Regeling vervallen per 01-01-2017

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Leidschendam-Voorburg 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Leidschendam-Voorburg 2015

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

gezien het voorstel van het college d.d. 4 november 2014;

(registratienummer raadsvoorstel 1245051; registratienummer raadsbesluit 1238643) ;

gelet op de artikelen 35 en 90 van de Wet op de lijkbezorging en de artikelen 108, 147 en 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van Leidschendam-Voorburg 2015.

HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    begraafplaatsen:

    • a.

      de algemene begraafplaats gelegen aan de Parkweg,

    • b.

      de algemene begraafplaats gelegen aan de Rodelaan (genaamd “Oosterbegraafplaats”) en

    • c.

      de algemene begraafplaats gelegen aan de Tuinenlaan (genaamd “algemene begraafplaats Noorthey”);

  • 2.

    stoffelijk overschot: lijk zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid sub a van de Wet op de lijkbezorging;

  • 3.

    particulier graf: een graf(kelder), waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot het laten:

    • a.

      begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten;

    • b.

      bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • c.

      verstrooien van as;

  • 4.

    keuzegraf: een particulier graf waarbij het graf gekozen kan worden uit graven die vervallen zijn aan de gemeente. Deze graven liggen over de begraafplaats(en) verspreid;

  • 5.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het laten begraven van stoffelijke overschotten;

  • 6.

    urnenkelder: een kelder, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

    • a.

      het laten bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • b.

      het inrichten van een gedenkplaats;

  • 7.

    particulier kindergraf: een graf, bestemd voor overleden kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot het laten:

    • a.

      begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten;

    • b.

      bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • c.

      verstrooien van as;

  • 8.

    algemeen kindergraf: een algemeen graf, waarin zijn begraven overleden kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar (deze graven worden niet meer uitgegeven);

  • 9.

    urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot het laten bijzetten en bijgezet houden van een asbus in een urn;

  • 10.

    plaats op urnenheuvel: een plaats op één van de urnenheuvels waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

    • a.

      het plaatsen en geplaatst houden van een urn boven de grond;

    • b.

      het plaatsen van een ander gedenkteken;

  • 11.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • 12.

    asbus: een afgesloten bus die de as van een overledene bevat;

  • 13.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • 14.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf of gedenkplaats. Hieronder worden, voor zover van belang, ook verstaan, bovengronds geplaatste urnen;

  • 15.

    gedenkboom: monument waarop een herinneringsplaatje bevestigd kan worden;

  • 16.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

  • 17.

    rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een (uitsluitend) recht is verleend op een particulier graf, keuzegraf, particulier kindergraf, urnenkelder, urnennis of plaats op een urnenheuvel;

  • 18.

    contactpersoon: de natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht heeft gegeven voor het begraven van een stoffelijk overschot in een algemeen graf, dan wel degene die in zijn plaats is getreden;

  • 19.

    vergunninghouder: de rechthebbende of contactpersoon aan wie het college een schriftelijke vergunning heeft verleend voor het hebben van grafbedekking;

  • 20.

    grafveld: een daarvoor bestemd gedeelte van de begraafplaats waarbinnen een aantal algemene graven is gelegen;

  • 21.

    college: college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Uitbreiding begrip particulier graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder particulier graf mede verstaan: particulier kindergraf, urnenkelder, urnennis, een plaats op een urnenheuvel en keuzegraf.

Artikel 3 Toezicht en beheer

De begraafplaatsen staan onder toezicht van het college. Een door het college daartoe aangewezen ambtenaar is belast met het beheer ervan.

HOOFDSTUK II OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 4 Openstelling begraafplaats(en)

  • 1. De begraafplaatsen zijn dagelijks toegankelijk van 07.00 uur tot 19.00 uur in de maanden november tot en met maart en van 07.00 uur tot 21.00 uur in de maanden april tot en met oktober.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 5 Ordemaatregelen

  • 1. Het is verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats(en) te verrichten.

  • 2. Het is verboden zonder uitdrukkelijke toestemming van de beheerder met motorrijtuigen anders dan scootmobielen, of bespannen voertuigen op de begraafplaatsen te rijden,anders dan voor een begrafenis. Het is niet toegestaan sneller te rijden dan 10 km per uur.

  • 3. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) moeten verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 4. Degenen die zich niet aan de in het derde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten de begraafplaats op eerste aanzegging van de beheerder verlaten.

