Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voorhet financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Leiderdorp

Geldend van 01-01-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Leiderdorp

De raad der gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van , nr. 31 d.d. 10 november 2009;

gezien het advies van commissie 1 van 2 november 2009;

gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de “Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Leiderdorp”.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1 – Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de orga-nisatie van de gemeente Leiderdorp en ten behoeve van de verantwoording die daarvoor moet worden afgelegd.

  • b.

    financiële administratie:

    Het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en samenvoegen van (financiële) gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Leiderdorp, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • 1.

      de financieel-economische positie;

    • 2.

      het financiële beheer;

    • 3.

      de onderverdeling van de budgetten in de begroting;

    • 4.

      de herzieningen van de begroting d.m.v. begrotingswijzigingen;

    • 5.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden, alsmede

    • 6.

      tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover in maandrapportages, voor- en najaarsnota, jaarrekening of anderszins.

  • c.

    financieel beleid:

    De wijze waarop middelen ter beschikking komen en ter beschikking gekomen middelen worden gebruikt om de gemeentelijke doelstellingen te bereiken.

  • d.

    financieel beheer:

    Het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Leiderdorp.

  • e.

    rechtmatigheid:

    het in overeenstemming zijn met wet- en regelgeving, waaronder verordeningen en raads- en collegebesluiten.

  • f.

    doelmatigheid:

    het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • g.

    doeltreffendheid:

    de mate waarin de gemeente erin slaagt met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording.

Artikel 2 – Planning en Controlcyclus.

De planning en controlproducten worden door het college aan de raad aangeboden ter besluitvorming. Het college biedt de stukken steeds tijdig aan doch uiterlijk voor de raad van:

  • 1.

    Juni, de jaarstukken;

  • 2.

    Laatste raad voor het zomerreces, de financiële kadernota;

  • 3.

    September, de zomernota;

  • 4.

    Laatste raad voor 15 november, de programmabegroting met meerjarenraming.

Artikel 3 – Programma-indeling.

  • 5. De raad stelt de programma-indeling vast.

  • 6. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappe-lijke effecten van het gemeentelijk beleid en het afleggen van verantwoording daarover.

Artikel 4 – Inrichting begroting en jaarstukken.

  • 1 Bij de begroting en het jaarverslag wordt een financieel overzicht gegeven van de producten ingedeeld naar programma’s.

  • 2 Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van elke nieuwe investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en van elke reeds bestaande investering het geautoriseerde investeringskrediet.

  • 3 In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde inves-teringskredieten weergegeven.

Artikel 5 – Financiële kadernota.

Het college biedt de raad een nota aan met een voorstel over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad geeft aan de hand van dit voorstel vóór het zomerreces de kaders aan voor het college voor het opstellen van de begroting van het komende jaar en de bijbehorende meerjarenraming.

Artikel 6 – Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen.

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting het totaal van baten en lasten per programma en het overzicht van algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ont-vangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Bij de behandeling in de raad van de hierna in artikel 7 beschreven Zomernota kan het college voorstellen doen voor wijziging van de door de raad geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

  • 4. Begrotingswijzigingen van of tussen Programmabudgetten en reserves vanaf € 15.000 worden vooraf en met een toelichting aan de raad ter vaststelling aangeboden. Wijzigingen tot € 15.000 worden achteraf door middel van een begrotingswijziging aan de raad ter vaststelling voorgelegd.

  • 5. Investeringen waarvoor geen dekking in de Programmabudgetten is opgenomen en waarvan de jaarlijkse lasten niet meer bedragen dan € 15.000 worden achteraf door middel van een begrotingswijziging aan de raad ter vaststelling aangeboden.

Artikel 7 – Zomernota en GIG

  • 1. Het college informeert de raad door middel van de Zomernota over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste zes maanden van het begrotingsjaar.

  • 2. De Zomernota bevat in ieder geval een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het resultaat vóór bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e.

      het resultaat na bestemming volgend uit de onderdelen c en d;

    • f.

      de uitputting van investeringskredieten.

  • 3. In de Zomernota wordt de voortgang per programma toegelicht. Hierbij wordt aandacht besteed aan de inhoudelijke en financiële voortgang.

  • 4. Het college informeert de raad twee maal per jaar over de financiële ontwikkeling en voortgang van de gemeentelijke grondexploitatie. Dit gebeurt door middel van:

    • a.

      De Gemeentelijke Integrale Grondexploitatie (GIG). In de GIG worden met peildatum 1 januari alle grondexploitaties opnieuw doorgerekend. De GIG wordt in het voorjaar door het college ter besluitvorming aangeboden aan de raad.

