Regeling vervallen per 01-01-2013

Drank- en Horecaverordening Leidschendam-Voorburg 2004

Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2012

Intitulé

Drank- en Horecaverordening Leidschendam-Voorburg 2004

De raad van de gemeente ;

gelezen het voorstel van het college d.d. ;

gelet op het bepaalde in artikel 4 en 23 van de Drank- en Horecaweten artikel 147,149,174van de Gemeentewet;

overwegende:

dat het in het kader van het alcoholmatigingsbeleid wenselijk is om in bepaalde inrichtingen het verstrekken van alcoholhoudende drank te beperken;

dat uit het oogpunt van ordelijk economisch verkeer, ongewenste mededinging voorkomen dient te worden;

gehoord de bevoegde inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid;

b e s l u i t:

vast te stellen de navolgende Drank- en Horecaverordening Leidschendam-Voorburg 2004.

Paragraaf 1 Begripsbepalingen – Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: de Drank- en Horecawet;

    • b.

      inrichting: de lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf of het horecabedrijf wordt uigeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte;

    • c.

      horecabedrijf: de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse;

    • d.

      horecalokaliteit: een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse;

    • f.

      alcoholvrije drank: drank die geen alcohol bevat alsmede drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor hoogstens een half volumeprocent uit alcohol bestaat;

    • g.

      sterke drank: drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor vijftien of meer volumeprocenten uit alcohol bestaat, met uitzondering van wijn;

    • h.

      zwak-alcoholhoudende drank: alcoholhoudende drank, met uitzondering van sterke drank;

    • i.

      alcoholhoudende drank: drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor meer dan een half volumeprocent uit alcohol bestaat;

    • j.

      leidinggevende:

      de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, met uitzondering van bestuurders van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4 van de Wet;

      de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend in een of meer inrichtingen;

      de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van zodanig bedrijf in een inrichting;

  • 2. Artikel 1 van de Drank- en Horecawet is van overeenkomstige toepassing op de niet op die Wet steunende bepalingen van deze verordening.

Artikel 2

De artikelen 1 tot en met 4 van de Algemene Termijnenwet zijn op deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2 Beperking verstrekking sterke drank

Artikel 3

  • 1. Het is verboden anders dan om niet sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een inrichting:

    • a.

      waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe etenswaren, zoals belegde broodjes, patates frites en kroketten, worden verkocht;

    • b.

      welke deel uitmaakt van een gebouw waarin uitsluitend of in hoofdzaak onderwijs wordt gegeven;

    • c.

      welke deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een of meer jeugd- of jongerenorganisaties- of instellingen. Hieronder wordt in elk geval een jongerencentrum verstaan;

    • d.

      welke deel uitmaakt van een gebouw en/of die gelegen is op een terrein, dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een of meer sportorganisaties of –instellingen;

    • e.

      die gelegen is op of nabij een kampeer- of caravanterrein;

    • f.

      die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is als wachtruimte voor passagiers van een openbaar vervoer bedrijf;

    • g.

      welke uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is als gemeentelijk wijkgebouw of buurthuis.

  • 2. Een op grond van artikel 3 van de Wet verleende vergunning ten behoeve van inrichtingen als omschreven in het eerste lid dient alleen tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse.

Paragraaf 3 Beperking verstrekking alcoholhoudende drank

Artikel 4

  • 1. Het is verboden om in een door de burgemeester aangewezen tijdsruimte, in een inrichting als bedoeld in artikel 1 van deze verordening en in overige inrichtingen waar alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik elders dan ter plaatse:

    • a.

      anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken;

    • b.

      bedrijfsmatig of anders dan om alcoholhoudende sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken.

  • 2. Het is verboden om in een door de burgemeester aangewezen tijdsruimte, bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken.

Artikel 5

  • 1. De burgemeester gaat over tot het aanwijzen van de tijdsruimte bedoeld in artikel 4, eerste lid respectievelijk tweede lid, als de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid dit vordert, respectievelijk dringend vordert.

  • 2. De burgemeester hoort voorafgaand aan een aanwijzing de Hoofdofficier van Justitie en de Korpschef van Politie.

Artikel 6

De burgemeester kan bepalen dat de in artikel 4, eerste en tweede lid, gestelde verboden gelden voor bepaalde delen van de gemeente.

Paragraaf 4 Vergunningvoorschriften

Artikel 7

  • 1. Burgemeester en wethouders verbinden aan een vergunning voor het horecabedrijf als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Wet, de volgende voorschriften:

    • a.

      de vergunning niet geldt voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse voor, tijdens of na bijeenkomsten van persoonlijke aard als bedoeld in artikel 4, tweede lid van de Wet;

    • b.

      het is niet toegestaan om de onder a genoemde bijeenkomsten openlijk aan te prijzen, daarvoor reclame te maken of daarmee te adverteren.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen voorts een vergunning voor het horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid door middel van voorschrift uitsluitend laten gelden voor het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens de binnen de doelstelling van de betreffende instelling vallende activiteiten met een uitloop van maximaal één uur voor de aanvang tot één uur na afloop van die activiteiten.

Paragraaf 5 Strafbepalingen

Artikel 8

  • 1. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet wanneer het bepaalde in de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Artikel 9

  • 1. Met het toezicht op het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen medewerkers van de afdeling Handhaving.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet wanneer artikel 41 van de Drank- en Horecawet van toepassing is.

Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10

  • 1. Ontheffingen verleend krachtens de Drank- en Horecaverordening 2000 blijven 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Drank- en Horecaverordening 2000 blijven na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht, indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening een aanvraag om een verlof of ontheffing op grond van de Drank- en Horecaverordening 2000 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 4. Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een verlof of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid, dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 9, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 9, tweede lid.

  • 5. Op Leidschendamse inrichtingen die vallen onder artikel 3 van deze verordening en die in het bezit zijn van een rechtsgeldige vergunning voor het horecabedrijf is de beperking genoemd in dat artikel niet eerder van toepassing dan één jaar nadat de betreffende vergunning aan die bepaling is aangepast.

  • 6. Op Leidschendamse inrichtingen die vallen onder artikel 7 van deze verordening en die in het bezit zijn van een rechtsgeldige vergunning voor het horecabedrijf zijn de voorschriften genoemd in dat artikel niet eerder van toepassing dan één jaar nadat de betreffende vergunning aan die bepaling is aangepast.

Artikel 11

  • 1. Deze verordening treedt met gebruikmaking van artikel 25 van de Tijdelijke Referendumwet in werking op 1 januari 2004;

  • 2. De Drank- en Horecaverordening 2000, zoals die is vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2000 van de gemeente Voorburg, vervalt op dat tijdstip.

Artikel 12

Deze verordening kan worden aangehaald als:

Drank- en Horecaverordening Leidschendam-Voorburg 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad van de Gemeente Leidschendam-Voorburg
van 25 november 2003
de griffier,
de voorzitter,