  • 5. Bij overtreding van een of meer voorschriften opgenomen in dit artikel en/of artikel 4, derde lid, kan aan de overtreder door het college voor bepaalde tijd de toegang tot de begraafplaats(en) worden ontzegd.

Artikel 6 Bijzondere plechtigheden

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats(en) moeten zes werkdagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan een plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 7 Opgravingen en ruimen

Het opgraven van stoffelijke overschotten en het ruimen van graven is alleen toegestaan als daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast. Het college kan, met inachtneming van het voorgaande, voorschriften geven betreffende opgravingen en ruimen.

HOOFDSTUK III VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 8 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene, die wil laten begraven, as wil laten bijzetten of as wil laten verstrooien, geeft daarvan schriftelijk kennis aan de beheerder. De beheerder moet deze kennisgeving en eventuele wijzigingen daarop, uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag, voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, hebben ontvangen. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Wanneer de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet dat zo tijdig mogelijk aan de beheerder worden meegedeeld.

  • 2. De kist of ander omhulsel van het stoffelijk overschot, de asbus of de urn moet bij aankomst op de begraafplaats zijn voorzien van een duurzaam identiteitskenmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

  • 3. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, of het bovengronds plaatsen of verplaatsen van asbussen en urnen, en het bedienen van de hulpmiddelen, mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder.

Artikel 9 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1. Het gebruik van de aula, de koffiekamer, de muziekinstallatie en het orgel moet bij de beheerder aangevraagd worden. Deze moet de bevestiging van de aanvraag uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt schriftelijk of per fax hebben ontvangen. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

  • 2. Bij gebruik van het orgel zijn de diensten van de organist steeds inbegrepen. Gebruik van het orgel kan alleen op de dag van de telefonische reservering nog worden ingetrokken.

  • 3. De ruimten en de muziekinstallatie en het orgel staan per plechtigheid gedurende een vooraf te bepalen tijdsduur, in eenheden van een half uur, ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 10 Over te leggen stukken

  • 1. Begraving van een stoffelijk overschot of bezorging van as mag alleen plaatsvinden als van tevoren het verlof tot begraven of de crematieverklaring is afgegeven aan de beheerder.

  • 2. Als de begraving van een stoffelijk overschot of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, moet een machtiging daartoe aan de beheerder worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, als deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting van een stoffelijk overschot in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de dan nog resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke grafrusttermijn.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op hele jaren.

  • 5. De beheerder onderzoekt de overgelegde stukken op volledigheid en juistheid.

Artikel 11 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. Op werkdagen is de tijd van begraven en het bezorgen van as van 09.00 uur tot 15.00 uur.

  • 2. Op zaterdagen is de tijd van begraven en het bezorgen van as van 09.00 uur tot 13.30 uur.

  • 3. Op zon- en feestdagen vinden geen begravingen of asbezorgingen plaats.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid afwijken.

  • 5. Als tijdstip van begraven en/of het bezorgen van as wordt aangemerkt het tijdstip waarop het stoffelijk overschot of de as van de overledene voor de begraving of asbezorging op de begraafplaats arriveert.

HOOFDSTUK IV INDELING EN UITGIFTE DER GRAVEN

Artikel 12 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven;

    • b.

      keuzegraven met reserveringsmogelijkheid;

    • c.

      particuliere kindergraven;

    • d.

      urnenkelders met reserveringsmogelijkheid;

    • e.

      urnennissen met reserveringsmogelijkheid;

    • f.

      plaatsen op een urnenheuvel met reserveringsmogelijkheid.

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel stoffelijke overschotten en hoeveel asbussen met of zonder urnen kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as op of in die graven kunnen plaatshebben. Het bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 13 Aantal overledenen in algemene graven

Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel stoffelijke overschotten er kunnen worden begraven in de algemene graven. Het bepaalt tevens de afmetingen en uitgifteduur van de algemene graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 14 Volgorde van uitgifte

De particuliere graven, particuliere kindergraven en algemene graven worden slechts voor directe begraving en in door of namens het college bepaalde volgorde uitgegeven. De urnennissen, urnenkelders, plaatsen op een urnenheuvel en keuzegraven worden door of namens het college uitgegeven op de daarvoor bestemde gedeelten van de begraafplaats, waarbij een keuze kan worden gemaakt. Deze keuze wordt direct omgezet in een reservering.