    • b.

      De voortgangsrapportage GIG. In de voortgangsrapportage GIG wordt gerapporteerd over de voortgang tov de GIG per 1 januari. Bij een mutatie groter dan € 50.000 op het resultaat wordt een gewijzigde grondexploitatie ter vaststelling voorgelegd aan de raad. De voortgangsrapportage wordt in het najaar door het college aangeboden aan de raad.

Artikel 8 – Informatieplicht.

Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld binnen 4 weken zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen van:

het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000;

Hoofdstuk 3. Financieel beleid.

Artikel 9 – Waardering en afschrijving vaste activa.

  • 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden, indien geactiveerd, lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Activa met economisch nut en een verkrijgingprijs van minder dan € 5.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen.

  • 4. Gronden en terreinen worden geactiveerd, maar er wordt niet op afgeschreven.

  • 5. Voor het afschrijven van de materiële vaste activa met economisch nut worden de termijnen gehanteerd zoals vermeld in het overzicht “Afschrijvingstermijnen vaste activa”, dat als bijlage 1 onderdeel uitmaakt van deze verordening.

  • 6. Indien voor rioleringswerkzaamheden in het Gemeentelijk Riolerings Plan (GRP) een kortere afschrijvingstermijn wordt genoemd dan de in bijlage 1 genoemde termijn dan wordt de GRP-termijn gehanteerd.

  • 7. Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording worden verstaan investeringen in aanleg en vervanging van: (de inrichting van) wegen, waterwegen, civiele kunstwerken, groen en kunstwerken.

  • 8. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.

  • 9. Met het afschrijven van activa wordt gestart in de maand volgend op de maand waarin het actief is opgeleverd.

  • 10. Uitsluitend aan investeringen, die aan het einde van het boekjaar nog niet volledig zijn afgerond, wordt bij de jaarrekening rente toegerekend. Deze rente wordt berekend over de boekwaarde per 1 januari en de uitgaven in dat boekjaar.

Artikel 10 – Voorziening voor oninbare vorderingen.

  • 1. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende zaakbelastingen;

    • b.

      afvalstoffenheffing;

    • c.

      reinigingsrechten;

    • d.

      rioolheffingen;

    • e.

      hondenbelasting en;

    • f.

      precariobelasting.wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. De omvang van deze voorziening wordt berekend op basis van een percentage over de openstaande vorderingen voor deze heffingen, welke ouder zijn dan 2 jaar.

  • 2. Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 11 – Reserves en voorzieningen.

  • 1. Het college biedt de raad minimaal eens in de vier jaar een Nota reserves en voorziening-en aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding voor voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangege-ven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve en;

    • d.

      de maximale looptijd.

Artikel 12 – Kostprijsberekening.

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voor-zieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing/reinigingsrechten de Compen-sabele Btw (BCF).

  • 3. De interne rekenrente, welke wordt gebruikt voor rentetoerekening aan activa, wordt afge-stemd op het rentepercentage voor langgeld-verstrekkingen door de Bank van Nederland-se Gemeenten aan overheidsorganen.

Artikel 13 – Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen.

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing/reinigingsrechten.

Artikel 14 – Financieringsruimte.

  • 1 Het college zorgt bij het uitoefenen van de financiële functie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals rente-, koers- en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rende-ment op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van geldstromen en financiële posities.

  • 2 Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de richtlijnen zoals opgenomen in de wet FIDO en RUDDO alsmede het treasurystatuut in acht.

  • 3 Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van finan-ciële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uit-zettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4 Het college doet de raad op basis van daartoe geldende regelgeving een voorstel tot vaststelling of wijziging van het Treasurystatuut.

Hoofdstuk 4. Paragrafen.

Artikel 15 – Lokale heffingen.

In de paragraaf Lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording in ieder geval op:

  • a.

    de mate van kostendekkendheid van de rioolheffing en afvalstoffenheffing/ reinigingsrechten;

  • b.

    de geraamde respectievelijk gerealiseerde opbrengsten per lokale heffing;

  • c.

    het kwijtscheldingsbeleid.

Artikel 16 – Weerstandsvermogen.

  • 1. Het beleid wordt in de nota Weerstandsvermogen en Risicomanagement weergegeven. Deze nota wordt minimaal één keer in de vier jaar geactualiseerd en aan de raad aangeboden.

