Beleidsnota randvoorwaarden bij plaatsing van antenne-installaties in Leiderdorp

Geldend van 04-07-2006 t/m heden

Intitulé

BELEIDSNOTA RANDVOORWAARDEN BIJ PLAATSING VAN ANTENNE-INSTALLATIES IN LEIDERDORP

Gemeente Leiderdorp 3 juli 2006 Antennebeleid Gemeente Leiderdorp, 3 juli 2006 blz 2 van 13

Inhoud

1. Inleiding ....................................................... 3

2. Typen draadloze netwerken ........................ 3

3. Nationaal antennebeleid ............................. 4

4. De techniek .................................................. 5

5. Antenne-installatie en Bouwvergunning...... 6

6. Bestaande antenne-installaties ................... 7

7. Toetsingskader ............................................. 7

7.1 Algemeen .................................................... 7

7.2 Milieu en gezondheid .................................. 7

7.3 Stedenbouwkundige uitgangspunten ......... 8

7.4 Welstand ..................................................... 9

7.5. Gemeentelijke beleidskaders ................... 9

Literatuur: ........................................................ 11

Bijlagen:

-Overzicht antenne-installaties in Leiderdorp (begin 2006)

-Milieudienst West-Holland; Mobile telefonie en gezondheid, stand van zaken zomer 2005; Antennebeleid Gemeente Leiderdorp, 3 juli 2006 blz 3 van 13

1. Inleiding

In 1999 heeft de raad ingestemd met een beleidsnotitie voor de plaatsing van zend- en antenne installaties voor telecommunicatie. De grote groei van deze installaties in de afgelopen jaren, de aangepaste techniek, de maatschappelijke discussie en de aangepaste wetgeving, maken het noodzakelijk deze beleidsnotitie te herzien. Het plaatsen van op zich zelf staande masten voor antenne-installaties voor telecommunicatie is een actueel politiek- en maatschappelijk vraagstuk. Teneinde een handvat voor de politieke besluitvorming te creëren wordt het bestaande beleid op dit gebied, met deze beleidsnotitie herzien. Vanaf 1997 heeft de mobile telefonie zich in een hoog tempo ontwikkeld. Er zijn ruim 16 miljoen abonnementen in Nederland en de behoefte aan netwerken voor draadloze communicatie blijft nog steeds verder toenemen. Met de komst van de nieuwe mobiele communicatie standaard UMTS (Universal Mobile Telecommunications System) wordt het bestaande netwerk van GSM (GSM-900 en DCS-1800) sterk uitgebreid. In Nederland zijn vijf aanbieders (operators) van mobile telefoonnetwerken actief. Dit zijn KPN Mobile, Vodafone, T-Mobile, Orange en Telfort. Deze operators hebben van de rijksoverheid frequenties toegewezen gekregen. Bij het verlenen van de vergunningen aan de operators zijn eisen gesteld aan de kwaliteit en de capaciteit. De operators zijn verplicht om 24 uur per dag, 7 dagen per week, landelijke dekking te verzorgen. Uit deze verplichting voor de operators om te zorgen voor een landelijke dekking vloeit voor de gemeenten de verplichting voort om - binnen door de gemeente nader te omlijnen kaders - medewerking te verlenen aan het plaatsen van zend- en/of antenne-installaties. In het stedelijk gebied kan het plaatsen van antennes op een hoog gebouw vaak een goed alternatief zijn om het plaatsen van antenne-installaties (masten) te voorkomen. In het buitengebied is het plaatsen van masten meestal de enige mogelijkheid.

2. Typen draadloze netwerken

Draadloze netwerken vormen in toenemende mate een onmisbaar onderdeel van de telecommunicatie-infrastructuur. Kenmerkend voor een draadloos netwerk is, dat het is opgebouwd uit zend- / ontvangstin-stallaties met de bijbehorende antennes. Er bestaan veel verschillende typen draadloze netwerken. Naar gelang de functie en de toegepaste technologie (bijvoorbeeld digitale mobiele telefonie of analoge radio-omroep) zijn er voor een netwerk meer of minder antenne-installaties nodig en verschillen de technische specificaties daarvan, zoals de hoogte en het zendvermogen. Voor het infrastructuurbeleid zijn de navolgende typen netwerken relevant. Netwerken voor mobiele communicatie

  • a.