Artikel 15 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 16 Termijnen particuliere graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een particulier graf of een keuzegraf, dan wel voor de tijd van tien of twintig jaar voor een particulier kindergraf, een en ander tegen betaling van het daarvoor verschuldigde recht. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particulier graf is uitgegeven of het keuzegraf is uitgegeven of gereserveerd.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf, tien of twintig jaren, mits de beheerder de schriftelijke aanvraag daarvoor binnen twee jaar vóór het verstrijken van de lopende termijn heeft ontvangen. De verlenging gaat in op het moment dat bestaande recht zou aflopen, een en ander tegen betaling van het op dat tijdstip verschuldigde recht.

  • 3. Het college verleent, voor zover de bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen in te dienen aanvraag, voor de tijd van vijf jaar het recht op een urnenkelder, een plaats op een urnenheuvel of een urnennis, een en ander tegen betaling van het daarvoor verschuldigde recht. De termijn begint te lopen op de datum waarop de urnenkelder, de plaats op een urnenheuvel of de urnennis is uitgegeven of gereserveerd.

  • 4. Het in het derde lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf jaar, mits de beheerder de schriftelijke aanvraag daarvoor binnen twee jaar vóór het verstrijken van de lopende termijn heeft ontvangen. De verlenging gaat in op het moment dat bestaande recht zou aflopen, een en ander tegen betaling van het op dat tijdstip verschuldigde recht.

Artikel 17 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf toestemming verlenen tot het daarin voor eigen rekening laten aanbrengen van een grafkelder in overeenstemming met de door het college te stellen voorschriften.

Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het particulier graf worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon, mits deze een belang kan aantonen met de overledenen in het graf. De aanvraag hiertoe moet binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende worden gedaan.

  • 3. Als na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het particulier graf te laten vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn kan het college het particulier graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

  • 5. Als op grond van dit artikel het recht op een particulier graf is overgeschreven op naam van een nieuwe rechthebbende, wordt een eventueel verleende vergunning voor het hebben van grafbedekking op naam gesteld van de nieuwe rechthebbende.

Artikel 19 Afstand doen van graven

  • 1. Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen van het recht op het particulier graf. Het recht vervalt dan aan de gemeente. Het college bevestigt de ontvangst van de afstandsverklaring schriftelijk.

  • 2. Indien de wettelijke termijn van grafrust nog niet is verstreken, kan alleen afstand worden gedaan van het recht op het particulier graf als de onderhoudskosten van de gehele wettelijke termijn van grafrust zijn of worden voldaan.

Artikel 20 Sluiting van graven

Vervallen.

Artikel 21 Einde van de grafrechten

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 19 vervallen de grafrechten:

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      op het tijdstip, waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 18, derde lid kan het college de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      als de betaling van het daarvoor verschuldigde recht en/of de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht, ondanks een schriftelijke aanmaning, niet binnen 8 weken na dagtekening van de aanmaning is geschied;

    • b.

      als de rechthebbende ondanks een schriftelijke aanmaning in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting binnen een redelijke termijn na te komen of daarmee in strijd handelt.

    • c.

      als het adres van de rechthebbende niet bekend is en deze niet binnen een jaar reageert op een oproep op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats en mededeling bij het graf om contact op te nemen met de beheerder van de begraafplaats.

  • 3. Wanneer grafrechten zijn vervallen vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

HOOFDSTUK V GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 22 Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college. De vergunning kan alleen worden verleend aan de rechthebbende van een particulier graf of de contactpersoon van een algemeen graf.

  • 2. Over de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard, de afmetingen, het gewicht en duurzaamheid van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 3. Het college zal de vergunning weigeren als niet wordt voldaan aan de door hem vastgestelde nadere regels.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van de door hem vastgestelde nadere regels.

  • 5. Het college zal de vergunning weigeren als:

    • a.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • b.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • c.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

Artikel 23 Verplichtingen vergunninghouder betreffende het aanbrengen en onderhoud van grafbedekking

  • 1. Het (laten) plaatsen of aanbrengen van grafbedekking geschiedt door of in opdracht van de rechthebbende of contactpersoon. Hierbij moeten de aanwijzingen van de beheerder van de begraafplaats in acht worden genomen. Het plaatsen van een gedenkteken mag uitsluitend geschieden door een erkend steenhouwer in opdracht van de rechthebbende of contactpersoon. Deze verplichting geldt ook als de rechthebbende of contactpersoon niet de eigenaar is van het gedenkteken.

