Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2011

Geldend van 14-04-2011 t/m heden

Intitulé

Het college van burgemeester en wethouders, gelet op artikel 2.12, lid 1, sub a onder 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht jo. artikel 4 Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, en artikel 4:81 van de  Algemene wet bestuursrecht, besluit vast te stellen de navolgende

Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2011

Voor de toepassing van:

Wabo Artikel 2.12 , lid 1 sub a. onder 2 jo.

Bor Bijlage II artikel 4

Aanleiding

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo zorgt voor een betere en snellere dienstverlening van de overheid aan burgers en bedrijven. Door integrale vergunningverlening en handhaving ontstaat een doelmatige manier van werken.

Wie bijvoorbeeld een huis of schuur wil bouwen, verbouwen, oprichten of gebruiken, krijgt te maken met veel vergunningen en voorschriften voor wonen, ruimte en milieu met elk hun eigen criteria, procedures, ambtelijke loketten, afhandelingtermijnen, leges en toezichthouders. Door de invoering van de Wabo worden 26 vergunningen en 1600 formulieren ondergebracht in één vergunning, de zogenoemde omgevingsvergunning. Zo hebben burgers en ondernemers nog maar te maken met één vergunning, één loket, één besluit en één procedure. Bovendien kan de aanvraag digitaal worden ingediend via Omgevingsloket online.

In artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geregeld dat voor een activiteit als bedoeld in 2.1, eerste lid onder c (een activiteit in strijd met het bestemmingsplan) slechts een omgevingsvergunning kan worden verleend met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking of in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Dat laatste heeft uitwerking gevonden in artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht en wordt ook wel genoemd ‘planologische kruimelregeling’.

Hiermee maakt de Wabo kleine afwijkingen van de bouw- en gebruiksregels van het bestemmingsplan mogelijk. Het is tenslotte niet praktisch om voor elke kleine afwijking het bestemmingsplan aan te passen. Dat duurt te lang en is ingewikkelder dan voor zulke ‘kruimels’ nodig is. Deze afwijkingsmogelijkheid is beperkt tot een door het rijk opgestelde lijst.

Beleidsregels voor activiteiten in strijd met het bestemmingsplan of toepassen kruimelregeling onder de Wabo

Een omgevingsvergunning voor boven bedoelde activiteiten kan worden verleend. Er is dus sprake van een bevoegdheid en geen plicht. Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitoefening van die bevoegdheid regels vaststellen. De bevoegdheid beleidsregels vast te stellen is in art 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen. Regels voor de uitoefening van de bevoegdheid om af te wijken van bestemmingsplan bepalingen leiden tot een vlotte afhandeling van de aanvraag omgevingsvergunning. Het beleid biedt duidelijkheid voor de aanvrager en vereenvoudigt de behandeling van de vergunning.

Bestaand beleid

De ‘kruimelregeling’ bestond ook in eerdere wetgeving. Onder de WRO was dit artikel 19 lid 3 en onder de Wro artikel 3.23. Voor de toepassing van de deze bevoegdheden om van het bestemmingsplan af te wijken zijn ook beleidsregels opgesteld. De laatste aanpassing van het beleid is het ‘Ontheffingenbeleid 2009’ dat opgesteld is voor toepassing van artikel 3.23 Wro. De beleidsregels voor de onder de Wabo geldende bevoegdheden zullen hierop zoveel mogelijk aansluiten. In het Ontheffingenbeleid 2009 werd verwezen naar de erfbebouwingsregeling, zoals deze is vastgelegd in het bestemmingsplan “Partiële herziening voorschriften erfbebouwingregelingen Leiderdorp” zoals vastgesteld door de raad op12 februari 1996. In dit beleid voor de uitvoering van de Wabo zal deze regeling worden opgenomen.