    Digitale mobiele telefonie. Momenteel zijn er vijf netwerken voor digitale mobiele telefonie opera-tioneel, gebaseerd op de standaarden GSM-900 en DCS-1800 (tezamen veelal als "GSM" aangeduid). De antennes worden laag tot middelhoog opgesteld (van 10 tot ca. 30 meter) en hebben een gering zendvermogen van minder dan 100 Watt tot ca. 250 Watt. Ten behoeve van deze netwerken zijn reeds zeer veel antennes geplaatst.

  • b.

    Digitale mobiele communicatie. De mogelijkheden van GSM-900 en DCS-1800 worden momenteel sterk uitgebreid door de komst van de nieuwe standaard UMTS (Universal Mobile Telecommunications System). Deze standaard maakt communicatiesnelheden mogelijk, vergelijkbaar met de snelheid van het vaste net. Daardoor wordt bijvoorbeeld mobiel Internet een serieuze toepassing. De benodigde frequenties zijn medio 2000 uitgegeven. De antennes worden laag tot middelhoog opgesteld en zenden voor het merendeel met een zeer gering vermogen van minder dan 100 Watt.

  • c.

    Digitale mobiele communicatie voor besloten gebruikersgroepen. Voor speciale toepassingen ten behoeve van besloten gebruikersgroepen bestaat de TETRA-standaard (Terrestrial Trunked Radio). De antennes worden middelhoog opgesteld (tot ca. 50 meter) en hebben een laag Antennebeleid Gemeente Leiderdorp, 3 juli 2006 blz 4 van 13 vermogen. Op basis van deze standaard is het overheidsnetwerk C2000 gerealiseerd, bedoeld voor exclusief gebruik door de hulpdiensten politie, brandweer en ambulance. Ook is er frequentieruimte voor een commercieel TETRA-netwerk uitgegeven.

Omroepnetwerken

  • a.

    Analoge AM-omroep. Ten behoeve van radio-uitzendingen zijn sinds jaar en dag enige tientallen middengolfzenders en kortegolfzenders (voor Radio Nederland Wereldomroep) in gebruik. De an-tennes zijn hoog (van ca. 50 - 100 meter) en zenden veelal uit met een hoog vermogen, tot 150 kWatt.

  • b.

    Analoge FM-omroep. Voor uitzendingen van radio en televisie zijn enkele tientallen FM-zenders in gebruik. De antennes zijn hoog (van ca. 50 - 150 meter) en zenden uit met een hoog vermogen, tot 100 kWatt.

  • c.

    Digitale radio en televisie. Inmiddels vinden radio- en televisie-uitzendingen (aangeduid als respectievelijk TDAB en DVBT) deels ook digitaal plaats. De frequenties daarvoor zijn in 2001 uitgegeven. Digitale omroepnetwerken bieden diverse voordelen ten opzichte van analoge omroepnetwerken. De kwaliteit van de uitzendingen is hoger, terwijl er tegelijkertijd aanzienlijk meer kanalen binnen de beschikbare frequentiebanden gebruikt kunnen worden. De antennes voor digitale omroepnetwerken zijn hoog (tot ca. 150 meter), maar zenden uit met een vrij laag vermogen, tot maximaal 10 kWatt.

Overige netwerken

  • a.

    Wireless Local Loop (WLL). Binnenkort wordt het mogelijk de aansluiting van abonnees op het vaste telefonienetwerk (dus de draad tussen de abonnee en de eindcentrale van het netwerk) te vervangen door een draadloze verbinding. Deze technologie staat bekend als WLL. De benodigde frequenties worden op korte termijn uitgegeven. Antennes voor WLL zijn laag tot middelhoog en zenden uit met een laag tot zeer laag vermogen, vergelijkbaar met de antennes voor mobiele telefonie.

  • b.

    Diverse toepassingen. Tenslotte bestaan er nog enkele draadloze netwerken in de categorie "diversen", zoals ten behoeve van de luchtverkeersleiding. Het gaat hier om besloten netwerken met een relatief gering aantal gebruikers. Vanwege de geringe omvang en de beperkte mate waarin deze netwerken aan wijzigingen onderhevig zijn, zijn ze voor het infrastructuurbeleid nauwelijks relevant.

Zoals uit bovenstaande blijkt zijn antenne-installaties, nu en in de toekomst, niet alleen nodig voor mobiele telefonie, maar ook voor andere vormen van telecommunicatie en zal de behoefte aan antenne-installaties toenemen. Deze beleidsnota heeft dus betrekking op zend- en antenne-installatie in zijn algemeenheid en is niet specifiek gericht op mobiele telefonie. Voor zover er in deze nota gesproken wordt over mobiele telefonie dient gelezen te worden (tele)communicatie in zijn algemeenheid. Particuliere zendinstallaties vallen niet binnen de kaders van deze beleidsnota.

