het wettelijk vereiste aantal leden aanwezig is.

  • 2. Indien op dat tijdstip het wettelijk vereiste aantal leden niet aanwezig is, stelt de voorzitter de opening maximaal een half uur uit.

  • 3. Indien dan het wettelijk vereiste aantal leden niet aanwezig blijkt te zijn, wordt de presentielijst gesloten en wordt gehandeld in overeenstemming met het bepaalde in artikel 20 Gemeentewet.

Artikel 17 Spreekrecht burgers

  • 1. Na de opening van de vergadering, voor vaststelling van de agenda, kunnen aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over willekeurige onderwerpen. Het kunnen agendapunten zijn, maar dat hoeft niet.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep op de rechter open staat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien een klacht op grond van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit tenminste 15 minuten voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.

Artikel 18 Notulering

  • 1. de notulen van de vergadering houden in:

    • a.

      de namen van de voorzitter en de griffier;

    • b.

      de namen van de aan- en afwezige leden bij de opening;

    • c.

      de vermelding van de zaken, die aan de orde zijn gesteld;

    • d.

      de mutaties en schorsingen tijdens de vergadering, de genomen besluiten, gedane toezeggingen, ingediende moties, initiatiefvoorstellen, amendementen en subamendementen, interpellaties en vragen;

    • e.

      een vermelding van de gehouden stemmingen, waaruit blijkt het aantal en de namen van de leden, die zich voor of tegen een voorstel hebben verklaard of zich op grond van een wettelijk voorschrift van stemming hebben onthouden, dan wel dat een voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen; in het laatstbedoelde geval worden de namen van hen, die geacht willen worden te hebben tegengestemd, vermeld;

    • f.

      een opgave van het aantal ingeleverde stembriefjes met vermelding van het aantal leden dat zich voor of tegen een voorstel verklaarde of blanco briefjes inleverde en van de namen van de leden die zich op grond van een wettelijk voorschrift van stemming dienen te onthouden;

    • g.

      de zakelijke inhoud van het besprokene, met vermelding van de namen van degene, die het woord gevoerd hebben;

    • h.

      aan de notulen is een lijst van afspraken en actiepunten toegevoegd.

  • 2. De notulen worden in de eerstvolgende vergadering ter vaststelling aan de raad voorgelegd, tenzij het ontwerp daarvan, als gevolg van bijzondere omstandigheden, niet tijdig aan de leden kon worden toegezonden. In dat geval worden de notulen in een volgende vergadering ter vaststelling aangeboden.

  • 3. De notulen worden, nadat zij door de raad zijn vastgesteld, door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 19 Toezeggingen

Over de gedane toezeggingen, bedoeld in artikel 18, eerste lid onder d, kunnen de leden van de raad, onmiddellijk na de vaststelling van de notulen, vragen stellen. Deze vragen dienen eenmalig, kort en zakelijk te zijn.

Artikel 20 Notulering besloten vergadering

  • 1. Van besloten vergaderingen worden afzonderlijk notulen gemaakt.

  • 2. Het in artikel 18 bepaalde is op die notulen overeenkomstig van toepassing, met dien verstande, dat de vaststelling van die notulen plaatsvindt in de eerstvolgende vergadering van de raad. Met dien verstande dat deze vergadering dan besloten moet eindigen om deze notulen vast te kunnen stellen.

Artikel 21 Afhandeling agenda

Zowel de voorzitter als de raad - de raad slechts, indien daartoe bij voorstel van orde wordt verzocht en besloten – kunnen besluiten tot:

  • a.

    het afwijken van de volgorde van de agenda;

  • b.

    het gelijktijdig behandelen van twee of meer onderwerpen;

  • c.

    het gesplitst behandelen van een onderwerp;

  • d.

    het opschorten of sluiten van de beraadslagingen, dan wel het verdagen van de beslissing over een onderwerp;

  • e.

    het schorsen of verdagen van de vergadering.

Artikel 22 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt een dag na de oproeping tot en met de dag van de vergadering ter inzage gelegd voor de leden van de raad en de raadscommissies in de leeskamer, worden naar de raads- en burgerleden gemaild en op de website geplaatst.

  • 2. Na de vaststelling van de notulen stelt de raad op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Afdeling 2 Beraadslaging

Artikel 23 Het voeren van het woord

  • 1. Geen lid voert het woord, dan na daartoe verlof van de voorzitter gekregen te hebben.

  • 2. De voorzitter verleent de leden het woord in de volgorde, waarin zij het hebben gevraagd, met dien verstande, dat over een initiatiefvoorstel, een interpellatie, een amendement, een subamendement of motie, allereerst de indiener of de voorsteller het woord mag voeren ter toelichting.

