Regeling vervallen per 01-01-2004

Verordening op de heffing en de invorderingvan precariorechten 2003

Geldend van 01-01-2003 t/m 31-12-2003

Intitulé

Verordening op de heffing en de invorderingvan precariorechten 2003

De raad der gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van 5 november 2002, nr. 230;

gezien het advies van commissie 1 van 18 november 2002;

gelet op het bepaalde artikel 228 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Verordening op de heffing en de invordering

van precariorechten 2003

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

a. “ dag”

de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

b. “dagdeel”

de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij de periode maximaal 6 aaneengesloten uren betreft;

c. “ week”

een aaneengesloten periode van zeven dagen;

d. “ maand “

een kalendermaand

e. “ kwartaal “

een kalenderkwartaal;

f. “ jaar “

een kalenderjaar

Artikel 2

Belastbaar feit

Onder de naam “ precariobelasting “ wordt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of voor de openbare dienst bestemd gemeentewater een recht geheven overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Artikel 3

Belastingplicht

De rechten als bedoeld in artikel 2 worden geheven van diegene van wie dan wel ten behoeve van wie voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond of gemeentewater afkomstig zijn of worden aangetroffen.

Artikel 4

Belastingtijdvak

Het heffingstijdvak is de in een kalenderjaar gelegen periode gedurende welke zich een belastbaar feit in de zin van de verordening voordoet of zal voordoen.

Artikel 5

Tarieven

De rechten worden geheven naar de tarieven en naar het aantal eenheden bepaald en bere-kend aan de hand van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Bij de toepassing van de in de tarieventabel opgenomen tarieven respectievelijk per maand en per week, zal in totaal niet meer worden geheven dan bij toepassing van het tarief voor een jaar of een maand zou zijn verschuldigd.

Belastingaanslagen van minder dan EUR 4,55 worden niet opgelegd.

Voor de toepassing van het bepaalde in het vierde lid wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde precariorechten aangemerkt als een belastingaanslag

Artikel 6

Wijze van heffing; tijdstip verschuldigdheid

  • 1.

    De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    Het recht is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aan-vang van de belastingplicht.

Artikel 7

Termijnen van betaling

De aanslag moet worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

Artikel 8

Ontheffing

Indien na het opleggen van de aanslag aannemelijk wordt gemaakt, dat het belastbare feit zich slechts gedurende een gedeelte van het voor de berekening van het recht in aanmerking geno-men heffingstijdvak voordoet of zal voordoen, wordt op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet ( Stbl. 1993, 611) ontheffing verleend, voor zover het betreft:

  • a.

    een tariefstelling per maand of per jaar over de resterende maanden van dat tijdvak;

  • b.

    een tariefstelling per week over de resterende weken van dat tijdvak.

Artikel 9

Vrijstellingen

De in artikel 2 bedoelde rechten worden niet geheven ter zake van:

  • -

    het hebben van voorwerpen of werken, ten behoeve van eigendommen welke bij de ge-meente of haar instellingen in gebruik zijn, met uitzondering van eigendommen welke aan derden zijn verhuurd of in beheer en exploitatie zijn gegeven;

  • -

    het hebben van voorwerpen of werken welke, noodzakelijk voor de uitoefening van hun pu-bliekrechtelijke taak, door het rijk, de provincie, de gemeente of door waterschappen zijn aangebracht of geplaatst;

  • -

    het hebben van kabels, buizen, leidingen en degelijke door nutsbedrijven, met uitzondering van centrale antenne inrichtingen;

  • -

    verzamelbakken, zoals glascontainers, welke in het belang van het hergebruik van afzon-derlijk in te zamelen afvalstoffen bedoeld in artikel 30 van de Afvalstoffenwet op of in de voor de openbare dienst bestemde grond zijn geplaatst;

  • -

    brievenbussen, postzegelautomaten, telefooncellen;

  • -

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van andere overeenkomstige instellingen;

  • -

    het hebben van voorwerpen waarvan de aanwezigheid door de gemeente op grond van een overeenkomst of anderszins rechtens moet worden gedoogd;

  • -

    het hebben van voorwerpen uitsluitend langs de gevel aangebracht, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,10 meter buiten de gevel steken;

  • -

    het hebben van voorwerpen uitsluitend gebezigd door een liefdadig doel en of door instelling of groeperingen welke een bijdrage kunnen leveren tot politieke of maatschappe-lijke bewustwording van de burgers, doch welke nog direct, nog indirect een zakelijk belang nastreven.

Artikel 10

Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11

Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toe-stemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

Artikel 12

Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelas-tingen (Stbl. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wet-houders aangewezen ambtenaren belast met de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen.

Artikel 13

Rente

Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toe-passing op de invordering van precariorechten.

De ministeriele regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet vindt daarbij overeen-komstige toepassing.

Artikel 14

Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    De “verordening precariorechten 2002 “ van 10 december 2001, alsmede de eerste wijzi-ging van 14 januari 2002 worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de be-lastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekend-making.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2003.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als

    “Verordening precariobelasting 2003”

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad van Leiderdorp op 9 december 2002,
de plv.voorzitter,
R.F. Thunnissen
de griffier,
mw. J.C. Zantingh