3. Nationaal antennebeleid

Het doel van het Nationaal antennebeleid is het binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid stimuleren en faciliteren van voldoende ruimte voor antenneopstelpunten. (niet van toepassing op zendantennes voor particulier of kleinschalig besloten gebruik zoals bijvoorbeeld radiozendamateurs) In het kader van het Nationaal antennebeleid heeft de overheid tezamen met de VNG afspraken met de 5 operators gemaakt omtrent de plaatsing van vergunningsvrije antenne-installaties.

Deze afspraken zijn vastgelegd in een convenant, dat op 27 juni 2002 door alle betrokken partijen is ondertekend en hebben betrekking op: • de optimale samenwerking tussen de operators;

• het opstellen van een plaatsingsplan(via Monet); Antennebeleid Gemeente Leiderdorp, 3 juli 2006 blz 5 van 13

• de visuele inpasbaarheid van vergunningvrije antenne-installaties;

• het instemmingsrecht van bewoners bij plaatsing op een woongebouw en

• de blootstellingslimieten. Plaatsingsplan De operators stellen samen een plaatsingsplan op waarin alle geplande en bestaande antenne-installaties In de gemeente vermeldt staan. Hiermee informeren zij de gemeente over locaties voor antennes. Op deze manier krijgt de gemeente beter inzicht in het totale aantal antenne-installaties en hun locaties. Als een operator een antenne-installatie op een woongebouw wil plaatsen, moet hij eerst aannemelijk maken dat dit echt noodzakelijk is. Dit is het geval wanneer er geen andere geschikte locatie is, of wanneer de plaatsing van zo‟n antenne-installatie op een woongebouw voorkomt dat de operator op andere gebouwen (of elders in die buurt) meer antenne-installaties moet plaatsen. In het convenant zijn afspraken gemaakt over wat in een plaatsingsplan moet staan en welke procedure de partijen moeten volgen voor de bespreking van het plan. Visuele inpasbaarheid De wijze waarop een antenne-installatie vergunningsvrij gebouwd mag worden, is in de Woningwet geregeld (zie ook hoofdstuk 5 van deze nota). Voor bijzondere gevallen is in het convenant vastgesteld dat gemeenten – in aansluiting op het lokale welstandsbeleid – eisen kunnen stellen aan de kleuren van de techniekkast, de bekabeling en de gevelantennes. Op deze manier kunnen gemeenten ervoor zorgen dat operators bij het plaatsen van antenne-installaties voldoende rekening houden met het lokale straat– en landschapsbeeld. In het convenant is afgesproken dat de gemeenten deze eisen kenbaar maken aan de operators en dat de operators zich aan deze eisen houden. Instemmingprocedure voor bewoners Plaatsing van een antenne-installatie op of aan een woongebouw met huurwoningen, is niet mogelijk wanneer meer dan de helft van de huurders tegen die plaatsing stemt. In het convenant is daarvoor een procedure afgesproken. Een onafhankelijk administratiebureau coördineert deze instemmingprocedure en zorgt voor de verspreiding van de zogenaamde instemmingsformulieren. Bewoners kunnen op deze formulieren aangeven of ze al dan niet instemmen met de plaatsing van één of meer antenne-installaties op hun woongebouw. Het onafhankelijke administratiebureau telt de stemmen. De operator krijgt vervolgens de kans eventuele bezwaren weg te nemen en mag dan een tweede ronde houden om alsnog instemming te krijgen. Per jaar kunnen er per woongebouw maximaal twee instemmingsprocedures – met elk twee rondes – plaatsvinden. Blootstellingslimieten Mobiele telecommunicatie maakt gebruik van radiofrequente elektromagnetische velden. Uit onderzoek blijkt dat dit geen nadelig gevolg heeft voor de volksgezondheid wanneer de veiligheidslimieten voor blootstelling aan elektromagnetische velden niet worden overschreden. Deze veiligheidslimieten zijn gebaseerd op alle beschikbare informatie uit internationaal wetenschappelijk onderzoek en komen overeen met de Europese richtlijnen en het advies van de Nederlandse Gezondheidsraad. Om geen enkel risico te nemen, is in de limieten een ruime veiligheidsmarge doorgevoerd. In het convenant staat dat bij plaatsing van antenne-installaties alle operators in Nederland ervoor zorgen dat de blootstellingslimieten op vrij toegankelijke plaatsen niet worden overschreden.