  • 3. De volgorde wordt verbroken, wanneer een lid het woord vraagt over een persoonlijk feit, waarvan hij de inhoud in het kort aan de voorzitter ter kennis heeft gebracht en wanneer een lid een voorstel van orde wil indienen. De voorzitter verleent aan dat lid het woord en laat het bepaalde in het vorige lid buiten toepassing. De leden kunnen hierop in korte bewoordingen reageren na daartoe van de voorzitter verlof te hebben gekregen.

  • 4. De leden spreken vanaf hun zitplaats.

  • 5. Geen spreker mag in zijn rede gestoord worden, behalve door de voorzitter.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in het vijfde lid zijn interrupties toegelaten, die bedoeld zijn ter verduidelijking van hetgeen aan de orde is, zulks ter beoordeling van de voorzitter.

Artikel 24 Beraadslaging in termijnen

  • 1. De beraadslaging geschiedt in ten hoogste twee termijnen.

  • 2. Zowel de voorzitter als de raad kunnen een beraadslaging in meer termijnen toestaan.

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 26 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid van de raad hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats vindt, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

Afdeling 3 De besluitvorming

Artikel 27 Sluiting van de beraadslagingen

  • 1. Na het einde van de laatste termijn, als bedoeld in artikel 24, sluit de voorzitter de beraadslaging over het desbetreffende onderwerp.

  • 2. Ieder lid heeft het recht, indien geen hoofdelijke stemming plaatsvindt, in de notulen te laten vastleggen, dat hij geacht wordt te hebben tegengestemd.

Artikel 28 Volgorde van stemming

  • 1. Indien over een onderwerp verschillende voorstellen zijn gedaan, komt het voorstel met de verste strekking het eerst in stemming.

  • 2. Amendementen komen in stemming voor het voorstel, waarop zij zijn ingediend, te beginnen met het amendement dat het meest afwijkt van het oorspronkelijke voorstel. In dezelfde volgorde wordt gestemd over de (sub)amendementen, waarop zij zijn ingediend.

  • 3. De minder verstrekkende (sub)amendementen en voorstellen vervallen na het aannemen van een (sub)amendement dan wel voorstel met verdere strekking, als bedoeld in de vorige leden van dit artikel.

  • 4. Indien over de toepassing van dit artikel verschil van mening bestaat, beslist de voorzitter. De raad kan van die beslissing afwijken, indien daartoe bij voorstel van orde wordt verzocht en besloten.

Artikel 29 Mondelinge stemming over zaken

  • 1. Voor de hoofdelijke oproeping wordt door het lot beslist bij welk nummer van de presentielijst de stemming zal beginnen. Deze geschiedt dan naar volgorde van de presentielijst.

  • 2. Alvorens over te gaan tot hoofdelijke oproeping, geeft de voorzitter gelegenheid tot het afleggen van een korte stemverklaring indien daarom wordt verzocht.

  • 3. De voorzitter roept de leden vervolgens op aan de stemming deel te nemen.

  • 4. Bij hoofdelijke oproeping is ieder lid verplicht zijn stem “voor” of “tegen” uit te brengen zonder enige bijvoeging (artikel 32 Gemeentewet), tenzij hij zich van stemming moet onthouden ingevolge een wettelijk voorschrift. De griffier neemt de uitgebrachte stemmen schriftelijk op.

  • 5. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd dan wel indien hij als laatste heeft gestemd, tot dat de voorzitter heeft medegedeeld, dat de stemming is voltooid.

  • 6. Bemerkt hij zijn vergissing eerst later, dan kan hij na afloop van de stemming aantekening vragen, dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit echter geen wijziging.

Artikel 30 Schriftelijke stemming over personen

  • 1. Bij het doen van keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen wordt schriftelijk gestemd, tenzij de raad instemt met mondelinge stemming.

  • 2. Ieder lid, dat zich niet ingevolge een wettelijk voorschrift van stemming moet onthouden, is verplicht een gesloten en ongetekend stembriefje in te leveren. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3. De stembriefjes worden verzameld in een daartoe bestemde bus.

  • 4. De voorzitter onderzoekt of het aantal uitgebrachte stembriefjes overeenstemt met het aantal aan de stemming deelnemende leden. Is dit niet het geval dan wordt zonder opening van de briefjes, nadat deze zijn vernietigd een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Ieder briefje wordt vervolgens door de voorzitter voorgelezen, waarna het onmiddellijk door het naast hem gezeten raadslid wordt nagezien, terwijl de uitgebrachte stemmen door de griffier worden genoteerd.

  • 6. Briefjes die niet zijn ingevuld, zijn ondertekend, niet duidelijk een persoon aanwijzen of waarop bij tussenstemming of herstemming een andere naam is ingevuld dan diegene waartoe de keuze beperkt is, worden bij de bepaling van de volstrekte meerderheid niet meegeteld.

  • 7. Indien twijfel bestaat over de inhoud van een uitgebrachte stem, beslist de voorzitter.

  • 8. De vergadering kan vorderen dat een briefje wordt getoond.