  • 2. Bij beëindiging of afstand van de rechten moet de rechthebbende of contactpersoon de eigenaar van het gedenkteken op de hoogte stellen. Met toestemming van de rechthebbende of contactpersoon kan de eigenaar het gedenkteken op komen halen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid mag het plaatsen van bovengrondse urnen uitsluitend gebeuren door het personeel van de begraafplaats in opdracht van de rechthebbende.

  • 4. Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van grafbedekking komen voor rekening van de rechthebbende of contactpersoon.

  • 5. De rechthebbende is verplicht de grafbedekking goed te onderhouden. Onder dit onderhoud wordt in ieder geval begrepen: het rechtzetten, herstellen, vernieuwen, verven of bijkleuren van de grafbedekking; het verven van opschriften; het regelmatig snoeien van winterharde gewassen en het verwijderen van dode beplanting. Deze verplichting geldt ook voor de rechthebbende als hij/zij niet zelf de eigenaar is van het gedenkteken.

  • 6. Op algemene graven kan slechts grafbedekking worden aangebracht als het graf vol is.

  • 7. Het is niet toegestaan losse voorwerpen van glas of een ander breekbaar materiaal op een graf te leggen. Deze voorwerpen zullen direct door de beheerder worden verwijderd zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 8. De rechthebbende of contactpersoon, ongeacht of hij/zij de eigenaar van het gedenkteken is, is verplicht een beschadiging aan de grafbedekking op aanschrijven van het college te herstellen als de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of dat de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

  • 9. Als door een ondeugdelijk geworden constructie van de grafbedekking een gevaarlijke situatie ontstaat, kan het college direct maatregelen treffen voor rekening van de rechthebbende.

  • 10. Als binnen twee maanden na de dag van aanschrijven als bedoeld in het achtste lid geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering en/of vernietiging van de grafbedekking over te gaan. Voor deze handeling kan de gemeente niet aansprakelijk worden gesteld, onverlet het recht van het college tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of contactpersoon over te gaan.

Artikel 24 Tijdelijke grafbedekking/grafmarkering

Gedurende ten hoogste een jaar na de datum van begraven mag een tijdelijke grafbedekking of grafmarkering bij het graf worden geplaatst en behouden. Na afloop van die periode wordt deze door de beheerder verwijderd.

Artikel 25 Grafbedekking en schade

  • 1. De grafbedekking wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of de contactpersoon te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vorst, wateroverlast, bliksem, ontploffing, molest, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van grafbedekking ten behoeve van een bijzetting en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of de contactpersoon. Hij/zij dient met de eigenaar van de steen, als hij/zij dat zelf niet is, tot een overeenkomst te komen.

  • 2. Het college is bevoegd een grafbedekking voor zijn rekening en risico tijdelijk weg te nemen, als dit voor het beheer en/of onderhoud van de begraafplaats noodzakelijk is.

Artikel 26 Nietblijvende grafbeplanting

Nietblijvende beplantingen op een graf die naar het oordeel van de beheerder in een verwaarloosde staat verkeren, kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.

Artikel 27 Intrekken en vervallen van vergunning grafbedekking

  • 1. Het college kan de vergunning intrekken:

    • a.

      als ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      als de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • c.

      als de vergunninghouder de verplichtingen, zoals neergelegd in artikel 23 niet nakomt of daarmee in strijd handelt;

    • d.

      als de houder daarom verzoekt.

  • 2. De vergunning vervalt van rechtswege op het moment dat de graftermijn is verstreken.

Artikel 28 Verwijdering grafbedekking

  • 1. Onverlet het gestelde in artikel 23, negende en tiende lid kan de grafbedekking door of vanwege het college worden verwijderd:

    • a.

      na het verstrijken van de graftermijn;

    • b.

      na intrekking van de vergunning;

    • c.

      als niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de vergunning;

    • d.

      bij het ontbreken van een vergunning.

  • 2. Grafbedekking kan gedurende een maand voor het vervallen van een grafrecht of het verstrijken van de graftermijn door respectievelijk de rechthebbende of contactpersoon (of in hun opdracht door de eigenaar) van het graf worden verwijderd. Na het verstrijken van deze termijn kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

  • 3. Ingeval een vergunning wordt ingetrokken, stelt het college een redelijke termijn aan rechthebbende of contactpersoon waarbinnen de grafbedekking dient te worden verwijderd. Na het verstrijken van deze termijn kan de rechthebbende, contactpersoon of eigenaar geen aanspraken hierop doen gelden.