4. De techniek

Om de noodzaak van plaatsing van de vele antennes te kunnen doorgronden is het wenselijk om enig inzicht te geven in de techniek, die aan de mobile telefonie ten grondslag ligt. Een aantal factoren is van invloed op het areaal antenne-installaties dat geplaatst moet worden om een goede communicatie te kunnen garanderen: -het aantal beschikbare frequenties per antenne / inrichting; -de hoogte van de bebouwing in de omgeving; -het aantal abonnees; -de sterkte van de zender in de mobile toestellen en -de plaats waar de gebruikers zich bevinden. In principe is het technisch mogelijk om het hele land vanuit één grote, sterke zendmast te bestrijken. Het beperkte aantal radiofrequenties dat beschikbaar is, maakt Antennebeleid Gemeente Leiderdorp, 3 juli 2006 blz 6 van 13

dat echter onmogelijk. Ter illustratie: KPN Telecom heeft van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat 38 frequenties ter beschikking gekregen voor mobiel communicatie. Op ieder van die frequenties kunnen maximaal 8 gesprekken tegelijk gevoerd worden. Om de miljoenen abonnees – alleen KPN heeft er al meer dan vijf miljoen – de beschikking te geven over een telefoonlijn op het moment dat zij dat willen, moet dezelfde frequentie daarom meermalen worden gebruikt. In Groningen maakt lokaal mobiel telefoonverkeer bijvoorbeeld van een frequentie gebruik die ook in Limburg wordt gebruikt. Om te voorkomen dat de gesprekken, die in de verschillende regio‟s op dezelfde frequentie gevoerd worden, elkaar storen, wordt het zendvermogen van de apparatuur beperkt. Signalen die in de ene regio verzonden worden, bereiken de andere niet. Gevolg hiervan is, dat iedere antenne slechts een relatief klein gebied bestrijkt. Om ervoor te zorgen dat toch het hele land goed bereikbaar is, moeten daarom relatief veel zend- / antenne-installaties (zowel masten als daklocaties) worden geplaatst. Logisch gevolg van bovenstaande is dat met de groei van het klantenbestand per operator het netwerk van antenne-installatie verdicht moet worden, om alle klanten te kunnen bedienen.

5. Antenne-installatie en Bouwvergunning

Het woord “antenne” in de Woningwet dient blijkens de memorie van antwoord zeer strikt ingevuld te worden. Onder “antenne” wordt verstaan de staaf of spriet (met dwarssprieten) voor het ontvangen en zenden van signalen. Een “antenne-installatie” bestaat in het algemeen uit drie onderdelen, te weten een apparatuurkast, een mast en één of meer antennes. Met de aanpassing van de Woningwet (per januari 2003) heeft de wetgever een aantal bouwwerken vergunningsvrij gemaakt. Antenne-installaties ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobile communicatie door hulpverleningsdiensten zijn bouwvergunningsvrij geworden. Antenne-installaties voor mobiel telecommunicatie vallen hier, onder bepaalde voorwaarden, ook onder. De antenne-installatie dient in die gevallen o.a. te voldoen aan de volgende voorwaarden: Bij bouwen op of aan een bouwwerk:

  • 1.

    De hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, of indien bevestigd aan een gevel van een gebouw, gemeten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruit, minder is dan 5 m, en:

    • a.

      De antenne, met antennedrager, geplaatst is op een hoogte van meer dan 9 m, gemeten vanaf het aansluitende terrein,

    • b.

      De techieniekkast:

o Inpandig of ondergronds is geplaatst, of

o Op een plat dak is geplaatst, kleiner is dan 2 m3 en meer dan 1 m achter de dakrand is geplaatst.

c. De bedrading in of direct langs de antennedrager of inpandig is aangeracht, dan wel in een kabelgoot.

Voor een volledig overzicht van de voorwaarden wordt verwezen naar het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken’ Bovenstaande betekent dat de meeste antenne-installaties die op bestaande gebouwen worden opgericht, onder het vergunningsvrije regime vallen. Indien de gemeente geen eigenaar van de betreffende gebouwen is, kan zij dus geen invloed uitoefenen op de plaatsing van antenne-installaties op die gebouwen. Antenne-installaties die niet voldoen aan boven genoemde richtlijnen zijn wel bouwvergunningplichtig. Het betref hier meestal antenne-installaties die worden opgericht met een vrijstaande antennemast als antennedrager. Hierbij heeft de wetgever er voor gezorgd dat antennemasten tot 40 m onder de categorie van de lichte bouwvergunning vallen. Een aanvraag om bouwvergunning wordt getoetst aan het bestemmingsplan, de gemeentelijke Bouwverordening, het Bouwbesluit en, voor zover van toepassing, aan welstandscriteria. Daarnaast kan in bijzondere situaties een vergunning ingevolge de Monumentenwet vereist zijn. Als een aanvraag in overeenstemming is met de gestelde eisen, dan moet de bouwvergunning worden verleend. Antennebeleid Gemeente Leiderdorp, 3 juli 2006 blz 7 van 13

