Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van Leidschendam-Voorburg 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van Leidschendam-Voorburg 2010

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

gezien het voorstel van het college d.d. 27 oktober 2009 (2009/2637);

(registratienummer raadsvoorstel 2007/26737) ;

gelet op de artikelen 35 en 90 van de Wet op de lijkbezorging en de artikelen 108, 147 en 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van Leidschendam-Voorburg 2010.

HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    begraafplaatsen:

    • -

      de algemene begraafplaats gelegen aan de Parkweg,

    • -

      de algemene begraafplaats gelegen aan de Rodelaan (genaamd “Oosterbegraafplaats”) en

    • -

      de algemene begraafplaats gelegen aan de Tuinenlaan (genaamd “algemene begraafplaats Noorthey”);

  • b.

    stoffelijk overschot: lijk zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid sub a van de Wet op de lijkbezorging;

  • c.

    particulier graf (voorheen: eigen graf): een graf(kelder), waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot het laten:

    • 1.

      begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten;

    • 2.

      bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      verstrooien van as;

  • d.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het laten begraven van stoffelijke overschotten;

  • e.

    urnenkelder: een kelder, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het laten bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 2.

      het inrichten van een gedenkplaats;

  • f.

    particulier kindergraf (voorheen: eigen kindergraf): een graf, bestemd voor overleden kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot het laten:

    • 1.

      begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten;

    • 2.

      bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      verstrooien van as;

  • g.

    algemeen kindergraf: een algemeen graf, bestemd voor het laten begraven van overleden kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar;

  • h.

    urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot het laten bijzetten en bijgezet houden van een asbus in een urn;

  • i.

    plaats in urnentuin: een plaats in de urnentuin waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het plaatsen en geplaatst houden van een urn boven de grond;

    • 2.

      het plaatsen van een ander gedenkteken;

  • j.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • k.

    asbus: een afgesloten bus die de as van een overledene bevat;

  • l.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • m.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf of gedenkplaats. Hieronder worden, voor zover van belang, ook verstaan, bovengronds geplaatste urnen;

  • n.

    gedenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken;

  • o.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

  • p.

    rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, particulier kindergraf, keuzegraf, urnenkelder, urnennis of plaats in de urnentuin, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • q.

    contactpersoon: de echtgenoot of levenspartner of een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad van een overledene die begraven is in een algemeen graf;

  • r.

    vergunninghouder: de rechthebbende of contactpersoon aan wie het college een schriftelijke vergunning heeft verleend voor het hebben van grafbedekking;

  • s.

    keuzegraf: een particulier graf waarbij het graf gekozen kan worden uit graven die vervallen zijn aan de gemeente. Deze graven liggen over de begraafplaats(en) verspreid;

  • t.

    grafveld: een afgescheiden gedeelte van de begraafplaats waarbinnen een aantal algemene graven is gelegen;

  • u.

    college: college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder particulier graf mede verstaan: particulier kindergraf, urnenkelder, urnennis, plaats in de urnentuin en keuzegraf. Als de keuze gemaakt is voor een keuzegraf wordt dit na de keuze behandeld als een particulier graf.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen kindergraf.

Artikel 3 Toezicht en beheer

De begraafplaatsen staan onder toezicht van het college. Een door het college daartoe aangewezen ambtenaar is belast met het beheer ervan.

HOOFDSTUK II OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 4 Openstelling begraafplaats(en)

  • 1. De begraafplaatsen zijn dagelijks toegankelijk van 07.00 uur tot 19.00 uur in de maanden november tot en met maart en van 07.00 uur tot 21.00 uur in de maanden april tot en met oktober.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 5 Ordemaatregelen

  • 1. Het is verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats(en) te verrichten.

  • 2. Het is verboden zonder uitdrukkelijke toestemming van de beheerder

    met motorrijtuigen of bespannen voertuigen op de begraafplaatsen te rijden,

    anders dan voor een begrafenis. Het is niet toegestaan sneller te rijden dan 10 km per uur.

  • 3. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 4. Degenen die zich niet aan de in het derde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten de begraafplaats op eerste aanzegging van de beheerder verlaten.

  • 5. Bij overtreding van een of meer voorschriften opgenomen in dit artikel en/of artikel 3, derde lid, kan aan de overtreder door het college voor bepaalde tijd de toegang tot de begraafplaats(en) worden ontzegd.

