Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken wet sociale werkvoorziening 2008

Geldend van 01-07-2008 t/m heden

Intitulé

Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken wet sociale werkvoorziening 2008

De raad van de gemeente Leiderdorp;

gelezen de voorstellen van burgemeester en wethouders van 25 maart en 29 april 2008;

gezien het advies van de Commissie bestuur en maatschappij van 19 mei 2008;

gelet op artikel 7, tiende lid, van de Wet sociale werkvoorziening;

overwegende dat de raad bij verordening nadere regels dient vast te stellen met betrekking tot het verstrekken van Persoonsgebonden budgetten, artikel 7 tweede tot vierde lid van de Wet sociale werkvoorziening;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken wet sociale werkvoorziening 2008

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begeleid werken: een dienstbetrekking bij een reguliere werkgever onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in artikel 7 van de Wsw;

  • b.

    begeleidingsorganisatie: rechtspersoon die wordt ingeschakeld voor het zoeken naar, danwel de begeleiding van de Wsw-geïndiceerde op een begeleid werken plaats verzorgt;

  • c.

    beschikbaar: in staat om zonder voorbehoud een aanbod tot passende arbeid onder aangepaste omstandigheden te accepteren;

  • d.

    College: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp;

  • e.

    deskundigenrapport door een arbeidsdeskundige op te stellen rapport dat de arbeidsplaats onderzoekt op passendheid gelet op de indicatie en mogelijkheden van de geïndiceerde;

  • f.

    de Wsw: de Wet sociale werkvoorziening;

  • g.

    geïndiceerde: blijkens een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking tot de doelgroep van de Wsw behorende persoon;

  • h.

    periodieke subsidie: de loonkostensubsidie en overige aan de werkgever te verstrekken vergoedingen voor structurele kosten;

  • i.

    periodieke vergoeding: de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie te verstrekken in verband met het zoeken naar, danwel het begeleiden van de Wsw-geïndiceerde op een begeleid werken plaats;

  • j.

    Persoonsgebonden budget (PGB): voor de periodieke subsidie beschikbaar bedrag afgeleid van het gemiddelde bedrag dat de gemeente per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt verminderd met de uitvoerings-, werkplekaanpassing en begeleidingskosten per Wsw-geïndiceerde, dat beschikbaar is voor het bekostigen van een begeleid werken plaats.

Artikel 2 Bestanddelen persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget kent de volgende bestanddelen:

    • a.

      de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden gemeentelijke uitvoeringskosten;

    • b.

      de periodieke subsidie aan de werkgever waar de Wsw-geïndiceerde in dienst is, bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit;

    • c.

      de kosten voor de begeleiding van de Wsw-geïndiceerde bij de werkgever;

    • d.

      de kosten voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht.

  • 2. De totale kosten van de periodieke subsidie aan de werkgever, de periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de bijkomende kosten, mogen niet hoger zijn dan het gemiddelde budget dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats.

  • 3. Als de totale kosten van het PGB hoger zijn dan het gemiddelde budget dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats, kan het College het PGB financieren als hiervoor budget beschikbaar is.

Artikel 3 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden gemeentelijke uitvoeringskosten

  • 1.

    Het College stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden gemeentelijke uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalenderjaar. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de hand van het prijsindexcijfer van het CBS.

Artikel 4 Invulling voorwaarden adequate werkplek

  • 1. Het College verstrekt op aanvraag aan de Wsw-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de geïndiceerde adequaat wordt ingevuld.

  • 2. De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      zijn onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      zijn onderneming is kredietwaardig blijkens een verklaring van solvabiliteit;

    • c.

      de aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de geïndiceerde, uit een deskundigenrapport als passend aan te merken;

    • d.

      de duur van het dienstverband bedraagt ten minste 12 maanden, met een mogelijkheid tot verlenging;

    • e.

      de werkplek en werkomstandigheden voldoen aan arbo-normen.

  • 3. De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      De begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      De medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, c.q. de geïndiceerde voor wie het PGB is bestemd en hebben relevante aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld;

Artikel 5 De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1. Het College stelt op voorstel van de Wsw-geïndiceerde de hoogte van de subsidie aan de werkgever vast.