In het algemeen passen antenne-installaties die gebruik maken van een vrijstaande mast, niet binnen de bestemmingen en de bebouwingsvoorschriften van vigerende bestemmingsplannen. In dit geval is vrijstelling van het bestemmingsplan nodig om een bouwvergunning te kunnen verlenen. Per 1 januari 2003 is artikel 20 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) uitgebreid, zodat voor antenne-installaties van 5 tot 40 meter hoogte, die binnen de bebouwde kom worden geplaatst en waarvoor vrijstelling van het bestemmingsplan nodig is, de vrijstellingsprocedure van artikel 19, derde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) kan worden toegepast. De vrijstellingsprocedure als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 19 WRO zullen onder het regiem van de nieuwe Woningwet van belang blijven voor antenne-installaties tot 40 meter buiten de bebouwde kom en alle overige antenne-installaties hoger dan 40 meter.

6. Bestaande antenne-installaties

Op het moment dat deze nota geschreven wordt zijn in de gemeente Leiderdorp 30 antenne-installaties (aan masten en op- of aan gebouwen) ten behoeve van het mobile telefoonverkeer aanwezig. Het betreft hier 25 GSM antennes en 5 UMTS antennes. Een recent overzicht van de aanwezige antenne-installaties, compleet met specificaties, is te vinden op de website www.antenneregister.nl. Naast de masten ten behoeve van mobile telefonie is in het kader van het C2000-systeem een mast geplaatst aan de zuidkant van de begraafplaats aan de Hoogmadeseweg. Deze mast kan geen rol vervullen voor het mobile telefoonverkeer. De C2000-systeem dient gevrijwaard te blijven van mogelijke storingen, die veroorzaakt kunnen worden door antenne-installaties voor mobiel telefoonverkeer. Zie voor een overzicht van de bestaande antenne-installaties in de gemeente Leiderdorp (begin 2006) bijlage 1.

7. Toetsingskader

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt aangegeven welk toetsingskader gehanteerd wordt bij het verzoek om plaatsing van een antenne-installatie. Het gemeentelijk toetsingskader dient nadrukkelijk rekening te houden met het rijks- en provinciaal beleid. Het toetsingskader is zowel van toepassing op vrijstaande masten met antenne-installaties als op antennes, die op gebouwen geplaatst worden maar niet binnen de vergunningsvrije norm blijven. Nogmaals wordt opgemerkt dat de nota niet uitsluitend bedoeld is voor antenne-installaties ten behoeve van de mobiele telefonie, maar dat deze ook betrekking heeft op antenne-installaties voor andere vormen van (tele)communicatie nu en in de toekomst. In alle gevallen, dus zowel bij antenne-installaties aan masten als bij antenne-installaties op gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, zal de installatie aan de gestelde milieunormen moeten voldoen. Als kanttekening wordt opgemerkt dat het aanbeveling verdient beleid te ontwikkelen op gebied van schotelantennes, zoals die gebruikt worden voor de ontvangst van tv-signalen. Deze kunnen een zeer storend effect op de ruimtelijke kwaliteiten van woonwijken hebben. Inmiddels zijn er met de woningbouwvereniging AWL afspraken gemaakt die erin voorzien dat flatgebouwen beschikking krijgen over centrale schotels, die op het dak geplaatst zijn. Op deze manier wordt voorkomen dat velen schotel antennes de gevels van gebouwen ontsieren.

7.2 Milieu en gezondheid

Mobiel telecommunicatie maakt gebruik van radiofrequente elektromagnetische velden. Uit wetenschappelijk onderzoek in binnen- en buitenland is niet gebleken dat een antenne-installatie nadelige gevolgen heeft voor de volksgezondheid. Om echter geen enkel risico te nemen, heeft de Nederlandse Gezondheidsraad advieswaarden vastgesteld voor de blootstelling aan elektromagnetische velden. Daarbij is een ruime veiligheidsmarge in acht genomen. Er is dus geen reden om aan te nemen dat, bij een grotere verticale afstand tot de zender dan 2,5 meter, er gezondheidsrisico‟s zijn. In het horizontale Antennebeleid Gemeente Leiderdorp, 3 juli 2006 blz 8 van 13