De ‘kruimelregeling’ samengevat

In de kruimelregeling zoals opgenomen in artikel 4, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) worden tien verschillende afwijkingen van het bestemmingsplan geregeld. Voor de niet-ingewijde is het misschien lastig om hieruit op te maken wat de afwijkingen zijn en welke mogelijkheden het beleid hiervoor biedt. De meest voorkomende gevallen op een rijtje:

Uitbreiding van gebouwen waaronder woningen (lid 1 en 4)

Ondanks verruiming van het vergunningvrij bouwen blijven sommige uitbreidingen aan en bij de woning nog steeds vergunningplichtig. Een dakkapel aan de voorzijde van de woning of een aanbouw van meer dan 2,5 meter is vergunningplichtig. Vaak past een aanvraag binnen het bestemmingsplan en kan daarvoor een vergunning worden gegeven. Soms is echter het bestemmingsplan nog niet actueel en kan met gebruik van deze bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan alsnog een omgevingvergunning worden verleend.

Kleine bouwwerken (lid 2en 3)

Ook biedt de kruimelregeling de mogelijkheid tot verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen van kleine gebouwen voor nutsvoorzieningen en verkeersfuncties, zoals bijvoorbeeld transformatorgebouwen en bushokjes. De gebouwen kunnen maximaal 5 meter hoog zijn en 50m2 groot.

Voor bouwwerken die niet onder de categorie gebouw vallen, zoals lichtmasten, kunstwerken, geluidsschermen en dergelijke is de bouwhoogte maximaal 10 meter.

Gebruiksverandering van gebouwen (lid 9)

Eén van de belangrijkste mogelijkheden van de kruimelregeling is het toestaan van gebruik dat in strijd is met het bestemmingsplan. Daarmee kan bijvoorbeeld een leegstaand schoolgebouw gebruikt worden als kantoor. De verandering van gebruik kan worden gecombineerd met een inpandige verbouwing en het maximum oppervlak hiervoor is 1500 m2.

Voor het toestaan van ander gebruik geldt overigens wel de beperking dat het om gebouwen binnen de bebouwde kom moet gaan.

Beleid voor toepassing Artikel 4, Bijlage II Bor

Bij de beoordeling van verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan zullen voor wat betreft de afwijkingsmogelijkheden zoals genoemd in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2º, Wabo de hiernavolgende beleidsregels worden toegepast. Indien het bestemmingsplan na de inwerkingtreding van dit beleid is gemaakt zullen de mogelijkheden die deze regels bieden daarin zijn opgenomen.

In Artikel 4, Bijlage II Bor is het volgende geregeld:

Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen op grond van het Besluit omgevingsrecht (artikel 4, bijlage 2) in aanmerking:

1. een bijbehorend bouwwerk:

  • a.

    binnen de bebouwde kom,

  • b.

    buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • -

      niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

    • -

      de oppervlakte niet meer dan 150 m2, en

    • -

      het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden;

Toepassing:

In de toepassing wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en andere gebouwen.

Voor woningen wordt mogelijk gemaakt, voor zover niet mogelijk vanuit het bestemmingsplan: bijbehorende bouwwerken, voorzover:

-de bebouwing meer dan 2 meter achter voorgevelrooilijn ligt

meer dan 50% van het erf onbebouwd blijft

  • -

    aanbouwen niet meer dan 3,5 meter diep of breed zijn, gemeten vanuit respectievelijk de achtergevel of de zijgevel van het hoofdgebouw

  • -

    de goothoogte van aan- en uitbouwen aan zij- en achtergevel niet meer is dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 meter

  • -

    de bouwhoogte van vrijstaande bouwwerken niet meer is dan 3 meter

Voor andere gebouwen (niet-zijnde woningen) wordt meegewerkt aan uitbreidingen bij of aan het hoofdgebouw voorzover:

  • -

    de uitbreiding niet meer bedraagt dan 10% van het oppervlak danwel volume van het hoofdgebouw

  • -

    de voorgevelrooilijn of andere aan het openbaar gebied gelegen rooilijn niet wordt overschreden

2. een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemde eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 5 m, en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 50 m2.

Toepassing:

Aan dergelijke bouwwerken van algemeen nut wordt meegewerkt in overleg met de beheerder van de openbare ruimte.

3. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 10 m , en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 50 m2.

Toepassing:

Voor bouwwerken die voldoen aan de kenmerken van lid 2 kan vergunning worden verleend mits de noodzaak is aangetoond en de overwegingen om ontheffing te verlenen zorgvuldig zijn onderbouwd.

4. een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw.

Toepassing:

Dakkapellen

Voor het toestaan van dakkapel zijn in de Welstandsnota Leiderdorp duidelijke criteria geformuleerd. Deze criteria voor dakkapellen vormen de uitvoeringsregels waarbinnen medewerking kan worden verleend aan een omgevingsvergunning.

Dakopbouwen

Aan de uitbreiding van gebouwen met een extra bouwlaag wordt alleen meegewerkt als het bestaande bouwblok daar aanleiding toegeeft. Zo zijn er plekken waar de bestaande bebouwing 2 lagen zonder kap is en sinds langere tijd woningen worden uitgebreid met een kap of terugliggende dakopbouw. Als niet sprake is van een duidelijke trend wordt niet in afwijking van het bestemmingsplan meegewerkt aan een extra bouwlaag. Voor die situaties waar wel wordt meegewerkt geldt:

a.Gebouw, een woning of woongebouw zijnde

Ontheffing verlenen voor een dakopbouw ten behoeve van woningen of woongebouw met in achtneming van de uitgangspunten verwoord in de welstandsnota en naar het advies van de welstandscommissie, waarbij in geval van precedenten op naburige woningen, hiermee zorgvuldig rekening wordt gehouden met het doel een nieuwe eenheid in visuele beleving te verkrijgen. Hierbij dient als uitgangspunt te worden aangehouden dat de dakgoot of het boeiboord van het platte dak gehandhaafd blijft en de dakopbouw bestaat uit een kap met een helling van maximaal 60 graden. Een dakopbouw is uitsluitend mogelijk op het hoofdgebouw.

b.Gebouw, geen woning of woongebouw zijnde

Ontheffing verlenen voor een dakopbouw ten behoeve van een ander gebouw dan een woning of woongebouw waarbij de hoogte van de opbouw maximaal 3 m en de oppervlakte daarvan maximaal 50 m2 bedraagt en waarbij qua visuele beleving zorgvuldig rekening wordt gehouden met eventueel aanwezige precedenten op naburige bedrijfsgebouwen. Dit overeenkomstig de uitgangspunten verwoord in de welstandsnota en naar het advies van de welstandscommissie. Slechts ontheffing verlenen indien het een dakopbouw op een hoofdgebouw betreft en de noodzaak is aangetoond. De overwegingen om de omgevingsvergunning te verlenen worden zorgvuldig onderbouwd.

Dakterrassen

Voor het plaatsen van dakterrassen kan ontheffing worden verleend. De volgende regels zijn van toepassing:

  • -

    Een dakterras aan de voorzijde van een woning is niet toegestaan;

  • -

    Een dakterras op een vrijstaand bijgebouw is niet toegestaan;

  • -

    Een dakterras is gesitueerd op een aan- of uitbouw;

  • -

    Een dakterras is bereikbaar via een deur vanuit een ruimte op de 1e of 2e verdieping van een woning;

  • -

    Een dakterras dient te worden omsloten door een hekwerk. De minimale hoogte van dit hekwerk is conform hetgeen hierover is vastgesteld in afdeling 2.3 Bouwbesluit. Het hekwerk dient binnen de dakrand geplaatst te worden.

  • -

    Het bouwplan dient te voldoen aan de welstandscriteria zoals deze per gebied zijn aangegeven in de Welstandsnota Leiderdorp;

  • -

    Als een dakterras minder dan 2 meter uit de erfgrens is gelegen en uitzicht geeft op het naburige erf, is schriftelijke toestemming noodzakelijk van de eigenaar van dit erf (zonder toestemming is ingevolge artikel 50, boek 5 van het Burgerlijk Wetboek een dakterras dat uitzicht geeft op het naburig erf niet geoorloofd).

5. een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m.

Toepassing:

Ontheffing wordt verleend overeenkomstig de beleidsnota ‘randvoorwaarden bij plaatsing van antenne in Leiderdorp’.

6. een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998.

Toepassing:

Leiderdorp heeft geen glastuinbouwbedrijven waarvoor deze ontheffing van toepassing is.

7. een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren.

