Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening wet inburgering Leidschendam-Voorburg 2009

Geldend van 04-12-2009 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening Wet inburgering Leidschendam-Voorburg 2009

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

gezien het voorstel van het college d.d. 15 september 2009 (2009/23931);

Besluit:

  • 1.

    vast te stellen de Verordening Wet inburgering Leidschendam-Voorburg 2009 per 15 november 2009

  • 2.

    de Verordening Wet inburgering Leidschendam-Voorburg 2007 in te trekken per 15 november

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      een inburgeringsvoorziening: voorziening die toeleidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin van de wet.

    • d.

      inburgeringstraject: geheel van voorzieningen gericht op het behalen van het inburgerings- of staatsexamen eventueel gecombineerd met een tweede doelstelling zoals arbeidsmarkttoeleiding of opvoedingsondersteuning;

    • e.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • f.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

    • g.

      WWB: Wet werk en bijstand

    • h.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht

    • i.

      Vrijwillige inburgeraar: de Nederlander, of de rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van de wet, of het rechtmatig in Nederland verblijvende familielid van voornoemde vreemdeling, of de rechtmatige in Nederland verblijvende vreemdeling van een staat wiens onderdanen op grond van bepalingen van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties geen inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 7 van de wet kan worden opgelegd, en die:

      • a.

        ouder is dan 15 jaar;

      • b.

        minder dan acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven, en;

      • c.

        niet beschikt over een diploma, certificaat of document, bedoeld in artikel 2.3 van het besluit;

      • d.

        niet leerplichtig of kwalificatieplichtig is, dan wel een opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een diploma, certificaat of document, bedoeld in artikel 2.3 van het besluit;

      • e.

        geen overeenkomst heeft afgesloten op grond van de Regeling inburgering allochtone vrouwen niet-G31, de Regeling inburgering allochtone vrouwen G31, dan wel het extensieve deel van de Pilot inburgering allochtone vrouwen Taal Totaal;

      • f.

        niet eerder een overeenkomst heeft afgesloten op grond van de onderhavige regeling;

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 Samenwerking

  • 1. Het college kan besluiten tot samenwerking met andere gemeenten bij de uitvoering van de Wet Inburgering. Eén van de samenwerkende gemeenten treedt hierbij op als centrumgemeente.

  • 2. De samenwerking en het aanwijzen van een centrumgemeente vindt plaats op basis van het gestelde in artikel 7.8 van het Besluit inburgering.

  • 3. Jaarlijks geeft het college van elk van de samenwerkende gemeenten bij het ministerie van Justitie aan welke gemeente als centrumgemeente optreedt.

Artikel 3 De informatieverstrekking

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het verstrekken van voorlichtingsmateriaal bij aanvragen van een inburgeringsvoorziening of uitkering;

    • b.

      het geven van informatie via de gemeentelijke website.

  • 3. Indien een samenwerkingsverband wordt aangegaan zal in de samenwerkingsovereenkomst de wijze van voorlichting binnen de samenwerking nader worden bepaald.

  • 4. Het college beoordeelt eens per jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover bij de jaarrekening aan de raad.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisverziening

Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college stelt, zoals de wet voorschrijft, voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening vast. Voor geestelijke bedienaren die inburgeringsplichtig zijn stelt het college, conform de wet, een inburgeringsvoorziening vast. Daarnaast wijst het college de overige inburgeringsplichtigen aan als groep voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan worden vastgesteld.

Artikel 5 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, of taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een voorziening gericht op arbeidsinschakeling/participatie wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling/participatie.

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet, wordt achteraf betaald.

  • 2. De eigen bijdrage wordt in beginsel in één keer en ten hoogste in 36 termijnen betaald.

  • 3. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene uitkering op grond van de WWB, IOAW of IAOZ, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 7 Verstrekken van een premie

  • 1. Het college betaalt de deelnemer die de in artikel 6 genoemde eigen bijdrage moetbetalen, en binnen de wettelijke termijn heeft deelgenomen aan het inburgerings- of staatsexamen, of MBO-examen in geval van een taalkennisvoorziening een premie ter hoogte van de eigen bijdrage.

  • 2. Uitbetaling van de premie als genoemd in lid 1 van dit artikel vindt niet plaats dan door verrekening met de eigen bijdrage.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen inzake het verstrekken van premies anders dan genoemd in lid 2.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het tijdig melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    het meewerken aan een onderzoek naar de gegrondheid van het verzuim als bedoeld insub e van dit artikel.