  • 2. De hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld aan de hand van een loonwaardeonderzoek op basis van het bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.

  • 3. De hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgelegd in een subsidiebeschikking aan de werkgever.

Artikel 6 Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1. Op verzoek van de werkgever kan een loonkostensubsidie worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 2. De loonkostensubsidie kan ambtshalve worden gewijzigd als hier gerede aanleiding toe is.

  • 3. De herziening van de loonkostensubsidie vindt plaats op basis van een loonwaardeonderzoek. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.

Artikel 7 De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 1. Het aantal uren aan begeleiding dat door het College wordt vergoed bedraagt maximaal 15% van het aantal uren dat door de Wsw-geïndiceerde bij de werkgever wordt gewerkt.

  • 2. De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als er sprake is van het totstandkomen van een arbeidsovereenkomst (no cure, no pay). De vergoeding bedraagt maximaal 10 % van de gemiddelde rijkssubsidie.

Artikel 8 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

  • 1. Het College kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als uit een deskundigenrapport blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

  • 2. Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het College.

  • 3. Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal 12 maanden.

  • 4. Indien de hoogte van de vergoeding niet tegen de baten afweegt kan het College de aangeboden arbeidsplaats als niet passend beschouwen.

  • 5. Het College bepaalt de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 9 Indienen van de aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraagformulier.

  • 2. De aanvraag wordt mede ondertekend door werkgever en de begeleidingsorganisatie.

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1. Het College besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het College kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het College stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 11 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie aan de werkgever wordt gedaan door middel van een subsidiebeschikking en bevat in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van de periodieke subsidie;

  • b.

    de wijze waarop de periodieke subsidie kan worden aangepast;

  • c.

    wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • d.

    de verplichtingen van de werkgever.

Artikel 12 Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 1. De werkgever verstrekt binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar aan het College een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

  • 2. Het College stelt de periodieke subsidie binnen vier weken na ontvangst van deze opgave vast.

  • 3. De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

  • 1. De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het College van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

  • 2. De werkgever bewaart alle informatie die verband houdt met de subsidieverstrekking gedurende ten minste drie jaren na de datum van het besluit van de subsidie en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het College voor controledoeleinden.

Artikel 14 Verplichtingen van de begeleidingsorganisatie

  • 1. De begeleidingsorganisatie doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het College van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de vergoeding.

  • 2. Het College kan nadere voorwaarden stellen in de overeenkomst met de begeleidingsorganisatie.

Artikel 15 Slotbepalingen

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de geïndiceerde afwijken van de bepalingen in de verordening, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.

  • 2. In gevallen waarin de bepalingen van deze verordening niet voorzien, beslist het College, met inachtneming van de individuele omstandigheden van de geïndiceerde.

Artikel 16 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening 2008”.

  • 2.

    De verordening treedt in werking op 1 juli 2008.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad van Leiderdorp op 9 juni 2008,
de voorzitter
M.Zonnevylle
de griffier,
mw. J.C. Zantingh

artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

Deze bepaling geeft de omschrijving van een aantal begrippen in de verordening.

Artikel 2 – Bestanddelen persoonsgebonden budget

Deze bepalingen omschrijven de bestanddelen van het persoonsgebonden budget voor begeleid werken.

Artikel 3 - De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden gemeentelijke uitvoeringskosten

In dit artikel wordt bepaald dat het College elk jaar de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. Het gaat om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn. Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

  • -

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • -

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

  • -

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • -

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • -

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

Het bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de hand van het prijsindexcijfer van het CBS.

Artikel 4 - Invulling voorwaarden adequate werkplek

Dit artikel regelt de eisen die aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek worden gesteld alsook de eisen waaraan een begeleidingsorganisatie moet voldoen die door de Wsw-geïndiceerde is ingeschakeld.

Artikel 5 - De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

Dit artikel regelt de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever wordt vastgesteld. De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).

Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling.

Artikel 6 - Herziening van de loonkostensubsidie

De productiviteit van een Wsw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien.