Toepassing:

Omdat de verwachting is dat dit zeer sporadisch voorkomt per geval bezien of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven.

8. het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.

Toepassing:

Omdat de verwachting is dat dit zeer sporadisch voorkomt per geval bezien of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven.

9. het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • -

    binnen de bebouwde kom, en

  • -

    de oppervlakte niet meer dan 1500 m2.

Toepassing:

De wens om voor een beperkt oppervlak ander gebruik toe te staan dan in het bestemmingsplan is opgenomen komt regelmatig voor. Voor de Leiderdorpse praktijk gaat het bijvoorbeeld om het toestaan van een kantoor of winkel in een bedrijfspand. Daarnaast wordt het ook gebruikt om vormen van bedrijvigheid aan huis toe te staan op plekken waar dit nog niet in het bestemmingsplan is geregeld.

Bedrijvigheid aan huis binnen de bebouwde kom

Voor toepassing van de ontheffingsmogelijkheden ten aanzien van het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf geldt de regeling uit nieuwe bestemmingsplannen, waarin wordt toegestaan:

aan huis verbonden beroep of bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlakte van de gebouwen waarbij geldt dat:

  • 1.

    bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  • 2.

    de activiteit alleen in de woning of aangebouwde bijgebouw mag worden uitgeoefend;

  • 3.

    buitenopslag niet is toegestaan;

  • 4.

    geen detailhandel of horeca is toegestaan;

  • 5.

    er geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving mag optreden;

  • 6.

    er geen onevenredige druk op de bestaande parkeermogelijkheden bij de woning en in de omgeving van de woning mag ontstaan;

  • 7.

    de vestiging van een Bed & breakfast is toegestaan

Andere wijzigingen van gebruik binnen de bebouwde kom

Voor toepassing van de ontheffingsmogelijkheden ten aanzien van wijziging in het gebruik van bestaande opstallen geldt dat:

  • a.

    de nieuwe functie moet passen binnen de omgeving;

  • b.

    het nieuwe gebruik slechts een beperkte ruimtelijke uitstraling heeft;

  • c.

    er mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting en de parkeerdruk in de omgeving ontstaan;

  • d.

    een omzetting van een functie naar wonen alleen kan binnen een gebied met een overwegende woonfunctie;

  • e.

    bij omzetting van een functie in detailhandel moet de detailhandelsfunctie passen binnen de detailhandelsstructuurvisie Leiderdorp en/of de regionale detailhandelsstructuurvisie;

  • f.

    bij omzetting van een functie in detailhandel boven 300 m2, is altijd een positief advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO);

  • g.

    in alle andere gevallen kan zonodig advies gevraagd worden aan het Regionaal Economisch Overleg (REO).

  • h.

    bij omzetting van een functie in bedrijfsmatige activiteiten er een positief advies moet zijn van de (Regionale) Milieudienst West Holland, ten aanzien van de milieueffecten van de bedrijfsvestiging op de omgeving.

  • 10. het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits

    wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

  • b.

    de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden

  • c.

    de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

  • d.

    de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.

Toepassing:

Geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het wijzigen van het gebruik van een recreatiewoning voor permanente bewoning.

Begrippen

Voor het beleid gelden de begrippen zoals opgenomen in artikel 1 van Bijlage II van het Bor alsook de volgende begrippen:

- aan huis verbonden beroep:

het uitoefenen van een vrij of zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op persoonlijk, zakelijk, administratief, educatief, juridisch, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig gebied, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, waaronder een atelier, kapper, schoonheidsspecialiste, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

- aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten, door de gebruik(st)er van de woning, dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

- bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een Bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijbehorende gebouwen en wordt geëxploiteerd door de huurders of eigenaren van het betreffende huis.

Inwerkingtreding

Dit beleid treedt in werking op de eerste dag na de dag waarop zij op grond van de Algemene wet bestuursrecht is bekendgemaakt. De ‘Beleidsregels ontheffingenbeleid voor gevallen die zijn genoemd in art 4.1.1. van het besluit ruimtelijke ordening’ worden op dezelfde dag ingetrokken.

Citeertitel

Het beleid kan worden aangehaald met de citeertitel: Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2011.