Artikel 6 Bijzondere plechtigheden

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats(en) moeten zes werkdagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan een plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 7 Opgravingen en ruimen

Het opgraven van stoffelijke overschotten en het ruimen van graven is alleen toegestaan als daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast. Het college kan, met inachtneming van het voorgaande, voorschriften geven betreffende opgravingen en ruimen.

HOOFDSTUK III VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 8 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene, die wil laten begraven, as wil laten bijzetten of as wil laten verstrooien, geeft daarvan schriftelijk kennis aan de beheerder. De beheerder moet deze kennisgeving en eventuele wijzigingen daarop, uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag, voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, hebben ontvangen. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Wanneer de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet dat zo tijdig mogelijk aan de beheerder worden meegedeeld.

  • 2. De kist of ander omhulsel van het stoffelijk overschot, de asbus of de urn moet bij aankomst op de begraafplaats zijn voorzien van een duurzaam identiteitskenmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

  • 3. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, of het bovengronds plaatsen of verplaatsen van asbussen en urnen, en het bedienen van de hulpmiddelen, mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten mits zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag aan de beheerder kenbaar hebben gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. De nabestaanden dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 9 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1. Het gebruik van de aula, de koffiekamer, de muziekinstallatie en het orgel moet bij de beheerder aangevraagd worden. Deze moet de bevestiging van de aanvraag uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt schriftelijk of per fax hebben ontvangen. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

  • 2. Bij gebruik van het orgel zijn de diensten van de organist steeds inbegrepen. Gebruik van het orgel kan alleen op de dag van de telefonische reservering aanvraag nog worden ingetrokken.

  • 3. De ruimten en de muziekinstallatie en het orgel staan per plechtigheid gedurende een vooraf te bepalen tijdsduur, in eenheden van een half uur, ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 10 Over te leggen stukken

  • 1. Begraving van een stoffelijk overschot of bezorging van as mag alleen plaatsvinden als van tevoren het verlof tot begraven of de crematieverklaring is afgegeven aan de beheerder.

  • 2. Als de begraving van een stoffelijk overschot of de bezorging van as in een particulier graf, particulier kindergraf, urnenkelder, urnennis, plaats in de urnentuin of keuzegraf zal plaatsvinden, moet een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, als deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting van een stoffelijk overschot in een particulier graf, particulier kindergraf of keuze graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de dan nog resterende uitgifte termijn ten minste gelijk is aan de wettelijke grafrusttermijn.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op hele jaren.

  • 5. De beheerder onderzoekt de overgelegde stukken op volledigheid en juistheid.

Artikel 11 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. Op werkdagen is de tijd van begraven en het bezorgen van as

    van 09.00 uur tot 15.00 uur.

  • 2. Op zaterdagen is de tijd van begraven en het bezorgen van as

    van 09.00 uur tot 13.30 uur.

  • 3. Op zon- en feestdagen vinden geen begravingen of asbezorgingen plaats.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid afwijken.

  • 5. Als tijdstip van begraven en/of het bezorgen van as wordt aangemerkt het tijdstip waarop het stoffelijk overschot of de as van de overledene ten behoeve van de begraving of asbezorging op de begraafplaats arriveert.

HOOFDSTUK IV INDELING EN UITGIFTE DER GRAVEN

Artikel 12 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven;

    • b.

      keuzegraven met reserveringsmogelijkheid;

    • c.

      particuliere kindergraven;

    • d.

      urnenkelders met reserveringsmogelijkheid;

    • e.

      urnennissen met reserveringsmogelijkheid;

    • f.

      plaatsen in urnentuin met reserveringsmogelijkheid.

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel stoffelijke overschotten en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in die graven kunnen plaatshebben. Het bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 13 Aantal overledenen in algemene graven

Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel stoffelijke overschotten er kunnen worden begraven in de algemene graven en algemene kindergraven. Het bepaalt tevens de afmetingen en uitgifteduur van de algemene graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 14 Volgorde van uitgifte

De particuliere graven, particuliere kindergraven, algemene graven en algemene kindergraven worden slechts voor directe begraving en in door of namens het college bepaalde volgorde uitgegeven. De urnennissen, urnenkelders, plaatsen in de urnentuin en keuzegraven worden door of namens het college uitgegeven op de daarvoor bestemde gedeelten van de begraafplaats waarbij een keuze kan worden gemaakt. Deze keuze wordt direct omgezet in een reservering.