  • 4. Ingeval de grafbedekking niet voldoet aan de voorwaarden van de vergunning, stelt het college een redelijke termijn aan de rechthebbende of contactpersoon waarbinnen de grafbedekking in overeenstemming met de voorwaarden van de vergunning moet zijn gebracht.

Artikel 29 Onderhoud door de gemeente

  • 1. Het college draagt zorg voor het algemene onderhoud van de begraafplaats.

  • 2. Het college kan, op verzoek van een rechthebbende of contactpersoon dan wel als geen gevolg wordt gegeven aan de aanschrijving als bedoeld in artikel 23, lid 8, onderhoud uitvoeren op of om een graf. In dat geval worden de kosten in rekening gebracht bij de rechthebbende of contactpersoon op grond van de in dat jaar vastgestelde tarieventabel behorende bij deze verordening.

HOOFDSTUK VI RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 30 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Ruimen van algemene graven wordt een jaar van tevoren aangekondigd met

  • - een bord bij de graven;

  • - een bericht op het informatiebord bij de ingang;

  • - een bericht in de plaatselijke krant;

  • - een brief aan de contactpersonen (als hun adres bekend is) van de overledenen die daar begraven liggen.

  • 2. Ruimen van een particulier graf vindt plaats, nadat de grafrechten zijn vervallen aan de gemeente.

  • 3. De contactpersoon van een overledene die begraven is in een algemeen graf kan gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraven of cremeren. Herbegraven kan in een particulier graf op dezelfde of een andere begraafplaats. Het is niet mogelijk de overblijfselen te laten herbegraven in een algemeen graf op een van de drie begraafplaatsen zoals bedoeld in artikel 1 sub 1.

  • 4. De bij de ruiming van het graf of grafveld nog aanwezige overblijfselen van stoffelijke overschotten worden begraven en as wordt verstrooid op een van de daarvoor bestemde gedeelten van de begraafplaatsen. De rechthebbende op een particulier graf kan voor het verstrijken van de graftermijn bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen samen te laten voegen en deze weer in dezelfde grafruimte terug te laten plaatsen of om deze elders opnieuw te laten begraven. Het is niet mogelijk de overblijfselen te laten herbegraven in een algemeen graf op een van de drie begraafplaatsen zoals bedoeld in artikel 1 sub 1.

HOOFDSTUK VII INSTANDHOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 31 Lijst

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK VIII INRICHTING REGISTER

Artikel 32 Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven stoffelijke overschotten en de bezorgde as.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

HOOFDSTUK IX SLOTBEPALINGEN

Artikel 33 Overgangsbepaling

  • 1. Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de verordening genoemd in artikel 35, blijven, als en voorzover het onderwerp waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening, van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordening bedoeld in artikel 35, blijven - als en voorzover de bepalingen op grond waarvan deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3. Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4. Als voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 35, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.

  • 5. De verplichtingen die voortvloeien uit de ingevolge artikel 35 ingetrokken verordening, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

Artikel 34 Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4 en 5 wordt bestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van artikelen 4 en 5 van de verordening kan worden bestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 35 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Op de datum dat deze verordening in werking treedt vervalt de `Verordening op het beheer en het gebruik van gemeentelijke begraafplaatsen van Leidschendam-Voorburg 2010´ van rechtswege.

Artikel 36 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Leidschendam-Voorburg 2015’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg van 9 december 2014.
de griffier, de voorzitter
mr. G.A. van Egmond, drs. J.W. van der Sluijs,

Toelichting

Inleiding

In 2010 is de “Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaat­sen van Leidschendam-Voorburg 2010” (verder: de Beheersverordening) vastgesteld. Dat gebeurde naar aanleiding van een wijziging op Wet op de lijkbezorging. Sindsdien is gebleken dat enkele bepalingen niet overeenstemmen met de praktijk, dan wel verduidelijking of aanvulling behoeven. Deze bepalingen zijn in deze nieuwe verordening aangepast.

 

De verordenende bevoegdheid

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verorde­ningen door de raad worden vastgesteld, voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die hij in het belang van de ge­meente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet duali­sering gemeentebestuur zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de be­voegdheden van de Gemeentewet ge­concentreerd bij het college en zijn kaderstel­lende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt. De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op ar­tikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de ge­meente gelegen­heid moet geven tot begraven.

Gemeentelijk begraafplaatsbeleid

  • 1.

    Inleiding De Beheersverordening bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding van en de dienstverlening op de gemeentelijke be­graafplaat­sen. Hieronder gaan wij wat verder in op een aantal van die regels.

  • 2.