  • g.

    het deelnemen aan activiteiten gericht op:

    • -

      ondernemerschap, arbeid of de verwerving daarvan;

    • -

      een vervolgopleiding en of voorbereiding daarop;

    • -

      participatie, zelfredzaamheid en gezin.

Hoofdstuk 3 Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de hoogte van de eigen bijdrage in gevallen waarin het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening heeft vastgesteld;

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage;

  • f.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

  • g.

    mededelingen omtrent tijdens het traject te houden voortgangsgesprekken.

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige geen of

    onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige niet binnen

    de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen of staatsexamen heeft behaald.

  • 4. Indien het college besluit om met toepassing van art. 5:41 Awb geen bestuurlijke boete op te leggen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

  • 5. Het college legt, met inachtneming van het bepaalde in art. 5:46 lid 2 Awb, in beleidsregels vast de differentiatie in de hoogte van de boetes in relatie tot sanctiewaardige gedragingen.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid van deze verordening, bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid van deze verordening, bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen of staatsexamen heeft behaald.

  • 4. Indien het college besluit om met toepassing van art. 5:41 Awb geen bestuurlijke boete op te leggen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

  • 5. Het college legt, met inachtneming van het bepaalde in art. 5:46 lid 2 Awb, in beleidsregels vast de differentiatie in de hoogte van de boetes in relatie tot herhaalde sanctiewaardige gedragingen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Uitwerking in beleidsregels

Het college stelt, waar nodig, beleidsregels op ter uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 15 november 2009.

Artikel 14 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering Leidschendam-Voorburg 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de
gemeente Leidschendam-Voorburg van 10 november 2009.
de griffier, de voorzitter,
mr. G.A. van Egmond drs. J.W. van der Sluijs

Toelichting

Algemene toelichting

De Wet inburgering (Wi) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met ingang van 1 januari 2009 is de Wet inburgering (Wi) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders krijgt de bevoegdheid om aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 november 2007.

  • 2.

    Het college krijgt de mogelijkheid om een inburgeringsprogramma aan te bieden dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008.

  • 3.

    Het college krijgt de bevoegdheid om in plaats van een inburgeringsvoorziening een taalkennisvoorziening aan te bieden aan een inburgeringsplichtige die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. Deze wijziging werkt terug tot en met 1 september 2008.

  • 4.

    De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van aanbieden van een inburgeringsvoorziening door het college en aanvaarding daarvan door de inburgeringsplichtige aan vooraf hoeft te gaan. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening.

De Wi regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgerings- of staatsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen of staatsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

De Wi draagt een aantal belangrijke taken op aan gemeenten. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de Wi gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 Wi).

  • 2.

    Regels over het aanbieden of vaststellen van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, Wi).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 Wi).

  • 4.

    Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid Wi).

Ad 1: Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 Wi bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de Wi en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

Ad 2: Regels met betrekking tot het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen of staatsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. De gemeenteraad bepaalt welke inburgeringsplichtigen in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg heeft reeds d.d. 2 december 2008 besloten om de doelgroep te verbreden en geen groepen van inburgeringsvoorzieningen uit te sluiten.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands al tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het examen. De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, Wi).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, Wi).

In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

  • -

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi).

Ad 3: Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Ad 4: De bevoegdheid om een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening direct vast te stellen

Artikel 19a, eerste lid, Wi geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt. De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft er voor gekozen de inburgeringsvoorziening en de taalkennisvoorziening niet aan te bieden, maar vast te stellen. De inburgeringsplichtige mag de voorziening dus niet weigeren. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, Wi).

Het vaststellingsstelsel kan niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd en geldt voor alle inburgeringsplichtigen.

Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening begint met het houden van een intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens drie mogelijkheden:

  • 1.

    De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. De gemeente neemt een besluit;

  • 2.

    De inburgeringsplichtige vindt de voorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het college stemt hiermee in en verstuurt alleen een handhavingsbeschikking (voor oudkomers) of een kennisgeving (voor nieuwkomers);

  • 3.

    Het college acht een inburgeringsvoorziening geschikt, maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet. Het college heeft de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

Het verschil met de vorige verordening schuilt in de laatste mogelijkheid. Eerder was de gemeente bij het doen van een aanbod afhankelijk van de medewerking van de inburgeringsplichtige. De inburgeringsplichtige kon immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. Nu gekozen is voor het vaststellingstelsel, is de gemeente niet langer afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.

Inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Deze verordening is van toepassing op inburgeringsplichtigen. Indien bepalingen tevens van toepassing zijn op vrijwillige inburgeraars wordt dit uitdrukkelijk aangegeven. De rechtspositie van het college en de vrijwillige inburgeraar wordt voor het overige namelijk beheerst door de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

NB: In de Wet inburgering is het begrip “inburgeringsvoorziening” uitgebreid met “taalkennisvoorziening”. In de hieronder staande toelichting worden beide begrippen waar mogelijk afzonderlijk genoemd. In een enkel geval wordt uit overweging van leesbaarheid het woord “voorziening” gehanteerd, waarmee zowel inburgeringsvoorziening als taalkennisvoorziening wordt aangeduid.

Artikel 2 Samenwerking

In dit artikel wordt ingespeeld op eventuele toekomstige samenwerkingsverbanden voor wat betreft de uitvoering van de Wi.

Artikel 3 De informatieverstrekking

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke manier de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 Wi dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

In dit artikel wordt de informatietaak tevens van toepassing verklaard op vrijwillige inburgeraars.

Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het vierde lid verplicht het college de raad jaarlijks bij de jaarrekening te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen.

Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, Wi om bij verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening vaststellen. Dit is conform het besluit d.d. 2 december 2008 (DIS 2008/24881) waarin is bepaald dat niemand uit de doelgroep wordt uitgesloten van het aanbod van een inburgeringsvoorziening. Deze verordening heeft betrekking op het aanbieden en vaststellen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen. De gemeente Leidschendam-Voorburg vindt het belangrijk dat ook vrijwillige inburgeraars de mogelijkheid krijgen om hun kennis van de Nederlandse taal en samenleving te vergroten en conform het eerder genoemde besluit d.d. 2 december 2008 kan ook aan alle vrijwillige inburgeraars een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aangeboden worden. Dit valt echter buiten de reikwijdte van deze verordening.

Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een voorziening, bepaalt dit artikel dat het college voor de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan vaststellen. Zoals eerder vermeld heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg er voor gekozen om de doelgroep niet te beperken en kan aan iedere inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar een inburgeringsvoorziening worden aangeboden.

Artikel 5 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • ·

    kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • ·

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid en/of het opvoeden van kinderen.

  • ·

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij de Regeling inburgering. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, dient de inburgeringsvoorziening daarop te worden afgestemd.

Dit beginsel is vastgelegd in het tweede lid van dit artikel.

Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, derde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wi bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld voor een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, Wi). Het college is verantwoordelijk voor het vaststellen van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, Wi). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening.

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, Wi)

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud-en nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid, Wi).

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, Wi).

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de eigen bijdrage achteraf in rekening wordt gebracht. Hierbij is bepaald dat de eigen bijdrage bij voorkeur ineens, en in maximaal 36 termijnen betaald dient te worden. Artikel 24, eerste lid, Wi maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een andere door de gemeente te verstrekken socialezekerheidsuitkering ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV

verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV

(artikel 24, tweede lid, Wi). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de

gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente,

en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Artikel 7 Verstrekken van een premie

De gemeente wil geen onnodige belemmeringen voor deelname aan het inburgeringsaanbod

opwerpen. De gemeente beloont daarom die inburgeringsplichtige die het traject doorlopenheeft en binnen de wettelijke termijn heeft deelgenomen aan het inburgerings- of staatsexamen, met een premie ter hoogte van de eigen bijdrage. Tevens komen personen die deelgenomen hebben aan een taalkennisvoorziening voor deze premie in aanmerking. Uitbetaling van de premie als genoemd in lid 1 van dit artikel vindt niet plaats dan door verrekening met de eigen bijdrage.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Het college stelt door middel van een intake vast of iemand inburgeringsplichtig is. De potentieel inburgeringplichtige moet zijn medewerking aan de intake verlenen. Hij wordt geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van niet meewerken.

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeraar de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeraar nauwkeurig moeten worden vermeld. De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid, Wi). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, Wi). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 6 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 Wi). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen. De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft ervoor gekozen niet de maximumbedragen te hanteren, maar lagere bedragen vast te stellen.

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de gedraging een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is.

De artikelen 9 en 10 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf beleid moeten ontwikkelen. In beleidsregels zal het college vastleggen hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordt in beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel verhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.

Artikel 12 Uitwerking beleidsregels

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 14 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.