Artikel 15 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 16 Termijnen particuliere graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een particulier graf, een particulier kindergraf of een keuzegraf, een en ander tegen betaling van het daarvoor verschuldigde recht. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particulier graf is uitgegeven of het keuzegraf is uitgegeven of gereserveerd.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf, tien of twintig jaren, mits de beheerder de schriftelijke aanvraag daarvoor binnen twee jaar vóór het verstrijken van de lopende termijn heeft ontvangen De verlenging gaat in op het moment dat bestaande recht zou aflopen, een en ander tegen betaling van het op dat tijdstip verschuldigde recht.

  • 3. Het college verleent, voor zover de bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen in te dienen aanvraag, voor de tijd van vijf jaar het recht op een urnenkelder, een plaats in urnentuin of een urnennis, een en ander tegen betaling van het daarvoor verschuldigde recht. De termijn begint te lopen op de datum waarop de urnenkelder, de plaats in urnentuin of de urnennis is uitgegeven of gereserveerd.

  • 4. Het in het derde lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf jaar, mits de beheerder de schriftelijke aanvraag daarvoor binnen twee jaar vóór het verstrijken van de lopende termijn heeft ontvangen. De verlenging gaat in op het moment dat bestaande recht zou aflopen, een en ander tegen betaling van het op dat tijdstip verschuldigde recht.

  • 5. Een grafrecht als in dit artikel bedoelt, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en van de personen genoemd in artikel 18, eerste lid. Verlening van het grafrecht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk als daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 17 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening laten aanbrengen van een grafkelder in overeenstemming met de door het college te stellen voorschriften.

Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op aanvraag van de rechthebbende op naam van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk als daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het particulier graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving op naam van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, als daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Als na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het particulier graf te laten vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particulier graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

  • 5. Als op grond van dit artikel het recht op een particulier graf is overgeschreven op naam van een nieuwe rechthebbende, wordt een eventueel verleende vergunning voor het hebben van grafbedekking op naam gesteld van de nieuwe rechthebbende.

Artikel 19 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen van het recht op het particulier graf, keuzegraf, particulier kindergraf, de urnenkelder, urnennis of plaats in de urnentuin. Het recht vervalt dan aan de gemeente. Het college bevestigt de ontvangst van de afstandsverklaring schriftelijk.

Artikel 20 Sluiting van graven

  • 1. Op aanvraag van de rechthebbende kan het college een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatshebben, asbus worden bijgezet, of as worden verstrooid dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.

  • 2. Het college kan bijzondere voorwaarden vaststellen, waaraan moet zijn voldaan voordat het graf gesloten wordt verklaard.

Artikel 21 Einde van de grafrechten

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 19 vervallen de grafrechten:

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      op het tijdstip, waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 18, derde lid kan het college de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      als de betaling van het daarvoor verschuldigde recht en/of de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht, ondanks een aanmaning, niet binnen 8 weken na dagtekening van de aanmaning is geschied. Deze aanmaning geschiedt schriftelijk als het adres van de rechthebbende bekend is en anders door mededeling op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats en mededeling bij het graf;

    • b.

      als de rechthebbende ondanks een schriftelijke aanmaning of, als het adres van de rechthebbende niet bekend is, door mededeling op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats en mededeling bij het graf, in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt.

  • 3. Wanneer grafrechten zijn vervallen vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

HOOFDSTUK V GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 22 Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college. De vergunning kan alleen worden verleend aan de rechthebbende van een particulier graf of de contactpersoon van een algemeen graf.

  • 2. Over de wijze van aanvrage van de vergunning, de aard, de afmetingen, het gewicht en duurzaamheid van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van de door hem vastgestelde nadere regels.

  • 4. Het college kan de vergunning weigeren als:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door hem vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

Artikel 23 Verplichtingen vergunninghouder betreffende het aanbrengen en onderhoud van grafbedekking

  • 1. Het (laten) plaatsen of aanbrengen van grafbedekking geschiedt door of in opdracht van de rechthebbende of contactpersoon. Hierbij moeten de aanwijzingen van de beheerder van de begraafplaats in acht worden genomen. Het plaatsen van een gedenkteken mag uitsluitend geschieden door een erkend steenhouwer in opdracht van de rechthebbende of contactpersoon.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mag het plaatsen van bovengrondse urnen uitsluitend gebeuren door het personeel van de begraafplaats in opdracht van de rechthebbende.