    Gemeentelijke verantwoordelijkheid en regelgeving Burgers zijn vaak emotioneel betrokken met de begraafplaatsen en alles wat daar gebeurt. Daarom is het belangrijk de rechten en verplichtingen dui­delijk vast te leggen. Het uitgangspunt daarbij is dat de procedures kort wor­den gehouden en dat overbodige regelgeving achterwege blijft. De contacten met burgers lopen zoveel mogelijk via de beheerder. Hij neemt ook diverse aanvragen in ontvangst. De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaatsen is verge­lijkbaar met de verantwoordelijkheid die zij heeft voor andere collectieve voor­zieningen zoals parken en fietspaden. Verschillende aspecten van begraaf­plaatsen vragen in bestuurlijk opzicht echter om een eigen aanpak. De verordening noemt een aantal mogelijke voorzieningen, zoals algemene en particuliere graven, bestemmingen voor as en gedenkplaatsen. Op die manier komt de gemeente tegemoet aan de behoeften die de samenleving vraagt in ver­band met het bezorgen van de doden. In de verordening is vast­gelegd dat de ge­meente in beginsel bereid is die voorzieningen binnen haar grondgebied te treffen. Dat hoeft niet altijd in te houden dat alle voorzieningen ook daadwerkelijk op elk van de gemeentelijke begraafplaatsen aanwezig moeten zijn.

  • 3.

    Ordemaatregelen Op de begraafplaatsen moet orde, rust en netheid bestaan. De Beheersveror­de­ning bevat dan ook voorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik ma­ken. Dat kunnen onder meer bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steen­houwers zijn. Wie zich niet gedraagt volgens de aanwijzingen van de beheerder kan de toegang tot de begraafplaatsen worden ontzegd. Overtre­ding van de orde­bepalingen is strafbaar. Zo nodig kan de politie optreden en proces-verbaal opma­ken. Er is uitdrukkelijk bepaald dat bij het opgraven van stoffelijke overschotten of bij ruiming van een of meer graven niemand anders aanwezig mag zijn dan de per­sonen die met die werkzaamheden zijn belast.

  • 4.

    Verplichte verlenging Het komt regelmatig voor dat in particuliere graven begravingen plaatsvinden betrekkelijk kort voordat de termijn van uitgifte afloopt. Voor die gevallen is vastgelegd dat dan gelijktijdig de termijn van uit­gifte moet worden verlengd zodat deze tenminste gelijk is aan de wettelijke termijn van graf­rust.

  • 5.

    Overboeking van een particulier graf Het recht op een particulier graf wordt verleend door een persoonsgebonden be­schikking van het college. De aanvrager krijgt daarmee het uitsluitend recht om in dat graf te laten begraven, asbussen te laten bijzetten of as te laten verstrooien. Dat recht kan hij niet verkopen. Het recht kan wel op verzoek van de rechtheb­bende worden overgedragen.

  • 6.

    Voorschriften grafbedekking Om te voorkomen dat er gevaarlijke of arbeidsintensieve situaties ontstaan of dat het aanzien van de begraafplaats rommelig wordt moeten er regels zijn waaraan grafbedekking moet voldoen. De invulling van deze regels be­rust bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 7.

    Verplicht onderhoud Op grond van de Beheersverordening berust het algemeen onderhoud van de be­graafplaatsen bij de gemeente. De gemeente zorgt ook voor het een maal per jaar schoonhouden van de gedenktekens en voor het algemene onder­houd van de be­graafplaats. Het aanzien van de begraafplaatsen kan op deze manier gewaar­borgd blijven. De gemeente verhaalt de kosten van dit onder­houd op de rechtheb­benden via het verschuldigde onderhoudsrecht. Daarnaast zijn de rechthebbenden verplicht hun grafbedekkingen goed te on­der­houden en zo nodig te herstellen. Als er sprake is van verwaarlozing kan de be­heerder van de begraafplaats de rechthebbende of de contactpersoon daarop aanspreken. Zo nodig kan hij hem sommeren om de gebreken aan de grafbedek­king te herstellen. Als hier geen gevolg aan wordt gegeven, kan het college dit zelf doen. Het is ook mogelijk dat de rechthebbende of contactpersoon aan het college verzoekt om onderhoud te plegen op of om het graf. In beide gevallen worden de kosten bij de rechthebbende of contactpersoon in rekening gebracht.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

Dit artikel bevat de definities. De definities zijn, waar nodig, aangepast. De definitie van algemeen kindergraf maakt duidelijk dat geen algemene kindergraven meer worden uitgegeven. De verordening is wel van toepassing op de bestaande algemene kindergraven.