vlak zouden slechts binnen een afstand van 5 tot 10 meter de advieswaarden overschreden kunnen worden. In algemene zin mag geconcludeerd worden dat op de voor de bevolking toegankelijke plaatsen de vastgestelde blootstellingslimieten niet worden overschreden. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (uitgave januari 1999) worden handreikingen geboden voor een verantwoord inpassen van bedrijvigheid in de fysieke leefomgeving. De in deze publicatie genoemde afstandsmaten worden in algemene zin als maatgevend beschouwd ten opzichte van milieugevoelige functies, zoals onder andere woningbouw. Op basis van deze richtlijn geldt voor GSM/UMTS-steunzenders een afstand van 10 meter. Dit impliceert dat binnen deze straal er geen hindergevoelige bestemmingen voor mogen komen. De milieucontour is gebaseerd op het aspect “gevaar” - dat gelijk staat aan het begrip externe veiligheid - en heeft betrekking op de mogelijke gevolgen van brand, explosies en de verspreiding van schadelijke stoffen voor mensen in de omgeving van antenne-installaties.

Een ander aspect betreft de straling. Volgens de Wet Milieubeheer is voor zendmasten met een vermogen van meer dan 4 kilowatt een milieuvergunning nodig. Installaties voor mobile telecommunicatie, zoals de GSM- en UMTS antennes, hebben over het algemeen een vermogen van minder dan 4 kilowatt. Hiervoor is dan ook geen milieuvergunning nodig. De antennes van omroepzenders of C2000-systemen hebben vaak wel een vermogen van meer dan die 4 kilowatt. Voor de plaatsing van deze zenders moet dus een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Wet Milieubeheer. Deze wet kent overigens ook een algemene zorgplicht. Dat houdt in dat iedereen verplicht is alle denkbare nadelige gevolgen van zijn acties voor het milieu zo veel mogelijk te voorkomen. Door de toepassing van aangepaste apparatuur wordt het mogelijk de grens van de 4 kilowatt niet te overschrijden, hetgeen betekent dat daarmee de vergunningplicht komt te vervallen. De commissie Elektromagnetische velden van de Gezondheidsraad heeft onder meer tot taak regelmatig te rapporteren over actuele wetenschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot mogelijke gezondheidseffecten van blootstelling aan elektromagnetische velden. De commissie heeft hiervoor de vorm van een Jaarbericht gekozen. Het jaarbericht bespreekt diverse onderwerpen met betrekking tot de mogelijke gevolgen van blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden. Vooralsnog zijn geen wetenschappelijk geaccepteerde bewijzen gevonden waaruit een schadelijk effect van Elektromagnetische velden op de volksgezondheid blijkt. Bij ieder verzoek voor het oprichten van een nieuwe zend- of antenne-installatie dient de exploitant een berekening te overleggen van de verwachte elektrische en magnetische veldsterkte ter plaatse van de dichtstbijzijnde woonbebouwing of plaatsen, die toegankelijk zijn voor het algemene publiek of werknemers. De berekende veldsterkte kan vervolgens getoetst worden aan de richtlijnen “Radiofrequente elektromagnetische velden (300 Hz – 3000 GHz)” van de Gezondheidsraad uit 1997. In opdracht van gemeenten, de GGD, woningbouwverenigingen en het Antennenbureau zijn honderd steekproeven uitgevoerd op de veldsterkte van GSM- en UMTS-basisstations. Alle gemeten veldsterkten bleven ver onder de gestelde internationale veiligheidsvoorschriften. De gemiddelde gemeten veldsterkte lag op ca. 1,0 V/m, waarbij 41,0 V/m de wettelijke limiet is.

7.3 Stedenbouwkundige uitgangspunten

In de gevallen dat een antenne-installatie niet onder het vergunningsvrije regime valt, betreft het vaak een antenne-installatie die wordt geplaatst aan een vrijstaande mast. Een dergelijke mast past zelden of nooit binnen de bebouwingsvoorschriften van het geldende bestemmingsplan. In de bestuurlijke afwegingen om vrijstelling te verlenen van het geldende bestemmingsplan voor het plaatsen van een antenne-installatie zal de afweging hoofdzakelijk van stedenbouwkundige aard zijn. Bij de integrale beoordeling van de aanvragen spelen stedenbouwkundige aspecten dus de overheersende rol. Deze stedenbouwkundige aspecten betreffen onder andere eventuele horizonvervuiling, de ruimtelijke inpassing, het woongenot en de esthetische randvoorwaarden (de welstandstoets).