  • 2. In de paragraaf Weerstandsvermogen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het besluit Begroting en Verantwoor-ding in ieder geval op:

    • a.

      de gewenste omvang van de weerstandscapaciteit. De weerstandscapaciteit bestaat daarbij uit de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken;

    • b.

      een opsomming van de 10 risico’s van materieel belang met de grootste invloed op de exploitatie, inclusief een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen;

    • c.

      de relatie tussen de geraamde respectievelijk aanwezige weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de hiervoor in lid b. bedoelde risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 17 – Onderhoud kapitaalgoederen.

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Onderhoud kapi-taalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      de omvang van het achterstallig onderhoud;

    • c.

      het gewenste onderhoudsniveau.

  • 2. Het college biedt de raad minimaal eens in de vier jaar ter vaststelling aan een:

    • a.

      onderhoudsplan openbare ruimte. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten voor het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair.

    • b.

      rioleringsplan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen.

    • c.

      onderhoudsplan gebouwen. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen.

Artikel 18 – Financiering.

In de paragraaf Financiering bij de begroting en jaarstukken neemt het college naast de ver-plichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording in ieder geval op:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisico - norm;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • d.

    de rentekosten en – opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 19 – Bedrijfsvoering.

In de paragraaf Bedrijfsvoering bij de begroting en jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de ontwikkelingen m.b.t. organisatie, planning & control en communicatie;

  • c.

    de kosten van inhuur derden.

Artikel 20 – Verbonden partijen.

In de paragraaf Verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording in ieder geval van elke verbonden partij op:

  • a.

    de naam en vestigingsplaats;

  • b.

    het financieel belang van de gemeente;

  • c.

    de zeggenschap van de gemeente;

  • d.

    het publiek belang dat wordt gediend met de deelname.

Artikel 21 – Grondbeleid.

  • 1. In de paragraaf Grondbeleid bij de begroting en jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording in ieder geval op:

    • a.

      de verwerving van gronden;

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

  • 2. Het college biedt de raad minimaal eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota Grond-beleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de uitgangspunten voor het opstellen van grondexploitaties, zoals rente, winstneming, resultaatbestemming en prijsstelling van de verkoop van gronden.

Hoofdstuk 5. Financieel beheer en interne controle.

Artikel 22 – Administratie.

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en inves-teringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 23 – Interne controle.

  • 1 Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de recht-matigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheers-handelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2 Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepa-pieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren)vorderingen, de opgenomen leningen en de (crediteuren)schulden UjaarlijksU worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen minimaal eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Artikel 24 – Misbruik en oneigenlijk gebruik.

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie

Artikel 25 – Financiële organisatie.

  • 1. Het college zorgt voor en legt vast:

    • a.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toe-wijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbe-horende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • e.

      de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

Artikel 26 – Inkoop en aanbesteding.

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 28 – Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

  • 2 Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening gemeente Leiderdorp 2008”, vastgesteld door de raad op 17 december 2007.

Artikel 29 – Citeerartikel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “Financiële verordening 2010 gemeente Leiderdorp”.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van

de raad van Leiderdorp op 15 december 2009,

de griffier,mw. J.C. Zantingh

de voorzitter,M.Zonnevylle

Bijlage 1: Afschrijvingstermijnen vaste activa

De volgende vaste activa worden lineair afgeschreven in:

Activa

max. afschrijvingstermijn *)

Gebouwen

Schoolgebouwen

40 jaar

Kantoor- en overige gebouwen

50 jaar

Technische installaties in gebouwen

15 jaar

Veiligheidsvoorzieningen in gebouwen

20 jaar

Semi-permanente gebouwen

20 jaar

Renovatie/verbouwing permanente gebouwen

25 jaar

Renovatie/verbouwing semi-permanente gebouwen

10 jaar

Riolering

Riolering - aanleg

50 jaar

Riolering - vervangen leidingen

25 jaar

Riolering - gemalen

15 jaar

Transportmiddelen

Zware transportmiddelen

10 jaar

Overige transportmiddelen

9 jaar

Aanhangwagens

9 jaar

Kantoorinrichting

Kantoorinventaris

15 jaar

Kantoormachines

5 jaar

Telecom- en automatiseringsapparatuur

5 jaar

Software, incl. implementatiekosten

4 jaar

Brandweer

Brandweervoertuigen

15 jaar

Overige brandweerapparatuur

10 jaar

Brandweerkleding, helmen, maskers

10 jaar

Sportvelden

Aanleg grassportvelden

15 jaar

Toplaag kunstgrasvelden

12 jaar

Sporttechnische laag kunstgrasvelden

20 jaar

Onderlaag kunstgrasvelden

30 jaar

Overig

Investering t.b.v. apparatuur of voertuigen

technische levensduur

*) de afschrijvingstermijn mag niet langer zijn dan de verwachte levensduur