  • 3. Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van grafbedekking komen voor rekening van de rechthebbende of contactpersoon.

  • 4. De rechthebbende is verplicht de grafbedekking goed te onderhouden. Onder dit onderhoud wordt in ieder geval begrepen: het rechtzetten, herstellen, vernieuwen, verven of bijkleuren van de grafbedekking; het verven van opschriften; het regelmatig snoeien van winterharde gewassen en het verwijderen van dode beplanting.

  • 5. Op algemene graven kan slechts grafbedekking worden aangebracht als het graf vol is.

  • 6. Het is niet toegestaan losse voorwerpen van glas of een ander breekbaar materiaal op een graf te leggen. Deze voorwerpen zullen direct door de beheerder worden verwijderd zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 7. De rechthebbende of contactpersoon is verplicht een beschadiging aan de grafbedekking op aanschrijven van het college te herstellen als de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of dat de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden. Als het adres van de rechthebbende of contactpersoon niet bekend is, wordt de opgelegde verplichting bekend gemaakt door mededeling op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats en mededeling bij het graf.

  • 8. Als door een ondeugdelijk geworden constructie van de grafbedekking een gevaarlijke situatie ontstaat, kan het college direct maatregelen treffen voor rekening van de rechthebbende.

  • 9. Als binnen twee maanden na de dag van aanschrijven als bedoeld in het zevende lid geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering en/of vernietiging van de grafbedekking over te gaan. Voor deze handeling kan de gemeente niet aansprakelijk worden gesteld, onverlet het recht van het college tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of contactpersoon over te gaan.

Artikel 24 Grafbedekking en schade

  • 1. De grafbedekking wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of de contactpersoon te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vorst, wateroverlast, bliksem, ontploffing, molest, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van grafbedekking ten behoeve van een bijzetting en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of de contactpersoon.

  • 2. Het college is bevoegd een grafbedekking voor zijn rekening en risico tijdelijk weg te nemen, als dit voor het beheer en/of onderhoud van de begraafplaats noodzakelijk is.

Artikel 25 Nietblijvende grafbeplanting

Nietblijvende beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren, kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.

Artikel 26 Intrekken en vervallen van vergunning grafbedekking

  • 1. Het college kan de vergunning intrekken:

    • a.

      als ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      als de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • c.

      als de vergunninghouder de verplichtingen zoals neergelegd in het artikel 23 niet nakomt of daarmee in strijd handelt;

    • d.

      als de houder daarom verzoekt.

  • 2. De vergunning vervalt van rechtswege op het moment dat de graftermijn is verstreken.

Artikel 27 Verwijdering grafbedekking

  • 1. Onverlet het gestelde in artikel 23, achtste en negende lid kan de grafbedekking na het verstrijken van de graftermijn of na intrekking van de vergunning door of vanwege het college worden verwijderd.

  • 2. Grafbedekking kan gedurende een maand voor het vervallen van een grafrecht of het verstrijken van de graftermijn door respectievelijk de rechthebbende of contactpersoon van het graf worden verwijderd. Na het verstrijken van deze termijn kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

  • 3. Ingeval een vergunning wordt ingetrokken, stelt het college een redelijke termijn aan rechthebbende of contactpersoon waarin de grafbedekking dient te worden verwijderd. Na het verstrijken van deze termijn kan de rechthebbende of contactpersoon geen aanspraken hierop doen gelden.

Artikel 28 Onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in het een maal per jaar schoonhouden van de gedenktekens en draagt zorg voor het algemene onderhoud van de begraafplaats.

HOOFDSTUK VI RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 29 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Ruimen van algemene graven wordt een jaar van te voren aangekondigd met

    • o

      een bord bij de graven

    • o

      een bericht op het informatiebord bij de ingang

    • o

      een bericht in de plaatselijke krant

    • o

      een brief aan de contactpersonen (als hun adres bekend is) van de overledenen die daar begraven liggen.

    Ruimen van een particulier graf vindt plaats, nadat de rechthebbende afstand gedaan heeft van de rechten. Als er van de rechthebbende geen juiste gegevens bekend zijn, wordt er een bordje bij het graf geplaatst. De beheerder verzoekt de rechthebbende of nabestaanden contact op te nemen. Het bordje blijft ten minste een jaar staan. Als er na die periode niemand gereageerd heeft vervallen de rechten aan de gemeente en wordt tot ruiming overgegaan.