In het landelijk gebied en in gebieden met een hoge landschappelijke beleving (Sportpark „De Bloemerd‟ en park „De Houtkamp‟) vindt clustering plaats met bestaande bebouwing en bij markante punten van menselijke activiteiten en infrastructuur. Bij de beoordeling van de verzoeken om vrijstelling wordt uitdrukkelijk meegenomen of er een alternatieve locatie beschikbaar is of komt. Antennebeleid Gemeente Leiderdorp, 3 juli 2006 blz 9 van 13

7.4 Welstand

Binnen de huidige welstandsnota wordt niet gesproken over antenne-installaties, anders dan die voor particulier gebruik. Een bouwvergunning aanvraag voor het oprichten van een antenne-installatie zal dus altijd worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Het verdient aanbeveling om bij de jaarlijkse herziening van de welstandsnota een paragraaf op te nemen die het welstandsbeleid op gebied van antenne-installaties verwoord.

7.5. Gemeentelijke beleidskaders

De gemeente Leiderdorp wil dat antenne-installaties op een stedenbouwkundig en maatschappelijk verantwoorde wijze ingepast worden in het landschap en de bebouwde omgeving. Daarom is het noodzakelijk dat er regels en richtlijnen vastgesteld zijn voor de plaatsing van antennemasten. De belangrijkste uitgangspunten voor dit plaatsingsbeleid zijn: 1. medewerking verlenen aan het opbouwen van netwerken voor mobiele telecommunicatie; 2. waarborgen dat de antenne-installaties op een veilige wijze zijn opgesteld; 3. aantasting van landschap en horizon zoveel mogelijk beperken door site-sharing te eisen (dit is reeds een verplichting vanuit de telecommunicatie wet); 4. de politiek bestuurlijke kaders; De voornaamste kenmerken van de gemeente Leiderdorp zijn: het landelijk gebied, de woongebieden, bedrijventerreinen en grote infrastructurele voorzieningen. Voor elk van deze gebieden gelden zowel algemene als specifieke regels voor de plaatsing van antenne-installaties.

Algemene regels

Voor het verlenen van een vrijstelling zal het aspect van onderlinge samenwerking worden meegewogen in de advisering. Voor het landelijk gebied, de infrastructuur, de bedrijventerreinen en de woongebieden zijn op basis van het voorgaande de volgende richtlijnen geformuleerd:

• zowel de installaties in masten als die op de daken van woningbouw, kantoren en overige gebouwen moeten aan de IPRA-normen voldoen. Bij de toetsing zullen deze normen als minimale afstand worden aangehouden. Dit houdt in dat de minimale verticale afstand tot een gebouw 2,5 meter moet zijn en de horizontale afstand minimaal 5 tot 10 meter moet zijn, afhankelijk van de sterkte van de installatie. Hiervoor zullen de bedrijven een overzicht moeten overleggen.

• Situering van installaties in een concentratiegebied of knooppunten van menselijke activiteiten en van infrastructuur.

Bijzondere regels

Bedrijventerreinen: Bij voorkeur worden antenne-installaties op bestaande verticaal hoogopgaande elementen geplaatst. Dit kunnen bijvoorbeeld hoge gebouwen zijn. Het aantal nieuw op te richten masten (groot en klein) kan dan beperkt blijven tot de hoogst noodzakelijke. Als een dergelijk verticaal element niet voorhanden is, dienen nieuwe solitair geplaatste antennemasten in of bij bebouwd gebied op de bedrijfsterreinen geplaatst te worden. Woongebieden Plaatsing van antenne-installaties op bestaande verticaal opgaande elementen zoals hoge (flat) gebouwen. Door het voornamelijk vergunningsvrij karakter van de antenne-installaties op gebouwen, zijn deze toegestaan. Vrijstaande masten worden in de woonwijken niet toegestaan. Een concentratiegebied of knooppunt van menselijke activiteiten: Plaatsing van antenne-installaties op bestaande verticaal opgaande elementen zoals hoge gebouwen, torens, masten van sportveldverlichting, hoogspanningsmasten en dergelijke verdient de voorkeur. Het aantal nieuw op te richten masten (groot en klein) kan dan beperkt blijven. Indien dergelijke elementen niet aanwezig zijn, kan plaatsing van antenne-masten nabij sportparken, recreatieterreinen en parkeerplaatsen plaatsvinden. Antennebeleid Gemeente Leiderdorp, 3 juli 2006 blz 10 van 13

Een concentratiegebied of knooppunt van infrastructuur Indien voorhanden dienen antenne-installaties bij voorkeur bij aanwezige hoogopgaande infrastructurele elementen zoals (hogere orde) wegen, viaducten, benzinestations en dergelijke gesitueerd te worden. Landelijk gebied Teneinde voldoende dekking in het gebied van de gemeente Leiderdorp te verkrijgen kunnen vrijstaande antennemasten in het buitengebied noodzakelijk zijn. In z‟n geval worden deze masten bij voorkeur gesitueerd langs of bij de bovengenoemde infrastructurele elementen. Indien situering van een mast bij een knooppunt van infrastructuur of menselijke activiteiten (technisch) niet haalbaar is of een dergelijk element ontbreekt, kan de situering van een mast op een andere dan de voorkeurslocaties nodig zijn. Op dat moment dient met extra aandacht naar de inpassing in het landschap te worden gekeken. Bij situering van masten in het buitengebied kan een parallel worden getrokken met de situering van windmolens en hoogspanningsmasten in het buitengebied. In beginsel dienen de volgende gebieden te worden ontzien:

• Landschappelijk waardevolle gebieden (natuurgebieden en waardevolle cultuurlandschappen) en open landschappen;

• Waardevolle (historische) bebouwing; Plaatsing in deze gebieden kan alleen bij uitzondering onder de volgende voorwaarden plaatsvinden:

• alternatieve locaties moeten goed onderzocht zijn op ruimtelijke (on)aanvaardbaarheid;

• er dient inzicht te bestaan in de functionele inpassing in het technisch netwerk (inzicht in bedekking masten en zoekgebied plaatsing / technisch netwerk).

Pas als uit deze gegevens blijkt dat geen beter alternatief beschikbaar is, kan als uitzondering op de regel, ingestemd worden met plaatsing van een antennemast in de gebieden die in beginsel dienen te worden ontzien. Hierbij geldt als voorwaarde dat, gelet op de in het geding zijnde ruimtelijke kwaliteiten, de aantasting beperkt blijft tot een enkele mast van een hoogte, die in verhouding staat tot de hoogte van elementen in de omgeving. Ten aanzien van de masthoogte dient in de afweging over de aanvaardbaarheid van de hoogte een relatie gelegd te worden met de hoogte en schaal van de aanwezige bebouwing en/of landschap. Site-sharing wordt voor deze gebieden voorgeschreven. Over camouflage kunnen afhankelijk van omstandigheden per geval nadere afspraken worden gemaakt.

Antennebeleid Gemeente Leiderdorp, 3 juli 2006 blz 11 van 13

Literatuur:

-Gezondheidsraad; Elektromagnetische velden; Jaarbericht 2005; -Ministerie van Verkeer en Waterstaat: Nationaal Antennebleid, december 2000; -Milieudienst West-Holland; Mobile telefonie en gezondheid, stand van zaken zomer 2005;

Site

Lokatie

Type

Aantal antennes

1

Hoogspanning Mast 29 m

GSM-1800

3

2

Hoogspanning Mast 28 m

GSM-1800

3

3

Hoogspanning Mast 28 m

GSM-900

3

Hoogspanning Mast 29 m

UMTS

3

4

Gebouw 27 m

GSM-1800

3

5

Gebouw 25 m

GSM-900

3

6

Gebouw 17 m

GSM-1800

3

7

Gebouw 27 m

GSM-900

3

Gebouw 24 m

UMTS

3

8

Gebouw 29 m

GSM-900

3

Gebouw 30 m

UMTS

3

9

Gebouw 26 m

GSM-1800

3

10

Gebouw 30 m

GSM-1800

3

11

Gebouw 6 m

GSM-900

1

12

Gebouw 32 m

GSM-900

3

Gebouw 32 m

GSM-1800

3

13

Gebouw 23 m

GSM-1800

3

14

Gebouw 27 m

GSM-1800

3

15

Gebouw 23 m

GSM-1800

3

16

Gebouw 28 m

GSM-900

3

Gebouw 28 m

UMTS

3

17

Gebouw 18 m

GSM-1800

3

18

Mast 30 m

GSM-1800

3

19

Gebouw 24 m

GSM-1800

3

20

Mast 20 m

UMTS

2

Gebouw 24 m

GSM-1800

3

Mast 20 m

GSM-900

2

21

Gebouw 23 m

GSM-1800

3

Gebouw 18 m

GSM 1800

3

22

Gebouw 23 m

GSM-1800

3

23

Mast 35 m

GSM / UMTS

Aangevraagd

24

Mast 28 m

GSM / UMTS

Aangevraagd

25

Mast 40 m

GSM / UMTS

Aangevraagd