Artikel 2.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 3.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 4.

Het derde lid is opgenomen om de aanwezigheid van personen die zich op de be­graaf­plaats bevinden buiten de uren dat deze is opengesteld voor bezoekers straf­baar te kun­nen stellen.

Artikel 5.

Steenhouwers en hoveniers moeten er zich steeds van bewust zijn dat hun werk­zaamhe­den storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaart­plechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te kunnen verrichten moet vlot gegeven kunnen worden. Daarom is er voor gekozen dat het college het verlenen van die toestemming, onder behoud van zijn eigen verantwoordelijkheid, in mandaat aan de be­heerder opdraagt. De beheerder heeft de bevoegdheid om personen weg te sturen als zij zich niet aan de re­gels houden of zijn aanwijzingen niet opvolgen. Dat geeft hem voldoende be­voegdheden om op te treden tegen ongewenste activiteiten.

Artikel 6.  Dit artikel is bedoeld om plechtigheden ordelijk te laten verlopen. Door de verplichting om de plechtigheid zes werkdagen tevoren te melden kan worden voorkomen dat de plechtig­heid samenvalt met een begrafenis. Volgens de wet moet een begrafenis ui­terlijk op de zesde werkdag na het overlijden plaatsvinden. Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan kunnen het ka­rakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester op grond van de Wet openbare manifestaties (wet van 20 april 1988, Stb. 1988, 157) en de mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen, zoals artikel 2.3 van de APV.

Artikel 7. 

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en bij het ruimen van graven maakt dat het bezwaarlijk is om anderen daarbij aanwezig te laten zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een bepaling op grond waarvan derden kunnen worden geweerd.

Artikel 8.

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf of op een afzonderlijke plaats op een begraafplaats, zoals een urnenkelder, urnennis of een plaats op de urnenheuvel. Bij het begraven van een lijk binnen 36 uur na het overlijden is omwille van de urgen­tie uit­sluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk.

Artikel 9.

Dit artikel bevat een aantal voorschriften dat een goed en doelmatig gebruik van de ge­bouwen, muziekinstallatie en het orgel bevordert.

Artikel 10.

De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. In aanvulling hierop is het gewenst dat de beheerder van de begraaf­plaats een eigen bevoegdheid krijgt om medewerking aan het begraven te weigeren wan­neer niet aan de wettelijke eisen is voldaan. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als het verstrooien. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het graf mag worden bijgezet (lid 2). De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Deze termijn is gesteld op tien jaar nadat in het desbetreffende graf een stoffelijk overschot is bijge­zet.

Artikel 11.

De wet schrijft voor dat elke dag, met uitzondering van zondagen en algemeen erkende feestdagen, gedurende een redelijke tijd kan worden begraven. De gemeente moet bij ver­ordeningen aangeven op welke tijdstippen begraven mogelijk is. Er is voor gekozen het begraven op zondagen en algemeen erkende feestdagen niet toe te staan. In bijzondere gevallen kan het college begraven op die dagen toch toe­staan. Een dergelijk bijzonder geval kan zich bijvoorbeeld voordoen als de burge­meester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven. Om misverstanden uit te sluiten is het tijdstip van begraven en / of het bezorgen van as hier nader gedefinieerd.

Artikel 12.

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzie­ningen op de begraafplaatsen.

Artikel 13.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 14.

Als algemene lijn geldt dat een graf wordt uitgegeven volgens de volgorde van lig­ging. Bij keuzegraven, urnennissen, urnenkelders en plaatsen op de urnenheuvel kan daarvan worden afgeweken.

Artikel 15.

Een indeling in categorieën maakt het mogelijk verschillende regels vast te stellen voor de grafbedekking op de graven die liggen op de verschillende delen van de be­graafplaatsen.

Artikel 16.

Het eerste lid is opgenomen omdat sommige rechthebbenden ten onrechte denken dat de termijn van uitgifte pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzet­ting. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lo­pende termijn verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Uiterlijk een jaar voordat de termijn van uitgifte afloopt stuurt de beheerder daarover bericht aan het adres van de rechthebbende, zoals dat in de administratie bekend is. Komt daarop niet binnen drie maanden een reactie, dan moet dat op grond van de wet be­kend gemaakt worden bij het desbetreffende graf en bij de ingang van de begraaf­plaats. Die bekendmaking moet daar blijven tot aan het einde van de termijn van uit­gifte.