  • 2. De contactpersoon van een overledene die begraven is in een algemeen graf kan gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraven of cremeren. Herbegraven kan in een particulier graf op dezelfde of een andere begraafplaats. Het is niet mogelijk de overblijfselen te laten herbegraven in een algemeen graf op een van de drie begraafplaatsen zoals bedoeld in artikel 1 sub a.

  • 3. De bij de ruiming van het graf of grafveld nog aanwezige overblijfselen van stoffelijke overschotten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daarvoor bestemde gedeelten van de begraafplaatsen.

  • 4. De rechthebbende op een particulier graf kan voor het verstrijken van de graftermijn bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen samen te laten voegen en deze weer in dezelfde grafruimte terug te laten plaatsen of om deze elders opnieuw te laten begraven. Het is niet mogelijk de overblijfselen te laten herbegraven in een algemeen graf op een van de drie begraafplaatsen zoals bedoeld in artikel 1 sub a.

HOOFDSTUK VII INSTANDHOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 30 Lijst

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK VIII INRICHTING REGISTER

Artikel 31 Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven stoffelijke overschotten en de bezorgde as.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

HOOFDSTUK IX SLOTBEPALINGEN

Artikel 32 Overgangsbepaling

  • 1. Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de verordeningen genoemd in artikel 34, tweede lid, blijven, als en voorzover het onderwerp waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening, van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 34, tweede lid, blijven - als en voorzover de bepalingen op grond waarvan deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3. Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4. Als voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van een verordening bedoeld in artikel 34, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.

  • 5. De verplichtingen die voortvloeien uit de ingevolge artikel 34, tweede lid ingetrokken verordeningen, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

Artikel 33 Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, 5, 7 en 11 wordt bestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van artikelen 4, 5, 7 en 11 van de verordening kan worden bestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 34 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op dezelfde dag dat de Wet van 12 juni 2009, houdende wijziging van de Wet op de lijkbezorging in werking treedt.

  • 2. Op de datum dat deze verordening in werking treedt vervalt de `Verordening op het beheer en het gebruik van gemeentelijke begraafplaatsen van Leidschendam-Voorburg 2004´ van rechtswege.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Leidschendam-Voorburg 2010’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg
van 15 december 2009
mr. G.A. van Egmond, drs. J.W. van der Sluijs,
griffier voorzitter

Toelichting bij de “Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Leidschendam-Voorburg 2010

Inleiding

In 2003 is de “Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van Leidschendam-Voorburg 2004” (verder: de Beheersverordening) vastgesteld. Dat gebeurde naar aanleiding van de dualisering van het gemeentebestuur. Sindsdien zijn geen verdere aanpassingen geweest.

Op 12 juni 2009 is de Wet, houdende wijziging van de Wet op de lijkbezorging vastgesteld. Met de inwerkingtreding van die wet zal de Wet op de Lijkbezorging op een aantal punten worden gewijzigd. De wijzigingen zijn van invloed op de bepalingen van de Beheersverordening. Deze moet dan ook worden aangepast.

Bij de aanpassing is ook gekozen voor een minder formeel taalgebruik.

1. De verordenende bevoegdheid

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld, voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt. De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

2. Gemeentelijk begraafplaatsbeleid

  • 1.

    Inleiding De Beheersverordening bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding van en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen. Hieronder gaan wij wat verder in op een aantal van die regels.

  • 2.

    Gemeentelijke verantwoordelijkheid en regelgeving Burgers zijn vaak emotioneel betrokken met de begraafplaatsen en alles wat daar gebeurt. Daarom is het belangrijk dat de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Het uitgangspunt daarbij is dat de procedures kort worden gehouden en dat overbodige regelgeving achterwege blijft. De contacten met burgers lopen zoveel mogelijk via de beheerder. Hij neemt ook diverse aanvragen in ontvangst. De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaatsen is vergelijkbaar met de verantwoordelijkheid die zij heeft voor andere collectieve voorzieningen zoals parken en fietspaden. Verschillende aspecten van begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht echter om een eigen aanpak. Zo maakt de waarde die aan begraafplaatsen wordt toegekend het nodig een inventarisatie te maken van de historische en culturele waarden die op de begraafplaatsen aanwezig zijn. De verordening voorziet dan ook in het opstellen van een lijst van graven die van historische betekenis zijn of gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te houden. Deze lijst geeft uitdrukking aan de waarden van de begraafplaats als zodanig. Zij dient een ander doel dan de monumentenlijst. De verordening noemt een aantal mogelijke voorzieningen, zoals algemene en particuliere graven, bestemmingen voor as en gedenkplaatsen. Op die manier komt de gemeente tegemoet aan de behoeften die de samenleving vraagt in verband met het bezorgen van de doden. In de verordening is vastgelegd dat de gemeente in beginsel bereid is die voorzieningen binnen haar grondgebied te treffen. Dat hoeft niet altijd in te houden dat alle voorzieningen ook daadwerkelijk op elk van de gemeentelijke begraafplaatsen aanwezig moeten zijn.