De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Ook ambtshalve kan het College, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van het subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. De herbeoordeling van de loonwaarde vindt plaats op basis van een loonwaardeonderzoek.

Artikel 7 - De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

Het begeleidingspercentage op de werkplek wordt vastgesteld op maximaal 15% van de werkuren.

Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt. In de praktijk komt het echter voor dat de begeleidingsorganisatie, c.q. het re-integratiebedrijf, eerst een werkplek moet gaan zoeken, omdat die op voorhand niet beschikbaar is. Lukt het zoeken van een werkplek niet, of niet tijdig, is dit vanuit financieel oogpunt ongewenst en geldt de bepaling “no cure, no pay”. Lukt het wel om een arbeidsovereenkomst tot stand te brengen, dan bedraagt de vergoeding maximaal 10 % van de gemiddelde rijkssubsidie.

Artikel 8- Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

Dit artikel vormt de uitwerking van de verplichting van het College om regels te stellen die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het College aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht.

Artikel 9 - Indienen van een aanvraag

De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist het College of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. De verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever vindt plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 10 - Beslistermijn

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 11 - Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 12 - Het vaststellen van de periodieke subsidie

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

Artikel 13 - Verplichtingen van de werkgever

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 14 - Verplichtingen van de begeleidingsorganisatie

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 15 - Slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 16 - Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Algemene toelichting

Sinds 1998 kent de Wsw de mogelijkheid van begeleid werken door Wsw-geïndiceerden bij een reguliere werkgever. Het begeleid werken was onder de oude wet geregeld in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Bij deze vorm van begeleid werken worden begeleid werkenplekken tot stand gebracht door de gemeente. Deze wijze van tot stand brengen van begeleid werken blijft ook onder de nieuwe wet bestaan.

Het verschil tussen begeleid werken dat door de gemeente wordt georganiseerd en begeleid werken met een PGB is in principe uitsluitend gelegen in de procedurele wijze waarop een begeleid werkenplek tot stand wordt gebracht. Als de begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd zijn er in beginsel geen verschillen.

Waar bestaat het PGB uit?

Het PGB is geen rugzakje: de Wsw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feite moet het PGB als hier bedoeld dan ook eerder worden gezien als een persoonsvolgend budget. Het PGB wordt aangevraagd door de Wsw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden verstrekt aan de werkgever respectievelijk de begeleidingsorganisatie.

De Wsw-geïndiceerde heeft, zoals gezegd, geen recht op een bepaald budget. Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Enerzijds bestaat er dus een recht op een PGB, anderzijds heeft het College de verantwoordelijkheid voor het zo efficiënt en effectief inzetten van publieke middelen en het realiseren van de jaarlijkse (rijks)taakstelling voor het realiseren van Wsw-plekken.

De gemeente is niet verplicht om tot het realiseren van Wsw plaatsen (voor wsw geindiceerden) over te gaan wanneer zij voldaan heeft aan de rijkstaakstelling en er ook geen extra gemeentelijke middelen zijn.

Het PGB bestaat uit vier bestanddelen:

  • 1.

    Een periodieke subsidie aan de werkgever waar de Wsw-geïndiceerde in dienst is. Deze subsidie is primair bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit. Ook kan deze subsidie worden gebruikt als een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij kan worden gedacht aan reiskosten of kosten voor intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een visuele of auditieve handicap (zoals een voorleeshulp of een doventolk).

  • 2.

    Een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de Wsw-geïndiceerde verzorgt.

  • 3.

    Een vergoeding voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht. Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen in de werkplek. Gemeenten kunnen deze vergoedingen verstrekken, ze zijn daartoe niet verplicht.

  • 4.

    Naast de hierboven genoemde persoonsgebonden bestanddelen vormen de aan de subsidieverlening verbonden gemeentelijke uitvoeringskosten het vierde onderdeel van de kosten. Deze zijn niet persoonsgebonden en dienen jaarlijks door het College te worden vastgesteld en aangepast aan de hand van het prijsindexcijfer van het CBS.

De totale kosten van de periodieke subsidie aan de werkgever, de periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de bijkomende kosten, mogen niet hoger zijn dan het gemiddelde budget (€ 24.500) dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats.