Beleidsregel Opstapsubsidie Participatiewet, IOAW en IOAZ Leiderdorp 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Opstapsubsidie Participatiewet, IOAW en IOAZ Leiderdorp 2017

BELEIDSREGEL OPSTAPSUBSIDIE PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZ LEIDERDORP 2017

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • -

    doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

  • -

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

  • -

    opstapsubsidie: de tijdelijke loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 16 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2017 Leiderdorp.

  • -

    wet: Participatiewet.

  • -

    WML: Wettelijk Minimumloon.

  • -

    WMJL: Wettelijk Minimum Jeugdloon

Artikel 2 Duur

De opstapsubsidie heeft een minimale duur van 6 maanden en een maximale duur van 12 maanden.

Artikel 3 Vorm

De opstapsubsidie kan alleen worden verstrekt indien sprake is van een CAO conforme arbeidsovereenkomst met een bedrijf of instelling.

Artikel 4 Voorwaarden

Aan de opstapsubsidie zijn de volgende voorwaarde verbonden:

  • a)

    de subsidie is afhankelijk van individuele omstandigheden van de klant en past binnen financiële kaders van de gemeente;

  • b)

    de werkgever moet de intentie hebben om de werknemer na beëindiging opstapsubsidie, in dienst te nemen.

Artikel 5 Hoogte

Aan de werkgever kan een opstapsubsidie worden verstrekt van 40% van het Wettelijk Minimumloon (WML) of 40% van het Wettelijk Minimum Jeugdloon (WMJL) met een minimale duur van 6 maanden en een maximale duur van 12 maanden. Hierbij wordt uitgegaan van een werkweek van 32 uur, met een vast aantal uren en een vast salaris. Wanneer iemand minder uren werkzaam is of de plaatsing korter is dan één jaar, wordt het subsidiebedrag naar rato berekend.

Artikel 6 Inlichtingenplicht

  • 1. Werkzoekende en werkgever doen aan het College uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op opstapsubsidie.

  • 2. Werkzoekende en werkgever zijn verplicht aan het College, daarnaar gevraagd, medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze beleidsregels

Artikel 7 Vaststelling recht

  • 1. Het College stelt het recht op opstapsubsidie vast aan de hand van gegevens die de werkzoekende verstrekt over zijn achtergrond en die de werkgever verstrekt over de aard van het werk.

  • 2. Het College bepaalt, als dit noodzakelijk is, welke gegevens een werkzoekende voor de vaststelling van het recht op opstapsubsidie moet verstrekken, alsmede de wijze en het tijdstip waarop hij de gegevens moet verstrekken.

Artikel 8 Herziening, intrekking en terugvordering

Het College kan het recht op opstapsubsidie herzien of intrekken en de subsidie terugvorderen:

  • a)

    als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting zowel door de werkzoekende als door de werkgever als bedoeld artikel 6 geleid heeft tot ten onrechte of te veel verstrekte subsidie;

  • b)

    als anderszins een subsidie ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekt is.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van een werkzoekende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.

Artikel 10 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin de bepalingen van deze beleidsregels niet voorzien, neemt het College een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van alle omstandigheden van een werkzoekende.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ’Beleidsregels Opstapsubsidie Participatiewet IOAW en IOAZ Leiderdorp 2017’.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017. Met de inwerkingtreding vervallen de ‘Beleidsregels Opstapsubsidie Participatiewet IOAW en IOAZ Leiderdorp 2015’.

Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

Wanneer bij een werkzoekende een afstand tot de arbeidsmarkt wordt geconstateerd die zo groot is, dat deze de kans op een reguliere baan ernstig belemmert, kan het instrument opstapsubsidie worden ingezet. De werkgever ontvangt de opstapsubsidie als tegemoetkoming in de loonkosten, omdat hij bijvoorbeeld meer tijd kwijt is om de werkzoekende in te werken.

Uitganspunten hierbij zijn de beperkte duur van de subsidie, het streven naar een zo snel mogelijke omzetting naar een dienstverband en een reguliere arbeidsovereenkomst na afloop van de subsidieperiode.

In het PHO Maatschappij van 25 mei 2016 is afgesproken dat de re-integratieinstrumenten in de regio worden geharmoniseerd. De harmonisatie van instrumenten draagt bij aan een eenduidige dienstverlening aan de werkgevers in de regio. Ze hoeven dan niet met elke afzonderlijke gemeente na te gaan, welke voorwaarden en regelingen van toepassing zijn. Op basis van dit besluit om in de regio de re-integratieinstrumenten te harmoniseren, zijn de beleidsregels voor opstapsubsidie aangepast..

Artikel 1

Deze beleidsregel volgt de begripsbepalingen van de Re-integratieverordening

Participatiewet 2017.

Artikel 2

De opstapsubsidieregeling heeft een minimale duur van 6 maanden en een maximale duur van 12 maanden. Wanneer een werkzoekende in de genoemde periode aaneengesloten aan het werk is geweest en geen aanspraak heeft gemaakt op een uitkering, komt de werkgever in aanmerking voor opstapsubsidie.

Artikel 3

Dit artikel is opgenomen om de werkzoekende te beschermen tegen werkgevers die zich niet houden aan CAO- en aanverwante afspraken.

Artikel 4

Voordat opstapsubsidie wordt ingezet moet per werkzoekende bepaald worden of opstapsubsidie een geëigend instrument is. Dit wordt bepaald aan de hand van de afstand van de werkzoekende tot de arbeidsmarkt. Bij de toelichting bij artikel 6 wordt hier dieper op in gegaan. Per werkzoekende kan opstapsubsidie slechts één maal worden ingezet.

De doelgroep is met deze beleidsregels verbreed naar alle uitkeringsgerechtigden met uitzondering van mensen die zijn opgenomen in het doelgroepregister.

De opstapsubsidie kan alleen worden ingezet indien de werkzoekende op dat moment niet zelfstandig werk kan vinden, maar wel redelijkerwijs verwacht kan worden dat hij/zij zich binnen 12 maanden zodanig kan ontwikkelen dat uitstroom naar ongesubsidieerde arbeid mogelijk is. Hiervoor moet worden bepaald wat de afstand is tussen de werkzoekende en de reguliere arbeidsmarkt. Hierbij kan bijvoorbeeld gekeken worden naar de volgende kenmerken:

  • uitkeringsduur

  • opleidingsniveau

  • motivatie

  • werkervaring

  • thuissituatie

  • gedrag

Artikel 5

In dit artikel wordt het eerste jaar van de opstapsubsidie van de gemeente Leiderdorp beschreven. Deze heeft een duur van 12 maanden. Dit kunnen ook twee contracten van 6 maanden zijn.

Hierbij wordt uitgegaan van een aantal uren waarmee de werkzoekende uit de uitkering is. Doorgaans is dit 32 uur. Hiervan kan in bepaalde gevallen worden afgeweken. Wanneer een werkgever een vacature heeft voor minder dan 32 uur, zal de opstapsubsidie naar rato worden verstrekt. Wanneer de werkzoekende vanwege persoonlijke omstandigheden geen 32 uur in de week kan werken, kan van bovenstaande regel afgeweken worden. De hoogte van de subsidie wordt dan ook naar rato toegekend.

Reguliere werkgevers, maar ook intermediairs, zoals uitzendbureaus en detacheringsbureaus, kunnen in aanmerking komen voor opstapsubsidie. Zolang zij maar voldoen aan bovenstaande voorwaarden en bepalingen.

Artikel 6

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 7

De mandatering is geregeld middels een mandaatbesluit dat opgenomen is in het mandatenregister.

Artikel 8

Dit artikel is opgenomen om het mogelijk te maken om het recht op opstapsubsidie in te trekken wanneer deze ten onrechte verstrekt wordt.

Terugvordering kan plaatsvinden als blijkt dat deze subsidie onterecht is verstrekt doordat de werkgever onjuiste informatie heeft verstrekt.

Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is dan van toepassing omdat de loonkostensubsidie op basis van de Participatiewet beschouwd kan worden als een subsidie in de zin van artikel 4:21 lid 1 Awb.

Als er sprake is van onverschuldigde betaling van subsidiebedragen, dan kan de subsidie worden teruggevorderd op grond van artikel 4:57 lid 1 Awb. 

Aan een terugvorderingsbesluit op grond van artikel 4:57 lid 1 Awb moet altijd een expliciet besluit tot lagere vaststelling (artikel 4:46 Awb) of intrekking van de subsidieverlening (artikel 4:48 Awb) voorafgaan. Is dat niet gedaan, dan ontbreekt de grondslag voor het aannemen van onverschuldigde betaling. Artikel 4:57 lid 1 Awb kan derhalve als grondslag voor terugvordering dienen, uiteraard mits aan de genoemde vereisten is voldaan.

Als de subsidieverplichtingen niet worden nageleefd of de subsidiabele activiteit wordt niet (volledig) verricht, dan kan de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld (artikel 4:46 Awb). Als dit is gebeurd, dan heeft de gemeente de bevoegdheid  om alsnog terug te vorderen op grond van artikel 4:57 Awb.

Artikel 9

De hardheidsclausule geeft ruimte om in bepaalde individuele gevallen af te wijken van de regels. Bijvoorbeeld wanneer het voor de werkzoekende noodzakelijk is dat hij langer dan één maand met behoud van uitkering kan wennen op een arbeidsplaats, alvorens hij met opstapsubsidie in dienst kan komen bij een werkgever. Het is belangrijk dat het mogelijk blijft om in individuele gevallen maatwerk te kunnen leveren.

Artikel 10 t/m 12

Deze slotbepalingen spreken voor zich.