  • 3.

    Ordemaatregelen Op de begraafplaatsen moet orde, rust en netheid bestaan. De Beheersverordening bevat dan ook voorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken. Dat kunnen onder meer bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steenhouwers zijn. Wie zich niet gedraagt volgens de aanwijzingen van de beheerder kan de toegang tot de begraafplaatsen worden ontzegd. Overtreding van de ordebepalingen is strafbaar. Zo nodig kan de politie optreden en proces-verbaal opmaken. Er is uitdrukkelijk bepaald dat bij het opgraven van stoffelijke overschotten of bij ruiming van een of meer graven niemand anders aanwezig mag zijn dan de personen die met die werkzaamheden zijn belast.

  • 4.

    Verplichte verlenging Het komt regelmatig voor dat in particuliere graven begravingen, bijzettingen of asbezorging plaatsvinden betrekkelijk kort voordat de termijn van uitgifte afloopt. Voor die gevallen is vastgelegd dat dan gelijktijdig de termijn van uitgifte moet worden verlengd zodat deze tenminste gelijk is aan de wettelijke termijn van grafrust.

  • 5.

    Overboeking van een particulier grafHet recht op een particulier graf wordt verleend door een persoonsgebonden beschikking van het college. De aanvrager krijgt daarmee het uitsluitend recht om in dat graf te laten begraven, asbussen te laten bijzetten of as te laten verstrooien. Dat recht kan hij niet verkopen. Het recht kan wel op verzoek van de rechthebbende worden overgedragen. Om te voorkomen dat particuliere graven worden opgekocht door willekeurige derden is de kring van personen aan wie het grafrecht kan worden overgedragen beperkt. Van die beperking kan het college alleen om gewichtige redenen afwijken.

  • 6.

    Voorschriften grafbedekking Om te voorkomen dat het aanzien van de begraafplaats rommelig wordt moeten er regels zijn waaraan grafbedekking moet voldoen. De invulling van deze regels berust bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 7.

    Verplicht onderhoud Op grond van de Beheersverordening berust het algemeen onderhoud van de begraafplaatsen bij de gemeente. De gemeente zorgt ook voor het een maal per jaar schoonhouden van de gedenktekens en voor het algemene onderhoud van de begraafplaats. Het aanzien van de begraafplaatsen kan op deze manier gewaarborgd blijven. De gemeente verhaalt de kosten van dit onderhoud op de rechthebbenden via het verschuldigde onderhoudsrecht. Daarnaast zijn de rechthebbenden verplicht hun grafbedekkingen goed te onderhouden en zo nodig te herstellen. Als er sprake is van verwaarlozing kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de contactpersoon daarop aanspreken. Zo nodig kan hij hem sommeren om de gebreken aan de grafbedekking te herstellen.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

Dit artikel bevat de definities. De definities zijn, waar nodig, aangepast aan de gewijzigde Wet op de lijkbezorging. Zo wordt niet meer gesproken van een “eigen graf” maar van een “particulier graf”. Op die manier wordt voorkomen dat de onterechte indruk ontstaat dat men het graf in eigendom heeft. Er is immers geen sprake van een eigen graf dat men koopt, maar van een uitsluitend recht dat de gemeente verleent aan de rechthebbende.

Artikel 2.

Voor een particulier graf, particulier kindergraf, keuzegraf, urnenkelder, urnennis en plaats in de urnentuin gelden vrijwel dezelfde rechten en verplichtingen. De woorden “voor zover van belang” zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het wegnemen van een asbus alleen werken bij particuliere graven, particuliere graven en keuzegraven.

Artikel 3.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 4.

Het derde lid is opgenomen om de aanwezigheid van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren dat deze is opengesteld voor bezoekers strafbaar te kunnen stellen.

Artikel 5.

Steenhouwers en hoveniers moeten er zich steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te kunnen verrichten moet vlot gegeven kunnen worden. Daarom is er voor gekozen dat het college het verlenen van die toestemming, onder behoud van zijn eigen verantwoordelijkheid, in mandaat aan de beheerder opdraagt. De beheerder heeft de bevoegdheid om personen weg te sturen als zij zich niet aan de regels houden of zijn aanwijzingen niet opvolgen. Dat geeft hem voldoende bevoegdheden om op te treden tegen ongewenste activiteiten.

Artikel 6.

Dit artikel is bedoeld om plechtigheden ordelijk te laten verlopen. Door de verplichting om de plechtigheid zes werkdagen tevoren te melden kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Volgens de wet moet een begrafenis uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden plaatsvinden. Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester op grond van de Wet openbare manifestaties (wet van 20 april 1988, Stb. 1988, 157) en de mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen, zoals artikel 2.3 van de APV.

Artikel 7.

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en bij het ruimen van graven maakt dat het bezwaarlijk is om anderen daarbij aanwezig te laten zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een bepaling op grond waarvan derden kunnen worden geweerd.

Artikel 8.

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf of op een afzonderlijke plaats op een begraafplaats, zoals een urnenkelder, urnennis of een plaats in de urnentuin. Bij het begraven van een lijk binnen 36 uur na het overlijden is omwille van de urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk. Als nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten kan dit niet zonder toezicht en hulp van het personeel van de begraafplaats. Deze is onmisbaar, ook uit een oogpunt van veiligheid, met name bij het openen en het sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf (het stempelen) en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal altijd door het personeel moeten gebeuren.

Artikel 9.

Dit artikel bevat een aantal voorschriften die een goed en doelmatig gebruik van de gebouwen, muziekinstallatie en het orgel bevorderen.

Artikel 10.

De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. In aanvulling hierop is het gewenst dat de beheerder van de begraafplaats een eigen bevoegdheid krijgt om medewerking aan het begraven te weigeren wanneer niet aan de wettelijke eisen is voldaan. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als het verstrooien. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het graf mag worden bijgezet (lid 2). De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Deze termijn is gesteld op tien jaar nadat in het desbetreffende graf een stoffelijk overschot is bijgezet.

Artikel 11.

De wet schrijft voor dat elke dag, met uitzondering van zondagen en algemeen erkende feestdagen, gedurende een redelijke tijd kan worden begraven. De gemeente moet bij verordeningen aangeven op welke tijdstippen begraven mogelijk is. Er is voor gekozen het begraven op zondagen en algemeen erkende feestdagen niet toe te staan. In bijzondere gevallen kan het college begraven op die dagen toch toestaan. Een dergelijk bijzonder geval kan zich bijvoorbeeld voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven. Om misverstanden uit te sluiten is het tijdstip van begraven en / of het bezorgen van as hier nader gedefinieerd.

Artikel 12.

Naast de eigen graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaatsen.

Artikel 13.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 14.

Als algemene lijn geldt dat een graf wordt uitgegeven volgens de volgorde van ligging. Bij keuzegraven, urnennissen, urnenkelders en plaatsen in de urnentuin kan daarvan worden afgeweken.

Artikel 15.

Een indeling in categorieën maakt het mogelijk verschillende regels vast te stellen voor de grafbedekking op de graven die liggen op de verschillende delen van de begraafplaatsen.

Artikel 16.

Het eerste lid is opgenomen omdat sommige rechthebbenden ten onrechte denken dat de termijn van uitgifte pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. De wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Uiterlijk een jaar voordat de termijn van uitgifte afloopt stuurt de beheerder daarover bericht aan het adres van de rechthebbende, zoals dat in de administratie bekend is. Komt daarop niet binnen drie maanden een reactie, dan moet dat op grond van de wet bekend gemaakt worden bij het desbetreffende graf en bij de ingang van de begraafplaats. Die bekendmaking moet daar blijven tot aan het einde van de termijn van uitgifte. Het laatste lid maakt het mogelijk dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn als daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 17.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 18.