  • 9. De voorzitter doet de vergadering mededeling van:

    • a.

      het aantal ingeleverde stembriefjes;

    • b.

      het aantal uitgebrachte geldige stemmen;

    • c.

      het aantal uitgebrachte stemmen, dat van onwaarde is;

    • d.

      het aantal geldige stemmen, dat op iedere persoon is uitgebracht;

    • e.

      de uitslag van de stemming.

Artikel 31 Herstemming over personen

  • 1. Indien bij de eerste herstemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt overgegaan tot een tweede vrije stemming.

  • 2. Indien ook bij de tweede vrije stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, vindt een herstemming plaats tussen de twee personen, die bij de tweede vrije stemming de meeste stemmen hebben behaald.

  • 3. Komen meer dan twee personen voor een herstemming in aanmerking, dan wordt een tussenstemming gehouden tussen degenen die een gelijk aantal stemmen hebben behaald. Door een tussenstemming wordt beslist tot wie de herstemming is beperkt.

Artikel 32 Staking van stemmen over personen

  • 1. Indien de stemmen staken bij een herstemming of een tussenstemming als bedoeld in artikel 31, beslist terstond het lot. De griffier schrijft daartoe de namen van hen, tussen wie de loting plaatsvindt, op briefjes van dezelfde grootte en kleur, welke hij op dezelfde wijze gevouwen in de daartoe bestemde bus doet, waarna de voorzitter één van de briefjes daaruit neemt.

  • 2. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Artikel 33 Stembriefjes

Na afloop van de stemmingen als bedoeld in de artikelen 29, 30 (met uitzondering van artikel 30, lid 4) en 31 worden de uitgebrachte stembriefjes door de griffier vernietigd.

HOOFDSTUK V RECHTEN VAN DE LEDEN

Artikel 34 Amendement

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd om in het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel tot splitsing moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 35 Moties

  • 1. Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van motie is mogelijk, totdat besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden

Artikel 36 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde indienen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 37 Initiatiefvoorstellen

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor al verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering samen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatief voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 38 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 39 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd evenals de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant, burgemeester en wethouders voeren niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 40 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijk of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2. De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien de beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijke lid van het college de vraagsteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden worden door het verantwoordelijke lid van het college aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 5. De vragen en antwoorden worden zo spoedig mogelijk aan de leden van de raad ter kennis gebracht.

  • 6. De vraagsteller kan, bij schriftelijke beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen over het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 41 Vragenronde

  • 1. De vergadering vangt aan met een vragenronde, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het raadspresidium bepalen dat de vragenronde op een ander tijdstip wordt gehouden.

  • 2. De vragenronde duurt maximaal een half uur. De voorzitter kan bepalen dat van deze maximale tijd wordt afgeweken.

  • 3. Het lid van de raad dat tijdens de vragenronde vragen wil stellen, meldt dit onder vermelding van het onderwerp tenminste 24 uur voor aanvang van de vragenronde bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met het raadspresidium weigeren een onderwerp tijdens de vragenronde aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsverga-dering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 4. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens de vragen-ronde aan de orde worden gesteld.

  • 5. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vraagsteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 6. Per onderwerp wordt aan de vraagsteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 7. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vraagsteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 8. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vraagsteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 9. Tijdens de vragenronde kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 42 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, tweede lid en artikel 180, derde lid van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2. Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de raad.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

HOOFDSTUK VI LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 43

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in lid 1 schriftelijk vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 40, zijn overeenkomstig van toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 42, zijn overeenkomstig van toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

HOOFDSTUK VII BESLOTEN VERGADERINGEN

Artikel 44

  • 1. Op een besloten vergadering zijn dezelfde bepalingen van toepassing als die, welke voor de openbare vergaderingen gelden, tenzij het tegendeel blijkt uit het gestelde in wettelijke bepalingen.

  • 2. Voor de afloop van een besloten vergadering wordt op voorstel van de voorzitter beslist over de vraag of geheimhouding zal worden opgelegd over de behandelde stukken.

  • 3. Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid of artikel 86, tweede en derde lid van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

  • 4. Leden van de raadscommissies mogen aanwezig zijn in een besloten raadsvergadering. Voor hen gelden dezelfde verplichtingen ten aanzien van geheimhouding als voor de leden van de raad.

HOOFDSTUK VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 45 Toepassing reglement

In de gevallen, waarin dit reglement niet voorziet of wanneer een artikel voor verschillende uitleg vatbaar blijkt te zijn, beslist de raad.

Artikel 46 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als:

“Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Leiderdorp”.

Artikel 47 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt in werking op 27 november 2006.

  • 2. Met ingang van het in het eerste lid genoemde tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad, vastgesteld op 14 maart 2002.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad van Leiderdorp op 27 november 2006.
de voorzitter, M.Zonnevylle.
de griffier, J.C. Zantingh