Artikel 17.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 18.

Het is gewenst dat er na het overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechtheb­bende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en eventu­ele grafbe­dekking en voor de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Deze bepaling stelt een termijn van zes maanden. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid kan worden gehanteerd. Het verdient aanbeveling de overschrijving van het uitsluitend recht schriftelijk aan de nieuwe rechthebbende kenbaar te maken.

Artikel 19.

Dit artikel stelt buiten twijfel dat een rechthebbende afstand van het uitsluitend recht kan doen. Als de grafrusttermijn nog niet is verstreken, kan alleen afstand worden gedaan indien de onderhoudskosten voor de gehele grafrusttermijn zijn of worden voldaan.

Artikel 20.

Dit artikel is vervallen. Het artikel was overgenomen uit een oude modelverordening van de VNG, waarvan toepassing strijdig kan zijn met de wet en tot onduidelijkheid leidt.

 

Artikel 21.

Deze bepaling is opgenomen om duidelijk vast te leggen wanneer grafrechten komen te vervallen. Het tweede lid maakt duidelijk dat ook het niet nakomen van de financiële en andere ver­plichtingen door de rechthebbende ertoe kan leiden dat de grafrechten vervallen worden verklaard. De rechthebbende heeft ook de verplichting om een wijziging van zijn adres door te geven. Als niet aan die verplichting is voldaan, wordt de rechthebbende gedurende een jaar opgeroepen om contact op te nemen met de beheerder. Het grafrecht vervalt als de rechthebbende niet binnen een jaar op de oproep heeft gereageerd. Het derde lid betreft de financiële afhandeling in het geval van het vervallen van graf­rech­ten.

Artikel 22.

Het vereiste van vergunning geldt voor de grafbedekkingen op zowel algemene als parti­culiere graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaal­keuze aan bepaalde minimale eisen moeten voldoen. Deze eisen worden verder uitge­werkt in nadere regels. Het college stelt die vast. Het vereiste van ver­gunning omvat het gedenkteken en eventuele winterharde beplantingen.

Artikel 23.

Dit artikel regelt wie als opdrachtgever optreedt voor het aanbrengen van grafbedek­king en wie die grafbedekking mag plaatsen. De kosten die met het aanbrengen, herstellen of vernieuwen zijn gemoeid komen voor re­kening van de rechthebbende, respectievelijk de contactpersoon. Deze is er ook verant­woordelijk voor dat de grafbedekking goed wordt onderhouden. Dit artikel regelt ook de publiekrechtelijke bevoegdheid van het college om de recht­heb­bende of contactpersoon, die verantwoordelijk is voor de grafbedekking, aan te schrijven om de nodige maatregelen te treffen om de kwaliteit van de grafbedekking te waar­borgen. Als geen gevolg wordt gegeven aan de aanschrijving heeft het college de bevoegdheid de grafbedekking te verwijderen en de kosten op de rechthebbende of contactpersoon te ver­halen. De aansprakelijkheid van de gemeente wordt hierbij uit­drukkelijk uitgesloten.

Artikel 24

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 25.

De aanwezigheid van de grafbedekking is volledig voor rekening en risico van de rechthebbende of contactpersoon. Alle eventuele schade is voor diens rekening. Het college kan de grafbedekking tijdelijk wegnemen in het belang van het beheer en onderhoud van de begraafplaats. De kosten zijn dan voor de gemeente.

 

Artikel 26.

In verband met het aanzien van de begraafplaats moet de beheerder verwaarloosde eenja­rige beplanting en verwelkte bloemen en dergelijke direct kunnen verwijderen zonder voor­afgaande aanschrijving.

Artikel 27.

Dit artikel regelt de gevallen waarin het college kan overgaan tot het intrekken van de ver­gunning. De vergunning vervalt in ieder geval op het moment dat de graftermijn verstrijkt.

Artikel 28.

De grafbedekking kan worden verwijderd na het verstrijken van de graftermijn of het intrekken van de vergunning of als niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de vergunning of als een vergunning ontbreekt. De rechthebbende of contactpersoon krijgt gedurende een be­perkte periode de gelegenheid de grafbedekking zelf te (laten) verwijderen.

Artikel 29.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 30.

Dit artikel regelt de gang van zaken rond ruimen van graven en de mogelijkheden van her­begraven.

Artikel 31.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 32.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 33.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 34.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 35.

Dit artikel spreekt voor zich.