Het is gewenst dat er na het overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en eventuele grafbedekking en voor de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Als nieuwe rechthebbenden komen alleen personen in aanmerking die een belang bij het graf hebben. Dat zijn in de eesrte plaats de bloed- en aanverwanten die in dit artikel genoemd worden. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts één persoon als rechthebbende te laten aanwijzen. Deze bepaling stelt een termijn van zes maanden. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid kan worden gehanteerd. Het verdient aanbeveling de overschrijving van het uitsluitend recht schriftelijk aan de nieuwe rechthebbende kenbaar te maken.

Artikel 19.

Dit artikel stelt buiten twijfel dat een rechthebbende afstand van het uitsluitend recht kan doen.

Artikel 20.

Een rechthebbende kan er belang bij hebben dat een graf gesloten wordt verklaard, zodat er alleen met name genoemde personen mogen worden begraven, of van die personen de asbus worden bijgezet of de as verstrooid. De achtergrond hiervoor zal vaak liggen in de onderlinge verhoudingen binnen de familie van de rechthebbende.

Artikel 21.

Deze bepaling is opgenomen om duidelijk vast te leggen wanneer grafrechten komen te vervallen. Het tweede lid maakt duidelijk dat ook het niet nakomen van de financiële en andere verplichtingen door de rechthebbende ertoe kan leiden dat de grafrechten vervallen worden verklaard. Het derde lid betreft de financiële afhandeling in het geval van het vervallen van grafrechten.

Artikel 22.

Het vereiste van vergunning geldt voor de grafbedekkingen op zowel algemene als particuliere graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimale eisen moeten voldoen. Deze eisen worden verder uitgewerkt in nadere regels. Het college stelt die vast. Het vereiste van vergunning omvat het gedenkteken en eventuele winterharde beplantingen.

Artikel 23.

Dit artikel regelt wie als opdrachtgever optreedt voor het aanbrengen van grafbedekking en wie die grafbedekking mag plaatsen. De kosten die met het aanbrengen, herstellen of vernieuwen zijn gemoeid komen voor rekening van de rechthebbende, respectievelijk de contactpersoon. Deze is er ook verantwoordelijk voor dat de grafbedekking goed wordt onderhouden. Dit artikel regelt ook de publiekrechtelijke bevoegdheid van het college om de rechthebbende of contactpersoon, die eigenaar is van de grafbedekking, aan te schrijven om de nodige maatregelen te treffen om de kwaliteit van de grafbedekking te waarborgen. Als geen gevolg wordt gegeven aan de aanschrijving heeft het college de bevoegdheid de grafbedekking te verwijderen en de kosten op de rechthebbende of contactpersoon te verhalen. De aansprakelijkheid van de gemeente wordt hierbij uitdrukkelijk uitgesloten.

Artikel 24.

De aanwezigheid van de grafbedekking is volledig voor rekening en risico van de rechthebbende of contactpersoon. Alle eventuele schade is voor diens rekening. Het college kan de grafbedekking tijdelijk wegnemen in het belang van het beheer en onderhoud van de begraafplaats. De kosten zijn dan voor de gemeente.

Artikel 25.

In verband met het aanzien van de begraafplaats moet de beheerder verwaarloosde eenjarige beplanting en verwelkte bloemen en dergelijke direct kunnen verwijderen zonder voorafgaande aanschrijving.

Artikel 26.

Dit artikel regelt de gevallen waarin het college kan overgaan tot het intrekken van de vergunning. De vergunning vervalt in ieder geval op het moment dat de graftermijn verstrijkt.

Artikel 27.

Na het verstrijken van de graftermijn of het intrekken van de vergunning kan de grafbedekking worden verwijderd. De rechthebbende of contactpersoon krijgt gedurende een beperkte periode de gelegenheid de grafbedekking zelf te (laten) verwijderen.

Artikel 28.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 29.

Dit artikel regelt de gang van zaken rond ruimen van graven en de mogelijkheden van herbegraven.

Artikel 30.

Er kunnen verschillende redenen zijnom bepaalde graven niet te ruimen. Bijvoorbeeld omdat het grafmonument bijzondere warden heeft of omdat in het graf iemand ligt begraven die voor de plaatselijke gemeenschap van bijzondere betekenis is geweest. Het college stelt een lijst van dergelijke graven op. Voordat tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen op die lijst te worden bijgeschreven.

Artikel 31.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 32.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 33.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 34.

De inwerkingtreding is gekoppeld aan het in werking treden van de Wijzigingswet van de Wet op de lijkbezorging. Op dit moment is nog niet bekend wanneer dat zal zijn.

Artikel 35.

Dit artikel spreekt voor zich.